Alkmaarsche Gourant Rusland na den dood van Lenin. Honderd res en Twlntlgsfe Jaargang. Zaterdag 23 Augustus. In en om de hootdstad. Wo. 199 1924 KERMIS EN ALCOHOLGEBRUIK. Drankmisbruik is een ergerlijk kwaad; laat de gebruikers van alcoholhoudende dranken bieraan denken en tijdens de kermisdagen er ook vooral voor zorgen dat drankmis bruik voorkomen wordt. Wanneer in dezen de vergunning- en ver- lofhouders weder krachtig meewerken kan veel ellende worden voorkomen en zal ook de kermis kunnen zijn een ordelijk tijdperk zon- der dat het aan anderen aanstoot geeft. De Commissaris van Politie verwacht daarom dat geen dTankmisbruik zal voorko men en een ieder waarop deze inhoud be- trekking heeit, zal medewerken tot handha- ving van orde en bewaren van een goeden geest. Alkmaar, 20 Augustus 1924. De "Commissaris van Politie: WALRAVEN. BURGEMEESTER en' WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene ken- nis, dat in het Gemeenteblad van Alkmaar is opgenomen lo. het besluit van den Raad gemeente van 21 Maart 1924. waar! j is vastge- steld eene Verordening tot wi'ziging der Verordening fegelende de Iconen van het vaste personeel, belast met het schoon- houden der openbare lagere scholen (Gemeenteblad No. 912); 2o. het besluit van den Raad dier gemeente van 22 Mei 1924 tot afwijzing van de sa- larisregeling voor het onderwijzend per soneel aan de Handelsavondschool voor handels- en kantoorbedienden (Gemeen teblad No. 923); 3o. het besluit van hun College van 12 Au gustus, waarbij is vastgesteld eene In- structie voor den Directeur van den Ge- meentelijken Dienst der Werklooshefds- verzekering en Arbeidsbemiddeling (Ge meenteblad No. 927). Deze besluiten zijn heden afgekondigd en gedurende drie maanden ter Gemeente-Secre- tarie ter lezing nedergelegd, waar zij tevens in afdruk tegen betaling der kosten verkrijg- oaar zijn. I Alkmaar, 22 Augustus 1924. Burgemeester en Wethouders voomoemd. WENDELAAR, Burgemeester. A. KOELMA. Secretaris. tijd® geweest dole al liggen diYltT al Jaren achter ons dat de balletten, die toen in het Paleis voor Volksvlijt gegegeven werden, een Nederlandsche vermaardheid hadden en toen beschikte men daar toch maar over een betrek* kelijk zeer beperkte ruimte en was de tooneel* techniek lang niet datgene, wat zij nu is. Van* daar dat men hier zeker met belangstelling uit* ziet naar de verdere afwikkeling van de nu bestaande plannen, die den Stadsschouwburg een niet te onderschatten buurman op het ge* bied van kunst en vermaak kunnen brengen, welke in een stad van reeds ver over de 700.000 zielen, met oordeel geexploiteerd, aantrekke* lijkheid genoeg zal krijgen. Want ofschoon dient erkend, dat het stedelijk bestuur, vooral gedurende de paar laatste jaren, heel wat doet om Amsterdam een zooveel mogelijk prettiger uiterlijk aanzien te geven, wat aan de burgerij en hen, die de stad voor langer of korter tijd bezoeken, ten goede komt, kan daamaast na* tuurlijk nog veel meer dan tot dusverfe ge* schiedde gedaan worden om Amsterdam in de rij der wereldsteden te maken tot een plaats, waar men naast het bezit van enkele mooie grachten en schitterende musea, ook op groot* steedsche plaatsen van vermaak kan wijzen en op dat gebied blijft er nog genoeg te wen* schen. XII. Handel en Industrie. Als typisch voor het falen van het com- munistische 'beginsel kan het fed beschouwd worden, dat het meerendeel van de kleine in- dustrieele ondernemingen, die verpacht zijn, ondanks de dxukkende belastingen en wan neer althans van de zijde van de sovjet-re- geering geen bijzondere maatregelen „tot be- perking van de levenslust" zijn genomen, goed gedijen en met grooter succes werken dan de staatsbedrijven, ofschoon de sovjet- regeering met Argusoogen toeziet, dat ner- gens belangrijke kapitaalvorming tot stand komt. Tot welke abnormale en oneconomische dingen men aldus komt, moge het volgende voorbeeld duidelijk maken. Ik had gelegen- heid van den eigenaar van een kleine indus- irieele onderneming in een van die gouveme- menten In midden-Rusland het volgende te vernemen. Deze, een Duitscher, die voor den oorlog reeds in Rusland had gewerkt, had kans gezien na de invoering van de Nieuwe Economische Politiek zijn onderneming weer op de been te brengen en goed te verdie- nen. Hij was nu financieel in de gelegenheid nieuwe ondernemingen in het leven te roe- pen. Hij kon dit echter niet doen langs den natuurlijken weg, dat wil zeggen door uit- breiding van zijn bedrijf op de plaats zelf, wat natuurlijk in economisch opzicht het beste zou geweest zijn, maar hij moest be- ginnen, industrieele ondernemingen in ande- re autonomie deelen van de sovpet-unie in het leven te roepen. Hij hoopt daarmede de attentie van de sovjet-regeering te ontgaan. Toen de N.E.P. in 1921 werd ingevoerd, werd als principe voor de staatsbedrijven de zoogenaamde „economische boekhouding" aangenomen, dat wil zeggen, dat de bedrij- ven volgens de beginselen van het particulier bedrijf geleid moesten worden en zoo moge lijk hooge winst afwerpeu. De verwezenlij- king van dit beginsel is evenwel tot dusver mislukt door de organisatorische vraagstuk- ken, die zich voordeden. Het bleek namelijk, dat dit beginsel aan een ander beginsel, na melijk dat van de centralisatie, werd opgeof- ferd. Het beheer van de industrieele onderne mingen werd in den vorm van trusts in het leven gcroepen, dat wil zeggen: alle indus trieele ondernemingen van dezelfde categorie werden tot een syndicaat geeentraliseerd, waarbij de afzonderftjke onderneming geen economische eenheid was en de transacties over het syndicaat als geheel werden uitge- breid. Dit beginsel is op het oogenblik nog niet verlaten, ofschoon er den laatsten tijd naarstig propaganda voor wordt gemaakt, de leiders van de afzonderlijke ondernemin gen verantwoordelijk te stellen voor de ren- tabiliteit dezer ondernemingen. Wanneer men zich nu afvraagt, in welke richting de Russische staatsindustrie zich den laatsten tijd heeft ontwikkeld, dan kun- schetsen. In de eerste plaats is den laatsten nen wij dat hier slechts in groote lijnen tijd het centralisatieproces verder voortgezet. Dit proces heeft ten doel samenwerking van de industrieele ondernemingen, het sluiten van ongunstig gelegen, niet voldoende van gTondstoffen vcorzieh of met oudierwetsche mach ines werken de bedri j ven. Maar wanneer men de uitvoering van dit gezonde econo mische principe in de praktijk gadeslaat, dan ziet men, dat ook in dit opzicht roofbouw plaats vindt. In den loop van de jaren zijn de machines ontzettend afgebeuld. Onder den dekmantel van de centralisatie worden op het oogenblik de laatste restanten van hetgeen men aan machines rijk is, bijeenge- gaard en ook bedrijven met levenskracht wor den gesloten, omdat zij geen reservedeelen meer hebben. Dit paras!teeren op het kapi- taal van de industrie moet natuurlijk een steeds grooter omvang aan nemen. Volgens goede kenners van de industrie in Rusland moet binnenkort het tijdstip aanbreken, dat alleen een geweldige import van machines en reservedeelen de industrie weer op de been kan brengen. Wat de financiering van .de industrie be treft, is de staat de industrie in buitengewone mate tegemoet gekomen. Aan het eind van het begrootingsjaar 1922—23 had lie staat niet minder dan ongeveer 143 millioen goud- roebel voor de industrie beschikbaar gesteld. Het is buitengewoon interessant te consta- teren, dat het grootste deel van deze subsi dies en participaties op rekening van de grootindustrie komt, die door den staat uit de hierboven omschreven motieven in stand moet worden gehouden. Een groot deel van deze bedragen is, zooals kenners van de eco nomische toestanden in de sovjet-unie zelf toegeven, gebruikt tot dekking van het defi cit dezer ondernemingen. Daarbij moet wor den opgemerkt dat deze bedragen niet zijn bedrijfskapitaal, maar subsidies en bedragen tot dekking van verliezen. De schuld van de industrie aan de banken heeft ook zeer groote afmetingen aangeno men. Op 1 October 1923 bedroeg de schuld van de industrie aan de banken ongeveer 160 millioen goudroebel. Daarbij is karak- teristiek de omstandigheid, dat de banken niet te vinden zijn voor credietverleening aan de grootindustrie! In het jaar 192223 heeft de industrie in het geheel ongeveer 315 millioen goudroebel aan subsidies en be- drijfs-kapitaal ontvangen. Wat de afzetmogelijkheden van de indus trie aangaat moet men niet vergeten, dat de gevolgen van den goeden oogst van 1921 1922 tot het einde van het vorig jaar nog merkbaar waren. Door de herleving van de koopkracht van de boeren verkreeg de in dustrie betrekkelijk goede afzetgebieden, wat een nieuwen toevloed van de bevolking van het platteland naar de steden tengevolge had. De bevolking van de steden bedroeg in de RSFSR in het jaar 1923 8.102.847, ter- wijl zij in 1920 slechts iets meer dan 7 mil lioen had bedragen. Daarbij is een groote toevloed naar de centrale industriegebieden waar te nemen; daar bedraagt hij 20 pro- cent. Het totaal aantal arbeiders, die bij de industrie werkzaam zijn, bedroeg op het ter- ritorium van de sovjet-unie op 1 Juli 1923 ongeveer 1.600.000. Den vorigen zomer moest de industrie onder betrekkelijk ongun- stige omstandigheden werken. Kort daarna, reeds tijdens de jaarmarkt te Nishni-Now- gorod, waren de eerste voorteekenen van een industriecrisis aanwezig, een crisis, die ook op het oogenblik de industrie nog zeer be- moeilijkt. Het blijkt, dat er in steeds toene- mende mate een ernstige wanverhouding be- staat tusschen de opbrengst van lanbouwpro- ducten en de prijzen van industrieele voort- brengselen. Ofschoon nu den laatsten tijd een prijsstij- ging voor landbouwproducten merkbaar is, lijdt de industrie onder een buitengewoon gemis aan afzetmogelijkheid. Voor het be- langrijkste deel is dit waarschijnlijk te wijten •aan de hooge aanmaakkosten van de indus- trieproducten, welke kosten zoo ontzettend hoog zijn door het economisch beheer. De reactie daarop is, dat de industrie geen koo- pers voor haar producten vindt. Hoe ernstig het in dit opzicht gesteld is, kan men bijvoor- beeld hieruit zien, dat de laatste maanden de sovjet-ambtenaren en -beambten verplicht zijn, een gedeelte van hun salaris voor den aankoop van textielgoederen te- gebruiken. De laatste maanden heeft het percentage van de voor dezen gedwongen aankoop uit- gegeven bedrag® fot 10 procent van het sa laris van de sovjet-dienaren beloopen. Door de afzetcrisis .heerscht natmrrlijk ook werk- loosheid, die steeds nog toeneemt. Daarbij komt nog, dat dank zij de pogingen, orde op de financien te stellen, de staat buitengewoon zuinig moet zijn met nieuwe toelagen aan de industrie. Hoewel men in het algemeen vooruitgang in de productiewijze van de industrie kan waarnemen, ofschoon een geleidelijke stij- ging van de intensiteit van den arbeid zoo- wel als verhooging van het arbeidsloon heeft plaats gehad, zoodat de productiviteit van den ^beid ongeveer 60 pet. bedraagt van die van J or den oorlog, terwijl het werkelijke loon van den arbeider ook ongeveer 60 pet. bedraagt van dat van voor den oorlog, is in de toekomst stellig te verwachten, dat het verdere staatsbeheer over de groot industrie groote bedragen uit de staatskas zal op- eischen. De andere eisch, naast het verleenen van voorschotten en subsidies, voor het handha- ven van het staatsbeheer in Rusland is: handhaving van. het monopolie van den bui- tenlandschen handel. Wanneer op het oogen blik in de sovjet-unie het monopolie van den buitenlandschen handel moest worden opge- heven, zou de Russische staatsindustrie in den kortst mogelijken tijd aan de concurren ts van de voor de wereldmarkt werkende buitenlandsche industrie overlijden. Daar- door is het vasthouden van de sovjet-unie aan het monopolie van den buitenlandschen handel te verklaren, want wanneer de staatsindustrie ten gronde gaat verliest de sovjet-regeering een van haar laatste steun- punten, die zij ten deele nog in het industrie- proletariaat vindt. Voert dus de sovjet-regeering een verbit- terden strijd voor de handhaving van de staatsvoogdij over de grootindustrie, welke zij in steeds toenemende mate met enorme finaneieele offers mice: fcetalen, het on-econo- mische van het communistische principe komt nog duidelijker aan het licht, wanneer men de politick van de sovjetregeering met betrek- king tot den handel beschouwt. Na de invoering van de N.E.P. werd de vrije handel weer toegestaan. De economi sche opleving, die Rusland sedert de invoe ring van de N.E.P. heeft te zien gegeven, is voor het grootste deel het gevolg van het feit, dat door den particulieren handel de ruilhandel tusschen de steden en het platte land kon worden hervat. Nu heeft echter ook de sovjet-regeering in den bloeitijd van de N.E.P. niet alle troeven uit handen gege ven, want zij heeft haar plan, het verdringen van den particulieren handel door den staatshandel in samenwerking met de coope rates, nooit uit het oog verloren. Sedert den herfst van het vorige jaar is een teruggang merkbaar. Thans streeft de sovjet-regeering er naar, den particulieren handel, waar zij kan, terug te dringen. Met alle middelen wordt gepoogd, den staatshandel en de ver- deeling der productie te doen plaats hebben door de cooperates. In het najaar werden de voornaamste ver- tegenwoordigers van den vrijen handel, waarvan echter niet ontkend mag worden, dat hij nier en daar het karakter van specu late aannam, uit Moskou en andere groote steden naar Siberie en andere weinig bemin- nelijke oorden van de sovjet-unie verbannen. Volgens statistische gegevens, die van Mei j.l. dateeren, was ongeveer 26 pet. van den geheelen handel in handen van de regeering, 10 pet. in handen van de cooperates en 64 pet. in handen van het particulier kapitaal. Mij bleek o.a., dat de handel in levensmidde- len vrijwel geheel door particulieren wordt gedreven. Bijzonder onaangenaam vond de sovjet-regeering dat, toen zij optrad tegen de hooge levensmiddelenprijzen in het voor- jaar j.l. Op het 13e congres van de communistische partij, dat onlangs is geslotep, hebben dege- nen, die in economisch opzicht links zijn ge- orienteerd, de overwinning behaald; besloten is, met alle mogelijke middelen den particu lieren handel terug te dringen. Bestaan reeds tegen het gebruik van het communistische principe ten opzichte van de industrie ernstige bedenkingen, die tot dus ver altijd juist zijn gebleken, ook het ingrij- pen van de sovjet-regeering in het distribu- tiesysteem moet natuurlijk tot treurige resul- taten leiden. De handel is feitelijk het sum- mum van economische bewegelijkheid. Alle bureaucratie, die bij staatsbemoeiing onver- rijdelijk is, moet op den handel verlammend werken. En dit resultaat is te sterker merk baar in Rusland, zoodat men niet anders kan verwachten, dan dat de particuliere handel steeds meer het karakter van speculatie aan- neemt. De gezonde verdeeling van de waren, waar het toch eigenlijk op aankomt, moet natuurlijk onder deze omsTandigheden lijden, zoowel van de bureaucratie als van de spe culatie. Wil men in cijfers een voorstelling hebben van de gevolgen van den wereldoorlog en van de communistische experimenten, dan kan men constateeren, dat het eitld van het be grootingsjaar 192223, dus in den herfst van 1923, de productie van de industrie op het territorium van de SSSR ongeveer 30 pet. bedroeg van de Russische productie van voor den oorlog, evenals de omvang van het spoorwegtransport ongeveer het derde deel was van dat van voor den oorlog. Wie op het oogenblik in de sovjet-unie met aandacht de ontwikkeling van het economi sche leven gadeslaat, zal overal opmerken, dat bij het in practijk brengen van het com munistische productie- en verdeelsysteem ne- gatieve verschijnselen aan het licht komen, die het economische leven ondermijnen. Wer kelijke vooruitgang is lechts waar te nemen op de gebieden, die hetzij aan het particulier initiatief zijn overgelaten, hetzij volgens de algemeen geldende regelen van het econo mische leven geschikt zijn voor naasting of nationalisatie. Nergens echter en in geen enkel opzicht is de levensvatbaarheid van het communistisch beginsel gebleken. Alle andere oordeelvellingen, die in dit op zicht tot uiting zijn gekomen, berusten op zeer doorziclrtige propaganda-doeleinden of op onjuiste waameming. Uit onze Staatsmacliine. BIJ DE REKENKAMER. II. In het verslag van de A. R. bladerende, krijgt men nu en dan den indruk, dat een of andere minister de A. R. erg lastig vindt en in stilte zweerf nu eens fn vertioogoe mafe maar langs anderen weg te doen, wat de A R. ongeoorloofd achtte. B. v., de vroegert minister van L., N. en H. had voor een det ambtenaren van de Landbouwhoogescho.ol een salarisregeling vastgesteld, die afweek van de bepalingen van het Bezoldigingsbe- sluit. Bij beschikking van 25 Juli 1922 werd de jaarwedde van dien ambtenaar verhoogd, te rekenen van 1 Januari 1920 af. De A. R. vond, dat voor 1922 al betaald was van 1 Jan. 1922 tot en met 28 Febr. 1923. Het te- veel betaalde had terugbetaald moeten wor den, maar dat was hard. Daarom stelde de A. R. voor om hem 858.94 gratificatie toe te kennen om het te veel genotene te kunnen terugbetalen. Een poosje later was er een Kon. Besl., waarbij aan den ambtenaar een gratificatie was toegekend van 2337.94 wegens salarisderving, want zoo redeneerde de minister, van 1 Jan. 1920 tot 1 Jan. 1922 is het verhoogde traktement niet uitgekeerd en er wordt alleen aanmerking gemaakt op het uitbetalen van 1 Jan. 1922 af, dus komt hem de verhooging over 1920 en 1921 nog toe. De A. R. kon er niets tegen doen, want 't was geen begrootingspost, maar een grati ficatie. Een ambtenaar der Registratie en Domei- nen was werkzaam te Leiden, maar woonde te Noordwijk. Toen hij eenige keeren te Noordwijk werkzaamheden moest verrichten, declareerde hij reiskosten van Leiden naar Noordwijk en verblijfkosten te Noordwijk waar hij woonde. Zoo was er 601.42 uitbe- taald. E)e minister meende, dat de man te goeder trouw had gehandeld en ook de au- toriteit, die door zijn handteekening ver- klaarde dat deze declaratie „naar waarheid" was opgemaakt. De man moest echter te rugbetalen maar kon dat verrekenen bij het ontvangen van 4 toelage per dag voor zijn werk te Noordwijk. Een sergeant-verpleger le klasse had ver- lof sedert 17 Maart 1923 in afwachting, dat hij op wachtgeld zou worden gesteld. Maar op 30 Juli 1923 werd hij, hoewel buiten dienst, bevorderd tot sergeant-majoor-verple- ger, aan welken rang 200 meer jaarwedde is verbonden en dus werd zijn wachtgeld ook hooger. Aanmerking van de A. R„; v'ergoe- lijking door den minister van Oorlog. Een kapitein der Infanterie bleef ziek ach ter van verlof op 1 Mei 1921. Van"dien da tum af, werd hij gedetacheerd ter plaatse van verblijf tot aan de groote vacantie van de H.B.S. Die z.g. detacheering kostte het Rijk 390.50 en was niet anders dan het verschaffen aan een officier, die uit dienst ging, van de gelegenheid om leeraar te zijn aan de H.B.S. in de plaats, waar hij gedie- tacheerd heette. De zaak was niet in orde, maar bloedde dood, doordat de kapitein over- leed. De minister van L., N. en H. verleende aan een ambtenaar, die van den Haag naar Amsterdam verplaatst werd een tegemoetko- ming in de kosten van verplaatsing van 1679.61 of 600 meer dan waarop deze volgens de geldende bepalingen recht had. Dat kwam, zei de minister, omdat de ambte naar te Amsterdam geen woning kon vinden en daarom te Bloemendaal ging wonen, wat hem 900 kostte Maar de minister be- loofde een wat ruimere vergoeding voor ver- plaatsingskosten. Later had de minister van Waterstaat hierover te beslissen. Die vond deze toezegging bindend, en bracht de 1679.61 die toch al te hoog waren op f 2289.40, dus weer 600 hooger. Men zal zich de beweging herinneren, die er gemaakt is, toen de Chef van de afd. Kunsten en Wetenschappen bij de crematie van Louis Couperus tegenwoordig was en den minister van O., K. en W. heette te ver- vangen. De minister verklaarde later, dat de bedoelde chef er niet in opdracht was ge weest, maar ingevolge een persoonlijke uit- noodiging. Maar die chef had1 wel degelijk een declaratie ter zake ingediend. Op grond van de zooeven bedoelde verklaring van den minister verwierp de A. R. de vordering. De geneesheer van. het Rijksopvoedingsi gesticht te Zeist was ook belast met het psychiatrisch onderzoek van de verpleegden te Montfoort. Hij reisde daar wekelijks heen: eerst per trein naar Woerden, dan per rijtuig naar Montfoort en terug met een rijtuig naar Utrecht. Het rijtuig kostte 10 per keer. De A.R. vroeg of hij niet gebruik kon maken van de autobus MontfoortUtrecht. Dat gelukte en elke week kostte dat maar 1.80. Ook vroeg de A.R. of het wekelijksch bezoek niet veranderd kon worden in een veretien- daagsch. Neen, dat ging niet, dat zou tegen het belang der verpleegden zijn: Als wij al ien ook eens alle weken psychiatrisch moes ten worden onderzochtl! Maar de minister overwoog om de ver pleegden van Montfoort naar Zeist over te brengen. Over 1922 en 1923 was aan eenige bijzon dere scholen bijna 47.000 te veel als voor- schot op de Rijksvergoedingen uitbetaald. Dat geld moest terugbetaald of ingehouden worden. De leden van de commissien voor de fn 19201921 gehouden artsexamen hadden voor sommige dagen dubbele vacatiegelden genoten, want voor een vergadering en voor een examen werd 10 betaald en nu en dan was er vergadering en examen op denzelfden dag. Zoo was er 2500 te veel betaald, wari teruggestort moest worden. Door de leden van de Tweede Kamer wer den niet minder dan 75 extra-exemplaren van de Handelingen en 48 van het Staatsblad aangevraagd en kosteloos verkregen. Daar zal hoogstwaarschijnlijk een eind aan komen. Een Inspecteur der Posfcerijen en Telegra- fie te Maastricht stelde voor zijn benoeming de voorwaarde, dat hij niet in Maastricht zou behoeven te wonen. Hij vond, dat er in de nabijheid van Maastricht geen huis te krijgen was; maar te Meerssen kwam een geschikt huis in veiling. Het Rijk kocht het voor 18.480 (met de kosten) en besteedde er nog 13.000 aan, zoodat het perceel 31.500 kostte. De huur was volgens de wet 15 proc. van het traktement of f 936. Een goede geldbelegging! De minister van Fi nancien, di« op deze zaak opmerkzaam was gemaakt, verzekerde, dat hij in't vervolg te gen dergelijke uitgaven zou waken. Voor het ontwerpen van twee jubileum- p'ostzegels ontving een kunstenaar 2500. Dat vond de A.R. wat hoog, ook omdat in 1922 voor het ontwerpen van twee frankeer- zegels maar jj 500 was betaald. XCII. De groote stads*Iucht. Ik zag onlangs in een gei'llustreerd blad de afbeelding van een redactie=kamer, waarin op een tafel lag een reusachtige komkommer. Om die tafel zaten de redactiededen van een dag* blad met wanhopige gezichten, turende naar de gele vrucht, die op de tafel lag. In diep gepeins staarden de redacteuren der verschillende af* deelingen naar den komkommer, hopende dat zij daaruit de ingevingen zouden krijgen voor de copy, die zij in dezen tijd des jaaVs slechts met moeite konden verzamelen, en waarmede zij de kolommen van het dagblad, dat op den geregelden tijd verschijnen moest en dat toch niet met blanke of half gevulde pagina's de we* reld kan worden ingezonden, zouden kunnen vullen. Onwillekeurig herinnerde ik mij die plaat, toen ik dezer dagen ergens las van plannen, die zouden bestaan om op het Leidsche plein van deze stad een nieuwen schouwburg te doen verrijzen. Ik moest wel denken aan den ver* maarden komkommer en den niet minder ver* maarden journalistieken duim, die in de Augustus*maand van elk jaar dienstbaar wor* den gemaakt om daaruit den volke het nieuws voor te zetten, dat er in werkelijkheid niet is, doch dat zoo mogelijk den lezer, die in de va* cantie*stemming, waarin hij zijn dagblad leest en het dan zoo ernstig niet met zijn „lijfor* gaan" neemt, eenige belangstelling zal kunnen inboezemen en, bijaldien hot ten slotte onjuist blijkt, weder kan worden tegengesproken een daad, die dan alweer enkele regcls copy beteekent zonder dat de redactie zich met zoo'n tegenspraak heel erg zal blameeren, al* weder: omdat de krantenlezer in den komkom* mertijd het niet te nauw neemt. Dat nieuwe schouwburg*bericht zag ik voor een komkommer aan 't kon niet anders. Im* mers, wie zou het nu in z'n hoofd krijgen in een tijd, waarin het lang niet zoo eenvoudig gaat om voor nieuwe ondernemingen groote sommen gelds bijeen te brengen, geld te gaan steken in een nieuwen schouwburg en dan nog wel te Amsterdam? Hebben we hier al geen schouwburgen genocg, die met kunst* en vliegwerk staande moeten worden gehouden; die er zonder gemeentelijke subsidie haast niet komen kunnen? Hebben we het nog niet zoo juist beleefd, dat het hoogst staande tooneel* gezelschap, dat krachtens zijn naam reeds in den Stadsschouwburg thuis behoort, geen kans zag daar zonder hooger subsidie, dan het door den Raad aangeboden bedrag, te blijven en el* ders een ander dak moest zoeken? Hooren we niet dag in, dag uit, jammerklachten over al die bioscopen, cabarets e. d„ die den schouw* b'urg*directeuren het bestaan haast onmogelijk make®, en zou men onder die omstandighedcn dan nog een schouwburg willen opzetten en nog wel in de „aller*onmiddellijkste" nabijheid van den Stadsschouwburg? 't Moest een kom* kommer zijn! En toch het is nader gebleken dat het ditmaal geen uitkomst betreft als re* sultaat van die in den aanvang van dit schrij* ven genoemde afbeelding, doch dat er inder* daad reeds vergevorderde plannen voor een nieuwen schouwburg op het Plein bestaan, en als men die goed aankijkt, dan kan het ge* bouw, zooals men het zich denkt, in een stad als Amsterdam zelfs een toekomst hebben. Allereerst omdat de schouwburgen hier, met uitzondering dan van den Stadsschouwburg, toch eigenlijk geen van alien iets echt*groote* stads hebben en zeker niet berekend zijn voor operasopvoeringen met decors op groote schaal en balletten. Heeft Amsterdam het steeds groeiend Amsterdam eenmaal een dergelij* ken schouwburg, ingericht met de nieuwste vindingen voor tooneel van onzen tijd, dan heeft men misschien de kans.dat inderdaad een groot opera*gezelschap reden van bestaan zal kunnen krijgen, en schitterende balletten zullen ook wel hun aantrekkelijkheid hebben. Er zijn Wij gaan blijkbaar hoe langer hoe meer me* de tellen in de wereld; het onlangs gehouden Katholiek congres heeft Amsterdam weder door de geheele wereld doen noemen; thans weder hebben wij het bezoek gehad van het groote Amerikaansche oorlogsschip „Pitts* burg"; het vooruitzicht van de Olympische Spelen dient steeds voor oogen te worden ge* houden, want wat beteekent een tijdperk van vier jaren dat ons van dit grootgebeuren scheidt? In die vier jaren heeft men ruimschoots ge* legenheid het aanzien der stad op verschillende wijzen te verhoogen, en wie weet of binnen dien tijd het aspect van het voornaamste stads* plein, de Dam, ook niet afdoende verbeterd zal zijn. Voor een goed deel is men er reeds mee doende. Wie in geen langen tijd te Amsterdam is geweest en thans deze stad binnenkonit, staat wel eenigszins verbaasd over den aanblik, die de Dam op dit oogenblik te zien geeft het is er thans een ware chaos, waaruit de goe* de orde moet geboren worden. Doch 't ziet er nu wonderlijk genoeg uit. Is men van het Dam* rak het plein genaderd, dan ziet men reeds voor zich het Paleis, waarvan het bovengedeel* te van den koepel door een geweldige houten stellage omgeven is, omdat men bezig is dien koepel danig te versterken en blikt men om zich, dan ziet men dat het geheele plein over* hoop ligt. Op het middengedeelte voor het Pa* leis staan een groot aantal houten keeten en gereedschapswagens langs den rand en daar* voor liggen geweldige stukken tramrails, die voor het leggen in gereedheid worden ge* bracht. Bij de „Bijenkorf"; voor de houten schutting, die het veelbesproken oud*commati* dantshuis*moeras van den openbaren weg scheidt; aan de zijde van den Nieuwendijk, in de Mozes* en Aaronstraat ligt de straat open* gebroken en men is aan den geheelen Nieu* wendijk=kant doende om daar de nieuwe rails te leggen, waarover dat gedeelte van het tram* verkeer zal moeten gaan, hetwelk nu nog over de bekende kleine stcentjes voor het Paleis gaat. Is dat gedeelte tram gclegd, dan ,zal men ook aan de Kalverstraat*zijde de rails moeten verleggen en we zullen dus, als alles gereed is, om den Dam heen het tramverkeer gekregen hebben. Daarna volgt dan natuurlijk het ma* ken der nieuwe straatbedekking maar op 't oogenblik is het bepaald een kunststuk orn veilig van de Nieuwendijk*zijde naar de Kal* verstraat*zijde te kom® en menschen van bui* ten, die zich om deze of gene reden niet goed ter been voelen, zou ik willen toeroepen: „zie den Dam nog gedurende eenigen tijd te mijden, wacht tot het plein zich geheel en al in het hem waardig „nieuw kleed" gestoken zal hebben. De bedoeling is ook om met die straten* en pleinenverfraaiing, welke thans op verschillen* de plaatsen wordt uitgevoerd, de kiosken te verbeteren. Men kent in deze stad nu al sedert jaren de roode kiosken op verschillende plaat* sen der stad; die eigenaardige hokjes, waarin de bedienende juffrouw zich ter nauwemood bewegen kan en als zij eenmaal binnen is, zit* ten mag waar zij zit ik heb, zoolang ik een A.msterdamsche kiosk gekend heb, altijd degc* ne beklaagd, die daarin eenige uren haar taak had te vervullen; een vogel, opgesloten achter de tralies van zijn kooi, had in mijn oogen nog een gelukkiger lot. 't Is natuurlijk mogelijk, dat de Amsterdamsche kiosk*juffrouw zich beha* gelijker gevoelt dan ik mij zulks voorstel, doch ik geloof toch niet dat het overbodige weelde kan heeten, dat de gemeente kiosken zal laten bouwen, m'eer in overeenstemming met de eischen van onzen tijd; huisjes, waarin de juf* frouw ruimer.zitplaats zal hebben, waar ver* warniing 's winters mogelijk zal wezen en een handeitwasch*fonteintje zal zijn aangebracht. Terecht hadden B. en W. aan den Raad voor* gesteld een dertigtal van die nieuwe kiosken te laten bouwen; ze zullen elk 2500 moeten kosten, maar ongetwijfeld zullen zij aan deg;* ne®, die deze verkoop*gelegenheden pachten, wel zooveel waard zijn, dat de gemeente er dat geld spoedig genoeg uit heeft. En de Raad heeft dan ook niet geaarzeld het bedrag voor dit doel te voteeren, zoodat we geleidelijk de oude roode huisjes zullen zien verdwijnen, om plaats te maken voor betere, „up*to=date", en in overeenstemming met de omgeving, waarin zij geplaatst worden. We gaan vooruit in vele opzichten er waait hoe langer hoe meer „groote stadslucht"; als ze maar blijft door* waaien, want er is nog genoeg te doen. SINI SANA.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 5