Alkmaarsche Gourant
Rusland na den dood van Lenin.
Honderd res en Twlntlgsfe Jaargang.
Zaterdag 23 Augustus.
In en om de hootdstad.
Wo. 199 1924
KERMIS EN ALCOHOLGEBRUIK.
Drankmisbruik is een ergerlijk kwaad; laat
de gebruikers van alcoholhoudende dranken
bieraan denken en tijdens de kermisdagen
er ook vooral voor zorgen dat drankmis
bruik voorkomen wordt.
Wanneer in dezen de vergunning- en ver-
lofhouders weder krachtig meewerken kan
veel ellende worden voorkomen en zal ook de
kermis kunnen zijn een ordelijk tijdperk zon-
der dat het aan anderen aanstoot geeft.
De Commissaris van Politie verwacht
daarom dat geen dTankmisbruik zal voorko
men en een ieder waarop deze inhoud be-
trekking heeit, zal medewerken tot handha-
ving van orde en bewaren van een goeden
geest.
Alkmaar, 20 Augustus 1924.
De "Commissaris van Politie:
WALRAVEN.
BURGEMEESTER en' WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ken-
nis, dat in het Gemeenteblad van Alkmaar is
opgenomen
lo. het besluit van den Raad gemeente
van 21 Maart 1924. waar! j is vastge-
steld eene Verordening tot wi'ziging der
Verordening fegelende de Iconen van het
vaste personeel, belast met het schoon-
houden der openbare lagere scholen
(Gemeenteblad No. 912);
2o. het besluit van den Raad dier gemeente
van 22 Mei 1924 tot afwijzing van de sa-
larisregeling voor het onderwijzend per
soneel aan de Handelsavondschool voor
handels- en kantoorbedienden (Gemeen
teblad No. 923);
3o. het besluit van hun College van 12 Au
gustus, waarbij is vastgesteld eene In-
structie voor den Directeur van den Ge-
meentelijken Dienst der Werklooshefds-
verzekering en Arbeidsbemiddeling (Ge
meenteblad No. 927).
Deze besluiten zijn heden afgekondigd en
gedurende drie maanden ter Gemeente-Secre-
tarie ter lezing nedergelegd, waar zij tevens
in afdruk tegen betaling der kosten verkrijg-
oaar zijn. I
Alkmaar, 22 Augustus 1924.
Burgemeester en Wethouders voomoemd.
WENDELAAR, Burgemeester.
A. KOELMA. Secretaris.
tijd® geweest dole al liggen diYltT al Jaren
achter ons dat de balletten, die toen in het
Paleis voor Volksvlijt gegegeven werden, een
Nederlandsche vermaardheid hadden en toen
beschikte men daar toch maar over een betrek*
kelijk zeer beperkte ruimte en was de tooneel*
techniek lang niet datgene, wat zij nu is. Van*
daar dat men hier zeker met belangstelling uit*
ziet naar de verdere afwikkeling van de nu
bestaande plannen, die den Stadsschouwburg
een niet te onderschatten buurman op het ge*
bied van kunst en vermaak kunnen brengen,
welke in een stad van reeds ver over de 700.000
zielen, met oordeel geexploiteerd, aantrekke*
lijkheid genoeg zal krijgen. Want ofschoon
dient erkend, dat het stedelijk bestuur, vooral
gedurende de paar laatste jaren, heel wat doet
om Amsterdam een zooveel mogelijk prettiger
uiterlijk aanzien te geven, wat aan de burgerij
en hen, die de stad voor langer of korter tijd
bezoeken, ten goede komt, kan daamaast na*
tuurlijk nog veel meer dan tot dusverfe ge*
schiedde gedaan worden om Amsterdam in de
rij der wereldsteden te maken tot een plaats,
waar men naast het bezit van enkele mooie
grachten en schitterende musea, ook op groot*
steedsche plaatsen van vermaak kan wijzen
en op dat gebied blijft er nog genoeg te wen*
schen.
XII.
Handel en Industrie.
Als typisch voor het falen van het com-
munistische 'beginsel kan het fed beschouwd
worden, dat het meerendeel van de kleine in-
dustrieele ondernemingen, die verpacht zijn,
ondanks de dxukkende belastingen en wan
neer althans van de zijde van de sovjet-re-
geering geen bijzondere maatregelen „tot be-
perking van de levenslust" zijn genomen,
goed gedijen en met grooter succes werken
dan de staatsbedrijven, ofschoon de sovjet-
regeering met Argusoogen toeziet, dat ner-
gens belangrijke kapitaalvorming tot stand
komt. Tot welke abnormale en oneconomische
dingen men aldus komt, moge het volgende
voorbeeld duidelijk maken. Ik had gelegen-
heid van den eigenaar van een kleine indus-
irieele onderneming in een van die gouveme-
menten In midden-Rusland het volgende te
vernemen. Deze, een Duitscher, die voor den
oorlog reeds in Rusland had gewerkt, had
kans gezien na de invoering van de Nieuwe
Economische Politiek zijn onderneming
weer op de been te brengen en goed te verdie-
nen. Hij was nu financieel in de gelegenheid
nieuwe ondernemingen in het leven te roe-
pen. Hij kon dit echter niet doen langs den
natuurlijken weg, dat wil zeggen door uit-
breiding van zijn bedrijf op de plaats zelf,
wat natuurlijk in economisch opzicht het
beste zou geweest zijn, maar hij moest be-
ginnen, industrieele ondernemingen in ande-
re autonomie deelen van de sovpet-unie in
het leven te roepen. Hij hoopt daarmede de
attentie van de sovjet-regeering te ontgaan.
Toen de N.E.P. in 1921 werd ingevoerd,
werd als principe voor de staatsbedrijven de
zoogenaamde „economische boekhouding"
aangenomen, dat wil zeggen, dat de bedrij-
ven volgens de beginselen van het particulier
bedrijf geleid moesten worden en zoo moge
lijk hooge winst afwerpeu. De verwezenlij-
king van dit beginsel is evenwel tot dusver
mislukt door de organisatorische vraagstuk-
ken, die zich voordeden. Het bleek namelijk,
dat dit beginsel aan een ander beginsel, na
melijk dat van de centralisatie, werd opgeof-
ferd. Het beheer van de industrieele onderne
mingen werd in den vorm van trusts in het
leven gcroepen, dat wil zeggen: alle indus
trieele ondernemingen van dezelfde categorie
werden tot een syndicaat geeentraliseerd,
waarbij de afzonderftjke onderneming geen
economische eenheid was en de transacties
over het syndicaat als geheel werden uitge-
breid. Dit beginsel is op het oogenblik nog
niet verlaten, ofschoon er den laatsten tijd
naarstig propaganda voor wordt gemaakt,
de leiders van de afzonderlijke ondernemin
gen verantwoordelijk te stellen voor de ren-
tabiliteit dezer ondernemingen.
Wanneer men zich nu afvraagt, in welke
richting de Russische staatsindustrie zich
den laatsten tijd heeft ontwikkeld, dan kun-
schetsen. In de eerste plaats is den laatsten
nen wij dat hier slechts in groote lijnen
tijd het centralisatieproces verder voortgezet.
Dit proces heeft ten doel samenwerking van
de industrieele ondernemingen, het sluiten
van ongunstig gelegen, niet voldoende van
gTondstoffen vcorzieh of met oudierwetsche
mach ines werken de bedri j ven. Maar wanneer
men de uitvoering van dit gezonde econo
mische principe in de praktijk gadeslaat,
dan ziet men, dat ook in dit opzicht roofbouw
plaats vindt. In den loop van de jaren zijn
de machines ontzettend afgebeuld. Onder
den dekmantel van de centralisatie worden
op het oogenblik de laatste restanten van
hetgeen men aan machines rijk is, bijeenge-
gaard en ook bedrijven met levenskracht wor
den gesloten, omdat zij geen reservedeelen
meer hebben. Dit paras!teeren op het kapi-
taal van de industrie moet natuurlijk een
steeds grooter omvang aan nemen. Volgens
goede kenners van de industrie in Rusland
moet binnenkort het tijdstip aanbreken, dat
alleen een geweldige import van machines
en reservedeelen de industrie weer op de been
kan brengen.
Wat de financiering van .de industrie be
treft, is de staat de industrie in buitengewone
mate tegemoet gekomen. Aan het eind van
het begrootingsjaar 1922—23 had lie staat
niet minder dan ongeveer 143 millioen goud-
roebel voor de industrie beschikbaar gesteld.
Het is buitengewoon interessant te consta-
teren, dat het grootste deel van deze subsi
dies en participaties op rekening van de
grootindustrie komt, die door den staat uit
de hierboven omschreven motieven in stand
moet worden gehouden. Een groot deel van
deze bedragen is, zooals kenners van de eco
nomische toestanden in de sovjet-unie zelf
toegeven, gebruikt tot dekking van het defi
cit dezer ondernemingen. Daarbij moet wor
den opgemerkt dat deze bedragen niet zijn
bedrijfskapitaal, maar subsidies en bedragen
tot dekking van verliezen.
De schuld van de industrie aan de banken
heeft ook zeer groote afmetingen aangeno
men. Op 1 October 1923 bedroeg de schuld
van de industrie aan de banken ongeveer
160 millioen goudroebel. Daarbij is karak-
teristiek de omstandigheid, dat de banken
niet te vinden zijn voor credietverleening aan
de grootindustrie! In het jaar 192223
heeft de industrie in het geheel ongeveer 315
millioen goudroebel aan subsidies en be-
drijfs-kapitaal ontvangen.
Wat de afzetmogelijkheden van de indus
trie aangaat moet men niet vergeten, dat de
gevolgen van den goeden oogst van 1921
1922 tot het einde van het vorig jaar nog
merkbaar waren. Door de herleving van de
koopkracht van de boeren verkreeg de in
dustrie betrekkelijk goede afzetgebieden, wat
een nieuwen toevloed van de bevolking van
het platteland naar de steden tengevolge
had. De bevolking van de steden bedroeg in
de RSFSR in het jaar 1923 8.102.847, ter-
wijl zij in 1920 slechts iets meer dan 7 mil
lioen had bedragen. Daarbij is een groote
toevloed naar de centrale industriegebieden
waar te nemen; daar bedraagt hij 20 pro-
cent. Het totaal aantal arbeiders, die bij de
industrie werkzaam zijn, bedroeg op het ter-
ritorium van de sovjet-unie op 1 Juli 1923
ongeveer 1.600.000. Den vorigen zomer
moest de industrie onder betrekkelijk ongun-
stige omstandigheden werken. Kort daarna,
reeds tijdens de jaarmarkt te Nishni-Now-
gorod, waren de eerste voorteekenen van een
industriecrisis aanwezig, een crisis, die ook
op het oogenblik de industrie nog zeer be-
moeilijkt. Het blijkt, dat er in steeds toene-
mende mate een ernstige wanverhouding be-
staat tusschen de opbrengst van lanbouwpro-
ducten en de prijzen van industrieele voort-
brengselen.
Ofschoon nu den laatsten tijd een prijsstij-
ging voor landbouwproducten merkbaar is,
lijdt de industrie onder een buitengewoon
gemis aan afzetmogelijkheid. Voor het be-
langrijkste deel is dit waarschijnlijk te wijten
•aan de hooge aanmaakkosten van de indus-
trieproducten, welke kosten zoo ontzettend
hoog zijn door het economisch beheer. De
reactie daarop is, dat de industrie geen koo-
pers voor haar producten vindt. Hoe ernstig
het in dit opzicht gesteld is, kan men bijvoor-
beeld hieruit zien, dat de laatste maanden
de sovjet-ambtenaren en -beambten verplicht
zijn, een gedeelte van hun salaris voor den
aankoop van textielgoederen te- gebruiken.
De laatste maanden heeft het percentage
van de voor dezen gedwongen aankoop uit-
gegeven bedrag® fot 10 procent van het sa
laris van de sovjet-dienaren beloopen. Door
de afzetcrisis .heerscht natmrrlijk ook werk-
loosheid, die steeds nog toeneemt. Daarbij
komt nog, dat dank zij de pogingen, orde op
de financien te stellen, de staat buitengewoon
zuinig moet zijn met nieuwe toelagen aan de
industrie.
Hoewel men in het algemeen vooruitgang
in de productiewijze van de industrie kan
waarnemen, ofschoon een geleidelijke stij-
ging van de intensiteit van den arbeid zoo-
wel als verhooging van het arbeidsloon heeft
plaats gehad, zoodat de productiviteit van
den ^beid ongeveer 60 pet. bedraagt van die
van J or den oorlog, terwijl het werkelijke
loon van den arbeider ook ongeveer 60 pet.
bedraagt van dat van voor den oorlog, is in
de toekomst stellig te verwachten, dat het
verdere staatsbeheer over de groot industrie
groote bedragen uit de staatskas zal op-
eischen.
De andere eisch, naast het verleenen van
voorschotten en subsidies, voor het handha-
ven van het staatsbeheer in Rusland is:
handhaving van. het monopolie van den bui-
tenlandschen handel. Wanneer op het oogen
blik in de sovjet-unie het monopolie van den
buitenlandschen handel moest worden opge-
heven, zou de Russische staatsindustrie in
den kortst mogelijken tijd aan de concurren
ts van de voor de wereldmarkt werkende
buitenlandsche industrie overlijden. Daar-
door is het vasthouden van de sovjet-unie
aan het monopolie van den buitenlandschen
handel te verklaren, want wanneer de
staatsindustrie ten gronde gaat verliest de
sovjet-regeering een van haar laatste steun-
punten, die zij ten deele nog in het industrie-
proletariaat vindt.
Voert dus de sovjet-regeering een verbit-
terden strijd voor de handhaving van de
staatsvoogdij over de grootindustrie, welke
zij in steeds toenemende mate met enorme
finaneieele offers mice: fcetalen, het on-econo-
mische van het communistische principe komt
nog duidelijker aan het licht, wanneer men
de politick van de sovjetregeering met betrek-
king tot den handel beschouwt.
Na de invoering van de N.E.P. werd de
vrije handel weer toegestaan. De economi
sche opleving, die Rusland sedert de invoe
ring van de N.E.P. heeft te zien gegeven, is
voor het grootste deel het gevolg van het
feit, dat door den particulieren handel de
ruilhandel tusschen de steden en het platte
land kon worden hervat. Nu heeft echter
ook de sovjet-regeering in den bloeitijd van
de N.E.P. niet alle troeven uit handen gege
ven, want zij heeft haar plan, het verdringen
van den particulieren handel door den
staatshandel in samenwerking met de coope
rates, nooit uit het oog verloren. Sedert den
herfst van het vorige jaar is een teruggang
merkbaar. Thans streeft de sovjet-regeering
er naar, den particulieren handel, waar zij
kan, terug te dringen. Met alle middelen
wordt gepoogd, den staatshandel en de ver-
deeling der productie te doen plaats hebben
door de cooperates.
In het najaar werden de voornaamste ver-
tegenwoordigers van den vrijen handel,
waarvan echter niet ontkend mag worden,
dat hij nier en daar het karakter van specu
late aannam, uit Moskou en andere groote
steden naar Siberie en andere weinig bemin-
nelijke oorden van de sovjet-unie verbannen.
Volgens statistische gegevens, die van Mei
j.l. dateeren, was ongeveer 26 pet. van den
geheelen handel in handen van de regeering,
10 pet. in handen van de cooperates en 64
pet. in handen van het particulier kapitaal.
Mij bleek o.a., dat de handel in levensmidde-
len vrijwel geheel door particulieren wordt
gedreven. Bijzonder onaangenaam vond de
sovjet-regeering dat, toen zij optrad tegen
de hooge levensmiddelenprijzen in het voor-
jaar j.l.
Op het 13e congres van de communistische
partij, dat onlangs is geslotep, hebben dege-
nen, die in economisch opzicht links zijn ge-
orienteerd, de overwinning behaald; besloten
is, met alle mogelijke middelen den particu
lieren handel terug te dringen.
Bestaan reeds tegen het gebruik van het
communistische principe ten opzichte van de
industrie ernstige bedenkingen, die tot dus
ver altijd juist zijn gebleken, ook het ingrij-
pen van de sovjet-regeering in het distribu-
tiesysteem moet natuurlijk tot treurige resul-
taten leiden. De handel is feitelijk het sum-
mum van economische bewegelijkheid. Alle
bureaucratie, die bij staatsbemoeiing onver-
rijdelijk is, moet op den handel verlammend
werken. En dit resultaat is te sterker merk
baar in Rusland, zoodat men niet anders kan
verwachten, dan dat de particuliere handel
steeds meer het karakter van speculatie aan-
neemt. De gezonde verdeeling van de waren,
waar het toch eigenlijk op aankomt, moet
natuurlijk onder deze omsTandigheden lijden,
zoowel van de bureaucratie als van de spe
culatie.
Wil men in cijfers een voorstelling hebben
van de gevolgen van den wereldoorlog en
van de communistische experimenten, dan kan
men constateeren, dat het eitld van het be
grootingsjaar 192223, dus in den herfst
van 1923, de productie van de industrie op
het territorium van de SSSR ongeveer 30
pet. bedroeg van de Russische productie van
voor den oorlog, evenals de omvang van het
spoorwegtransport ongeveer het derde deel
was van dat van voor den oorlog.
Wie op het oogenblik in de sovjet-unie met
aandacht de ontwikkeling van het economi
sche leven gadeslaat, zal overal opmerken,
dat bij het in practijk brengen van het com
munistische productie- en verdeelsysteem ne-
gatieve verschijnselen aan het licht komen,
die het economische leven ondermijnen. Wer
kelijke vooruitgang is lechts waar te nemen
op de gebieden, die hetzij aan het particulier
initiatief zijn overgelaten, hetzij volgens de
algemeen geldende regelen van het econo
mische leven geschikt zijn voor naasting of
nationalisatie. Nergens echter en in geen
enkel opzicht is de levensvatbaarheid van
het communistisch beginsel gebleken.
Alle andere oordeelvellingen, die in dit op
zicht tot uiting zijn gekomen, berusten op
zeer doorziclrtige propaganda-doeleinden of
op onjuiste waameming.
Uit onze Staatsmacliine.
BIJ DE REKENKAMER. II.
In het verslag van de A. R. bladerende,
krijgt men nu en dan den indruk, dat een of
andere minister de A. R. erg lastig vindt en
in stilte zweerf nu eens fn vertioogoe mafe
maar langs anderen weg te doen, wat de A
R. ongeoorloofd achtte. B. v., de vroegert
minister van L., N. en H. had voor een det
ambtenaren van de Landbouwhoogescho.ol
een salarisregeling vastgesteld, die afweek
van de bepalingen van het Bezoldigingsbe-
sluit. Bij beschikking van 25 Juli 1922 werd
de jaarwedde van dien ambtenaar verhoogd,
te rekenen van 1 Januari 1920 af. De A. R.
vond, dat voor 1922 al betaald was van 1
Jan. 1922 tot en met 28 Febr. 1923. Het te-
veel betaalde had terugbetaald moeten wor
den, maar dat was hard. Daarom stelde de
A. R. voor om hem 858.94 gratificatie toe
te kennen om het te veel genotene te kunnen
terugbetalen. Een poosje later was er een
Kon. Besl., waarbij aan den ambtenaar een
gratificatie was toegekend van 2337.94
wegens salarisderving, want zoo redeneerde
de minister, van 1 Jan. 1920 tot 1 Jan. 1922
is het verhoogde traktement niet uitgekeerd
en er wordt alleen aanmerking gemaakt op
het uitbetalen van 1 Jan. 1922 af, dus komt
hem de verhooging over 1920 en 1921 nog
toe. De A. R. kon er niets tegen doen, want
't was geen begrootingspost, maar een grati
ficatie.
Een ambtenaar der Registratie en Domei-
nen was werkzaam te Leiden, maar woonde
te Noordwijk. Toen hij eenige keeren te
Noordwijk werkzaamheden moest verrichten,
declareerde hij reiskosten van Leiden naar
Noordwijk en verblijfkosten te Noordwijk
waar hij woonde. Zoo was er 601.42 uitbe-
taald. E)e minister meende, dat de man te
goeder trouw had gehandeld en ook de au-
toriteit, die door zijn handteekening ver-
klaarde dat deze declaratie „naar waarheid"
was opgemaakt. De man moest echter te
rugbetalen maar kon dat verrekenen bij het
ontvangen van 4 toelage per dag voor zijn
werk te Noordwijk.
Een sergeant-verpleger le klasse had ver-
lof sedert 17 Maart 1923 in afwachting, dat
hij op wachtgeld zou worden gesteld. Maar
op 30 Juli 1923 werd hij, hoewel buiten
dienst, bevorderd tot sergeant-majoor-verple-
ger, aan welken rang 200 meer jaarwedde
is verbonden en dus werd zijn wachtgeld ook
hooger. Aanmerking van de A. R„; v'ergoe-
lijking door den minister van Oorlog.
Een kapitein der Infanterie bleef ziek ach
ter van verlof op 1 Mei 1921. Van"dien da
tum af, werd hij gedetacheerd ter plaatse
van verblijf tot aan de groote vacantie van
de H.B.S. Die z.g. detacheering kostte het
Rijk 390.50 en was niet anders dan het
verschaffen aan een officier, die uit dienst
ging, van de gelegenheid om leeraar te zijn
aan de H.B.S. in de plaats, waar hij gedie-
tacheerd heette. De zaak was niet in orde,
maar bloedde dood, doordat de kapitein over-
leed.
De minister van L., N. en H. verleende
aan een ambtenaar, die van den Haag naar
Amsterdam verplaatst werd een tegemoetko-
ming in de kosten van verplaatsing van
1679.61 of 600 meer dan waarop deze
volgens de geldende bepalingen recht had.
Dat kwam, zei de minister, omdat de ambte
naar te Amsterdam geen woning kon vinden
en daarom te Bloemendaal ging wonen, wat
hem 900 kostte Maar de minister be-
loofde een wat ruimere vergoeding voor ver-
plaatsingskosten. Later had de minister van
Waterstaat hierover te beslissen. Die vond
deze toezegging bindend, en bracht de
1679.61 die toch al te hoog waren op
f 2289.40, dus weer 600 hooger.
Men zal zich de beweging herinneren, die
er gemaakt is, toen de Chef van de afd.
Kunsten en Wetenschappen bij de crematie
van Louis Couperus tegenwoordig was en
den minister van O., K. en W. heette te ver-
vangen. De minister verklaarde later, dat de
bedoelde chef er niet in opdracht was ge
weest, maar ingevolge een persoonlijke uit-
noodiging. Maar die chef had1 wel degelijk
een declaratie ter zake ingediend. Op grond
van de zooeven bedoelde verklaring van den
minister verwierp de A. R. de vordering.
De geneesheer van. het Rijksopvoedingsi
gesticht te Zeist was ook belast met het
psychiatrisch onderzoek van de verpleegden
te Montfoort. Hij reisde daar wekelijks heen:
eerst per trein naar Woerden, dan per rijtuig
naar Montfoort en terug met een rijtuig naar
Utrecht. Het rijtuig kostte 10 per keer. De
A.R. vroeg of hij niet gebruik kon maken
van de autobus MontfoortUtrecht. Dat
gelukte en elke week kostte dat maar 1.80.
Ook vroeg de A.R. of het wekelijksch bezoek
niet veranderd kon worden in een veretien-
daagsch. Neen, dat ging niet, dat zou tegen
het belang der verpleegden zijn: Als wij al
ien ook eens alle weken psychiatrisch moes
ten worden onderzochtl!
Maar de minister overwoog om de ver
pleegden van Montfoort naar Zeist over te
brengen.
Over 1922 en 1923 was aan eenige bijzon
dere scholen bijna 47.000 te veel als voor-
schot op de Rijksvergoedingen uitbetaald.
Dat geld moest terugbetaald of ingehouden
worden.
De leden van de commissien voor de fn
19201921 gehouden artsexamen hadden
voor sommige dagen dubbele vacatiegelden
genoten, want voor een vergadering en voor
een examen werd 10 betaald en nu en dan
was er vergadering en examen op denzelfden
dag. Zoo was er 2500 te veel betaald, wari
teruggestort moest worden.
Door de leden van de Tweede Kamer wer
den niet minder dan 75 extra-exemplaren van
de Handelingen en 48 van het Staatsblad
aangevraagd en kosteloos verkregen. Daar
zal hoogstwaarschijnlijk een eind aan komen.
Een Inspecteur der Posfcerijen en Telegra-
fie te Maastricht stelde voor zijn benoeming
de voorwaarde, dat hij niet in Maastricht
zou behoeven te wonen. Hij vond, dat er in
de nabijheid van Maastricht geen huis te
krijgen was; maar te Meerssen kwam een
geschikt huis in veiling. Het Rijk kocht het
voor 18.480 (met de kosten) en besteedde
er nog 13.000 aan, zoodat het perceel
31.500 kostte. De huur was volgens de wet
15 proc. van het traktement of f 936. Een
goede geldbelegging! De minister van Fi
nancien, di« op deze zaak opmerkzaam was
gemaakt, verzekerde, dat hij in't vervolg te
gen dergelijke uitgaven zou waken.
Voor het ontwerpen van twee jubileum-
p'ostzegels ontving een kunstenaar 2500.
Dat vond de A.R. wat hoog, ook omdat in
1922 voor het ontwerpen van twee frankeer-
zegels maar jj 500 was betaald.
XCII.
De groote stads*Iucht.
Ik zag onlangs in een gei'llustreerd blad de
afbeelding van een redactie=kamer, waarin op
een tafel lag een reusachtige komkommer. Om
die tafel zaten de redactiededen van een dag*
blad met wanhopige gezichten, turende naar de
gele vrucht, die op de tafel lag. In diep gepeins
staarden de redacteuren der verschillende af*
deelingen naar den komkommer, hopende dat
zij daaruit de ingevingen zouden krijgen voor
de copy, die zij in dezen tijd des jaaVs slechts
met moeite konden verzamelen, en waarmede
zij de kolommen van het dagblad, dat op den
geregelden tijd verschijnen moest en dat toch
niet met blanke of half gevulde pagina's de we*
reld kan worden ingezonden, zouden kunnen
vullen.
Onwillekeurig herinnerde ik mij die plaat,
toen ik dezer dagen ergens las van plannen, die
zouden bestaan om op het Leidsche plein van
deze stad een nieuwen schouwburg te doen
verrijzen. Ik moest wel denken aan den ver*
maarden komkommer en den niet minder ver*
maarden journalistieken duim, die in de
Augustus*maand van elk jaar dienstbaar wor*
den gemaakt om daaruit den volke het nieuws
voor te zetten, dat er in werkelijkheid niet is,
doch dat zoo mogelijk den lezer, die in de va*
cantie*stemming, waarin hij zijn dagblad leest
en het dan zoo ernstig niet met zijn „lijfor*
gaan" neemt, eenige belangstelling zal kunnen
inboezemen en, bijaldien hot ten slotte onjuist
blijkt, weder kan worden tegengesproken
een daad, die dan alweer enkele regcls copy
beteekent zonder dat de redactie zich met
zoo'n tegenspraak heel erg zal blameeren, al*
weder: omdat de krantenlezer in den komkom*
mertijd het niet te nauw neemt.
Dat nieuwe schouwburg*bericht zag ik voor
een komkommer aan 't kon niet anders. Im*
mers, wie zou het nu in z'n hoofd krijgen in
een tijd, waarin het lang niet zoo eenvoudig
gaat om voor nieuwe ondernemingen groote
sommen gelds bijeen te brengen, geld te gaan
steken in een nieuwen schouwburg en dan nog
wel te Amsterdam? Hebben we hier al geen
schouwburgen genocg, die met kunst* en
vliegwerk staande moeten worden gehouden;
die er zonder gemeentelijke subsidie haast niet
komen kunnen? Hebben we het nog niet zoo
juist beleefd, dat het hoogst staande tooneel*
gezelschap, dat krachtens zijn naam reeds in
den Stadsschouwburg thuis behoort, geen kans
zag daar zonder hooger subsidie, dan het door
den Raad aangeboden bedrag, te blijven en el*
ders een ander dak moest zoeken? Hooren we
niet dag in, dag uit, jammerklachten over al
die bioscopen, cabarets e. d„ die den schouw*
b'urg*directeuren het bestaan haast onmogelijk
make®, en zou men onder die omstandighedcn
dan nog een schouwburg willen opzetten en
nog wel in de „aller*onmiddellijkste" nabijheid
van den Stadsschouwburg? 't Moest een kom*
kommer zijn! En toch het is nader gebleken
dat het ditmaal geen uitkomst betreft als re*
sultaat van die in den aanvang van dit schrij*
ven genoemde afbeelding, doch dat er inder*
daad reeds vergevorderde plannen voor een
nieuwen schouwburg op het Plein bestaan, en
als men die goed aankijkt, dan kan het ge*
bouw, zooals men het zich denkt, in een stad
als Amsterdam zelfs een toekomst hebben.
Allereerst omdat de schouwburgen hier, met
uitzondering dan van den Stadsschouwburg,
toch eigenlijk geen van alien iets echt*groote*
stads hebben en zeker niet berekend zijn voor
operasopvoeringen met decors op groote schaal
en balletten. Heeft Amsterdam het steeds
groeiend Amsterdam eenmaal een dergelij*
ken schouwburg, ingericht met de nieuwste
vindingen voor tooneel van onzen tijd, dan
heeft men misschien de kans.dat inderdaad een
groot opera*gezelschap reden van bestaan zal
kunnen krijgen, en schitterende balletten zullen
ook wel hun aantrekkelijkheid hebben. Er zijn
Wij gaan blijkbaar hoe langer hoe meer me*
de tellen in de wereld; het onlangs gehouden
Katholiek congres heeft Amsterdam weder
door de geheele wereld doen noemen; thans
weder hebben wij het bezoek gehad van het
groote Amerikaansche oorlogsschip „Pitts*
burg"; het vooruitzicht van de Olympische
Spelen dient steeds voor oogen te worden ge*
houden, want wat beteekent een tijdperk van
vier jaren dat ons van dit grootgebeuren
scheidt?
In die vier jaren heeft men ruimschoots ge*
legenheid het aanzien der stad op verschillende
wijzen te verhoogen, en wie weet of binnen
dien tijd het aspect van het voornaamste stads*
plein, de Dam, ook niet afdoende verbeterd zal
zijn. Voor een goed deel is men er reeds mee
doende. Wie in geen langen tijd te Amsterdam
is geweest en thans deze stad binnenkonit,
staat wel eenigszins verbaasd over den aanblik,
die de Dam op dit oogenblik te zien geeft
het is er thans een ware chaos, waaruit de goe*
de orde moet geboren worden. Doch 't ziet er
nu wonderlijk genoeg uit. Is men van het Dam*
rak het plein genaderd, dan ziet men reeds
voor zich het Paleis, waarvan het bovengedeel*
te van den koepel door een geweldige houten
stellage omgeven is, omdat men bezig is dien
koepel danig te versterken en blikt men om
zich, dan ziet men dat het geheele plein over*
hoop ligt. Op het middengedeelte voor het Pa*
leis staan een groot aantal houten keeten en
gereedschapswagens langs den rand en daar*
voor liggen geweldige stukken tramrails, die
voor het leggen in gereedheid worden ge*
bracht. Bij de „Bijenkorf"; voor de houten
schutting, die het veelbesproken oud*commati*
dantshuis*moeras van den openbaren weg
scheidt; aan de zijde van den Nieuwendijk, in
de Mozes* en Aaronstraat ligt de straat open*
gebroken en men is aan den geheelen Nieu*
wendijk=kant doende om daar de nieuwe rails
te leggen, waarover dat gedeelte van het tram*
verkeer zal moeten gaan, hetwelk nu nog over
de bekende kleine stcentjes voor het Paleis
gaat. Is dat gedeelte tram gclegd, dan ,zal men
ook aan de Kalverstraat*zijde de rails moeten
verleggen en we zullen dus, als alles gereed is,
om den Dam heen het tramverkeer gekregen
hebben. Daarna volgt dan natuurlijk het ma*
ken der nieuwe straatbedekking maar op
't oogenblik is het bepaald een kunststuk orn
veilig van de Nieuwendijk*zijde naar de Kal*
verstraat*zijde te kom® en menschen van bui*
ten, die zich om deze of gene reden niet goed
ter been voelen, zou ik willen toeroepen: „zie
den Dam nog gedurende eenigen tijd te mijden,
wacht tot het plein zich geheel en al in het hem
waardig „nieuw kleed" gestoken zal hebben.
De bedoeling is ook om met die straten* en
pleinenverfraaiing, welke thans op verschillen*
de plaatsen wordt uitgevoerd, de kiosken te
verbeteren. Men kent in deze stad nu al sedert
jaren de roode kiosken op verschillende plaat*
sen der stad; die eigenaardige hokjes, waarin
de bedienende juffrouw zich ter nauwemood
bewegen kan en als zij eenmaal binnen is, zit*
ten mag waar zij zit ik heb, zoolang ik een
A.msterdamsche kiosk gekend heb, altijd degc*
ne beklaagd, die daarin eenige uren haar taak
had te vervullen; een vogel, opgesloten achter
de tralies van zijn kooi, had in mijn oogen nog
een gelukkiger lot. 't Is natuurlijk mogelijk, dat
de Amsterdamsche kiosk*juffrouw zich beha*
gelijker gevoelt dan ik mij zulks voorstel, doch
ik geloof toch niet dat het overbodige weelde
kan heeten, dat de gemeente kiosken zal laten
bouwen, m'eer in overeenstemming met de
eischen van onzen tijd; huisjes, waarin de juf*
frouw ruimer.zitplaats zal hebben, waar ver*
warniing 's winters mogelijk zal wezen en een
handeitwasch*fonteintje zal zijn aangebracht.
Terecht hadden B. en W. aan den Raad voor*
gesteld een dertigtal van die nieuwe kiosken te
laten bouwen; ze zullen elk 2500 moeten
kosten, maar ongetwijfeld zullen zij aan deg;*
ne®, die deze verkoop*gelegenheden pachten,
wel zooveel waard zijn, dat de gemeente er dat
geld spoedig genoeg uit heeft. En de Raad
heeft dan ook niet geaarzeld het bedrag voor
dit doel te voteeren, zoodat we geleidelijk de
oude roode huisjes zullen zien verdwijnen, om
plaats te maken voor betere, „up*to=date", en
in overeenstemming met de omgeving, waarin
zij geplaatst worden. We gaan vooruit in vele
opzichten er waait hoe langer hoe meer
„groote stadslucht"; als ze maar blijft door*
waaien, want er is nog genoeg te doen.
SINI SANA.