Alkmaarsche Gourant De Kluizenaar van Far-End Kipper Kemjnen. Honderd Zes en Twlntigsie iaargang. Zaterdag 23 Augustus. Geneeskundige brieYeu. FEUITiI/F.TON. No. 199 1924 door Margaret Pedler. Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont. 12) „Dat is je familiegeschiedeois, beveling, en het is goed, dat je die kent en ook weet waartegen je te strijden hebt. En Malin- court zijn beteekent: tegelijkertijd een zegen en een vloek met zich meedragen. De Malin- courts waren oorspronkelijk van Fransche afkomst afstammelingcn van de haute noblesse van het oude Frankrijk behept met den vloek van den trots en de koppige eigen- zinnigheid van den duivel zelf, en gezegend met schoonheid en verstand en aantrekkelijk- heid boven het gemiddelde. Zij buigen nooit, zij breken liever. En ik gel oof, dat jij dat ook hebt, Sara de hcele erfenis. „Je moeder was een echte Malincourt. Zij kon niet buigen, en toen de dingen spaak lie- pen, brak zij. „Je moet nooit hand van haar denken, want zij was opgevoed in die atmosfeer van bijna hopcloozen trots, die maar at te dik- wijls de vloek is van den verarmden aristo- craat. Zij beging een afschuwelijke fout en moest er later elicen dag van haar leven voor boeten. En zij werd er toe gedTeven door haar vader, die mij in geen enkel opzicht wilde erkfiuften, fin, idoftr haar moeder die Boeken. Achter het anker, door Alie Smeding. Uit- gave Nifgh en Van Ditmar's Uitgevers-Maat- schappij, Rotterdam. haar leven thuis gewoonweg tot een hel maakte zooals een knappe vrouw van de wereld kan doen met het leven van elk jong meisje, als ze dat verkiest. „Juist voor zij stierf, liet zij mij roepen en vertrouwde jou aan mijn hoede; zij vroeg mij je ervoor te bewaren, dat je je leven zou ver- knoeien, zooals zij het hare gedaan had. „Ik heb gedaan, wat ik kon. Je bent ten- minste onafhankelijk. Niemand kan met het dreigement van armoede je er toe brengen je zelf te verkocpm, zooals man haar deed. Maar er' zijn honderd andere klippen in het leven, waartegen je je geluk kunt te pletter stooten, en denk er aan, op den langen tocht zwem je of zink je door je eigen geestkrach-t. „En wanneer de liefde tot je komt en die zal komien, want geen vrouw met jouw oogen en jouw mond had ooit een leven zon der liefde vergeet dan niet. dat liefde het hoogste in de wereld is, de eenige volkomen volmaakte gift. Laat geen kleinzielige over- wegingen van voordeel in de wereld je bein- vlceden, of het geklets van andere menschen, en zelfs wanneer het schijnt. dat er iets on- cverkomelijks ligt tusschen jou en de ver- vulling van je liefde, klim er dan over heen of er omiheen of vecht je er door! Wanneer liefde echt is, moet je gdloof groot genoeg zijn om alle bergen op je weg op zij te zet ten of er overheen te gaan. „Het pak brieven, dat je in het bureau zult vinden, zijn brieven die je moeder mij schreef in die paar Me weken,. dat wij clkandcr top- Ma'tf'het scfiipperslevcn is m werkelijkheid heel aederst behoorden. Ik ben een sentimenteele ouwe kerel en ik heb het niet over me kunnen ver- krijgen ze te verbranden. Wil jij dat voor mij doen? „In het kleine fluweelen doosje zul je haar miniatuur vinden. Dat geef ik je. Zoo was zij, heelemaal en jij ook, want je lijkt merk- waardig veel op haar in uiterlijk. Dikwijls voelde ik mijn hart pijn doen, wanneer ik naar je keek en soms scheen het mij bijna alsof de jaren teruggegaan waren en Pau line zdf voor mij stond. „En nu het bevel tot heengaan mij weldra zal bereiken, is het heerlijk te denken, dat over een paar weken... een paar dagen mis- schien ik haar zal weerzien... „Vaarwel, mijn lieve kameraadje. Wij heb ben een goeden tijd samen gehad, niet? Je liefhebbende Patrick." Sara zat heel stil, met den brief in haar hand. Zij had altijd wel gedacht, dat een of andere romance, lang, lang geleden, Pa trick's ongetrcuwd blijven, moest verklaren, maar zij had nooit vermoed, dat haar eigen moeder de vrouw was, die hij liefhad. Deze wetenschap wierp een geheel ander licht op het verleden en gaf er een glans aan van te«iere herinnering. De bijna idyllisehe atmosfeer waarin Patnck hun samenleven had gehuld, was nu gemakkelijk te verstaan. Zij voelde het als het gevolg van een liefde en trouw, die even mooi en heilig als zeld- zaam waren. Patrick's liefde voor haar moe der had iets van hfit al ks-ovcrheerachgade DE ADEMHALING VAN HET KUIKEN IN HET EI. Hermann Schoepf (Jesssen) geeft in de Oes- terreichische Geflugelzeitung een interessant artiket over de ademhaling van het embryo en eenige daarmee samenhangende oorzaken van het dood-in-den-dop. Wij wenschten dit in ruimer kring te doen kennen en geven het hierbij daarom in onze taal weer. „Het hoenderei is geen dood lichaam. Niet alleen heeft daarin na de bevruchting van de kiemcel de wonderbaarlijke celdecling plaats, maar het ei toont obk dcor voortdurende op- name van frissche en door uitscheiding van verbruikte lucht zijn le/enswerkzaamheid, hoewel deze onder de gewone omstandigheden uiterst gerihg is. Eerst bij verhoogde tempe ra,tuur, dus na het begin van het broedproces, wordt de bewegings-energie der elementen in het ei krachtiger, zocdat de verschillende or.t- wikkelingsprocessen zich kunnen afspelen. Van dat alles is de ademhaling te beschou- wen als het levensvatbare principe, want alle ontwikkeling en groei in net ei is onmoge'ijk, als aan de celweefeels niet voartduvend zuur- stof toegevoegd en het gevormde koolzuur er uit afgescheiden wordt Reeds in het zesde uur der bebroeding ont- staan in de vruchthof kleine deeltjes, als het ware eilandjes, wier inhoud ongelooflijk klei ne lichtroode bolletjes bevat. Deze blodeiland- jes worden talrijker, scheiden zicii al meer en meer af en leiden door een soort van vertak- king de vorming in van het netwerk van bloedvaatjes, dat zich dan buiten het embryo over den dooier uitstrekt en de in een ring- vat (sinus terminalis) eindigende aderhof vormt. Het bloed, dat in het fijne netv/erk zich beweegt, is het vervccrmiddel der adem haling Op den tweeden broeddag is het vaatsysteem gereed en onderscheiden we reeds een v/at dieper gelegen slagaderlijken weg en een meer oppervlaltkig gelegen adcr- stelsel. In de eerste dagen is de behoefte aan zuurstof voor den ontwikkelingsgang gering, het blood der haarvaatjes is in staat uit de ci- vloeistof, die het haarvatennet omgeeft, vol- doende zuurstof cp te nemen. Het wordt dcor rythmische bewegingem van het als een buis gevormde hart naar de weefsels toegevoerd, waarin de zuurstof verbruikt en het bloed daardoor aderlijk of koolzuurhoudend wordt. Dit aderlijke bloed gaat door't aderstelsel, in welks haarvaten het koolzuur wordt afge scheiden en dan ontwijkt door porien der schaal. Boven het ringvat wordt het bloed verzameld en stroomt dan, met zuurstof ver- rijkt, weer naar het hart toe. Daar nu het van de groote historische liefdes gehad. Paolo en Francesca, Abelaird en Heloi'se zelfs die konden geen dieper, geen standvas- tiger liefde hebben gekend, dan die van Pa trick Level! voor Pauline. De minnebrieven van de gestorvene lagen op Sara's schoct, nog samengebonden met het zwarte lint, dat Patrick's vingers erom- heen moesten hebben gestrikt. Het waren er maar zes een half dozijn herinneringen van een liefde, die bopeloos in smart geein- digd was tastbare herinneringen, die haar aanbidder nooit den meed had' gehad te ver- nietigen. Sara hicld ze liefkeozend in de hand, deze enkele, aandoenlijke herinneringen aan een vcorbijgeganen harts icciit, en eindeLjk maak- te zij met bevende handen het lint Ics. Waar het lint had gezeten, liep een witte streep over de buirenste enveloppen, die door ouderdom geelachtig waren geworden zwijgend be- wijs van de lange jaren, dfe waren verloopen sinds de brieven "werden geschreven in de eerste vervoering van een gloeiende, jonge liefde. Langzaam, met een weemcedig ge\'oel van spijt, dat het gebeuren incest, lid: Sara ze, een voor een, ongelezen in het vuur vallen, en keek hoe ze na een plotseling opvlammen, krulden en verschilferden tot doode, grijze asch deze laatste schakels met de romance van zijn jeugd, die Patrick zoo lang met zorgvuldig trouw had 'bewaard. Zij vroeg zich af, .wat wor $wt vrouw vruehhvater, waarin fiet eirrbrby zWceTen cfe overige vloeistof in het ei een in vergelijking met de buitenlucht betrekkelijk zuurstofrijke omgeving vormt, is een bijz,onder luchten der brocdeieren in de eerste dagen van den broed- tijd niet noodig, ook wegens de geringe be hoefte aan zuurstof voor de kiem. (De on? omgevende lucht bestaat uit 79 maatdeelen stikstof en 21 maatdeelen zuurstof, terwijl de im liet vruchtwater voorhanden lucht 70 dec- len stikstof en 30 deelen zuurstof bevat). Veel meer is tot ongestoorde ontwikkeling der teere organen een zoo gelijkmatig mogelijke broedtemperatuur noodig. Voor de verhoogde behoefte aaii zuur9tof bij de voortgaande ontwikkeling van het em bryo is echter de bloedsomloop in de aderhof onvoldocnde, waarom zich op den derden dag in de embrroynale lichaamsholte een gewich- tig orgaan vormt, n.l. de allantofs. Deze neemt vanaf den vierden dag in grootte toe, treed't rechts van den dcoierzak uit de buik- navel te voorschijn en groeit dan van achter over de kiem heen, als een kap tot aan het einde van den kop, waar haar wand zich dicht tegen de eivliezen onder de schaal aan- legt. Hoewel de allanto'is allereerst tot opna- me der vloeibare afscheidingen uit de nieren dient, wordt ze toch weldra het gewichtigste ademhalingsorgaan, want uit de navelstreek leiden sterk gevormde aders naar den allan- tols-wanad en vormen vooral aan den naar buiten liggenden wand een ruim netwerk. Op dezen weg ondergaat het onder een zekeren druk circuleerende bloed dezelfde veranderin- gen als in de aderhof. Door het celweefsel heengevoerd, wordt het door zuursiof-verlies aderlijk. In de haarvaten onder het eischaal- vlies vindt de gasuitwisseling plaats, het koolzuur wordt afgescheiden en gelijktijdig wordt het haemoblobin (een bestanddeel der rocde bloedlichaampjes) met zuurstof verrijkt, hetgeen nu in verhoogde mate mogelijk is, omdat het allantoi'isvaatnet deels direct onder de poreuze eischaalvliezen, deels aan de lucht- kamer bij de stompe pool van het ei zich uit- breidt. Hiercfoor wordt de bloedsomloop in de aderhof voltooid, maar dan weldra geheel1 opgeheven, zoodat de ademhaling door de allantofs alleen verricht wordt. Dit tweede stadium van de embryonale ademhaling vereischt een toereikcnd luchten der broedeieren ongeveer van den zevenden dag af. Van de versterkende werking van zulk een luchten kan men zich bij krachtige belichting door de schouwlamp overtuigen; Het vooraf door het koolzuurgehalte blauw rood gekleurde bloed heeft na het luchten een helderroode kleur (slagaderlijk bloed) aangenomen. In de praktijk der machinale bebroeding wordt met het juchten der eieren o ok het keeren verbonden. Hier mag nu wel' met nadruk gezegd worden, dat het luchten altijd het keeren en verleggen moet vooraf- gaan, want in de uit de machine genomen eieren liggen de embryo's en de blcedvaten aan de oppervlakte onder de schaal en in deze lig,ging geven v/ij aan het groeiende cr- ganio-me ademhaling in de frissche lucht. Als eerst gekeerd wordt, omgeeft zich de kiem wegens zijne v/eer naar boven strevende be- wegingen met den vloeibaren ei-inhoud en de bij het luchten en koelen dcor samentrekking van den ei-inhoud binnengedrongen zuurstof kan niet bij de haarvaten komen, zoodat de oxydatie van het haemoglobin niet tberei- kend plaats vindt. Als dit ondcelmatigt luchten telkens herhaald v/erdt. zal de kien moeten afsterven of, wanneer de ontwikke ling toch doorgaat, leiden tct vorming van zwakke kuikens, die geen kracht zullen heb ben door de eischaal heen te breken. Het tweede stadium der ademhaling door de allanto'is-hloedsomlocp blijft kort voor het uitkomen bestaan, wanneer de inmiddels ge vormde longen in werking treden. De longen ontstaan reeds vroeg, ongeveer op het einde van dfin derden dag als uitwassen van het darmkanaal. Daar zij later het lichaam door opname van lucht moeten voeden, verklaarl zich hun ontstaan uit den darm. De groei heeft ruim den tijd, daar de longen pas in een derde korte periode van het embroyonale le ven in functie treden. Daarbij voltooien zich de laatste wonderbare voorbereidingen voor het leven van het kuiken. Tot nu toe werd aan het embryo zonder omweg over de lon gen door de bloedvaten van de allantofs door de opening van de snavel het voor het levensproces noodige zuurtsofhoudende bloed toegevoerd. Nu wordt echter de bloedsom loop in de ailantofs langzamer, het hart richt zich m voor de longademing en de snavel van het kuiken breedt door het bin- nenste eivlies aan de steeds groofer-worden- de luchlkamer en de eerste ademtocht geeft de kracht om het leven. De allantoi's-vaten worden spoedig !eeg en verlatetn, hun kringloop houdt geheel op. Het fijne aderweefsel bekleedt den hinnen- kant van de eischaal en kondigt (na het uit komen) door zijn frisch uitzien aan, dat dit laatste bedrijf ook een normaal verloop heeft haar moeder geweest kon zijn, die zulk een groote liefde had weten te wekken, dat zelfs haar eigen ontrouw die niet had kunnen uit- blusschen. Zij had uit haar kioderjaren de vage herinnering gehouden aan een bleeke, eenigszins verwildlerd uifeiende vrouw met diep ingezonken, gejaagde oogen en een bit- teren mond, maar haar glimladh, als die bij hooge uitzondering zich vertoonde, was z66 betooverend, dat die voor het oogenblik elke herinnering aan de harde lijnen van haar ge- laat in rust deed vergeten. Met verlangende handen nam het meisje de fluweelen doos, die het miniatuur bevatte, op en knipte het deksel open. De schildering daarin, gevat in een oud lijstje, stelde een meisje van even in de twintig jaar voor. Het gezicht was ovaal, met een smalle, puntige kin en een levendig-rooden mond1, die aan de hoeken even opkrulde. De wangen hadden weinig kleur en het zwarte haar en de bui- tengewoon donkere oogen deden de roomige blankhcid van de huid nog meer uitkomen. Het was over 't geheel gen-omen geen En gelsch gelaat; de jukbeenderen waren te hoog, en de kleu-r en scherpe omlijning van het pikante gezichtje duidden niet op een zuiver Engelsch type. Zooals zij het nu zag, scheen het gezicht Sara eigenaardig bekend tee en toch had zij geen herinnering aan haar moeder, zooals deze geweest moest zijn in den tijd, dat dit miniatuur werd geschilderd. LWorM vervolgd.) LVII. De Olympische spelen. El.i groot gedeelte van het couranteiulezcnd )>ubliek hecft in de laatste weken met veel be^ langstelling de berichten over de wedstrijden in Frankrijk gevolgd, welke daar op het voet* spoor der oude Grieken tusschen vertegen* ■woordigers van alle „beschaa!de" landen der wereld werden gestreden. En zeker heeft menig rechtgeaard vaderlander met evenveel teleur* stelling den uitslag van bijv. de zwemwedstrij* den gelezen als zijn hart wat sneller ging klop* pen toen hij de Nedcrlanclsche overwinningen op het gebied van paarden* en wieler*sport vernam. En de ontroering van de bij den weds strijd aanwezige landgenooten is te begrijpen op de oogenblikken, dat de vaderlandsche dries kleur aan de hoogste mast kwam te wapperen en het dundoek van alle overige naties zich met een nederiger plaats moest tevreden stellen. Over de plaats, welke ons land inneemt in de rangorde der landen volgens het totaal der be* haalde punten over de geheele linie, heerscht tevredenheid. En zonder twijfel zal met animo gewerkt worden om de volgende Olympiade, die in ons land zal worden gchouden, een schitterende ontvangst te bereiden Het ligt voor de hand om ook van genees* kundig standpunt de waarde en beteekenis van 'Hit periodiek gebeuren aan een beschouwing te onderwerpcn en enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van hetgeen de laatste Olympic ade heeft geleerd. Een der voomaamste doeleinden der spelen zou zijn het scheppen van broederschap tus* schen de verschillende vclkeren en verbetering te brengen in de internationale verhoudingen. In dit opzicht kan gerust vaneen groote miss Jukking worden gesproken. In een hoofdartikel van de „Times" wordt zelfs beweerd, dat zij gedoemd zouden zijn te verdwijnen wegens de schandelijke tooneelen, welke zijn voorgevallen en die zouden zijn voortgevloeid uit de vij^ns delijke gezindheid tusschen de naties. In te* genstelling met de bedoeling zouden zij er dus juist toe medewerken om de internationale animositeit te prikkelen. Wat wij zoo af en toe lazen over de leiding, over de houding van de seheidsrechters en over de behandeling van ingediende protesten, wijst ook wel in de ri h* ting, dat de algemeene verbroedering nog niet precies bereikt is. Dit alles is echter niet direct van geneeskundig belang, behalve dan mis* schien als onderwerp van studie op het gebied van de psychologie der rassen en volkeren. Ons interesseert mecr de waarde voor de algemeene lichamelijke ontwikkeling, welke eveneens aan de Olympische spelen wordt toes gekend. En dan komen wij aanstonds voor zeer belangrijke vragen te staan, van des te meer belang, omdat onwillekeurig het vooruitzicht, dat over een paar jaar de spelen hier te lande zullen plaats vinden, zijn stempel zal drukken op de richting, in welke de ontwikkeling van ons volk op lichamelijk gebied in de eerstsvols gende tijden zal worden geleid. Het is niet mogelijk, den indruk van zich af te zetten, dat het er bij de Olympische spelen in hoofdzaak om te doen is om het uiterste te bereiken wat er maar met mogelijkbeid uit eens menschen lichaam te halen is. Het record viert hoogtij. En een gejubel gaat op, als een bepaalde afstand in nog een onderdeel van een seconde minder wordt afgelegd, hetzij te voet of te paard, fietsende of zwemmende, dan te voren ooit was vertoond. Voor het gros der normale menschen zijn die tijden eenvoudig weg onbereikbaar. En niet ten onrechte wordt van de winners menigmaal gesproken als van een phenomeen, dat is dus iemand, die een of ander eigensfhap bezit, welke aan een gewoon menschenkind niet gevonden wordt. Nu die eigenschap er toe leidt, dat zoo iemand een Olympischen prijs wint wordt hjj er om vers heerlijkt; voerde een dergelijke ^fwijking in een andere richting, dan zou men allicht van een gebrek spreken. Feitelijk moet de voorbereiaing voor de Olympische spelen daarin bestaan, dat men een dergelijk phenomeen weet te ontdekken en uit dan voor de komende wedstrijden africht. Een der nadeelen van de overigens zoo nuttige sport, het wedstrijdwezen, wordt door deze spelen op de spits gedreven. Dit geldt niet voor slle onderdeelen in dezelfde mate. De zeils en paardensport zou ik bijv. willen uitzonderen. Heir is het toch een geheel ander geval. Het menschelijk vernuft speelt dan een groote rol en het gaat niet uitsluitend om de prestaties van het eigen menschelijk lichaam. Daar spreekt de paardenfokkerij, de dressuur," de scheepsbouw, de stuurmanskunst een woordje mee. Worden op dat gebied overwinningen bes haald, dan zal dat in het algemeen strekken tot Ret fokken van hetere paarden, tot Ret bouwen van betere schepen en wordt een vooruitgang van maatschappelijk belang verkregen. Maar is Amerika nu inderdaad zooveel ges lukkiger omdat het onder zijn zonen remand telt, die de 100 of 200 Meter eenige secomden vlugger zwemt dan de vlugste Scandinavier? De lezer, die zich mijn vroegere brieven herins nert, kan weten, dat ik een bizonder groot voorstander van het zwemmen ben, omdat het de gezondheid bevordert door de er noodzakes lijk aan verbonden huidcultuur, alzijdige lis chaamsoeferting en bovendien door het vermos gen om zich zelf en anderen in gevaarlijke oms standigheden te kunnen helpen. Maar daarbij zoek ik het voordeel in de breedte en niet uits sluitend in de hoogte. Als het zwemmen als verplicht leervak op de scholen kon worden ingevoerd, als ieder Nederlander geregeld zwom, zoolang er gelegenheid toe is, dan zou het algemeen belang meer gediend zijn, dan wanneer zelfs de tien snelste zwemmers der wereld tot onze landgenooten behoorden. Onwillekurig gaan onze gedachten terug naar den tijd van voor dertig jaar, toen gymnastiek en sport lijnrecht tegenover elkaar stonden. Zonder twijfel beging toen de eerste de groote fout om al te hardnekkig vast te houden aan de schoolsche toepassing der oude methoden en niet te willen begrijpen, dat de sportoefeningen op zich zelf als de meest aantrekkelijke bij de gymnastiek behooren te worden ingelijfd. Maar die voorvechters der gymnastiek zagen toch wel goed, dat het wedstrijdselement in de sport een gevaar was. Later, helaas iets te laat, werd dit ingezien en lofwaardig werd toen het genecsmiddel of althans een corrigens gezocht in meervoudige wedstrijden, omdat men bes greep, den stroom toch niet te kunnen keeren en zoo door veelzijdigheid der oefeningen het gevaar voor ontwikkeling in slechts eene richs ting willen opheffen Het kan geen kwaad, te midden van de Olvms pische strooming nog eens op de bezwaren te wijzem, welke verbonden zijn aan het streven om in een bepaalde richting te excelleeren. De eischen. aan het lichaam gestcld bij de voorbes reiding voor dergelijke wedstrijden, zijn zeer zwaar. Niet ieder is er tegen bestand en voors namelijk van het hart wordt veel gevergd. In vele gevallen t e veel. En dit wordt niet altijd dadelijk bemerkt, doch wrcekt zich later. Ges woonlijk houdon de wedstrijdwinners het dan ook niet lang uit, terwijl geregelde doelmatige oefeningen om zoo te zeggcr gedurende het ges heele leven kunnen worden voortgezet. Daarbij loopt men geen gevaar voor nadeelige gevols gen, integendeel zal men er nicts anders dan voordeel van ondervinden. Ten slotte wil ik daarom de hoop uitspreken, dat de belangstelling, welke de voorbereidint* der volgende Olympiade ongetwijfcld in ons land zal ondervinden, geen al te groote afbreuk zal doen aan de bevordering van de algemeene doelmatige lichaamsontwikkeling van ons volk. H A. S. Een nieuw boek van Alie Smeding is een verrassing. Want al blijft deze Enkhuizensche schrijfster de figuren uit het kleinsburgerlijk milieu van het oude Zuiderzeesstadje weergeven, juist de omstandigheid dat water en land hier bij elkaar komen, geeft haar gelegenheid het leven van volksgroepen van geheel verschillend karakter uit te beelden. Achter het anker de titel zegt het al is een roman uit het schippersleven. Of eigenlijk is het geen roman maar een so* here doch uiterst nauwkeurige weergave van het lief en leed van het eenvoudige schipperss volk, dat op de Zuiderzee en in het binnenwas ter een moeilijk en dikwijls gevaarlijk bestaan vindt. Alie Smeding is geen droomsteT die door de ruiten van haar werkkamer naar de vaantjes op de verre masten kijkt en het beeld harer fantas sie op papier brengt. Zij staat midden in het leven der kleine luis den die haar belangstelling hebben en als zij het moeizame leven der WestsFriesche schips pers weergeeft, dan is het alsof zij uit eigen ervaring en ondervinding spreekt, dan geeft zij menschen en toestanden met fotografische nauwkeurigheid en blijkt zij zelfs met techniek en practijk van het schippersbedrijf volkomen op de hoogte te wezen. Wie langs havens en kadekant de aaken, klippers en tjalken zoo rustig aan hun trossen ziet scKommelen, krijgt onwillekeurig den ins druk van een rustig en gevaarloos bedrijf. Wie de schippersvrouw met roode zeepsop* armen het waschgoed over de lijn ziet spreiden wie de pijpjessrookende schipper in zijn bonte overhemdsmouwen over de stuurstang gebogen gemoedelijk een praatje met een kens nis op den wallekant ziet maken, denkt zich onwillekeurig elk roefje, als een knus hokje waar na volbrachte dagtaak een rustig, huises lijk leven wordt gesleten. Het is vol gevaar en daardoor altijd vol ons rust, het is vol tegenslag en daardoor steeds vol zorgen. In het watersenslandswereldje der schippers leeft elke familie haar eigen leventje, dat een voortdurende strijd tegen zichtbare en onzichts bare krachten is. Allereerst tegen de elementen. Ziet hoe Alie Smeding dien strijd weergeeft, hoe zij de oude, door weer en wind geharde schipper Ruurt Boltema met vrouw en zoon op de Zuiderzee een plotseling opkomenden storm laat doorworstelen. De oude heeft den storm zien aankomen maar't is te laat om naar veilige haven terug te varen. ,,'k 'Loof daswe 'n breee wind krijgen", peinsde Ruurt bezorgd, ,,'n breee wind, tja." Hij boog naar de roefdeuren. „Heb je de boel goed vast' zet, Hendricn? Watte? Ja, nou't kon nog wel's raar gaan spoken, eer we de ton van de Kreupel hebben. Pas buiten de Boontjes en nou.. nou ben' er ve'zelfs fikscher slagen te maken, maar 't zit daar leelijk in 't Noordenl" hij keek van het kompas naar de lucht, en de frons tusschen zijn oogen werd dieper. De tjalk zwoegde voort. Tjeerd waadde door het gangboord naar de oue. „Mooie slagen, ndu wa bliefzijn stem schetterde. ,,'t Schiet nou goed op in de richting De oue schudde bedachtzaam zijn grijze hoofd. ,,'n Dikke smeerwind", voorspelde hij, „als dat lossjocmpt, tnoul" Hij keerde zich om en schrok. „Als de weerga na' voten jong', 'k heb 'k heb 't wel 'dacht!" Hij wees naar iets in de lucht. „Daar! Nou dat wordt leelijk! De vallen goed voor mekaar? Als we strijke moete, eerst de fok!" Mokkcnd sjokte Tjeerd terug door het water. „De oue, dat wier nou toch zoo'n allemachtige bankiek! Ah wat! Gevaar gevaar dat was er niet meer dan pas!'' Heibeii'g toornde de stem van de oue door de donkere stem van de wind. Fok neer! Nok neer! Loeverbakstag inne»men! Zwaard op! Genk zeil op»hahsen!" Pal stond Ruurt Boltema nu, rechPop, een reus, zijn baard golfde breed=uit in den wind, breed waren zijn schouders, pezig zijn knuisten en zijn oogen knipperden niet. In de verte, op het barsche water, dos ken dunne witte pluimen, pluimen als spU ralen, en het leek of daar een nevel opwies uit de zee. „De bui", kondigde Ruurt aan. „Hen» drien denkt erom! Tjeerd hoou je.zijn waarschuwing verdronk in het tumult. De storm kwam: een donderende dreu» ning van water en wind. De zeeen klokten in gladde gulpen over het dek, de mast kraakte in de koker, het schip steigerde en daalde diep, steigerde en zonk, steigerde krakend wdCr. Weerloos klemde Tjeerd zich vast aan het ankerspil, een zwak gerinkel van glass scherven hoorde hjj, een gil van zijn Moe= der, een schrecuw van de oue. „God Alle* machtig! Of je zoo zoo naar de diepte slingerd wier." Hij hijgde. Het verzwelgende water bruiste door de warings, de jongen keek er naar, en een scherpe angst klom in hem op, angst voor de dood. „Aj«je toch nou al 's an 't eind kwam en niks van't leven 'had! Niks...!" Een berouw brak door zijn angst. „Hij was ook in lang niet na' de kerk 'weest. Hij moest dat toch weer 's en bidden ook, en niet meerniet meer wegloopen als als Zondagsavonds de oue Psalms zin» gen wou", Beurtelings tilde hij een voet op, uit het kille nat, en in een wisseling van nevel en wind, zag hij de oue: wit, rechhop, strak.. Toen dacht hij ook aan zijn Moeder, en een vleug kalmte aarzelde door hem heen, hij wist haar in de gesloten roef, op de knieen, biddend „Moeder, die geloofde zoo vast in de lieve Heer, zoo vast! Kijk nou, kijk of 't schip zoo weg»plompen wil, de zeilschoot wel drie verrel in 't sop! God, 'n barte, 'n barrigheid! De oue die had 't toch wel goed 'had, pas, als ze niet voor top en takel 'drcven hadden, om bias zen waren ze, als als 'n veertje om'blas zen!" Het water donderde en de wind dreunde en zwoegende ging nog het schip. Allengs verstilden toch de wilde daves ringen, en de stem van de oue was weer hoorbaar. „Hals zakken!" Nok wat op!" De roefdeuren klapten open. Hendrien kwam kijken, ze had rooie oogen en een ingenepen mond. De oue knikte naar haar en beverig zei hij: „Daar ben we go'sdank doorheen, Hendrien, de bui die zakt af." Dwars aanleunend tegen het helmhout keek hij om naar Tjeerd, zijn oogen zeien: •"„DY"waren we Haast Veest jong" maar zijn stem zei enkel: „'n Rauwe wind, he? Tsjonge...!" En Tjeerd knikte, hij Jiad een Reklemde keel en sprak niet, nog gulpten de zeeen over het dek, en zwoegend ploeterde de tjalk voort in de grauwe leege barheid.... Dat is een mooi, sober schetsje uit het ges vaarvolle schippersleven. En zoo zijn er meer en we komen bij het nas lezen telkens in de verleiding hier en daar een fragmentje over te nemen. De hoofdpersoon uit dit milieu is Tjeerd Bob tema, de jonge schipper wiens innerlijke strijd zoo prachtig wordt weergegeven. Zoon van Christelijken huize, door zorgzame ouders op het pad'der deugd gehouden, voelt hij telkens weer den drang om zijn meisje Bouk voor anderen te vergeten. Een knap schippersdeerntje, een kermisvlins dcrtje, dat een beetje aanhalig doet en alle goede voornemens zijn weer weg. Hij volgt den drang van zijn oogenblikkelijk hevig begeeren en dadelijk daarna komt het berouw en mars telt hij zich zelf met bittere verwijten. Het korte huwelijk met Bouk is een tragedie. En dadelijk daarna is de verleiding weer te sterk en voert zijn zinnelijk begeeren hem het pad der onberedeneerde liefde op. Mooi is zijn zwerftocht over de Alkmaarsche kermis geteekend. Hij willoos onder de bekos ring van Eefke het schippersmeisje, dat van hem profiteert zoolang hij aan al haar grillen voldoen kan. En daarna, plotseling door een royaler kermisvrijer overvleugeld, raakt hij in het gezelschap van Berend Bos en Ate de Leeuw, twee schippersjongens van verdacht allooi. Dan loopt het mis met Tjeerd en hevig zelfvcrwijt verstoort zijn innerlijke rust als hij op het wijde water weer alleen met zijn gedachs ten wordt gelaten. Alie Smeding heeft zonder schroom het zins nelijk begeeren van de jongens uit het West Friesche schippersvolk geschilderd. De drang naar leven en liefde die ook in het schipperswereldje overheerscht is in dit milieu door de schrijfster zoo natuurgetrouw mogelijk weergegeven. „Achter het anker" is een boek, dat het tas lent van Alie Smeding sterker dan een harer vroegere werken naar voren doet komen. Tj.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 9