AlKmaarsche Oouranl De Kluizenaar van Far-End Brieven nit Berljjn. FEUILLETON. Rusland ra den dood van Lenin. Zaterdag 30 Augustus. Llefde bij vogels. Fo. 205 1924 Honderd Zes en Twlnflgsie laargang. Eerder reeds is medegedeeld, hoe de Brit- sche Ornitholoog, Mr. E. Selous, vanuit een hoi de Kemphanen bespiedde in hun liefde- leven en hun steekspelen gadesloeg. Nacht en dag bracht hij door in een hoi, daartoe expres gegraven in de nabijheid van een kampplaats dezer vogels en toch beweerde de man er nog lang niet alles van te weten. Zoo kost het veel inoeite, om in dit opzicht waarheden vast te stellen, en zoo kiijgt de eene onderzoeker indrukken, die door den ander niet zoo spoedig beaamd worden. Doch zeker is het, dat in het vroege voorjaar, wan- neer vele vogels aan de broedplaatsen terug- keeren, in hun leven een periode begint, die in alle opzichten onze belangstelling zeer Waard is. De liefde tot het echtelijk leven ontwaakt bij de meeste vogelsoorten, zoodra de lucht wat milder wordt, wanneer groen begint te ontspruiten, wanneer vele gekorven dieren hun winterschuilplaatsen verlaten, om, hoe- wel onvrijwillig, voedsel te bieden voor de gevederde bewoners. In groote vluchten zijn ze aangekomen, om zich weldra meer en meer in paren af te zonderen. En niet steeds is het te zeggen, of het mannetje, dan wel, of het wijfje de keuze doet. En 'of wel bij de meeste soorten dezelfde vogels uit eer. vorig jaar weer met elkander huwen, is nog lang niet uitgemaakt. Dat dit bij sommige soort- wel zoo is, staat vast, en ook komt het voor, dat de overblijvende weduwe of weduwnaar nuiet meer paart. Slechts enkele vogels be- minnen het haremleven. De liefde, die de almachtige beheerschcres des levens is, openbaart zich nergens zoo afwisselend en krachtig als in de vogeiwe- reld en met duizenden stemmen en op tal- rijke wijzen wordt er uiting aan gegeven. Elke vogel zingt, zooals hij gebekt is, maar voor en in den broedtijd hebben al die .zangen dezelfde beteekenis. Het wondervo'le weemoedige lied van den nachtegaal zegt ons hetzelfde, en niet meer dan het eenvoudi- ge gepiep van den geelgors en het gekwakker van het eendemannetje. De woudduif koert, de ooievaar klappert, de kraaivogels kras- sen, de leeuwerik tiereliert hoog in de blauwe lucht, de spotvogel streeft op de hoogste takjes naar den boventoon; en zoo zouden we voort kunnen gaan met nog talrijke vogel- geluiden aan te geven. Wie in het voorjaar r.ijn oor te luisteren legt, kan vernemen uit- trukkingen van zacht heimwee, maar ook Van gloeienden hartstocht met al de nuantee- ringen daartusschen. Maar ook kan mecrma- len opgemerkt worden, dat het lied tevens uitdrukt ijverzucht, strijdlust en uitdaging. Zooals twee hanen op de boerenerven elkan der willen overstemmen, zoo wedijveren ook dikwijls twee nachtegalen bij hun slaan, en vele andere vogels bij de geluiden, die ze voortbrengen, om zich in de gunst der wijf- jes aan te bevelen. Dikwijls volgt hierop een uitdaging, en in een gevecht, waarin een het onderspit moet delven, wordt meermalen een einde gezocht. Dr. Rusz zegt hieromtrent: „De strijd, welke bij de vogels met de ge- slachtsdrift gepaard gaat, is niet het minste deel van den strijd om het bestaan. Want vergeet niet, dat een moet overwonnen wor den, en dat de strijd dus dikwijls bloedig is. Een moet het veld ruimen en eindigt met smadelijk op de vlucht te gaan, of den dood op het slagveld te vinden. On der het toe- brengen van slagen en houwen stortten zij zich op elkander; twee vinken draaien war relend om elkaar heen; twee ooievaars trach- ten elkander met hun lange snavels gevaar lijke wonden toe te brengen; twee hanen zullen desnoods dagen lang vechten, tot een van hen dood neervalt; twee kleine teedere zandvogels kunnen elkander vervolgen met zulk een woede, dat de een uitgeput en afge- tobd ten laatste door vrees gedreven, ergens inkruipt, waar hij niet meer uit weet te ko- men; twee nachtegalen zingen zoo sterk te- gen elkander op, dat zij soms afgemat neer- vallen of wel door inspanning gedood wor den." Maar niet steeds ontaardt de wedstrijd in een zoo bitter gevecht; meermalen ook ziet men toepassing van onschuldige lokmidde- len bij de mannetjes, om de liefde der wijfjes op te wekken of te wjnnen. Onschuldig is het liefdesspel, dat zich openbaart in allerlei vliegbewegingen en sprongen op den grond. Het balderen van auer- en korhanen, dat al zoo dikwijls beschreven is, is hiervoor wel een sterk sprekend bewijs. De duif wandelt en springt langs de uitverkorene, waarop dik wijls een teeder minnekoozen volgt. Ook mus- schen en sijsjes en andere kleine vogels ne- men dikwijls zonderlinge houdingen aan, om de gunst van de wijfjes te verwerven. door Margaret Pedler. Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont. 18) Hij maakte gretig gebruik van haar aar- zeling. Antwoord me nu niet!" zei hij snel. „Ik zai wachten, geef mij een kans. Ik kan geenIk wil het niet aannemen!" ging nij op heerscherstoon voort. „Ik heb je lief!" En onstuimg sloeg hij de sterke jonge armen om haar heen en kuste haar op den mond Het vorige oogen Nik was zij een en al zachtheid en verteedering geweest, maar nu, bij den plotselingen hartstocht in zijn stem, was er iets in haar, dat heftig terug- deinsde en zich verzette tegen de overrompe- ling van zijn liefde. Sara was de laatste vrouw in de wereld, die door overrompeling kon genomen wor den. Zij was te veel een persoonlijkheid en haar gevoel voor persoonlijke onafhankelijk- heid was te sterk ontwikkeld, dan dat zij ooit omver geworpen kon worden door een harts tocht, dien haar eigen bar! niet b°antwoord- de. Integendeel, die wakkerde in haar liet be- Doch de schoonsfe uiting van alles is "de zang, die poetische wedstrijd, in welken het mannetje het wijfje poogt te winnen door de volmaaktheid zijner zangen. Zoo ook heeft in de menschenwereld dikwijls het snaren- spel of het lied' van den jonge!ing een mach- tigen indruk verwekt bij de maagd; maar ook waren en zijn flinkheid in houding, net- heid in woord en optreden, en welverzorgd- heid van kleed dikwijls doeltreffende liefde- pijlen. Ook bij de vogels zorgt de natuur er voor, dat in den paartijd de mannetjes zich op het voordeeligst kunnen voordoen. Men spreekt niet ten onrechte van het bruilofls- kleed der vogels, en dit wordt gewoonlijk bij de mannen het mooist en het weelderigst. Hoe fraai schittert het kleed van verschil- lende woerden reeds in het vroege voorjaar! Hoe glanzend zijn de spreeuwenmannetjes, wanneer ze met trilhangende vleugels op het dak hun spotliederen zingen, die getui- gen van blijheid en levensvreugde! Dat scha- keerend zwartgroen hebben ze pas in het voorjaar gekregen, niet do.r ruiing, zooals wel eens beweerd word* maar doordat de grijze pluimpjes van het gespikkelde herfst- kleed zijn afgesleten en uitgevallen. Wat zijn in April en Mei de Kemphanen, die op de tournooiplaatsen verblijf houden, potsierlijk getooid met die lange hals- en kopverederen, en hoe geweldig zijn hun hou dingen, wanneer een of meer wijfjes op de kampplaats komen, om er „van de lijn af" een mannetje te vragen. Wanneer de broed tijd voorbij is, verdwijnen bij de hanen die lange vederen weder; ook raken ze de aange- zichtswraties kwijt, en als gelijkgekleurde, eenzelvige vogels houden ze weder elders verblijf. Het prachtkleed hadden ze aileen noodig bij hun liefdesspel, om daardoor in de oogen der wijfjes meerdere bekoorlijkheid te bezitten, waarvan ze, evenals vele andere vogels dit doen, bij den wedstrijd^ een goed gebruik maken, om zich op het fraaist voor te doen. Of de vogels elkander wat hebben te ver- tellen op de huwelijksmarkten? Wie zal het uitmaken? Evenals in ieder jaar, kjvamen ook in het laatste voorjaar reeds vroeg op het onver- wachtst de scholeksters met honderden bijeen op de vaste plaatsen, waar de paren gevormd worden. En druk, dat ze het hadden gedu- rende enkele dagen en nachten! Nu eens liep de een om den ander heen met draaiende bewegingen en heftige kopschuddingendan weer hief de geheele troep een vreeselijk la- waai aan, terwijl verscheldene exemplaren trippelende bewegingen maakten. Aan voedsel schenen de scholeksters geen behoefte te hebben, en wanneer zoo'n troepje eens even opgejaagd werd, dan keerden alle vogels toch weder spoedig op de markt te- rug, om hetzelfde lawaai en dezelfde bewe gingen opnieuw te beginner, en voort te zet- ten, totdat ze in paren in alle richtingen uit- een trokken. Op de huweliiksmarkt bleef een klein troepje achter, wellicht bestaande uit overtollige mannen of ouden van dagen. Ook op zoo'n plaats valt nog veel te leeren, want veel onbegrijpelijks doet zich er voor. De bestudeering van het intieme leven der vogels is interessant, doch moeielijk en veel- omvattend. 'J. PAALDER Dz. XIII. WEST-EUROPA EN RUSLAND. Vervolg) Men spreekt op het oogenblik in West- Europa feitelijk alleen over politiek en eco nomic en bijna niet over moreele kwaliteiten. Men gelooft maar al te vaak, dat economie alles is. Maar men vergeet, dat economie niet iets primairs is, maar iets secondairs en dat de grondslag voor iedere samenwerking van menschen de gezonde moreele en geeste- lijke gesteldheid van een volk is. En in deze miskenning schuilt ten slotte de oorzaak, dat West-Europa het bolschewisme niet begrij- p£n kan. Want de communistische orde wenscht geen economie, wenscht geen econov- mische voordeelen, maar zij wensch:t de ver- wezenlijking van een idee. De communistische orde is thans nog een groot gevaar voor de wereld. Daaroih is het plicht, alles te doen, om de aangrijpingspun- ten voor de communistische propaganda uit te schakelen. Wij hebben aangetoond, dat communistische agitatie en propaganda tegen nationale onderdrukking meer en meer ver- mengd worden. Nog dezer dagen is bericht, dat Raditsch, leider van de Kroatische boe- renpartij en een van de leiders van de In- dische voorstanders van autonomic te Mos- kou zijn aangekomen. wust gevoel van verzet aan, en zij onttrok zich aan Tim's omklemmende armen met een vastberadenheid, die geen twijfel overliet. „Het spijt mij, Tim", zei ze kalm. „Maar het geeft niet of ik al zou beweren, dat ik je liefheb. Het is niet zoo." Hij keek haar aan met droevigen, mismoe- digen blik. „Ik heb te gauw gesproken", zei hij. „Ik had nog moeten wachten. Maar ik was bang." „Bang?" „Ja." Zijn stem was onzeker. „Ik heb het gevoel, dat als ik je laat gaan, je daar in Monkshaven een of' anderen man zult ont- moeten, die je tot vrouw zal willen hebben En dan zal ik je verliezen!O, Sara! Ik vraag je niet mij te zeggen, dat je me lief- hebt, nu nog nietZeg, dat je mijn vrouw wilt zijnIk zou je het andere leeren je zoudt mij leeren liefhebben." Maar die hartstochtelijke kus, zoo onver- wacht de eerste kus van een minnaar, dien zij gekend had had haar plotseling een helder inzicht gegeven. „Neen", antwoordde ze beslist. „Ik weet niet veel van liefde af, Tim, maar ik ben er heel zeker van, dat het niets geeft, of je al probeert liefde te maken. En luister eens, mijn beste Tim", de pijn op zijn gezicht maakte haar olotseling weer een en al ver- h'afidelsVerkccr onmogelfjk maken, doordat de teedering „wanneer ik met je trouwde en je kon mij niet leeren je lief te hebben, zoo als je denkt, dat jc zoudt kunnen doen, zou den we alleen maar ongelukkig sam^n zijn." „Ik zou nooit ongelukkig kunnen zijn, wanneer je mijn vrouw was", zei hij koppig. „Ik heb genoeg liefde voor twee." Zij schudde het hoofd. „Neen, Tim. Laten we niet een mooie vriendschap bederven, door er een eenzijdige liefde van te maken." Hij glimlachte vrij grimnrig. „Ik ben bang, dat het te laat is om dat te voorkomen", zei hij droog. „Ik zal je er nu niet langer mee lastig vallen, liefste. Maar ik ben niet van plan je antwoord als laat ste beslissing aan te nemen." „Ik wou toch, dat je het deed", drong zij aan. Hij keek haar aan met vreemden blik. „Geen man, die jou liefhebt, zal je heel ge- makkelijk opgeven, Sara", zei hij. Toen even later: „Mag ik je nu en dan schrijven?" Zij knikte eenvoudig. „Ja, maar geen minnebrieven, Tim." „Neen, geen minnebrieven." Hij greep haar handen en kuste eerst de eene en toen de andere. Toen ging hij heen, het hoofd rechtop en de schcuders achterut. Maar de donkerblauwe oogen die altijd doello&sf, zoo vroolijk de wereld in hadden gekeken, hadden plotseling hun zorgelooze uitdruk- king verloren. Het waren nu de oogen van een man, die voor het eerst het stralende, en tegelijk smartelijke gelaat van Liefde heeft aanschouwd en daarin alle mogelijkheden heeft gelezen, die zij biedt de heerlijkheid en de smart en het hoogste geluk. En Sara, die alleen bleef staan, betreurend, dat de vriend in den minnaar was verloren gegaan, vermoedde weinig, dat Tim's liefde bestemd was als een draad, steeds weer de andere draden te kruisen, totdat het Lot haar heele levensweefsel ermee door we ven had. HOOFDSTUK V- De man in den trein. 1 „01dhampton! Oldhampton! Oversfappen voor Motcheey en Monkshaven!" Met een zucht van verlichting verliet Sara op het waarscJiuwende geroep van een haas- tigen conducteur, haar plaats in de coupe, waarin zij vanaf Fallowdene gereisd had. Haar reisgenooten waren geweest een oude juffrouw met haar kamenier, en daar de eerste er op had gestaan, dat alle raampjes hermetisch gesloten bleven, zoodat er geen aasje frissche luchL-binnenkwam, had Sara het gevoel bijna te stikken tegen dat ze in In Hawaii hebben ze hetzelfde weer, He) geheele jaar door. Goede hemel, hoe beginnen ze daar een gesprek?(Texas Ranger) Oldhampton kwamen. De trein voor Monkshaven was reeds bin- nengekomen. Zij gaf haar handbagage aan een witkiel en slenterde op haar gemak langs het perron, tevergeefs zoeken$ naar een lee- ge coupe, waar de regeling van den frissche- lucht-toevoer niet van de nukken van een oude vrijster zou afhangen. De trein seheen heel vol te zijn, maar eln- •delijk ontdekte ze een eerste klas rookcoupe waarin maar een passagier zat een man in den uitersten hoek, half verscholen achter een opengevouwen krant, en met een wenk naar haar witkiel, stapte zij de coupe binuen en begon haar bagage in het net te plaatsen. Plotseling liet de man in den hoek zijn krant zakken. „Dit is een rookcoupe", zei hij met nadruk. Bij den klank van zijn stem keerde Sara zich om. De norsche toon liet geen twijfel open of de verdere gedachte was: „En je hebt hier niets te maken." Even lichtte een vonk van pret in haar oogen. „Ja, dat geeft de spoorwegmaatschappij aan op het raam", antwoordde ze kalm met een blik naar het opschrift Rooken, dat tegen een van de raampjes geplakt was. Geen antwoord, tenzij een kwaad ge- kreukel met de courant als zoodanig be- sclmuwd kan worden en het volgende oogenblik, na een luid slaan met deurtjes en een geroep van: „Uit den weg! Past d'r op" reed de trein langzaam het station uit "r (Wordt yervolgd.);,' Men verwacht in Nederland veel van herstel van de economisehe betrekkingen met de sov* jet^unie. En toch geeft men er zich slechts zeb den rekenschap van, of in Rusland ook maar in den meest primitieven vorm de persoonlijke vrijheid wordt gewaarborgd ep of niet veeleer tengevolge van het toegepaste systeem een on= veiligheid ontstaat en onzekerheid, die ook vertegenwoordigers van ecomomische en van handelsbelangen tegenover toestanden komen te staan, die zelfs een kort verblijf in Rusland een waagstuk doen schijnen. Wij zullen hier slechts op twee omstandigheden wijzen, waars aan, meenen wij, te weinig aandacht is ge< schonken, doch waarvan de mogelijkheid van economisehe relaties met Rusland geheel af* hankclijk is. Het is bekend, dat de sovjet*regeering in handhaving van het monopolie van den buitens landschen handel een van haar voomaamstc steunpilaren ziet. Dat kan misschien van het standpunt der Russische regeering bezien ge« heel en al juist zijn. Voor den WestsEurope* aan echter is dit monopolie van den buiten« landschen handel een economisch feit, dat alle handelsbetrekkingen met de sovjebunic bij voorbaat onmogelijk maakt. Want men vergete toch niet, dat dank zij dit monopolie van den buitenlandschen handel de sovjeferegeering te alien tijde bij machte is, alien particulieren handel, wanneer zij dat wenscht, te fnuiken, daaT zij door willekeurige prijsregeling alle cab culaties kan laten mislukken. Bovendien kan de sovjetsregeering de concurrentie van andere ins dustrieen onschadelijk maken, alleen om de eigen industrie te steunen, zooals dit trouwens voortdurend gebeurt. Daarom moet men er zich rekenschap van geven, dat van vrije cons currentie in .de sovjetsunie geen sprake kan zijn, maar dat de concurrentie door maatreges len van den staat te alien tijde op een of ans dere wijze onmogelijk kan worden gemaakt. Bijna nog erger is het gesteld met de persoons lijke vrijheid van de vertegenwoordigers van den buitenlandschen handel. In geen enkel ans der land bestaat zulk een geprononceerde spb onnenvrees als in Rusland. Is deze ook ten dees !e veroorzaakt door de langdurige isolatie, er zit toch te zeer systeem in het verschijnsel om het als tijdelijk en spontaan te beschouwen. Het is de communistische partij bovendien ges lukt een nieuwe kernspreuk te vinden: econos misohe spionnage. Ieder, die zich van dit woord rekenschap geeft, zal tot de ontdekking kos men, dat onder deze rubriek alles en iedereen kan vallen. Iedere particuliere brief, die b. v. over den toestand van de spoorwegen medes deelingen bevat, de prijzen vermeldt, kan ons de de verordeningen betreffendc de economis sche spionnage vallen. In den laatsten tijd is zelfs in het vakblad van de sovjetsRussische juristen een lange deductie verschenen, waarin de meening wordt uitgesproken, dat zelfs het verspreiden van mededeelingen, die aan de sovs jetspers zijn ontleend, als economisehe spions nage zou zijn te beschouwen. Het spreekt vans zelf, dat elke opcnlijke berichtgeving, wanneer men van deze terminologie uitgaat, met het volste recht als economisehe spionnage kan worden opgevat. Verwacht kan worden, dat bmnenkort het sovjetsRussische wetboek van strafrecht wordt uitgebreid met een serie bes palingen, waarin de strafbepalingen wegens des ze economisehe spionnage worden omschreven. Het is duidelijk, dat bij een dusdanige jurisdics tie ook de meest voorzichtige vertegenwoordis ger van den buitenlandschen handel onder de economisehe spionnen wordt gecatalogeerd, m. a. w. geheel aan de willekeur van de sovjetsres geering zal zijn prijsgegeven. Het is er der sovs jetsregeering blijkbaar om te doen, op grond van de wetten, iederen vreemdeling in haar macht te hebben. En dat zal zij op een of ans dere manier ook bereiken. Men doet dus vers standig, zich van deze omstandigheden rekens schap te geven en niet met vage inzichten als economisch exponent naar de sovjetsunie te vertrekken, om op een kwaden dag in de ges vangenis als „economiseh spion" wakker te worden en tot belangrijke straffen te worden veroordeeld. En ook de regeeringen moeten dit niet uit het oog verliezen. Zij mogen hervatting van de economisehe betrekkingen slechts goeds keuren, wanneer aan de burgers van haar land dezelfde mate van persoonlijke vrijheid kan worden gegarandeerd als de sovjetsRussische burgers in WestsEuropa hebben. Het principe van wederkeerigheid moet consequent ten uits voer worden gebracht. Slechts dan zou het kunnen gelukken, de sovjetsregeering tot bes paalde concessies te dwingen. Nota's en vers toogen kunnen haar geen steek schelen. Zij is immers bezig, dank zij het dogma, dat zij aans hangt, in den vorm van handelsvertegenwoors digingen op het grondgebied van de landen, die met haar in „vrede en vriendschap" leven, propagandascentrales te stichten en met ons vergelijkelijk grandioos ge-baar nog exterritorb aliteit voor deze propagandascentrales te vers langen. Stelt men nu de vraag, hoe de dingen zich in de sovjetsunie verder zullen ontwikkelen, dan is het natuurlijk buitengewoon moeilijk daarop te antwoorden. Maar een 'ding is toch wel duis delijk: komt de communistische orde ten val, dan is er geen macht aanwezig, die het bestuur van het reusachtig land kan ter hand nemeu. Chaos en verval zouden het gevolg zijn. Niet ten onrechte vraagt men zich ook af, of dit verval en deze chaos ook niet bij het afsterven van de communistische orde zullen komen. Want de centrifugale nationale krachten groeis en stellig en groeien snel in Rusland. Maar voorspellingen van dezen aard zijn tenslotte Aannemelijk voor WestsEuropa zoo fettelijk alleen zijn het verkrijgen van concessies in groote gebieden van Rusland en wel in zoodas nigen vorm, dat ook rechtspraak en beheer in buitenlandsche handen zouden zijn. De ervas ringen toch, die buitenlandsche concessionariss sen in Rusland hebben opgedaan, bewijzen, dat het der sovjetsregeerinig niet te doen is om productief werk, maar dat het er voor haar als leen op aan komt, zoo veel mogelijk geld in het land te krijgen en wanneer dit gebeurd is, den concessionaris het leven onmogelijk te maken. In ieder geval moet ieder, die met de sovjetsregeering in onderhandeling treedt, er zich rekenschap van geven, dat economisehe overwegingen bij de sovjetsregeering de kleins ste rol spelen en dat veranderingen in den polis tieken toestand te alien tijde de meest onaans gename gevolgen voor hem kunnen hebben. Maar noodzakelijk bovenal is: juiste kennis van de politieke en economisehe omstandighes den in de sovjetsunie. Het helpt niets, dat men de communisten als dieven en moordenaars brandmerkt. Want in de eerste plaats vallen de ideeele leiders van de communistische orde niet onder deze al te gebruikelijke terminologie en in de tweede plaats geven dergelijke meeningen op een buitengewoon gecombineerd vraagstuk een antwoord, dat men slechts zeer, zeer ops pervlakkig kan noemen. De heerschappij van de communistische orde is niet te verklaren doordat felle fanatici dit werk van vcrnietiging hebben op touw gezet, maar vooral hierdoor, dat de verantwoordelijke klassen van Europa kans hebben gezien, aan corruptie en degenes ratie te ontkomen. Want de communistische orde is in den grond van de zaak geen positief, maar een negatief element. Haar doel en haar taak is: vcrnietiging. Maar dit doel zal alleen kunnen bereikt worden, waar de gifpijlen van het bolsjewisme een ziek en vergaan lichaam van staat en volk treffen. De beslissing over de vraag, of Europa onder bolsjewistischee invloed zal buigen of niet, berust op het oogens blik niet in het Kremlin en evenmin bij de derde intcmatipnale, maar bij de volken van WestsEuropa, waaronder Nederland zelf! H. BUUS. Brief uit ZWitserland. (Van onzen Berlijnschen correspondent.) Op de Pratschli, midden Aug. „Op de Pratschli? Waar is dat?" zal de lezer vragen. Ik echter wrijf me in de handen en antwoord: „Daar was het me juist om tc doen. Voor m'n zomervacantic een plaats uitzocken. die niemand kent, waarvan men vooral in Bers lijn niets weet! Daarom ga ik juist niet naar Pontresina of San Moritz of Sils Maria, maar verberg ik me in dezen kostelijken uithoek. Hierheen gaat niemand van m'n gcliefde Berlijs ners hier ben ik voor hen veilig". Een „plaats" is het eigenlijk heelemaal niet. De „Pratschli" is eigenlijk een bergrug hoog bos ven Arosa in Graubiinden en daar staat, op de eerbiedwaardige hoogte van 1930 Meter boven den zeespiegel een eenzaam klein hotel in de heerlijke, wijde vrijheid van het gebergte. Slechts een paar Zwitsers uit Zurich, uit Schaffhausen, uit Winterthun en Appenzell hebben zich hier ingekwartierd. De badgasten van Arosa daar beneden komen hoogstens eenmaal naar het cafe hierboven, bewonderen het vergezicht en verdwijnen weer. Dan zijn we weer onder elkaar. Onbeschrijflijk klein en zonderling worden in de reine lucht van deze grandiose streek, waar reusachtige rotstoppen u broederiijk van alle zijden groeten, de zorgen en oneenigheden van de menschen, die in de steden wriemelen. Zelfs een Duitscher, die het zeer emstig met zijn vaderland meent, kan hier de ellende en den nood van zijn land bijna vergeten. Want het is, als spreekt hier boven de godheid zelf met d® kindCren der aarde. Anders dan in de vlakte of in de dalen hier beneden ondergaat men het heerschen van de elementen. De zon bnfndt in de kristalheldere atmosfeer met een verdubbelde heftigheid, die alle droeve gedaehs ten verbant. De hoogten rondom nemen in zulk licht wonderlijke plastische vormen aan. Niets stoort de schoonheid van deze koninklijke, in een krachtig rhythme verstcende bergkammen, want we zijn hier aan de .boomgrens"; slechts enkele armoedige kolonien dwergdennen klims men nog de helling op, anders is alles groene weide en bruin gesteente, zonder boom of struik. Een hero'isch landschap breidt zich uit. Als echter de hemel zich bedekt, voelen we eerst recht, in hoe onmiddellijke beroering men hier met de kosmische machten leeft. Dan jas gen golvende nevelmassa's over de Pratschli en hullen alles in ondoordringbare sluiers, zoodat we in een luchtledige ruimte schijnen te zwes ven, alsof we betooverd waren. Of eenige wols ken van fantastischen vorm stormen als ges weldige spoken op ons toe, zoodat men bes grijpt, hoe zulke verschijnsclen bij naive natus ren bijgeloovige voorstellingen wekken moess ten. Of plotseling valt zonder erbarmen een wintcrsche koude in. Toen ik gisteren ontwaakte, was het hotel ingesneeuwd. Zoover het oog reikte, glansde over alles het witte dek. De dennen zien er uit als kerstboomCn. En dat in het midden van Augustus! Dan breekt de zon opnieuw door de wolken, de sneeuwmassa's smelten en het vee wordt uit de stallen weer in de wei gedreven. De koeien hier boven zijn de verjx'Tsoonlijs king van de stille, beschouwende, VTiemdelijke stemming van deze afgelegen hoek. Het zijn werkelijk meesters in de vredelievendheid. Ik zou willen zeggen: 't zijn de eenige absoluut echte pacifisten, die ik tot nu toe ontmoet heb. Ze gunnen elkaar zelfs, zooals bij menschen zelden voorkomt, het voer; de een verdringt de ander niet van de kruiden en bloemen, die de collcga juist opeten wil; de een wil niet over de ander heerschen. Het samenleven van .deze dieren is waarlijk het beeld van een ge« lukkig, vredig bestaan. Angstig dwalen m'n gedaohten van deze vrede naar Londen, waar men zich inspant ook tusschen de volkeren van ons werelddeel, zoo> iets als een vrcdestoestand te scheppen. Of men elkaar daar ook zoo goe'dmoedig, gevoeb vol en zoo volkomen zonder wantrouwen, met onschuldige' bruine oogen aankijkt als mijn vriendinnen, de koeien van Pratschli? Ik vrees, dat een vergelijking tusschen mensch en dier ook hier weer in het nadeel van den mensch zal uitvallen. Met een zekere mate van ontzet« ting denk ik er aan, dat spoedig de korte rust» poos ten einde zal zijn en men weer in de on» behagelijke sfeer verplaatst wordt, die de ijver* zucht van de volkeren en de partijtwist van het eeuwig verdcelde Duitschland scheppen. Ook van den Priischli uit kan men 'n juiste kijk op de wereld krijgen. Onlangs was ik be« neden in Arosa, waar een onschuldig muzikant een concert gaf. De brave man had succes en omdat zich, zooals hij bemerktc, onder zijn toehoorders de badgasten van de hotel en sa* natoriums van Arosa verscheidene Duitschers bevonden, speelde hij, bchalve enkele andere toegiften, tenslotte nog: „Heil dir im Sieger* kranz!" Dit was, zoover hij wist steeds het Duitsche volkslicd geweest, dat we intusschen in Duitschland een revolutie gehad hebben, was klaarblijkelijk nog niet tot hem doorgedrongen. Maar wat was het gevolg? De eene helft van de aanwezige Duitschers applaudiseerde op de* monstratieve wijze, de andere helft zweeg even demonstratief. Vijandige blikken heen en weer! Stomme verwijten van tafel tot tafel! Het scheelde weinig of het mceningsverschil had aanleiding tot een heftige explosic gegeven Toen vluchtte ik snel weer naar boven, naar m'n eenzaam hotelletje, waar de herderin, een voorbecld van Zwitsersche rcinheid en vrien* delijkheid, me ontving en de waard, van huis uit ccn Engadiner bankctbakker, me vertclde, dat hij voor het avondeten een nieuwe taart uitgCvondcn had. Dit land en volk van Zwitserland staat thans geheel anders tegenover ons dan vroeger. Men reisdc altijd graag hierheen, omdat de natuur zich hier in haar voile heerlijkheid ontplooit cp iedere vreemdeling zich hier zoo veilig gebor* gen weet, Maar om den staat, die zich in't cen* trum van Europa's hooggebergte gevormd had, bekommerde men zich meestal niet veel. In den oorlog werd Zwitserland nog sterkcr dan Hob land door de oorlogvocrende machten in het nauw gedreven, het hoofdkwarticr van alle po» litieke plannensmeders, van alle smokkclaars, van alien, die het er op toelegden den „helden> dood" beleefd uit den weg te gaan. Thans ech* ter zien we in Zwitserland iets anderS; n.l. het sinds eeuwen bestaande en bloeiende voor* beeld van een zuivere democratic en daamaast het bewondcrenswaardige voorbeeld van de practische mogelijkheden van een samenleving van verschillende volksstammen onder een dak Wat de „Volkenbond" zelf slechts een fragr ment voorloopig tastend zoekt: hier is het sinds lang werkelijkheid geworden. Wat hier in het klein bereikt werd, is dat dan in het groot niet te bereiken? Kan niet deze sterke, trotsche bond van staten een kiemcel van de „Vereenig« de Staten van Europa" worden, waarnaar met zooveel verlangen wordt uitgezien?Och, ik vrees, dat ik het antwoord op deze bange vraag niet zal belevenv Dr. MAX OSBORN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 9