Alkmaarsche Courant
De Kluizenaar van Far-End
FEUILLETON.
Zaterdag 16 Augustus.
Geneeskundige brieren.
are. nrs
1924
Honderd Zes en Twlnftgste Jaargang.
HET EINDE DER GOEDE VORMEN.
(Van onzen Parijschen correspondent.)
(Nadruk verboden.)
Parijs, Augustus.
De hoffelijkheid is verdwenen, zoek ge-
raakt ergens in de loopgraven Misschien,
dat ge nog een restje ervan vindt in de pro-
vincie; in Parijs, helaas, zoekt men baar
ievergeefs. De snelheidsziekte heeft van de
meeste Parijzenaars Lomperds gemaakt, die
zich niet meer het oude lesje van Lafontaine
herinreren
Rien ne sert de courir,
II faut partir a point!
Het client nergens toe, hard te loopenleert
slechts op tijd te vertrekken. Op tijd vertrek-
ken. wie doet dat nog?Altijd en alles
op het laatste nippertje, en dan dringen en
hollen zonder op zijn medemenschen acht te
geve het brutale recht van den sterkste.
De sport, gelijk zij door de groote menigte
wordt misverstaan, is er ook niet onschuldig
aan. In plaats van de discipline in eere te
houden, welke er van de sport moet uitgaan,
loopt men elkander van de beenen met een
haastig en nonchalant: „Pardon!" Wie. zoo
iets zou durven te doen in het stadion zou
worden ged'iskwalificeerd en uitgejouwd, ja,
bont en blauw geslagen door het publiek. In
het maatschappelijk leven, in de groote stad,
schijnt het volmaakt geoorloofd te zijn, ja,
zelfs „bon ton".
Kracht en brutaalheid heerschen, op straat
zoowel als in den strijd om het bestaan.
Men gebruikt de ellebogen om op tijd op het
bureau te komen, op tijd aan den trein, op tijd
aan het dejeuner, enom zich omhoog te
wringen op den maatschappelijken ladder.
Het succes is voor de intriganten, die een
grooten mond opzetten en niet aarzelen den
mededinger een trap op zijn teenen te geven
om hem te handicappen. De werkelijke be-
gaaldheid, 't oprechte talent, die van nature
schuchter en bescheiden zijn, zij worden
naar den achtergrond gedrongen. „Demokra-
tie en goddeloosheid," zooals de groote Bol-
land gezegd heeft, doen het overige.
Het leven in de groote stad leidt onwille-
keurig tot slechte manieren. Laat nij, die op
de vijfde verdieping van de Galeries Lafayet
te moet zijn, maar eens wachten tot alle da
mes een plaats in de lift hebben gevonden.
Over een week staat hij er nog, en alleen zijn
portefeuille is hem ontroldIn onder-
grand-spoorweg, tram of autobus is het het-
zelfde. Het is vaak onmogelijk, hoffelijk te
zijn Hij die in Parijs overal deze deugd zou
widen betrachten, zou een komische roman-
figuur, een droevig belachtelijke film-held in
den trant van Charlie Chaplin. Stel u eens
een Samuel Pickwick voor in deze dringende,
jachtende, sceptische wereidstad
Toch zou het nog te doen zijn, ook op
straat een „heer" te blijven. Maar het is zoo
gemakkelijk niet om het niet te zijn! Niemand
is het, om u heen; en dan (ook een groote fac
tor) heer of niet heer, niemand merkt het; ge
oogst geen dank of lof in het eene geval,
geen blaam in het andere. De belooning ligt
in u zelven; in uw gevoel van eigenwaarde,
dat bevredigd is. Doch niet voor ieder weegt
dit op tegen de materieele belooning, welke
ge uit het tekortschieten in beleefdheid halen
kunt: het 5 minuten eerder aan tafel zitten,
als ge honger hebthet nog juist voor het
sluitingsuur aan de bank komen, zoodat het
u bespaard blijft morgen nog eens weer er
heen te gaan; het vinden van een zitplaats,
wanneer ge moe en afgetobd zijt; het halen
van een trein, en niet anderhalf uur hoeven
te wachten in het weinig gastvrij station.
De Fransche hoffelijkheid, vroeger spreek-
woordelijk, vindt ge hier en daar nog binnens-
-huis, op straat merkt ge niets er van. Let
eens op: in een autobus of metro of cafe
de conducteur overhandigt een kaartje, de
kellner een consumptie, zelden of nooit hoort
ge „als-'t-u-blieft" of „dank-je".
In de kleeding ziet ge eenzelfde noncha-
lantheid. Wat vroeger schaamteloos, lomp
heette, is zelfs mode geworden: de heeren
houden in een scho'uwburgzaal den hoed op
en hun wande'stok bij zich; niemand peinst
er meer over, dames voor -te laten gaan; en
■het aanbieden van een plaats in overvolle
tram of spoorwegcope behoort tot die „over-
drevenheden", waarvoor de aanbieder ver-
goei'iikend als 'n boertie-van-buit-en wordt
door Margaret Pedler.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont.
6>
De groote zorgvuldigheid, waarmee tuin-
man en b-diende zijn bevekn uitvcerden, was
kenmerkend voor ieder een in Patrick Level''s
ddenst. Hoewel hij al zeven jaar een min of
meer hulpelooze invalide was, had hij toch
nooit de teugels uit handen gegeven. Hij was
evenzeer heer en meester cp Barrow Court
als hij dat geweest was in de goede tijden
van vroeger, toen geen dag jagen hem te lang
geen jachtrit met de honden hem te snel was.
Hij zat kaarstc-cht in zijn rolsloel, een
knap welverzorgd cud aristocraat. Hij was
gladgeschoren, had alleen een kortcn, gesoig-
neerden knevel, grijzend evenals zijn haar;
het gelaat had die wasachtige bleekheid, die
set bewijs is van een slechte gezendheid; bet
was doorplpegd met diepe rimpels, die hem
■>uder deaen schijnen dan zijn zestig jaren.
Zijn levendige blauwe oogen waren buitenge-
voon helder en doordringendmisschien ga-
ren die, en ook de vastberaden, hoeldge kin
le verkl'aring van het fcit, dat hij onvoor-
vaardelijk en stipt gehoorzaamd werd.
„Goeden morgen, eompje!" Sara boog zich
•oorover cm hem een kus te geven, terwijl
!e bedienden zacht de kamer uitgingen.
Patrick Lovell zete zijn monocle in het oog
sn keeft haar bedaard aan.
„Je ziet er een beetje verwaaid uit", merkte
>lj op, „letterlijk en figuurfijk verwaaid."
Zij lachte en streek achteloos met de hand
'feet zwarc, itenkere ha^p v^n ha^r vodtjidpfd.,
aangezlen, zoo hij nietals een insolent
hof-maker wordt beschouwd! In een tamelijk
duur en sjiek restaurant zag ik dezer dagen,
toen't nog al warm weer was, een heer
zijn jas uittrekken en in zijn hemdsmbuwen
eten! (Ik ken menschen, die zich zouden
geneeren, het bij hen thuis te doen!)
Een typisch staaltje hoezeer de menschen
den eerbied, verschuldigd aan rang, verloren
hebben, zagen we in Versailles bij de presi
dentverkiezing. Bij den ingang voor de alf
gevaardigden, senatoren en ministers stonden
twee zaalwachters opgesteld van den Quai
d'Orsay. Men moet zclf er bij geweest zijn,
om zich een voorstelling te vormen van de
walgelijke onbeschotheid van deze twee indi
viduen. Geen Kamerlid, geen minitser kon
passeeren of deze beide sinjeurs lanceerden
een brutale opmerking, eneen paar Se-
naatsleden, die naast de deur stonden te
praten, lachten hartelijk om al die gezegd-en
in plaats van de boden tot de orde te roepen.
Opmerkingen als: „5traks hoor je een krial,
dan is-'t-ie gebarsten!" (toen de vice-presi
dent van de Earner, Minister van Marine,
naar binnen ging) hadden een geweldig
succes.
De soldaat, die zijn kapitein voorbij gaat
met een hoefdknikjcde conducteur, die den
stations-chcf gemoedelijk een klap op den
schouder geeft; de kellned, die de hand reikt
aan een cale-bezoestkerde brievenbesteller,
die den directeur van het postkantoor voor
stelt samen „un coup de blanc" (een slok wit
ien wijn) te gaan cfinkenhet zijn straat-
tooneeltjes, welke ge dagelijks ziet, en waar-
over niemand meer zich verbaast. Verba-
zen? Men verbaast zich alleen nog ma;.r,
wanneer men zoo'n aansteller, zoo'n satyr
ontmoet, die in een voile tram zijn plaats af-
staat aan 'n dame. Ik zelf, ik moet bekennen,
dat ik besloten ben't nooit weer te probeeren,
sedert 'n dame, aan wie ik deze beleefdheid be-
wees, zichbcleedigd achtle. Zij dacht
ik geef het u in tienen te raden, en toch
zweer ik op mijn eer, dat het dc waarheid is
zij dacht, dat ik haar aanzag voor een pu
blieke vrouw!
Op het Elysee en op de diverse departemen
len hield men tot nu toe nog zooveel mogelijk
aan de goede vormen vast. Kwara er een
nieuwe bewindsman aan de Quai d'Orsay,
dan kregen eerst de beden instructies in dezen
trant: Nooit iemand tot me toelatcn; altijd
zeggen, dat ik er niet benme nimmer storen
tusschen twee cn vijfnooit aan mijn papieren
of paperasscn komen, zelfs niet om stof af te
nemen
De nieuwe minister kwam op't departe
ment, har.den in de zakken van zijn colbertje,
pijp in den mond; cn een bode vroeg:
Heidaar, vadertje, waar ga jij naar toe?
Naar de kamer van den ministerIk
ben de minister
Toen werden de kamerbewaarders bijeen-
geroepen om instructies te ontvangen:
Het eenige wat ik vraag is, dat jelui goed
mijn pijpen schoon houden.
Dc heer Dumesnil, minister van Marine, in
het kabinet Herriot, schadahseert al de oude,
ccrbiedwaardige ambten. ren en admiraals
do:;r overal zijn pijpje, met de mcest ordinaire
caooral gestopt, uit te kloppen. En een ander
schandaal was het in de pers, dat Herriot
naar Engeland vertrok in eert grijs colbert-
costuui.., in plaats van jaquette of gekleede
jas
Moreau vroeg, toen zijn beide beenen op
het slagveid moesten geamputeerd (chloro
form krnde men nog niet), om hem voor de
op 'ratio een lekker pijpje te stoppen, opdat
hij zich tijdens de behandeling niet zou verve-
len. Maarschalk Foch rookte een pijp en was
juist bezig het zand uit zijn laarzen te schud-
den, toen de Duitsche wapenstisltands-onder-
handelaars binnen kwamen.
Sinds Felix Faure hebben we op het Elysee
niet meer die strikte kleedingvoorschriften zien
nr.leven, welke zoo typisch en ik mag wel
zeggen zoo goed waren. Hier en daar
hoort men al mompelen, dat het eigenlijk „be-
spcttelijk" is, dat de voorzitter van Kamer en
Senaat in rok presideeren. Het een houdt ver-
b:jnd met het ander. Pijpjes rookende minis-
t rs, verwaarloozing van het decomm, zij zijn
een direct gevolg van de onhcffeliikheid en on-
ecrbiedigheid. Hot is mischien heel feodaal,
maar het doet mij vreemd, onaangenaam aan
in een bmicusen Louis XVI-sa'on nan dm
Quai d'Orsay een minister te zien, die „la
ripe au bee" daar de diploma.vn ontvangt.
Mm behorfi niot een o"l-id-r|ro^ireken hoveling
te zijn, om hieraan aanstoot te nemen.
Het je m'n foutisme" 'overwint ales, ook
de ergernis. Het is een stopwoordje gewor
den: ..ne "as 's°n faire" (zich noro'ens dik over
maken), een stopwoordje in den geest van
„Iik heb een avontuur gchad", antwoord-
de zij en begon het verhaal van haar ontmoe-
ting met Zwarten Brady. Toen zij aan het
oogenblik was gckomen, dat de man zijn ge-
weer afschoot, barstte Patrick i-os
„Die ellendige schurk! Die kerel zal bin
nen een paar dagen nog aan de galg komen
en het verdienen ook. 't Is een vlegel die
voor niets terugschrikt een gevaar voor
de hecle omgeving."
„Hij schoot alleen maar in de lucht om
mij bang te maken", legde Sara uit.
Haar oom keek haar zonderling aan.
,.En is hij daarin geslaagd?" vroeg hij.
Zij gaf hem een biik van verstandhouding.
„Ja, dat deed hij", zei ze ernstig. Maar
toen zij zag, dat Patrich Lovell's borstelige
wenkbrauwen zich fronsend samentrokken,
voegde zij er bij„maar hij heeft het niet
kurnen mcrken."
Het frensen veranderde in een glimlach.
„Dat is goed', was het tevreden antwoord.
„Het korn-t op't zelfde neer, ik was werke-
lijk bang", hield zij vol. „Ik draaide er heele-
maal van om, zooals dc meiden altijd zeg
gen. Ik gelcof niet. dat ik het prettig vind
het kwam er peinzend uit om een ge-
weer op mij gericbt te zien. Ben ik erg laf,
oom
„Nee, nichtje", er kwam even een flik-
kering in zijn oogen. Integendeel, ik zou
zeggen, dat de grootste moed juist bestaat in
zelfbeheersching, wanneer er gevaar dreigt
niet noodzakelifk in het feif, dat men geen
vrees kent. In dat laatste is eigenlijk niet
meer verdienste dan wanneer je je boferham
eet, als je hunger hebt."
„Mijn moed is dus van de opperste kwali-
teit geweest, merk ik", lachte Sara. „Dijc ge-
daffhte is sen troost",
het „mtschewo", dat fief oude Tsaren-rqk
naar den drommel geholpen heeft. Gelooft
men in dat tooverwoord, dan komt men ver,
wordt „un as". Ter vervanging van de hof
felijkheid heeft men dat tooverwoord uit de
loopgraven meegebracht. Ge hoort het over
al, in alle standien, in alle klassen, en het is
nog een ander mood woord, dat zelfs in
den dictionnaire van de Acadenrie werd' op-
genomen het is „bien rigolo".
Met den hoed in de hand komt men door
het gansche landmaar met je ellebogen
en een flinke dosis „ie m'en foutisme" breng
je het nog veel verder, zelfs tot aan den
Quai d'Orsay. Alleen verlies je: een van je
grootste charmes.
LEO FAUST.
Dat was het werkelijk, wanneer zoo'n ge-
zegde kwam uit den mond van Patrick Lo
vell, voor wien phycieke vrees iets ongekencls
was. Had hij geleefd in de dagen van de
Terreur, hij zou zeker zijn weg naar de guil
lotine zijn gegaan met diezelfde opgewekte,
goedmoedige heldhaftigheid, waarmee de
edelen van Frailkrijk hun kaarten neerwier-
pen en naar het schavot gingen met de glim-
lachende belofte aan hun medespelers, dat
het onderbroken spel in de wereld hiema-
maals verder gespeeld zou worden.
En toen Sara met Patrick was komen sa-
menwonen. een twaalftal jaren geleden, had
hij met alle kracht in haar jeugdigen geest
ingeprent een verachting voor elken vorm van
lafheid, moreele zoowel als physieke.
Het was niet altijd zonder mocite gegaan,
want Sara was een nerveus kind met een le
vendige verbeelding, die de grondoorzaak is
van zooveel, dat oppervlakkig als lafheid
wordt betiteld. Maar Patrick was altijd op
een verstandige manier te werk gegaan. Hij
was haar nooit lastig gevallen over gebrek
aan moedhij had eenvoudig als vanzelfspre-
kend beschouwd, dat zij haar zelfbeheersching
niet zou veriiezen.
Sara's gedadhten gingen terug naar een
voorval, dat in den eersten tijd van hun sa-
menwonen had plaats gegrepen. Zij had een
hevigen angst gehad bij het vensdhijmen van
een grooten buldog, die rondom het huis
mocht loopen en haar oom, die merkte hoe zij
doodsbenauwd het dier, dat er werkelijk wel
angstaanjagend uitzag, overal uit den weg
ging, had haar kalm gevraagd of zij hem
naar den stal wou brengen en aan den ket-
ting leggen. Een oogenblik had het kind ge-
aarzeld. Maar toen had een zeker iets in zijn
rustig yerirpuwciu dat zji zou gsboatz
De vad-er: M'n zoon, het wordt tijd dat je je carriere gaat maken: Ik heb je steeds
•beloofd, je daarbij op weg te zullen helpen. Een aantal van onze grootste financiers heb
ben hun vermogen opebouwd uit een schoenveter, Hier heb je een schoenveter. (Judge).
een beroep gedaan op haar kinderlijkcn trots
en hoewel ze bleek zag tot de lippen, was ze
toch recht op het groote toeest afgegaan, had
hem met haar kleine vingers bij zijn halsband
gepakt en hem naar zijn hok gebracht.
Moed onder physieke pijn had zij geleerd
bij het zien van Patrick's eigen worste1en
met zijn zwakke gezond'heid. Bij tijden leed
hij ontzaglijk, maar geen zudit of klacht
mocht ooit aan zijn saamgeklemde lippen ont-
snappen. Sara zag alleen, na wat hij noemde,
een van zijn beroerd-slechte dagen, kleintje,
■dat er weer nieuwe groeven waren gekomen
bij de vele, die zijn vcorkomen den laatsten
tijd zoo hadden verouderd.
In zulke tijden stond Sara doodsangsfen
uit en leed1 zij zelf onder zijn smart, sinds
haar aanhankelijkheid aan Patrick Lovell de
drijvende kracht van haar leven was gewor-
den. Andere meisjes hadden ouders, broers en
zusters en nog verdere bloedverwanten, te-
genover wie ze haar liefde kon den uiten en
toonen. Sara had niets van dat alles en de
heele liefde en toewijdin ar van haar hartstoch-
telijke natuur stortte zich cp den man, dien
zij com noemde.
Hun onderlinge verhouding was meer dan
de aangenomen bloedverwantschap hun op-
legde. Zij waren vrienden, deze twee in-
tieme vrienden, kameraden op gelijken voet,
die elkaars terughouding respecteerden en
vol komen oprecht met elkaar omgingen. Mis
schien was dit gededtelirk te verklaren uit het
feit, dat zij geen werkelijke bloedverwanten
waren. Dat Sara Patrick's aangenomen nicht
je was, was de eenige verklaring voor haar
aanwezigheid op Barrow Court, die hij zich
ooit verwaardigd had aan de buitenwereld te
geven en eigenlijk was dit ook alles wat Sara
gelf va*} de" hee1-e zaak ,vist, 3
Uit enze Staatsmaciime.
BIJ DE REKENKAMER. I.
Zooals alle jaren, willen wij ook nu weder
een en ander aanstippen uit het „Verslag der
Algemeene Rekcnkamer betreffende hare
werkzaamheden over het jaar 1923". Maar
wij zullen slechts puntsgewijze de opmerkin
gen van de Rekenkamer vermelden en natuur
lijk uit de veelheid een keuze doen. Een op
merking gaat vooraf. In vroegere verslagen
kwamen meer cijfers voor, cijfers die getuige-
nis aflegdcn van het verschil tusschen de
noodzakelijke en de gcdane uitgaven of van
de sommen, die ten onrcchte uit de schatkist
in handen van derden waren overgegaan. Het
tegenwoordige verslag beredeneert meer zon
der veel cijfers te gebruikeci. Maar ter zake.
Van verscheidene departementale ambtena-
ren is de woning aangesloten aan de telefoon,
cp Rijkskosten. Dat heet dicnstbelang, maar
het meeste gebruik wordt er van gemaakt
voor persoonlijk belang; d'aarom wilde de Re
kenkamer (A.R.) de betrokkenen laten meebeta-
len. Enkele ministers o. a. Oorlog, waren
daar tegensommige voelden er iets voor en
weer andefe zonden de gevraagde iniichtifi-
gen niet in.
Er was aangedrongen op levering van por-
tefeuilles voor de departemen ten door de ge-
vangenissen. De Min. van Buiteolandsche
Zaken voelde daar niet voor, want in 1906
(N.B.)'was ook een prod genomen, die mis-
luk't was, dus
De A.R. verzette zich cr tegen, dat aan een
gewezen concierge-bode bij den Raad van Be
roep (ongevallenverzdie wegens ophdfing
van zijn betrekking zijn woning in een rijks-
gebouw verliet, 133.50 werd uitgekeerd voor
zijn verhuizing naar zijn particuliere woning.
Omgekeerd kreeg een gewezen ambtenaar bij
den Raad van Toezicht op de Spoorwegen,
die opnieuw in dienst trad bij de Nederland-
sche Spoorwegene en te' s-Gravenhage amb-
teloos woonde, 739 voor ziin verhuizing
naar Utrecht; verplicht was deze uitkeerlng
niet, maar als zulk een uitkeering als grati-
ficatie wordt gedaan, kan de A.R. er niets
aan doen.
Voor de waameming van het ambt van a<?-
vocaat-fiscaal voor de zee- en landmacht ge
durende het verlof van den titularis over 6
weken werd aan een rechtsgeleerde 1150,63
In haar heele leven had zij maar tot wej-
nigen in betrekking gestaan. Zij had geen
herinnering aan iemand, die haar vader zou
zijn geweest, en hoewel zij begreep, dat het
bestaan van die persoon aangenomen moest
worden, was ze er nooit nieuwsgierig naar ge
weest.
Aan den horizon van h aar vroegste kinds-
heid stond maar een enkele figuur, die van
haar moeder, die zij aanbad, en thuis" be-
teekende voor haar een paar simpele kamers
hoog in een plaats. die Wallaiers Buildings
heette en voornamelijk bewoond wend' door
gezinnen uit de arbeidersklasse.
Door de omstandigheden was Sara dus ver-
stoken geweest van het gezelschap van an
dere kinderen en had al haar liefde zich ge-
eoncentreerd op haar moeder. Nooit had zij
den plotselingen, wanhopigen angst verge-
ten van dat oogenblik, toen het vreeselijke
stilzwijgen van de witte gestalte op't bed in
de kleine slaapkamer die zij samen deelden,
haar de beteekenis van den dood leerde ken-
nen.
Zij had niet geschreid, zoo,;.ls de meeste
kinderen van acht jaar zouden gedaan heb
ben, maar zij leed, als versteend in haar stil
zwijgen, niet in staat uiting te geven aan
haar smart.
„Ongevoeliig noem ik dat!" beweerde de
vrouw, die op dezelfde etage woonde als de
Tennants en die op verzoek van den dokter
had geholpen, tegen een bnurvrouw, die be
zig was water te koken op een gastoestel. Je
moet toch wel een kouwe kikker van een kind
wezen, als je je moeder daar dood kan zien
legge zonder eene traan." Ze snoof. „Heb je
die thee nog niet klaar? Ik kan altijd thee
drinken als ik een dooje heb afgelegd."
v C^pftU vervolga.l
LVL
Loodvergiftiging.
De onderzoekingen van dr. Peeters in het
Centraal Laboratorium te Utrecht vestigen
weer eens de aandacht op bovengenoemde
ziekte. Daaruit blijkt voor de zooveelste maal
hoe veelvuldig looS in ons drinkwater voor«
komt en van belang is daarbij het resultaat, dat
volstrekt niet alleen het zoogenaamde zaohte
water in staat is, lood op te nemen, doch dat
hard water het ook doet. Tevens is gebleken
dat de bescherming van looden buizen met tin*
voering en laklaag niet altijd te vertrouwen is
en dat kleine defectcn in de beschuttende laag
voldoende zijn om lood in het water te doen
overgaan. Dit werd bijv. geconstateerd bij e<»n
bronboring op de Veluwe. Tot vergiftigings*
verschijnselen was het gelukkig nog niet ge«
komen. Niettemin kan het als waarschuwing
gelden om in dit opzicht op zijn hoede te zijn.
Van meer beteekenis dan dergelijke toevallb
ge verontreinigingen is het gevaar van lood in
vele beroepen, waar de een of andere loodver®
binding geregcld gebruikt moet worden, als
loodwit* en mcnicfabrieken, loodgieters, aars
dewerkfabrieken waar met loodhoudend gla»
zuur gewerkt wordt, letterzetters, diamantbe-
werkcrs, schilders enz. Daar wordt gemakkelijk
lood opgenomen, hetzij door den mond of door
het inademen van loodhoudend stof, hetzij
door kleine wondjes direct in het bloed vap de
liuid.
De hoeveelheid van het opgenomen vergif is
dan zeer gering en acute loodvergiftiging komt
dan ook, -althans als beroepsziekte weinig
voor. Des te vaker wordt echter de chronische
vergiftiging gezien. Het eenmaal in het lichaam
aanwezige lood wordt er niet gemakkelijk
weer uit verwijderd. En al wordt elken keer
ook nog zoo weinig opgenomen, op den duur
blijven de verschijnselen niet uit. En Iangzaam
maar zekcr ontwikkelt zich het beeld der ziek«
te, dat in zijn volledighcid de volgende vera
schijnselen gaat vertoonen. Er ontstaat ceti
eigenaardige bleekheid in het gelaat, heftige
buikpijn kan optreden, de zoogenaamde lood*
koliek, bepaalde spieren worden krachteloos,
bij voorkeur die, waardoor de hand in het pols=
gewricht gestrekt wordt, zoodat bij uitgestoken
ondcrarm de hand naar beneden hangt, hoof<fa
pijn en later nog ernstiger hersenverschijnselen
treden op, spieren en gewrichten kunnen pijn»
lijk worden, zoodat men van loodjicht spreekt,
eindelijk wordt het lijden meer algemeen, hart,
bloedvaten en nieren worden ziek, de patienten
gaan er slecht uitzicn, worden magerder en zoo
kan de toestand steeds slechter worden.
Geen wonder dat de geneeskundigen er
groote waarde aan hechten om de ziekte zoo
spoedig mogelijk te kunnen onderkennen. Een
zcer merkwaardig verschijnsel werkt hiertoe
mede, n.l. de loodzoom, een blauwachtige om»
zooming in het tandvleesch, waar die de tan*
den omrandt. Dit zijn werkelijk loodbestand^
deelen, die in- het weefsel worden afgezet.
Maar als de loodzoom verschijnt, is de ziekte
dikwijls reeds een goed eind gevordcrd. Met
belangstelling werd in het begin van deze eeuw
daarom kennis genomen van de ontdekking,
dat bij loodvergiftiging eigenaardige v'erande*
ringen in het bloed optraden, hierin bestaande,
dat sommige roode bloedlichaampjes kleine
donkere korreltjes vertoonden. Men hoopte ab
dus de ziekte reeds in het allereerste begin te
kunnen opsporen.
Zonder twijfel is deze bloedbevinding van
veel belang bij de studie van het vraagstuk,
zooals een onderzoek uit den jongsten tijd van
Teleky weer bewijst. Maar het is alweer niet
voor alle gevallen afdoende. Bij uiterst langza»
me opneming van lood in het lichaam komen
deze gepunkteerde bloedlichaampjes niet in be=
wijzend aantal voor dan nadat zich reeds an*
dere duidelijke verschijnselen van vergiftiging
hebben geopenbaard. Juist in dergelijke geval*
len, waarbij telkens uiterst weinig lood tege*
lijk in het lichaam wordt gebracht, merkt men
als een der eerste verschijnselen de verlamming
van de strekspieren der hand en dit is precies
het hardnekkigste verschijnsel, dat eerst na
zeer langen tijd kan verbeteren.
Bij dc groote verspreiding van lood kan het
niet anders of menigeen moet nu en dan lood
naar binnen krijgen. Dit is dan de geringste
graad van loodinwerking: loodopneming zon*
der verdere beteekenis. In grootere hoeveelheid
krijgen wij aantoonbare veranderingen, zonder
dat nog van ziekte gesproken kan worden, dit
zouden wij loodinwerking zonder meer kunnen
noemen. Als derde vorm komt dan de lood*
ziekte, waarbij de opeenvolging der verschijn*
selen, zooals wij reeds zagen, lang niet altijd
dezelfde is.
Het schijnt dat bij de arbeiders in de gevaar*
Iijke bedrijven, zooals in de loodwitfabriek na
korten tijd een kritische periode komt, waarin
de -gezondheidstoestand vrij labiel is en gemak*
kelijk zickteverschijnsclen kunnen optreden.
Wordt deze periode gelukkig overwonnen, dan
krijgen zij gedurende een zekercn tijd een on*
gevoeligheid voor de verdere inwerking van
lood. Wat natuurlijk niet wcgneemt, dat toch
altijd gevaar voor ernstige toestanden over*
blijft.
Dc algemecne regel, dat het gemakkelijker is
om te voorkomen dan te genezen, is bij lood*
vergiftiging bizonder van toepassing. Toch is
dat gemak der voorkoming in de praktijk niet
zoo groot als men aanvankelijk zou meenen.
Theoretisch wel. Men heeft in de eerste plaats
op te passen, dat geen lodclbestanddeelen in
den mond komen of ingeademd worden. Dat
komt dus neer op eenvoudige voorschriften
als: niet met de handen of iets anders geduren*
dc het werk in den mond of aan de lippen ko*
men, niet rooken of pruimen gedurende het
werk, na het werken de handen zeer afdoende
wasschen voordat men er de boterham mec
eet. In de fabrick moet voor goede stofafzui*
ging gezorgd worden cn als dit niet voldoende
kan geschieden, moet met een stofmaskcr ge*
werkt worden. Hoe eenvoudig dat alles klinkt,
toch is de uitvoering in de praktijk dikwijls
zcer onvolledig. Zeker werkt daartoe voor een
groot deel mee, dat in de gevaarlijkste der ge*
noemde bedrijven meestal een zeer vlottende
arbeidersbevolking werkt, die het gevaar niet
begrijpen omdat het hun niet duidelijk gemaakt
is. Maar voor een ander deel heeft ook dikwijls
achteloosheid, welke zoo vaak met sleurwerk
verbonden is, dc.schuld. En.de meest vernuf*
tige middelen, om hieraan tegemoet te komen,
lijden dikwerf schipbreuk. Zoo bestaat een
soort zeep, welke op loodverbinc^ngen inwerkt
en er een andere verbinding van maakt, die
zwart van kleur is. De bedoeling is duidelijk.
Begint men te wasschen, dan word-en'alle dee*
len der huid, voornamelijk dus de plooien in
de handpalm en de randen der nagels, aanvan*
kelijk zwart. Men moet dan nog zeer lang ver*
der wasschen voordat de hand geheel schoon
is. Maar dan bestaat ook de zekerheid, dat alle
loodeelen verdwenen zijn. De hongerige arbei*
der gunt zich den hiervoor benoodigden tijd
maar zelden. Wanneer hij niet zelf de beteeke*
nis en de noodzakelijkheid der maatregelen
inziet, beschouwt hij het voorschrift al gauw
als gezeur en lastige plagerij. Hij laat dus het
gebruik van die zeep, als het hem gclukt, na of
gaat desnoods met zwarte handen zijn boter*
ham eten.
Verder behoort bij het werk afzonderlijke
kleeding te worden gedragen, welke onmiddel*
lijk na het werk wordt uitgetrokken om het
gevaarlijke stof niet mee naar huis te nemen.
Het haar moet kort geknipt zijn, ook alweer
omdat zich daarin zoo gemakkelijk veel stof
ophoopt.
Zeker is de algemeene lichaamstoestand van
niet te onderschatten beteekenis. Een goed ge*
vocd lichaam, een geregelde, sobere levenswij*
ze zal het weerstandsvermogen ook tegen deze
vergiftiging helan2rijk vcrhoogen. Het gebruik
van alcohol bevattende dranken werkt daaren*
tegen zeer nadeelig. Het is voorgekomen, dat
iemand, die zeer lang achtereen fn een loodwit*
E briek had gewerkt zonder eenige ziektever*
schijnsel te vertoonen, plotseling emstige tee»
kenen van loodvergiftiging vertoonde, nadat
hij zich een keer aan alcohol was te buiten ge<
gaan. 1
Terecht wijst Heyermans er in zijn feerboek
dan ook op, dat op dit gebied de staat een
groote taak heeft te vervullen. Het gebruik vai
loodhoudende verven enz. moet zooveel moger
lijk worden tegengegaan. De arbeidsinspectie
moet strenge voorschriften voor fabrieken en
werkplaatsen geven. En door evenzeer strengf
keuring van arbeiders in de gevaarlijke beroe*
pen voornamelijk van jeugdige personen en
vrouwen, kan veel onheil worden afgewend.
In de huishouding is het gevaar uit den aard
der zaak minder groot. Toch mogen ook daaf
deze dingen wel bekend zijn. Loodhouden/
drinkwater heeft reeds meermalen aanleiding
tot ziekte gegeven. En ook door loodhoudende
stoffen kan op andere wijze kwaad gedaan
worden. Het is voorgekomen, dat iemand, dif
uit liefhehberij schilderde, zich daarbij had
aangewend om het penseel af en toe met de
lippen in den gewenschten vorm te brengen.
Hij bezorgde zich zoodoende een emstige lood*
vergiftiging, waarvan dc oorzaak eerst vrij laat
werd ontdekt.
H. A. S.