AlKmaarsche Oouranl
De Kluizenaar van Far-End
Brieven nit Berljjn.
FEUILLETON.
Rusland ra den dood van Lenin.
Zaterdag 30 Augustus.
Llefde bij vogels.
Fo. 205 1924
Honderd Zes en Twlnflgsie laargang.
Eerder reeds is medegedeeld, hoe de Brit-
sche Ornitholoog, Mr. E. Selous, vanuit een
hoi de Kemphanen bespiedde in hun liefde-
leven en hun steekspelen gadesloeg. Nacht
en dag bracht hij door in een hoi, daartoe
expres gegraven in de nabijheid van een
kampplaats dezer vogels en toch beweerde
de man er nog lang niet alles van te weten.
Zoo kost het veel inoeite, om in dit opzicht
waarheden vast te stellen, en zoo kiijgt de
eene onderzoeker indrukken, die door den
ander niet zoo spoedig beaamd worden. Doch
zeker is het, dat in het vroege voorjaar, wan-
neer vele vogels aan de broedplaatsen terug-
keeren, in hun leven een periode begint, die
in alle opzichten onze belangstelling zeer
Waard is.
De liefde tot het echtelijk leven ontwaakt
bij de meeste vogelsoorten, zoodra de lucht
wat milder wordt, wanneer groen begint te
ontspruiten, wanneer vele gekorven dieren
hun winterschuilplaatsen verlaten, om, hoe-
wel onvrijwillig, voedsel te bieden voor de
gevederde bewoners. In groote vluchten zijn
ze aangekomen, om zich weldra meer en
meer in paren af te zonderen. En niet steeds
is het te zeggen, of het mannetje, dan wel,
of het wijfje de keuze doet. En 'of wel bij de
meeste soorten dezelfde vogels uit eer. vorig
jaar weer met elkander huwen, is nog lang
niet uitgemaakt. Dat dit bij sommige soort-
wel zoo is, staat vast, en ook komt het voor,
dat de overblijvende weduwe of weduwnaar
nuiet meer paart. Slechts enkele vogels be-
minnen het haremleven.
De liefde, die de almachtige beheerschcres
des levens is, openbaart zich nergens zoo
afwisselend en krachtig als in de vogeiwe-
reld en met duizenden stemmen en op tal-
rijke wijzen wordt er uiting aan gegeven.
Elke vogel zingt, zooals hij gebekt is,
maar voor en in den broedtijd hebben al die
.zangen dezelfde beteekenis. Het wondervo'le
weemoedige lied van den nachtegaal zegt
ons hetzelfde, en niet meer dan het eenvoudi-
ge gepiep van den geelgors en het gekwakker
van het eendemannetje. De woudduif koert,
de ooievaar klappert, de kraaivogels kras-
sen, de leeuwerik tiereliert hoog in de blauwe
lucht, de spotvogel streeft op de hoogste
takjes naar den boventoon; en zoo zouden we
voort kunnen gaan met nog talrijke vogel-
geluiden aan te geven. Wie in het voorjaar
r.ijn oor te luisteren legt, kan vernemen uit-
trukkingen van zacht heimwee, maar ook
Van gloeienden hartstocht met al de nuantee-
ringen daartusschen. Maar ook kan mecrma-
len opgemerkt worden, dat het lied tevens
uitdrukt ijverzucht, strijdlust en uitdaging.
Zooals twee hanen op de boerenerven elkan
der willen overstemmen, zoo wedijveren ook
dikwijls twee nachtegalen bij hun slaan, en
vele andere vogels bij de geluiden, die ze
voortbrengen, om zich in de gunst der wijf-
jes aan te bevelen. Dikwijls volgt hierop een
uitdaging, en in een gevecht, waarin een het
onderspit moet delven, wordt meermalen een
einde gezocht.
Dr. Rusz zegt hieromtrent:
„De strijd, welke bij de vogels met de ge-
slachtsdrift gepaard gaat, is niet het minste
deel van den strijd om het bestaan. Want
vergeet niet, dat een moet overwonnen wor
den, en dat de strijd dus dikwijls bloedig is.
Een moet het veld ruimen en eindigt met
smadelijk op de vlucht te gaan, of den dood
op het slagveld te vinden. On der het toe-
brengen van slagen en houwen stortten zij
zich op elkander; twee vinken draaien war
relend om elkaar heen; twee ooievaars trach-
ten elkander met hun lange snavels gevaar
lijke wonden toe te brengen; twee hanen
zullen desnoods dagen lang vechten, tot een
van hen dood neervalt; twee kleine teedere
zandvogels kunnen elkander vervolgen met
zulk een woede, dat de een uitgeput en afge-
tobd ten laatste door vrees gedreven, ergens
inkruipt, waar hij niet meer uit weet te ko-
men; twee nachtegalen zingen zoo sterk te-
gen elkander op, dat zij soms afgemat neer-
vallen of wel door inspanning gedood wor
den."
Maar niet steeds ontaardt de wedstrijd in
een zoo bitter gevecht; meermalen ook ziet
men toepassing van onschuldige lokmidde-
len bij de mannetjes, om de liefde der wijfjes
op te wekken of te wjnnen. Onschuldig is het
liefdesspel, dat zich openbaart in allerlei
vliegbewegingen en sprongen op den grond.
Het balderen van auer- en korhanen, dat al
zoo dikwijls beschreven is, is hiervoor wel
een sterk sprekend bewijs. De duif wandelt
en springt langs de uitverkorene, waarop dik
wijls een teeder minnekoozen volgt. Ook mus-
schen en sijsjes en andere kleine vogels ne-
men dikwijls zonderlinge houdingen aan, om
de gunst van de wijfjes te verwerven.
door Margaret Pedler.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont.
18)
Hij maakte gretig gebruik van haar aar-
zeling.
Antwoord me nu niet!" zei hij snel. „Ik
zai wachten, geef mij een kans. Ik kan
geenIk wil het niet aannemen!" ging
nij op heerscherstoon voort. „Ik heb je lief!"
En onstuimg sloeg hij de sterke jonge armen
om haar heen en kuste haar op den mond
Het vorige oogen Nik was zij een en al
zachtheid en verteedering geweest, maar
nu, bij den plotselingen hartstocht in zijn
stem, was er iets in haar, dat heftig terug-
deinsde en zich verzette tegen de overrompe-
ling van zijn liefde.
Sara was de laatste vrouw in de wereld,
die door overrompeling kon genomen wor
den. Zij was te veel een persoonlijkheid en
haar gevoel voor persoonlijke onafhankelijk-
heid was te sterk ontwikkeld, dan dat zij ooit
omver geworpen kon worden door een harts
tocht, dien haar eigen bar! niet b°antwoord-
de. Integendeel, die wakkerde in haar liet be-
Doch de schoonsfe uiting van alles is "de
zang, die poetische wedstrijd, in welken het
mannetje het wijfje poogt te winnen door de
volmaaktheid zijner zangen. Zoo ook heeft
in de menschenwereld dikwijls het snaren-
spel of het lied' van den jonge!ing een mach-
tigen indruk verwekt bij de maagd; maar
ook waren en zijn flinkheid in houding, net-
heid in woord en optreden, en welverzorgd-
heid van kleed dikwijls doeltreffende liefde-
pijlen.
Ook bij de vogels zorgt de natuur er
voor, dat in den paartijd de mannetjes zich
op het voordeeligst kunnen voordoen. Men
spreekt niet ten onrechte van het bruilofls-
kleed der vogels, en dit wordt gewoonlijk bij
de mannen het mooist en het weelderigst.
Hoe fraai schittert het kleed van verschil-
lende woerden reeds in het vroege voorjaar!
Hoe glanzend zijn de spreeuwenmannetjes,
wanneer ze met trilhangende vleugels op
het dak hun spotliederen zingen, die getui-
gen van blijheid en levensvreugde! Dat scha-
keerend zwartgroen hebben ze pas in het
voorjaar gekregen, niet do.r ruiing, zooals
wel eens beweerd word* maar doordat de
grijze pluimpjes van het gespikkelde herfst-
kleed zijn afgesleten en uitgevallen.
Wat zijn in April en Mei de Kemphanen,
die op de tournooiplaatsen verblijf houden,
potsierlijk getooid met die lange hals- en
kopverederen, en hoe geweldig zijn hun hou
dingen, wanneer een of meer wijfjes op de
kampplaats komen, om er „van de lijn af"
een mannetje te vragen. Wanneer de broed
tijd voorbij is, verdwijnen bij de hanen die
lange vederen weder; ook raken ze de aange-
zichtswraties kwijt, en als gelijkgekleurde,
eenzelvige vogels houden ze weder elders
verblijf. Het prachtkleed hadden ze aileen
noodig bij hun liefdesspel, om daardoor in
de oogen der wijfjes meerdere bekoorlijkheid
te bezitten, waarvan ze, evenals vele andere
vogels dit doen, bij den wedstrijd^ een goed
gebruik maken, om zich op het fraaist voor
te doen.
Of de vogels elkander wat hebben te ver-
tellen op de huwelijksmarkten? Wie zal het
uitmaken?
Evenals in ieder jaar, kjvamen ook in het
laatste voorjaar reeds vroeg op het onver-
wachtst de scholeksters met honderden bijeen
op de vaste plaatsen, waar de paren gevormd
worden. En druk, dat ze het hadden gedu-
rende enkele dagen en nachten! Nu eens
liep de een om den ander heen met draaiende
bewegingen en heftige kopschuddingendan
weer hief de geheele troep een vreeselijk la-
waai aan, terwijl verscheldene exemplaren
trippelende bewegingen maakten.
Aan voedsel schenen de scholeksters geen
behoefte te hebben, en wanneer zoo'n troepje
eens even opgejaagd werd, dan keerden alle
vogels toch weder spoedig op de markt te-
rug, om hetzelfde lawaai en dezelfde bewe
gingen opnieuw te beginner, en voort te zet-
ten, totdat ze in paren in alle richtingen uit-
een trokken. Op de huweliiksmarkt bleef een
klein troepje achter, wellicht bestaande uit
overtollige mannen of ouden van dagen. Ook
op zoo'n plaats valt nog veel te leeren, want
veel onbegrijpelijks doet zich er voor.
De bestudeering van het intieme leven der
vogels is interessant, doch moeielijk en veel-
omvattend.
'J. PAALDER Dz.
XIII.
WEST-EUROPA EN RUSLAND.
Vervolg)
Men spreekt op het oogenblik in West-
Europa feitelijk alleen over politiek en eco
nomic en bijna niet over moreele kwaliteiten.
Men gelooft maar al te vaak, dat economie
alles is. Maar men vergeet, dat economie
niet iets primairs is, maar iets secondairs en
dat de grondslag voor iedere samenwerking
van menschen de gezonde moreele en geeste-
lijke gesteldheid van een volk is. En in deze
miskenning schuilt ten slotte de oorzaak, dat
West-Europa het bolschewisme niet begrij-
p£n kan. Want de communistische orde
wenscht geen economie, wenscht geen econov-
mische voordeelen, maar zij wensch:t de ver-
wezenlijking van een idee.
De communistische orde is thans nog een
groot gevaar voor de wereld. Daaroih is het
plicht, alles te doen, om de aangrijpingspun-
ten voor de communistische propaganda uit
te schakelen. Wij hebben aangetoond, dat
communistische agitatie en propaganda tegen
nationale onderdrukking meer en meer ver-
mengd worden. Nog dezer dagen is bericht,
dat Raditsch, leider van de Kroatische boe-
renpartij en een van de leiders van de In-
dische voorstanders van autonomic te Mos-
kou zijn aangekomen.
wust gevoel van verzet aan, en zij onttrok
zich aan Tim's omklemmende armen met een
vastberadenheid, die geen twijfel overliet.
„Het spijt mij, Tim", zei ze kalm. „Maar
het geeft niet of ik al zou beweren, dat ik je
liefheb. Het is niet zoo."
Hij keek haar aan met droevigen, mismoe-
digen blik.
„Ik heb te gauw gesproken", zei hij. „Ik
had nog moeten wachten. Maar ik was
bang."
„Bang?"
„Ja." Zijn stem was onzeker. „Ik heb het
gevoel, dat als ik je laat gaan, je daar in
Monkshaven een of' anderen man zult ont-
moeten, die je tot vrouw zal willen hebben
En dan zal ik je verliezen!O, Sara! Ik
vraag je niet mij te zeggen, dat je me lief-
hebt, nu nog nietZeg, dat je mijn vrouw
wilt zijnIk zou je het andere leeren
je zoudt mij leeren liefhebben."
Maar die hartstochtelijke kus, zoo onver-
wacht de eerste kus van een minnaar,
dien zij gekend had had haar plotseling
een helder inzicht gegeven.
„Neen", antwoordde ze beslist. „Ik weet
niet veel van liefde af, Tim, maar ik ben er
heel zeker van, dat het niets geeft, of je al
probeert liefde te maken. En luister eens,
mijn beste Tim", de pijn op zijn gezicht
maakte haar olotseling weer een en al ver-
h'afidelsVerkccr onmogelfjk maken, doordat de
teedering „wanneer ik met je trouwde en
je kon mij niet leeren je lief te hebben, zoo
als je denkt, dat jc zoudt kunnen doen, zou
den we alleen maar ongelukkig sam^n zijn."
„Ik zou nooit ongelukkig kunnen zijn,
wanneer je mijn vrouw was", zei hij koppig.
„Ik heb genoeg liefde voor twee."
Zij schudde het hoofd.
„Neen, Tim. Laten we niet een mooie
vriendschap bederven, door er een eenzijdige
liefde van te maken."
Hij glimlachte vrij grimnrig.
„Ik ben bang, dat het te laat is om dat te
voorkomen", zei hij droog. „Ik zal je er nu
niet langer mee lastig vallen, liefste. Maar
ik ben niet van plan je antwoord als laat
ste beslissing aan te nemen."
„Ik wou toch, dat je het deed", drong zij
aan.
Hij keek haar aan met vreemden blik.
„Geen man, die jou liefhebt, zal je heel ge-
makkelijk opgeven, Sara", zei hij. Toen even
later: „Mag ik je nu en dan schrijven?"
Zij knikte eenvoudig.
„Ja, maar geen minnebrieven, Tim."
„Neen, geen minnebrieven."
Hij greep haar handen en kuste eerst de
eene en toen de andere.
Toen ging hij heen, het hoofd rechtop en
de schcuders achterut.
Maar de donkerblauwe oogen die altijd
doello&sf,
zoo vroolijk de wereld in hadden gekeken,
hadden plotseling hun zorgelooze uitdruk-
king verloren. Het waren nu de oogen van
een man, die voor het eerst het stralende, en
tegelijk smartelijke gelaat van Liefde heeft
aanschouwd en daarin alle mogelijkheden
heeft gelezen, die zij biedt de heerlijkheid
en de smart en het hoogste geluk.
En Sara, die alleen bleef staan, betreurend,
dat de vriend in den minnaar was verloren
gegaan, vermoedde weinig, dat Tim's liefde
bestemd was als een draad, steeds weer de
andere draden te kruisen, totdat het Lot haar
heele levensweefsel ermee door we ven had.
HOOFDSTUK V-
De man in den trein. 1
„01dhampton! Oldhampton! Oversfappen
voor Motcheey en Monkshaven!"
Met een zucht van verlichting verliet Sara
op het waarscJiuwende geroep van een haas-
tigen conducteur, haar plaats in de coupe,
waarin zij vanaf Fallowdene gereisd had.
Haar reisgenooten waren geweest een oude
juffrouw met haar kamenier, en daar de
eerste er op had gestaan, dat alle raampjes
hermetisch gesloten bleven, zoodat er geen
aasje frissche luchL-binnenkwam, had Sara
het gevoel bijna te stikken tegen dat ze in
In Hawaii hebben ze hetzelfde weer, He)
geheele jaar door.
Goede hemel, hoe beginnen ze daar een
gesprek?(Texas Ranger)
Oldhampton kwamen.
De trein voor Monkshaven was reeds bin-
nengekomen. Zij gaf haar handbagage aan
een witkiel en slenterde op haar gemak langs
het perron, tevergeefs zoeken$ naar een lee-
ge coupe, waar de regeling van den frissche-
lucht-toevoer niet van de nukken van een
oude vrijster zou afhangen.
De trein seheen heel vol te zijn, maar eln-
•delijk ontdekte ze een eerste klas rookcoupe
waarin maar een passagier zat een man
in den uitersten hoek, half verscholen achter
een opengevouwen krant, en met een wenk
naar haar witkiel, stapte zij de coupe binuen
en begon haar bagage in het net te plaatsen.
Plotseling liet de man in den hoek zijn
krant zakken.
„Dit is een rookcoupe", zei hij met nadruk.
Bij den klank van zijn stem keerde Sara
zich om. De norsche toon liet geen twijfel
open of de verdere gedachte was: „En je
hebt hier niets te maken." Even lichtte een
vonk van pret in haar oogen.
„Ja, dat geeft de spoorwegmaatschappij
aan op het raam", antwoordde ze kalm met
een blik naar het opschrift Rooken, dat tegen
een van de raampjes geplakt was.
Geen antwoord, tenzij een kwaad ge-
kreukel met de courant als zoodanig be-
sclmuwd kan worden en het volgende
oogenblik, na een luid slaan met deurtjes en
een geroep van: „Uit den weg! Past d'r op"
reed de trein langzaam het station uit
"r (Wordt yervolgd.);,'
Men verwacht in Nederland veel van herstel
van de economisehe betrekkingen met de sov*
jet^unie. En toch geeft men er zich slechts zeb
den rekenschap van, of in Rusland ook maar
in den meest primitieven vorm de persoonlijke
vrijheid wordt gewaarborgd ep of niet veeleer
tengevolge van het toegepaste systeem een on=
veiligheid ontstaat en onzekerheid, die ook
vertegenwoordigers van ecomomische en van
handelsbelangen tegenover toestanden komen
te staan, die zelfs een kort verblijf in Rusland
een waagstuk doen schijnen. Wij zullen hier
slechts op twee omstandigheden wijzen, waars
aan, meenen wij, te weinig aandacht is ge<
schonken, doch waarvan de mogelijkheid van
economisehe relaties met Rusland geheel af*
hankclijk is.
Het is bekend, dat de sovjet*regeering in
handhaving van het monopolie van den buitens
landschen handel een van haar voomaamstc
steunpilaren ziet. Dat kan misschien van het
standpunt der Russische regeering bezien ge«
heel en al juist zijn. Voor den WestsEurope*
aan echter is dit monopolie van den buiten«
landschen handel een economisch feit, dat alle
handelsbetrekkingen met de sovjebunic bij
voorbaat onmogelijk maakt. Want men vergete
toch niet, dat dank zij dit monopolie van den
buitenlandschen handel de sovjeferegeering te
alien tijde bij machte is, alien particulieren
handel, wanneer zij dat wenscht, te fnuiken,
daaT zij door willekeurige prijsregeling alle cab
culaties kan laten mislukken. Bovendien kan de
sovjetsregeering de concurrentie van andere ins
dustrieen onschadelijk maken, alleen om de
eigen industrie te steunen, zooals dit trouwens
voortdurend gebeurt. Daarom moet men er
zich rekenschap van geven, dat van vrije cons
currentie in .de sovjetsunie geen sprake kan
zijn, maar dat de concurrentie door maatreges
len van den staat te alien tijde op een of ans
dere wijze onmogelijk kan worden gemaakt.
Bijna nog erger is het gesteld met de persoons
lijke vrijheid van de vertegenwoordigers van
den buitenlandschen handel. In geen enkel ans
der land bestaat zulk een geprononceerde spb
onnenvrees als in Rusland. Is deze ook ten dees
!e veroorzaakt door de langdurige isolatie, er
zit toch te zeer systeem in het verschijnsel om
het als tijdelijk en spontaan te beschouwen.
Het is de communistische partij bovendien ges
lukt een nieuwe kernspreuk te vinden: econos
misohe spionnage. Ieder, die zich van dit woord
rekenschap geeft, zal tot de ontdekking kos
men, dat onder deze rubriek alles en iedereen
kan vallen. Iedere particuliere brief, die b. v.
over den toestand van de spoorwegen medes
deelingen bevat, de prijzen vermeldt, kan ons
de de verordeningen betreffendc de economis
sche spionnage vallen. In den laatsten tijd is
zelfs in het vakblad van de sovjetsRussische
juristen een lange deductie verschenen, waarin
de meening wordt uitgesproken, dat zelfs het
verspreiden van mededeelingen, die aan de sovs
jetspers zijn ontleend, als economisehe spions
nage zou zijn te beschouwen. Het spreekt vans
zelf, dat elke opcnlijke berichtgeving, wanneer
men van deze terminologie uitgaat, met het
volste recht als economisehe spionnage kan
worden opgevat. Verwacht kan worden, dat
bmnenkort het sovjetsRussische wetboek van
strafrecht wordt uitgebreid met een serie bes
palingen, waarin de strafbepalingen wegens des
ze economisehe spionnage worden omschreven.
Het is duidelijk, dat bij een dusdanige jurisdics
tie ook de meest voorzichtige vertegenwoordis
ger van den buitenlandschen handel onder de
economisehe spionnen wordt gecatalogeerd, m.
a. w. geheel aan de willekeur van de sovjetsres
geering zal zijn prijsgegeven. Het is er der sovs
jetsregeering blijkbaar om te doen, op grond
van de wetten, iederen vreemdeling in haar
macht te hebben. En dat zal zij op een of ans
dere manier ook bereiken. Men doet dus vers
standig, zich van deze omstandigheden rekens
schap te geven en niet met vage inzichten als
economisch exponent naar de sovjetsunie te
vertrekken, om op een kwaden dag in de ges
vangenis als „economiseh spion" wakker te
worden en tot belangrijke straffen te worden
veroordeeld. En ook de regeeringen moeten dit
niet uit het oog verliezen. Zij mogen hervatting
van de economisehe betrekkingen slechts goeds
keuren, wanneer aan de burgers van haar land
dezelfde mate van persoonlijke vrijheid kan
worden gegarandeerd als de sovjetsRussische
burgers in WestsEuropa hebben. Het principe
van wederkeerigheid moet consequent ten uits
voer worden gebracht. Slechts dan zou het
kunnen gelukken, de sovjetsregeering tot bes
paalde concessies te dwingen. Nota's en vers
toogen kunnen haar geen steek schelen. Zij is
immers bezig, dank zij het dogma, dat zij aans
hangt, in den vorm van handelsvertegenwoors
digingen op het grondgebied van de landen, die
met haar in „vrede en vriendschap" leven,
propagandascentrales te stichten en met ons
vergelijkelijk grandioos ge-baar nog exterritorb
aliteit voor deze propagandascentrales te vers
langen.
Stelt men nu de vraag, hoe de dingen zich in
de sovjetsunie verder zullen ontwikkelen, dan
is het natuurlijk buitengewoon moeilijk daarop
te antwoorden. Maar een 'ding is toch wel duis
delijk: komt de communistische orde ten val,
dan is er geen macht aanwezig, die het bestuur
van het reusachtig land kan ter hand nemeu.
Chaos en verval zouden het gevolg zijn. Niet
ten onrechte vraagt men zich ook af, of dit
verval en deze chaos ook niet bij het afsterven
van de communistische orde zullen komen.
Want de centrifugale nationale krachten groeis
en stellig en groeien snel in Rusland. Maar
voorspellingen van dezen aard zijn tenslotte
Aannemelijk voor WestsEuropa zoo fettelijk
alleen zijn het verkrijgen van concessies in
groote gebieden van Rusland en wel in zoodas
nigen vorm, dat ook rechtspraak en beheer in
buitenlandsche handen zouden zijn. De ervas
ringen toch, die buitenlandsche concessionariss
sen in Rusland hebben opgedaan, bewijzen, dat
het der sovjetsregeerinig niet te doen is om
productief werk, maar dat het er voor haar als
leen op aan komt, zoo veel mogelijk geld in
het land te krijgen en wanneer dit gebeurd is,
den concessionaris het leven onmogelijk te
maken. In ieder geval moet ieder, die met de
sovjetsregeering in onderhandeling treedt, er
zich rekenschap van geven, dat economisehe
overwegingen bij de sovjetsregeering de kleins
ste rol spelen en dat veranderingen in den polis
tieken toestand te alien tijde de meest onaans
gename gevolgen voor hem kunnen hebben.
Maar noodzakelijk bovenal is: juiste kennis
van de politieke en economisehe omstandighes
den in de sovjetsunie. Het helpt niets, dat men
de communisten als dieven en moordenaars
brandmerkt. Want in de eerste plaats vallen de
ideeele leiders van de communistische orde niet
onder deze al te gebruikelijke terminologie en
in de tweede plaats geven dergelijke meeningen
op een buitengewoon gecombineerd vraagstuk
een antwoord, dat men slechts zeer, zeer ops
pervlakkig kan noemen. De heerschappij van
de communistische orde is niet te verklaren
doordat felle fanatici dit werk van vcrnietiging
hebben op touw gezet, maar vooral hierdoor,
dat de verantwoordelijke klassen van Europa
kans hebben gezien, aan corruptie en degenes
ratie te ontkomen. Want de communistische
orde is in den grond van de zaak geen positief,
maar een negatief element. Haar doel en haar
taak is: vcrnietiging. Maar dit doel zal alleen
kunnen bereikt worden, waar de gifpijlen van
het bolsjewisme een ziek en vergaan lichaam
van staat en volk treffen. De beslissing over
de vraag, of Europa onder bolsjewistischee
invloed zal buigen of niet, berust op het oogens
blik niet in het Kremlin en evenmin bij de
derde intcmatipnale, maar bij de volken van
WestsEuropa, waaronder Nederland zelf!
H. BUUS.
Brief uit ZWitserland.
(Van onzen Berlijnschen correspondent.)
Op de Pratschli, midden Aug.
„Op de Pratschli? Waar is dat?" zal de lezer
vragen. Ik echter wrijf me in de handen en
antwoord: „Daar was het me juist om tc doen.
Voor m'n zomervacantic een plaats uitzocken.
die niemand kent, waarvan men vooral in Bers
lijn niets weet! Daarom ga ik juist niet naar
Pontresina of San Moritz of Sils Maria, maar
verberg ik me in dezen kostelijken uithoek.
Hierheen gaat niemand van m'n gcliefde Berlijs
ners hier ben ik voor hen veilig".
Een „plaats" is het eigenlijk heelemaal niet.
De „Pratschli" is eigenlijk een bergrug hoog bos
ven Arosa in Graubiinden en daar staat, op de
eerbiedwaardige hoogte van 1930 Meter boven
den zeespiegel een eenzaam klein hotel in de
heerlijke, wijde vrijheid van het gebergte.
Slechts een paar Zwitsers uit Zurich, uit
Schaffhausen, uit Winterthun en Appenzell
hebben zich hier ingekwartierd. De badgasten
van Arosa daar beneden komen hoogstens
eenmaal naar het cafe hierboven, bewonderen
het vergezicht en verdwijnen weer. Dan zijn
we weer onder elkaar.
Onbeschrijflijk klein en zonderling worden
in de reine lucht van deze grandiose streek,
waar reusachtige rotstoppen u broederiijk van
alle zijden groeten, de zorgen en oneenigheden
van de menschen, die in de steden wriemelen.
Zelfs een Duitscher, die het zeer emstig met
zijn vaderland meent, kan hier de ellende en
den nood van zijn land bijna vergeten. Want
het is, als spreekt hier boven de godheid zelf
met d® kindCren der aarde. Anders dan in de
vlakte of in de dalen hier beneden ondergaat
men het heerschen van de elementen. De zon
bnfndt in de kristalheldere atmosfeer met een
verdubbelde heftigheid, die alle droeve gedaehs
ten verbant. De hoogten rondom nemen in zulk
licht wonderlijke plastische vormen aan. Niets
stoort de schoonheid van deze koninklijke, in
een krachtig rhythme verstcende bergkammen,
want we zijn hier aan de .boomgrens"; slechts
enkele armoedige kolonien dwergdennen klims
men nog de helling op, anders is alles groene
weide en bruin gesteente, zonder boom of
struik. Een hero'isch landschap breidt zich uit.
Als echter de hemel zich bedekt, voelen we
eerst recht, in hoe onmiddellijke beroering men
hier met de kosmische machten leeft. Dan jas
gen golvende nevelmassa's over de Pratschli en
hullen alles in ondoordringbare sluiers, zoodat
we in een luchtledige ruimte schijnen te zwes
ven, alsof we betooverd waren. Of eenige wols
ken van fantastischen vorm stormen als ges
weldige spoken op ons toe, zoodat men bes
grijpt, hoe zulke verschijnsclen bij naive natus
ren bijgeloovige voorstellingen wekken moess
ten. Of plotseling valt zonder erbarmen een
wintcrsche koude in.
Toen ik gisteren ontwaakte, was het hotel
ingesneeuwd. Zoover het oog reikte, glansde
over alles het witte dek. De dennen zien er uit
als kerstboomCn. En dat in het midden van
Augustus! Dan breekt de zon opnieuw door de
wolken, de sneeuwmassa's smelten en het vee
wordt uit de stallen weer in de wei gedreven.
De koeien hier boven zijn de verjx'Tsoonlijs
king van de stille, beschouwende, VTiemdelijke
stemming van deze afgelegen hoek. Het zijn
werkelijk meesters in de vredelievendheid. Ik
zou willen zeggen: 't zijn de eenige absoluut
echte pacifisten, die ik tot nu toe ontmoet heb.
Ze gunnen elkaar zelfs, zooals bij menschen
zelden voorkomt, het voer; de een verdringt
de ander niet van de kruiden en bloemen, die
de collcga juist opeten wil; de een wil niet
over de ander heerschen. Het samenleven van
.deze dieren is waarlijk het beeld van een ge«
lukkig, vredig bestaan.
Angstig dwalen m'n gedaohten van deze
vrede naar Londen, waar men zich inspant ook
tusschen de volkeren van ons werelddeel, zoo>
iets als een vrcdestoestand te scheppen. Of
men elkaar daar ook zoo goe'dmoedig, gevoeb
vol en zoo volkomen zonder wantrouwen, met
onschuldige' bruine oogen aankijkt als mijn
vriendinnen, de koeien van Pratschli? Ik vrees,
dat een vergelijking tusschen mensch en dier
ook hier weer in het nadeel van den mensch
zal uitvallen. Met een zekere mate van ontzet«
ting denk ik er aan, dat spoedig de korte rust»
poos ten einde zal zijn en men weer in de on»
behagelijke sfeer verplaatst wordt, die de ijver*
zucht van de volkeren en de partijtwist van het
eeuwig verdcelde Duitschland scheppen.
Ook van den Priischli uit kan men 'n juiste
kijk op de wereld krijgen. Onlangs was ik be«
neden in Arosa, waar een onschuldig muzikant
een concert gaf. De brave man had succes en
omdat zich, zooals hij bemerktc, onder zijn
toehoorders de badgasten van de hotel en sa*
natoriums van Arosa verscheidene Duitschers
bevonden, speelde hij, bchalve enkele andere
toegiften, tenslotte nog: „Heil dir im Sieger*
kranz!" Dit was, zoover hij wist steeds het
Duitsche volkslicd geweest, dat we intusschen
in Duitschland een revolutie gehad hebben, was
klaarblijkelijk nog niet tot hem doorgedrongen.
Maar wat was het gevolg? De eene helft van de
aanwezige Duitschers applaudiseerde op de*
monstratieve wijze, de andere helft zweeg even
demonstratief. Vijandige blikken heen en weer!
Stomme verwijten van tafel tot tafel! Het
scheelde weinig of het mceningsverschil had
aanleiding tot een heftige explosic gegeven
Toen vluchtte ik snel weer naar boven, naar
m'n eenzaam hotelletje, waar de herderin, een
voorbecld van Zwitsersche rcinheid en vrien*
delijkheid, me ontving en de waard, van huis
uit ccn Engadiner bankctbakker, me vertclde,
dat hij voor het avondeten een nieuwe taart
uitgCvondcn had.
Dit land en volk van Zwitserland staat thans
geheel anders tegenover ons dan vroeger. Men
reisdc altijd graag hierheen, omdat de natuur
zich hier in haar voile heerlijkheid ontplooit cp
iedere vreemdeling zich hier zoo veilig gebor*
gen weet, Maar om den staat, die zich in't cen*
trum van Europa's hooggebergte gevormd had,
bekommerde men zich meestal niet veel. In den
oorlog werd Zwitserland nog sterkcr dan Hob
land door de oorlogvocrende machten in het
nauw gedreven, het hoofdkwarticr van alle po»
litieke plannensmeders, van alle smokkclaars,
van alien, die het er op toelegden den „helden>
dood" beleefd uit den weg te gaan. Thans ech*
ter zien we in Zwitserland iets anderS; n.l. het
sinds eeuwen bestaande en bloeiende voor*
beeld van een zuivere democratic en daamaast
het bewondcrenswaardige voorbeeld van de
practische mogelijkheden van een samenleving
van verschillende volksstammen onder een dak
Wat de „Volkenbond" zelf slechts een fragr
ment voorloopig tastend zoekt: hier is het
sinds lang werkelijkheid geworden. Wat hier in
het klein bereikt werd, is dat dan in het groot
niet te bereiken? Kan niet deze sterke, trotsche
bond van staten een kiemcel van de „Vereenig«
de Staten van Europa" worden, waarnaar met
zooveel verlangen wordt uitgezien?Och,
ik vrees, dat ik het antwoord op deze bange
vraag niet zal belevenv
Dr. MAX OSBORN.