I :ra. A 33 close "B3l.a€3.a5jj^Lo ULit en "fc> e xw a, r s c r D r H. V. I. Op de Wegen. V mmrnmmmwmm'm/mm'/tm II. Op de llijwielpadcn. -<e. IV. Verkeersteekens. V. Verlichting. III. Yoetgangers. 8 <fe on wc a A.MR.Vd— mn.7.1 -///?. Ad ""~~M.R Am i Jt AM.R.V. WR.V. MR.V. si A.MR.V. MR MR^ r c a AMfflL of '444, M.Rv me de Du hu cee jaa en set ma ira vei Be W; hu: vig ha op tier lev ha ha bri ha WJ iDi je bl De m no «w IB st w y b f h V z 1 r De regels voor den wen Het Bestuur "de? V. V. P. VeFsfrekt Kierbij, dank zij de wehvillende medewerking derspers, aan alle wegge. bruikers een overzicht van de regels van het Verkeer, hiertoe door den A. N. W. B. in de gelegenheid gesteld. Hoe vaak nog tegen deze regels gezondigd wordt, blijkt uit de resultaten, die de Verkeerspolitie tot nu toe reeds bereikte. Waar de taak der Verkeerspolitie .in hoofdzaak is, door waarschuwend optredend onze we gen voor iederen weggebruiker begaanbaar te maken, is de piedewerking van een ieder, die met dit doel meegaat, noodzakelijk. Zij, die meer van de working der V. V. P. willen we. ten, kunnen zich wenden tot den alg. Secretaris, den Heer J. H. Scholten, Nassauplein E 7, Alkmaar. Zij die als lid der V. V. P. wenschen toe te treden, kunnen zich eveneens tot het Secretariaat wenden. Zijweg rechts „Doet wat gij doen moet, goed en tijdig En maakt een ander nimmer nijdig. „Rijdt steeds rechts op straat en wegen, .Voor't verkeer is dit een zegen". cjjJF dus ixiet of z maar rijdf zoo Maakt het U dus tot eene gewoonte zooveel mogelijk rechts te rijden, ook al staat het geheele wegvlak tot Uwe beschikking. Gewoonte wordt eene tweede natuur. Binnen de bebouwde kommen der gemeenten mag de linkerzijde van den weg alleen bereden worden, wanneer dit noodig is voor het voorbijrijden. (6) In bochten is men verplicht de rechterzijde te houden. Men mag een ander dus in een bocht van den weg niet voorbijrijden. (6) Bestuurders van motorrijtuigen (automobielen en mo= torrijwielen) en rijwielen moeten, zoowel voor elkander als voor alle andere rij. of voertuigen, rij= en trekdieren enz., behoorlijk uitwijken en wel: r naar rechts bij het tegenkomen; naar links bij het inhalen om voorbij te rijden; naar rechts bij het ingehaald worden om hem, die voorbij wil rijden, de noodige ruimte te geven. (2) Bestuurders van alle andere rij. en voertuigen (dus ook handkarren) en bestuurders en geleiders van rij. en trekdieren en vee, zijn verplicht deze zelfde bepalingen In acht te nemen, zoowel tegenover bestuurders van mo= torrijtuigen en rijwielen, als tegenover elkander, (3) „Moet gij op zij gaan voor een ander, Doet dit rechts, of gij ramt elkander", Dus j en geeft met uw rechterhand of ter rechterzijde van het voertuig met een stok of de zweep het teeken dat GIJ rechts afslaat. (4) „W'ijst met Uw hand waarheen gij gaat, Niet waar een ander heen moet. Veroorzaakt geen gevaar op straat, Doordat gij het verkeerd doet!" Komt men uit een zijweg op een hoofdweg, dan moet men steeds het verkeer op dien weg voor laten gaan en dus steeds achter het aankomende rijs of voertuig om gaan. Wanneer twee of meer wielrijders of bestuurders van motorrijtuigen en voertuigen ongQvecr gelijktijdig een kruispunt van wegen bereiken, dan moet de bestuurder van een motorrijtuig of rijwiel of voertuig, die di an. deren bestuurder aan zijn rechterhand heeft, dezen voor laten gaan en d'aartoe zoo noodig stilhouden of langza. mer gaan riiden. (5) Wegkruislng. c A dus: A', gaat vdor B, omdat A rechts is van B; B gaat voor C, omdat B rechts is van C. Waag nooit iets bij kruispunten of boctttf»a en ook nimmer als er kinderen op den weg zijn. „Neemt den rechtschen van twee wegen, Die gij ziet op plein of laan, Gij komt dan geen wagens tegen, En hebt 'zelf een ruime baan." b. Op een rijwielpad, hetwelk met den rij weg gemeen ligt en voor hem, die het pad berijdt, links van dien weg, gelden voor wielrijders en motorrijders bij het tegenkomen de gewone regels voor het uitwijken, doch hij, die op zulk een rijwielpad een voor hem uit. rijdend wielrijder of motorrijder wil voorbijrijden, moet dezen aan diens rechterzijde passeeren en dus zoo noodig het rijwielpad verlaten. (35) b. op rijwielpad links van den weg bij tegenkomen: Bij tegenkomen: Bij ingehaald worden: Rijwielpad Iir\ks7d weg M.R. Cffra atwza i b1. op rijwielpad links van den weg bij inhalen: Rijwielpad links 7j weg -M.R AtR- - op een rijwielpad, hetwelk met den weg gemeen ligt en voor hem, die het pad berijdt, rechts van dien weg, gelden de gewone regels voor den weg, dus zoowel voor het tegenkomen als bij het voorbij rijden. Men zal echter bij zeer smalle paden het rijwielpad wel moeten verlaten. (34) i op rijwielpad rechts van den weg bij tegenkomen: Rjwie/pad rechts7jweq MR- J «r. otet zoo I ZOO J op rijwielpad rechts van den weg bij inhalen: 3lroo/Weg ~Jotf zoo" efSTL 2P2. „WiIt gij wie Iangzaam rijdt voorbij, Doet dit dan aan zijn linkerzij". Dus: Joef" ^oo a Rijdt nimmer een ander voorbij alvorens U overtuigd te hebben, dat de weg voor U vrij is. Haal bij het voorbij rijden van een voorrijdende niet te gauw weder naar rechts. Dus: Rijdt ook nooit te dicht Iangs iemand, dien gij voorbij rijdt. Rijdt nooit een ander aan den verkeerden kant voor* bij; als er iets gebeurt, treft U de schuld. „Moet gij links een weg inslaan, Neemt dan steeds de ruimste baan. Gaat Uw weg rechts van de hand, Houdt dan steeds den binnsnkant", Zijweg links en geeft met uw linkerhand of ter linkerzijde van het voertuig met een stok of de zweep het teeken dat GIJ links afslaat. (4) Rijdt niet onnoodig naast elkander en staat niet on* noodig naast elkander stil. Staat niet midden op den rijweg stil, maar zoo dicht mogelijk aan den kant van den rijweg. Rijdt niet onnoodig hard door modder als er andere wagens of menschen op den weg zijn. Bedenkt wat gij zelf zoudt zeggen, wanneer een ander U van onderen tot boven volspatte. Men mag de orde van een marcheerende troep, be* grafenisstoet of optocht niet verbreken. Komt men deze op smalle wegen tegen, dan moet men stil houden. Voor een geopende brug of een gesloten spoorweg* overgang moeten de bestuurders van alle voertuigen zich in eene rij aan de rechterzijde van den weg achter elkan* der opstellen. R'Ju)ie/p&d L do*t_zoo Wielrijders en motorrijders behoeven tegenover het verkeer op den straatweg het rijwielpad niet te verlaten, ook al ligt dit voor hen links van dien weg. (34) als een auto of voertuig achter U aankomtf ft/jw/e/pod finks 7ju)ep ETiJff - Straafvotj AVpoo |- als gij een auto of voertuig tegenkomt: WacAfSuis AJ1RY <0 *Q c AMR/ De rijwielpaden aangeduid door het wettelijk kentee* ken ..Rijwielpad", zijn uitsluitend bestemd voor het ver* keer met Rijwielen en, tenzij zij uitdrukkelijk voor dat verkeer zijn gesloten verklaard, met motorrijwie* len (30) (36) a. Op een afzonderlijk liggend rijwielpad gelden de ge= wone regels voor den weg voor het uitwijkep bij het tegenkomen en voorbijrijden. (34) a. op afzonderlijk rijwielpad bij tegenkomen, Rijwielpad finks 7j w HijAf zoo <5fraafn>ey Voetgangers, loopende op een rijwielpad, dat met den weg gemeen ligt, moeten dit pad bij het tegenkomen en het ingehaald worden door wielrijders en motorrijders verlaten. Loopende op een afzonderlijk rijwielpad, moe* ten zij na waarschuwing behoorlijk rechts uitwijken. (33) Loopt nooit op den rijweg of op het rijwielpad, waa neer er ook een voetpad of trottoir is. Steekt steeds den rijweg loodrecht over en niet in schuine richting. Kijkt voor gij den rijweg ovcrsteekt voornamelijk naar links uit en onder het oversteken naar rechts. Staat op de hoeken van straten en op smalle voetwe* gen met druk verkeer niet dan bij noodzaak stil. Maakt van den weg of het voetpad geen socicteit. Het geven van verkeersteekens is verplichtend, wan. neer door het niet 'geven van zulk een teeken de veilig. heid van het verkeer op een weg of rijwielpad in gevaar zou kunnen worden gebracht. (4) Bij het verminderen van de vaart of het stilhouden moet men dan de hand of een stok ter zijde van het mo. torrijtuig of rijwiel op en neer bewegen. (4) Koetsiers mogen dit stilhouden of vaart verminderen aanduiden door het opsteken van de zweep. (4). De bestuurders van alle rij. en voertuigen moeten bij het veranderen van richting, de nieuwe richting met de hand, met een stok of met de zweep aanduiden voqr hen, die achter hen aankomen of die hun tegenkomen. Men moet hierbij dus steeds de richting aangeven, welke men zelf wil inslaan. (4) Slaat nooit een zijweg links in vlak voor hem, die U tegemoet rijdt, maar wacht tot deze U voorbij is. Lantaarns met zijglazen, welke gekleurd licht uitstra. len, zijn verboden. (14) (25) Hebt gij deze, laat er dan ongekleurde glazen inzetten. Motorrijtuigen en rijwielen moeten tusschen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang aan de voorzijde een wit licht voeren en wel: Motorrijtuigen op meer dan drie wielen, minstens twee lantaarns ter weerszijden van het voertuig geplaatst; (14) Motorrijwielen en rijwielen een lantaarn. (15) (25) Het is verboden binnen stedelijk bebouwde kommen verblindende verlichting te gebruiken. (14) Dempt Uw verblindend licht, wanneer gij anderen op den weg tegenkomt. i Alle andere voertuigen, uitgezonderd kruiwagens, kin. derwagens en dergelijke voertuigjes, moeten tusschen een uur na zonsondergang en een uur voor zonsopgang aan de voorzijde minstens een wit licht voeren, ter lin. kerzijde van het voertuig of aan hot meest uitstekende deel van de lading geplaatst. (28) Het Motor, of Rijwielreglement laat voor voertuigen op vaste assen, d. w. z. zonder veeren, een andere wijze van plaatsing van het licht toe (zie art. 28). doa zoo maar nier zoo .indien Indien twee of meer wielrijders of motorrijders naast elkander rijden op een rijwielpad, dan moeten zij bij het tegenkomen van een anderen wielrijder of motorrijaer op het rijwielpad achter elkander gaan rijden. Hij, die rechts is, gaat voor rijden. (34) Dus: Rijwielpad Liggen er Iangs een weg twee rijwielpaden, dan moet men steeds het rechts liggende pad berijden. Het verdiertt echter aanbeveling eenigszins mogelijk, links te plaatsen. Hangt bij deze voertuigen het licht onder aan de as, dan dient men zorg te dragen, dat de lantaarn alleen naar de voorzijde wit licht geeft. Het is ten zeerste gewenscht alle rij. en voertuigen aan de achterzijde of aan het verst naar achter uitste. kende gedeelte van den wagen of van de vervoerd wor. dende vracht te voorzien van eeij rooden Reflector of van een lantaarn met rood licht. Ook stilstaande rij. en voertuigen moeten de voorge. schreven lichten voeren. Zet des avonds en des nachts geen wagen op den weg zonder wit licht aan de voorzijde en rood licht aan de achterzijde. <3 fiondierl/jk. Rpwie/pod 47SLZffiF a1, op afzonderlijk rijwielpad bij inhalen: zfzondzrlijk ,o0 Rij wittpi* MR Voetgangers behooren niet midden op of aan de lin. kerzijde van den rijweg te loopen, doch steeds aan de rechterzijde. Zij moeten de noodige ruimte laten voor het passeeren van motorrijtuigen, rijwielen en voertui. gen, zoowel bij het tegenkomen, als bij het ingehaald worden en steeds tijdig naar rechts uitwijken. (7) In de schetsteekeningen ter illustreering van de voor. geschreven regels beteekent: A. automobiel. M. motorrijwiel. R. rijwiel. V. voertuig, rijtuig, handkar, enz. W. wandelaar. De cijfers tusschen in den tekst verwijzen naar de betrekkelijke artikelen van het Motor, en Rijwielregle. ment. N.B. De volledige tekst van het Motor, en Rijwielres glement, zooals dit laatstclijk werd gewijzigd bij K. B. van 15 October 1918 (St. bl. No. 563), is opgenomfen in het Staatsblad No. 834 van 1918. aan t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 12