Alkmaarsche Gourant
De Kluizenaar van Far-End
Kipper Kemjnen.
Honderd Zes en Twlntigsie iaargang.
Zaterdag 23 Augustus.
Geneeskundige brieYeu.
FEUITiI/F.TON.
No. 199
1924
door Margaret Pedler.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont.
12)
„Dat is je familiegeschiedeois, beveling, en
het is goed, dat je die kent en ook weet
waartegen je te strijden hebt. En Malin-
court zijn beteekent: tegelijkertijd een zegen
en een vloek met zich meedragen. De Malin-
courts waren oorspronkelijk van Fransche
afkomst afstammelingcn van de haute
noblesse van het oude Frankrijk behept met
den vloek van den trots en de koppige eigen-
zinnigheid van den duivel zelf, en gezegend
met schoonheid en verstand en aantrekkelijk-
heid boven het gemiddelde. Zij buigen nooit,
zij breken liever. En ik gel oof, dat jij dat
ook hebt, Sara de hcele erfenis.
„Je moeder was een echte Malincourt. Zij
kon niet buigen, en toen de dingen spaak lie-
pen, brak zij.
„Je moet nooit hand van haar denken,
want zij was opgevoed in die atmosfeer van
bijna hopcloozen trots, die maar at te dik-
wijls de vloek is van den verarmden aristo-
craat. Zij beging een afschuwelijke fout en
moest er later elicen dag van haar leven voor
boeten. En zij werd er toe gedTeven door
haar vader, die mij in geen enkel opzicht
wilde erkfiuften, fin, idoftr haar moeder die
Boeken.
Achter het anker, door Alie Smeding. Uit-
gave Nifgh en Van Ditmar's Uitgevers-Maat-
schappij, Rotterdam.
haar leven thuis gewoonweg tot een hel
maakte zooals een knappe vrouw van de
wereld kan doen met het leven van elk jong
meisje, als ze dat verkiest.
„Juist voor zij stierf, liet zij mij roepen en
vertrouwde jou aan mijn hoede; zij vroeg mij
je ervoor te bewaren, dat je je leven zou ver-
knoeien, zooals zij het hare gedaan had.
„Ik heb gedaan, wat ik kon. Je bent ten-
minste onafhankelijk. Niemand kan met het
dreigement van armoede je er toe brengen
je zelf te verkocpm, zooals man haar deed.
Maar er' zijn honderd andere klippen in het
leven, waartegen je je geluk kunt te pletter
stooten, en denk er aan, op den langen tocht
zwem je of zink je door je eigen geestkrach-t.
„En wanneer de liefde tot je komt en
die zal komien, want geen vrouw met jouw
oogen en jouw mond had ooit een leven zon
der liefde vergeet dan niet. dat liefde het
hoogste in de wereld is, de eenige volkomen
volmaakte gift. Laat geen kleinzielige over-
wegingen van voordeel in de wereld je bein-
vlceden, of het geklets van andere menschen,
en zelfs wanneer het schijnt. dat er iets on-
cverkomelijks ligt tusschen jou en de ver-
vulling van je liefde, klim er dan over heen
of er omiheen of vecht je er door! Wanneer
liefde echt is, moet je gdloof groot genoeg
zijn om alle bergen op je weg op zij te zet
ten of er overheen te gaan.
„Het pak brieven, dat je in het bureau zult
vinden, zijn brieven die je moeder mij schreef
in die paar Me weken,. dat wij clkandcr top-
Ma'tf'het scfiipperslevcn is m werkelijkheid
heel aederst
behoorden. Ik ben een sentimenteele ouwe
kerel en ik heb het niet over me kunnen ver-
krijgen ze te verbranden. Wil jij dat voor mij
doen?
„In het kleine fluweelen doosje zul je haar
miniatuur vinden. Dat geef ik je. Zoo was
zij, heelemaal en jij ook, want je lijkt merk-
waardig veel op haar in uiterlijk. Dikwijls
voelde ik mijn hart pijn doen, wanneer ik
naar je keek en soms scheen het mij bijna
alsof de jaren teruggegaan waren en Pau
line zdf voor mij stond.
„En nu het bevel tot heengaan mij weldra
zal bereiken, is het heerlijk te denken, dat
over een paar weken... een paar dagen mis-
schien ik haar zal weerzien...
„Vaarwel, mijn lieve kameraadje. Wij heb
ben een goeden tijd samen gehad, niet?
Je liefhebbende Patrick."
Sara zat heel stil, met den brief in haar
hand. Zij had altijd wel gedacht, dat een of
andere romance, lang, lang geleden, Pa
trick's ongetrcuwd blijven, moest verklaren,
maar zij had nooit vermoed, dat haar eigen
moeder de vrouw was, die hij liefhad.
Deze wetenschap wierp een geheel ander
licht op het verleden en gaf er een glans aan
van te«iere herinnering. De bijna idyllisehe
atmosfeer waarin Patnck hun samenleven
had gehuld, was nu gemakkelijk te verstaan.
Zij voelde het als het gevolg van een liefde
en trouw, die even mooi en heilig als zeld-
zaam waren. Patrick's liefde voor haar moe
der had iets van hfit al ks-ovcrheerachgade
DE ADEMHALING VAN HET KUIKEN
IN HET EI.
Hermann Schoepf (Jesssen) geeft in de Oes-
terreichische Geflugelzeitung een interessant
artiket over de ademhaling van het embryo en
eenige daarmee samenhangende oorzaken van
het dood-in-den-dop.
Wij wenschten dit in ruimer kring te doen
kennen en geven het hierbij daarom in onze
taal weer.
„Het hoenderei is geen dood lichaam. Niet
alleen heeft daarin na de bevruchting van de
kiemcel de wonderbaarlijke celdecling plaats,
maar het ei toont obk dcor voortdurende op-
name van frissche en door uitscheiding van
verbruikte lucht zijn le/enswerkzaamheid,
hoewel deze onder de gewone omstandigheden
uiterst gerihg is. Eerst bij verhoogde tempe
ra,tuur, dus na het begin van het broedproces,
wordt de bewegings-energie der elementen in
het ei krachtiger, zocdat de verschillende or.t-
wikkelingsprocessen zich kunnen afspelen.
Van dat alles is de ademhaling te beschou-
wen als het levensvatbare principe, want alle
ontwikkeling en groei in net ei is onmoge'ijk,
als aan de celweefeels niet voartduvend zuur-
stof toegevoegd en het gevormde koolzuur er
uit afgescheiden wordt
Reeds in het zesde uur der bebroeding ont-
staan in de vruchthof kleine deeltjes, als het
ware eilandjes, wier inhoud ongelooflijk klei
ne lichtroode bolletjes bevat. Deze blodeiland-
jes worden talrijker, scheiden zicii al meer en
meer af en leiden door een soort van vertak-
king de vorming in van het netwerk van
bloedvaatjes, dat zich dan buiten het embryo
over den dooier uitstrekt en de in een ring-
vat (sinus terminalis) eindigende aderhof
vormt. Het bloed, dat in het fijne netv/erk
zich beweegt, is het vervccrmiddel der adem
haling Op den tweeden broeddag is het
vaatsysteem gereed en onderscheiden we
reeds een v/at dieper gelegen slagaderlijken
weg en een meer oppervlaltkig gelegen adcr-
stelsel. In de eerste dagen is de behoefte aan
zuurstof voor den ontwikkelingsgang gering,
het blood der haarvaatjes is in staat uit de ci-
vloeistof, die het haarvatennet omgeeft, vol-
doende zuurstof cp te nemen. Het wordt dcor
rythmische bewegingem van het als een buis
gevormde hart naar de weefsels toegevoerd,
waarin de zuurstof verbruikt en het bloed
daardoor aderlijk of koolzuurhoudend wordt.
Dit aderlijke bloed gaat door't aderstelsel, in
welks haarvaten het koolzuur wordt afge
scheiden en dan ontwijkt door porien der
schaal. Boven het ringvat wordt het bloed
verzameld en stroomt dan, met zuurstof ver-
rijkt, weer naar het hart toe. Daar nu het
van de groote historische liefdes gehad.
Paolo en Francesca, Abelaird en Heloi'se
zelfs die konden geen dieper, geen standvas-
tiger liefde hebben gekend, dan die van Pa
trick Level! voor Pauline.
De minnebrieven van de gestorvene lagen
op Sara's schoct, nog samengebonden met
het zwarte lint, dat Patrick's vingers erom-
heen moesten hebben gestrikt. Het waren er
maar zes een half dozijn herinneringen
van een liefde, die bopeloos in smart geein-
digd was tastbare herinneringen, die haar
aanbidder nooit den meed had' gehad te ver-
nietigen.
Sara hicld ze liefkeozend in de hand, deze
enkele, aandoenlijke herinneringen aan een
vcorbijgeganen harts icciit, en eindeLjk maak-
te zij met bevende handen het lint Ics. Waar
het lint had gezeten, liep een witte streep over
de buirenste enveloppen, die door ouderdom
geelachtig waren geworden zwijgend be-
wijs van de lange jaren, dfe waren verloopen
sinds de brieven "werden geschreven in de
eerste vervoering van een gloeiende, jonge
liefde.
Langzaam, met een weemcedig ge\'oel van
spijt, dat het gebeuren incest, lid: Sara ze,
een voor een, ongelezen in het vuur vallen,
en keek hoe ze na een plotseling opvlammen,
krulden en verschilferden tot doode, grijze
asch deze laatste schakels met de romance
van zijn jeugd, die Patrick zoo lang met
zorgvuldig trouw had 'bewaard.
Zij vroeg zich af, .wat wor $wt vrouw
vruehhvater, waarin fiet eirrbrby zWceTen cfe
overige vloeistof in het ei een in vergelijking
met de buitenlucht betrekkelijk zuurstofrijke
omgeving vormt, is een bijz,onder luchten der
brocdeieren in de eerste dagen van den broed-
tijd niet noodig, ook wegens de geringe be
hoefte aan zuurstof voor de kiem. (De on?
omgevende lucht bestaat uit 79 maatdeelen
stikstof en 21 maatdeelen zuurstof, terwijl de
im liet vruchtwater voorhanden lucht 70 dec-
len stikstof en 30 deelen zuurstof bevat).
Veel meer is tot ongestoorde ontwikkeling der
teere organen een zoo gelijkmatig mogelijke
broedtemperatuur noodig.
Voor de verhoogde behoefte aaii zuur9tof
bij de voortgaande ontwikkeling van het em
bryo is echter de bloedsomloop in de aderhof
onvoldocnde, waarom zich op den derden dag
in de embrroynale lichaamsholte een gewich-
tig orgaan vormt, n.l. de allantofs. Deze
neemt vanaf den vierden dag in grootte toe,
treed't rechts van den dcoierzak uit de buik-
navel te voorschijn en groeit dan van achter
over de kiem heen, als een kap tot aan het
einde van den kop, waar haar wand zich
dicht tegen de eivliezen onder de schaal aan-
legt. Hoewel de allanto'is allereerst tot opna-
me der vloeibare afscheidingen uit de nieren
dient, wordt ze toch weldra het gewichtigste
ademhalingsorgaan, want uit de navelstreek
leiden sterk gevormde aders naar den allan-
tols-wanad en vormen vooral aan den naar
buiten liggenden wand een ruim netwerk. Op
dezen weg ondergaat het onder een zekeren
druk circuleerende bloed dezelfde veranderin-
gen als in de aderhof. Door het celweefsel
heengevoerd, wordt het door zuursiof-verlies
aderlijk. In de haarvaten onder het eischaal-
vlies vindt de gasuitwisseling plaats, het
koolzuur wordt afgescheiden en gelijktijdig
wordt het haemoblobin (een bestanddeel der
rocde bloedlichaampjes) met zuurstof verrijkt,
hetgeen nu in verhoogde mate mogelijk is,
omdat het allantoi'isvaatnet deels direct onder
de poreuze eischaalvliezen, deels aan de lucht-
kamer bij de stompe pool van het ei zich uit-
breidt.
Hiercfoor wordt de bloedsomloop in de
aderhof voltooid, maar dan weldra geheel1
opgeheven, zoodat de ademhaling door de
allantofs alleen verricht wordt.
Dit tweede stadium van de embryonale
ademhaling vereischt een toereikcnd luchten
der broedeieren ongeveer van den zevenden
dag af. Van de versterkende werking van
zulk een luchten kan men zich bij krachtige
belichting door de schouwlamp overtuigen;
Het vooraf door het koolzuurgehalte blauw
rood gekleurde bloed heeft na het luchten
een helderroode kleur (slagaderlijk bloed)
aangenomen. In de praktijk der machinale
bebroeding wordt met het juchten der eieren
o ok het keeren verbonden. Hier mag nu wel'
met nadruk gezegd worden, dat het luchten
altijd het keeren en verleggen moet vooraf-
gaan, want in de uit de machine genomen
eieren liggen de embryo's en de blcedvaten
aan de oppervlakte onder de schaal en in
deze lig,ging geven v/ij aan het groeiende cr-
ganio-me ademhaling in de frissche lucht. Als
eerst gekeerd wordt, omgeeft zich de kiem
wegens zijne v/eer naar boven strevende be-
wegingen met den vloeibaren ei-inhoud en de
bij het luchten en koelen dcor samentrekking
van den ei-inhoud binnengedrongen zuurstof
kan niet bij de haarvaten komen, zoodat de
oxydatie van het haemoglobin niet tberei-
kend plaats vindt. Als dit ondcelmatigt
luchten telkens herhaald v/erdt. zal de kien
moeten afsterven of, wanneer de ontwikke
ling toch doorgaat, leiden tct vorming van
zwakke kuikens, die geen kracht zullen heb
ben door de eischaal heen te breken.
Het tweede stadium der ademhaling door
de allanto'is-hloedsomlocp blijft kort voor het
uitkomen bestaan, wanneer de inmiddels ge
vormde longen in werking treden. De longen
ontstaan reeds vroeg, ongeveer op het einde
van dfin derden dag als uitwassen van het
darmkanaal. Daar zij later het lichaam door
opname van lucht moeten voeden, verklaarl
zich hun ontstaan uit den darm. De groei
heeft ruim den tijd, daar de longen pas in een
derde korte periode van het embroyonale le
ven in functie treden. Daarbij voltooien zich
de laatste wonderbare voorbereidingen voor
het leven van het kuiken. Tot nu toe werd
aan het embryo zonder omweg over de lon
gen door de bloedvaten van de allantofs
door de opening van de snavel het voor het
levensproces noodige zuurtsofhoudende bloed
toegevoerd. Nu wordt echter de bloedsom
loop in de ailantofs langzamer, het hart
richt zich m voor de longademing en de
snavel van het kuiken breedt door het bin-
nenste eivlies aan de steeds groofer-worden-
de luchlkamer en de eerste ademtocht geeft
de kracht om het leven.
De allantoi's-vaten worden spoedig !eeg en
verlatetn, hun kringloop houdt geheel op.
Het fijne aderweefsel bekleedt den hinnen-
kant van de eischaal en kondigt (na het uit
komen) door zijn frisch uitzien aan, dat dit
laatste bedrijf ook een normaal verloop heeft
haar moeder geweest kon zijn, die zulk een
groote liefde had weten te wekken, dat zelfs
haar eigen ontrouw die niet had kunnen uit-
blusschen. Zij had uit haar kioderjaren de
vage herinnering gehouden aan een bleeke,
eenigszins verwildlerd uifeiende vrouw met
diep ingezonken, gejaagde oogen en een bit-
teren mond, maar haar glimladh, als die bij
hooge uitzondering zich vertoonde, was z66
betooverend, dat die voor het oogenblik elke
herinnering aan de harde lijnen van haar ge-
laat in rust deed vergeten.
Met verlangende handen nam het meisje de
fluweelen doos, die het miniatuur bevatte, op
en knipte het deksel open. De schildering
daarin, gevat in een oud lijstje, stelde een
meisje van even in de twintig jaar voor. Het
gezicht was ovaal, met een smalle, puntige
kin en een levendig-rooden mond1, die aan de
hoeken even opkrulde. De wangen hadden
weinig kleur en het zwarte haar en de bui-
tengewoon donkere oogen deden de roomige
blankhcid van de huid nog meer uitkomen.
Het was over 't geheel gen-omen geen En
gelsch gelaat; de jukbeenderen waren te
hoog, en de kleu-r en scherpe omlijning van
het pikante gezichtje duidden niet op een
zuiver Engelsch type.
Zooals zij het nu zag, scheen het gezicht
Sara eigenaardig bekend tee en toch had zij
geen herinnering aan haar moeder, zooals
deze geweest moest zijn in den tijd, dat dit
miniatuur werd geschilderd.
LWorM vervolgd.)
LVII.
De Olympische spelen.
El.i groot gedeelte van het couranteiulezcnd
)>ubliek hecft in de laatste weken met veel be^
langstelling de berichten over de wedstrijden in
Frankrijk gevolgd, welke daar op het voet*
spoor der oude Grieken tusschen vertegen*
■woordigers van alle „beschaa!de" landen der
wereld werden gestreden. En zeker heeft menig
rechtgeaard vaderlander met evenveel teleur*
stelling den uitslag van bijv. de zwemwedstrij*
den gelezen als zijn hart wat sneller ging klop*
pen toen hij de Nedcrlanclsche overwinningen
op het gebied van paarden* en wieler*sport
vernam. En de ontroering van de bij den weds
strijd aanwezige landgenooten is te begrijpen
op de oogenblikken, dat de vaderlandsche dries
kleur aan de hoogste mast kwam te wapperen
en het dundoek van alle overige naties zich met
een nederiger plaats moest tevreden stellen.
Over de plaats, welke ons land inneemt in de
rangorde der landen volgens het totaal der be*
haalde punten over de geheele linie, heerscht
tevredenheid. En zonder twijfel zal met animo
gewerkt worden om de volgende Olympiade,
die in ons land zal worden gchouden, een
schitterende ontvangst te bereiden
Het ligt voor de hand om ook van genees*
kundig standpunt de waarde en beteekenis van
'Hit periodiek gebeuren aan een beschouwing te
onderwerpcn en enkele opmerkingen te maken
naar aanleiding van hetgeen de laatste Olympic
ade heeft geleerd.
Een der voomaamste doeleinden der spelen
zou zijn het scheppen van broederschap tus*
schen de verschillende vclkeren en verbetering
te brengen in de internationale verhoudingen.
In dit opzicht kan gerust vaneen groote miss
Jukking worden gesproken. In een hoofdartikel
van de „Times" wordt zelfs beweerd, dat zij
gedoemd zouden zijn te verdwijnen wegens de
schandelijke tooneelen, welke zijn voorgevallen
en die zouden zijn voortgevloeid uit de vij^ns
delijke gezindheid tusschen de naties. In te*
genstelling met de bedoeling zouden zij er dus
juist toe medewerken om de internationale
animositeit te prikkelen. Wat wij zoo af en toe
lazen over de leiding, over de houding van de
seheidsrechters en over de behandeling van
ingediende protesten, wijst ook wel in de ri h*
ting, dat de algemeene verbroedering nog niet
precies bereikt is. Dit alles is echter niet direct
van geneeskundig belang, behalve dan mis*
schien als onderwerp van studie op het gebied
van de psychologie der rassen en volkeren.
Ons interesseert mecr de waarde voor de
algemeene lichamelijke ontwikkeling, welke
eveneens aan de Olympische spelen wordt toes
gekend. En dan komen wij aanstonds voor zeer
belangrijke vragen te staan, van des te meer
belang, omdat onwillekeurig het vooruitzicht,
dat over een paar jaar de spelen hier te lande
zullen plaats vinden, zijn stempel zal drukken
op de richting, in welke de ontwikkeling van
ons volk op lichamelijk gebied in de eerstsvols
gende tijden zal worden geleid.
Het is niet mogelijk, den indruk van zich af
te zetten, dat het er bij de Olympische spelen
in hoofdzaak om te doen is om het uiterste te
bereiken wat er maar met mogelijkbeid uit
eens menschen lichaam te halen is. Het record
viert hoogtij. En een gejubel gaat op, als een
bepaalde afstand in nog een onderdeel van een
seconde minder wordt afgelegd, hetzij te voet
of te paard, fietsende of zwemmende, dan te
voren ooit was vertoond. Voor het gros der
normale menschen zijn die tijden eenvoudig
weg onbereikbaar. En niet ten onrechte wordt
van de winners menigmaal gesproken als van
een phenomeen, dat is dus iemand, die een of
ander eigensfhap bezit, welke aan een gewoon
menschenkind niet gevonden wordt. Nu die
eigenschap er toe leidt, dat zoo iemand een
Olympischen prijs wint wordt hjj er om vers
heerlijkt; voerde een dergelijke ^fwijking in
een andere richting, dan zou men allicht van
een gebrek spreken.
Feitelijk moet de voorbereiaing voor de
Olympische spelen daarin bestaan, dat men een
dergelijk phenomeen weet te ontdekken en uit
dan voor de komende wedstrijden africht. Een
der nadeelen van de overigens zoo nuttige
sport, het wedstrijdwezen, wordt door deze
spelen op de spits gedreven. Dit geldt niet voor
slle onderdeelen in dezelfde mate. De zeils en
paardensport zou ik bijv. willen uitzonderen.
Heir is het toch een geheel ander geval. Het
menschelijk vernuft speelt dan een groote rol
en het gaat niet uitsluitend om de prestaties
van het eigen menschelijk lichaam. Daar
spreekt de paardenfokkerij, de dressuur," de
scheepsbouw, de stuurmanskunst een woordje
mee. Worden op dat gebied overwinningen bes
haald, dan zal dat in het algemeen strekken tot
Ret fokken van hetere paarden, tot Ret bouwen
van betere schepen en wordt een vooruitgang
van maatschappelijk belang verkregen.
Maar is Amerika nu inderdaad zooveel ges
lukkiger omdat het onder zijn zonen remand
telt, die de 100 of 200 Meter eenige secomden
vlugger zwemt dan de vlugste Scandinavier?
De lezer, die zich mijn vroegere brieven herins
nert, kan weten, dat ik een bizonder groot
voorstander van het zwemmen ben, omdat het
de gezondheid bevordert door de er noodzakes
lijk aan verbonden huidcultuur, alzijdige lis
chaamsoeferting en bovendien door het vermos
gen om zich zelf en anderen in gevaarlijke oms
standigheden te kunnen helpen. Maar daarbij
zoek ik het voordeel in de breedte en niet uits
sluitend in de hoogte. Als het zwemmen als
verplicht leervak op de scholen kon worden
ingevoerd, als ieder Nederlander geregeld
zwom, zoolang er gelegenheid toe is, dan zou
het algemeen belang meer gediend zijn, dan
wanneer zelfs de tien snelste zwemmers der
wereld tot onze landgenooten behoorden.
Onwillekurig gaan onze gedachten terug naar
den tijd van voor dertig jaar, toen gymnastiek
en sport lijnrecht tegenover elkaar stonden.
Zonder twijfel beging toen de eerste de groote
fout om al te hardnekkig vast te houden aan de
schoolsche toepassing der oude methoden en
niet te willen begrijpen, dat de sportoefeningen
op zich zelf als de meest aantrekkelijke bij de
gymnastiek behooren te worden ingelijfd.
Maar die voorvechters der gymnastiek zagen
toch wel goed, dat het wedstrijdselement in de
sport een gevaar was. Later, helaas iets te laat,
werd dit ingezien en lofwaardig werd toen het
genecsmiddel of althans een corrigens gezocht
in meervoudige wedstrijden, omdat men bes
greep, den stroom toch niet te kunnen keeren
en zoo door veelzijdigheid der oefeningen het
gevaar voor ontwikkeling in slechts eene richs
ting willen opheffen
Het kan geen kwaad, te midden van de Olvms
pische strooming nog eens op de bezwaren te
wijzem, welke verbonden zijn aan het streven
om in een bepaalde richting te excelleeren. De
eischen. aan het lichaam gestcld bij de voorbes
reiding voor dergelijke wedstrijden, zijn zeer
zwaar. Niet ieder is er tegen bestand en voors
namelijk van het hart wordt veel gevergd. In
vele gevallen t e veel. En dit wordt niet altijd
dadelijk bemerkt, doch wrcekt zich later. Ges
woonlijk houdon de wedstrijdwinners het dan
ook niet lang uit, terwijl geregelde doelmatige
oefeningen om zoo te zeggcr gedurende het ges
heele leven kunnen worden voortgezet. Daarbij
loopt men geen gevaar voor nadeelige gevols
gen, integendeel zal men er nicts anders dan
voordeel van ondervinden.
Ten slotte wil ik daarom de hoop uitspreken,
dat de belangstelling, welke de voorbereidint*
der volgende Olympiade ongetwijfcld in ons
land zal ondervinden, geen al te groote afbreuk
zal doen aan de bevordering van de algemeene
doelmatige lichaamsontwikkeling van ons volk.
H A. S.
Een nieuw boek van Alie Smeding is een
verrassing.
Want al blijft deze Enkhuizensche schrijfster
de figuren uit het kleinsburgerlijk milieu van
het oude Zuiderzeesstadje weergeven, juist de
omstandigheid dat water en land hier bij elkaar
komen, geeft haar gelegenheid het leven van
volksgroepen van geheel verschillend karakter
uit te beelden.
Achter het anker de titel zegt het al is
een roman uit het schippersleven.
Of eigenlijk is het geen roman maar een so*
here doch uiterst nauwkeurige weergave van
het lief en leed van het eenvoudige schipperss
volk, dat op de Zuiderzee en in het binnenwas
ter een moeilijk en dikwijls gevaarlijk bestaan
vindt.
Alie Smeding is geen droomsteT die door de
ruiten van haar werkkamer naar de vaantjes op
de verre masten kijkt en het beeld harer fantas
sie op papier brengt.
Zij staat midden in het leven der kleine luis
den die haar belangstelling hebben en als zij
het moeizame leven der WestsFriesche schips
pers weergeeft, dan is het alsof zij uit eigen
ervaring en ondervinding spreekt, dan geeft zij
menschen en toestanden met fotografische
nauwkeurigheid en blijkt zij zelfs met techniek
en practijk van het schippersbedrijf volkomen
op de hoogte te wezen.
Wie langs havens en kadekant de aaken,
klippers en tjalken zoo rustig aan hun trossen
ziet scKommelen, krijgt onwillekeurig den ins
druk van een rustig en gevaarloos bedrijf.
Wie de schippersvrouw met roode zeepsop*
armen het waschgoed over de lijn ziet spreiden
wie de pijpjessrookende schipper in zijn
bonte overhemdsmouwen over de stuurstang
gebogen gemoedelijk een praatje met een kens
nis op den wallekant ziet maken, denkt zich
onwillekeurig elk roefje, als een knus hokje
waar na volbrachte dagtaak een rustig, huises
lijk leven wordt gesleten.
Het is vol gevaar en daardoor altijd vol ons
rust, het is vol tegenslag en daardoor steeds
vol zorgen.
In het watersenslandswereldje der schippers
leeft elke familie haar eigen leventje, dat een
voortdurende strijd tegen zichtbare en onzichts
bare krachten is.
Allereerst tegen de elementen.
Ziet hoe Alie Smeding dien strijd weergeeft,
hoe zij de oude, door weer en wind geharde
schipper Ruurt Boltema met vrouw en zoon op
de Zuiderzee een plotseling opkomenden storm
laat doorworstelen.
De oude heeft den storm zien aankomen
maar't is te laat om naar veilige haven terug te
varen.
,,'k 'Loof daswe 'n breee wind krijgen",
peinsde Ruurt bezorgd, ,,'n breee wind,
tja." Hij boog naar de roefdeuren. „Heb je
de boel goed vast' zet, Hendricn? Watte?
Ja, nou't kon nog wel's raar gaan spoken,
eer we de ton van de Kreupel hebben.
Pas buiten de Boontjes en nou.. nou ben'
er ve'zelfs fikscher slagen te maken, maar
't zit daar leelijk in 't Noordenl" hij keek
van het kompas naar de lucht, en de frons
tusschen zijn oogen werd dieper.
De tjalk zwoegde voort.
Tjeerd waadde door het gangboord naar
de oue.
„Mooie slagen, ndu wa bliefzijn
stem schetterde. ,,'t Schiet nou goed op in
de richting
De oue schudde bedachtzaam zijn grijze
hoofd. ,,'n Dikke smeerwind", voorspelde
hij, „als dat lossjocmpt, tnoul" Hij
keerde zich om en schrok. „Als de weerga
na' voten jong', 'k heb 'k heb 't wel
'dacht!" Hij wees naar iets in de lucht.
„Daar! Nou dat wordt leelijk! De vallen
goed voor mekaar? Als we strijke moete,
eerst de fok!"
Mokkcnd sjokte Tjeerd terug door het
water. „De oue, dat wier nou toch zoo'n
allemachtige bankiek! Ah wat! Gevaar
gevaar dat was er niet meer dan pas!''
Heibeii'g toornde de stem van de oue
door de donkere stem van de wind. Fok
neer! Nok neer! Loeverbakstag inne»men!
Zwaard op! Genk zeil op»hahsen!"
Pal stond Ruurt Boltema nu, rechPop,
een reus, zijn baard golfde breed=uit in den
wind, breed waren zijn schouders, pezig
zijn knuisten en zijn oogen knipperden
niet.
In de verte, op het barsche water, dos
ken dunne witte pluimen, pluimen als spU
ralen, en het leek of daar een nevel opwies
uit de zee.
„De bui", kondigde Ruurt aan. „Hen»
drien denkt erom! Tjeerd hoou je.zijn
waarschuwing verdronk in het tumult.
De storm kwam: een donderende dreu»
ning van water en wind.
De zeeen klokten in gladde gulpen over
het dek, de mast kraakte in de koker, het
schip steigerde en daalde diep, steigerde
en zonk, steigerde krakend wdCr.
Weerloos klemde Tjeerd zich vast aan
het ankerspil, een zwak gerinkel van glass
scherven hoorde hjj, een gil van zijn Moe=
der, een schrecuw van de oue. „God Alle*
machtig! Of je zoo zoo naar de diepte
slingerd wier." Hij hijgde.
Het verzwelgende water bruiste door de
warings, de jongen keek er naar, en een
scherpe angst klom in hem op, angst voor
de dood. „Aj«je toch nou al 's an 't eind
kwam en niks van't leven 'had! Niks...!"
Een berouw brak door zijn angst. „Hij was
ook in lang niet na' de kerk 'weest. Hij
moest dat toch weer 's en bidden ook,
en niet meerniet meer wegloopen als
als Zondagsavonds de oue Psalms zin»
gen wou",
Beurtelings tilde hij een voet op, uit het
kille nat, en in een wisseling van nevel en
wind, zag hij de oue: wit, rechhop, strak..
Toen dacht hij ook aan zijn Moeder, en
een vleug kalmte aarzelde door hem heen,
hij wist haar in de gesloten roef, op de
knieen, biddend „Moeder, die geloofde
zoo vast in de lieve Heer, zoo vast! Kijk
nou, kijk of 't schip zoo weg»plompen wil,
de zeilschoot wel drie verrel in 't sop!
God, 'n barte, 'n barrigheid! De oue die
had 't toch wel goed 'had, pas, als ze niet
voor top en takel 'drcven hadden, om bias
zen waren ze, als als 'n veertje om'blas
zen!"
Het water donderde en de wind dreunde
en zwoegende ging nog het schip.
Allengs verstilden toch de wilde daves
ringen, en de stem van de oue was weer
hoorbaar. „Hals zakken!" Nok wat op!"
De roefdeuren klapten open. Hendrien
kwam kijken, ze had rooie oogen en een
ingenepen mond.
De oue knikte naar haar en beverig zei
hij: „Daar ben we go'sdank doorheen,
Hendrien, de bui die zakt af."
Dwars aanleunend tegen het helmhout
keek hij om naar Tjeerd, zijn oogen zeien:
•"„DY"waren we Haast Veest jong" maar
zijn stem zei enkel: „'n Rauwe wind, he?
Tsjonge...!"
En Tjeerd knikte, hij Jiad een Reklemde
keel en sprak niet, nog gulpten de zeeen
over het dek, en zwoegend ploeterde de
tjalk voort in de grauwe leege barheid....
Dat is een mooi, sober schetsje uit het ges
vaarvolle schippersleven.
En zoo zijn er meer en we komen bij het nas
lezen telkens in de verleiding hier en daar een
fragmentje over te nemen.
De hoofdpersoon uit dit milieu is Tjeerd Bob
tema, de jonge schipper wiens innerlijke strijd
zoo prachtig wordt weergegeven.
Zoon van Christelijken huize, door zorgzame
ouders op het pad'der deugd gehouden, voelt
hij telkens weer den drang om zijn meisje
Bouk voor anderen te vergeten.
Een knap schippersdeerntje, een kermisvlins
dcrtje, dat een beetje aanhalig doet en alle
goede voornemens zijn weer weg. Hij volgt den
drang van zijn oogenblikkelijk hevig begeeren
en dadelijk daarna komt het berouw en mars
telt hij zich zelf met bittere verwijten.
Het korte huwelijk met Bouk is een tragedie.
En dadelijk daarna is de verleiding weer te
sterk en voert zijn zinnelijk begeeren hem het
pad der onberedeneerde liefde op.
Mooi is zijn zwerftocht over de Alkmaarsche
kermis geteekend. Hij willoos onder de bekos
ring van Eefke het schippersmeisje, dat van
hem profiteert zoolang hij aan al haar grillen
voldoen kan. En daarna, plotseling door een
royaler kermisvrijer overvleugeld, raakt hij in
het gezelschap van Berend Bos en Ate de
Leeuw, twee schippersjongens van verdacht
allooi. Dan loopt het mis met Tjeerd en hevig
zelfvcrwijt verstoort zijn innerlijke rust als hij
op het wijde water weer alleen met zijn gedachs
ten wordt gelaten.
Alie Smeding heeft zonder schroom het zins
nelijk begeeren van de jongens uit het West
Friesche schippersvolk geschilderd.
De drang naar leven en liefde die ook in het
schipperswereldje overheerscht is in dit milieu
door de schrijfster zoo natuurgetrouw mogelijk
weergegeven.
„Achter het anker" is een boek, dat het tas
lent van Alie Smeding sterker dan een harer
vroegere werken naar voren doet komen.
Tj.