M1M1. Ingezdnden stnldfeea sfeat tift papier, daf becfekf Is me! een gela- tinelaag, waardoor b.v. Oost-Indische inkt is gemengd. i Voor het gebruik moet het lichtgevoelig worden gemaakt en wel: yoor het afdrukken van zwakke negatieven: water 100 c.c. kalium bichromaat 2 gr. yoor het afdrukken van normale: water 100 c.c. kalium bichromaat 4 gr. en eindelijk ,voor koude negatieven: k water 100 c.c. 'ii kalium bichromaat 6 gr. F Aan deze oplossingen zooveel ammoniak toevoegen tot ze er naar ruiken. Het bad moet ongeveer kamertemperatuur hebben. Het velletje pyment wordt erin gedompeld, ;en eventueele lichtbellen verwijderd. Wanneer het glibberig aanvoelt en de randen naar buiten gaan krommen, wordt het eruit gehaald, en met de gelatine op een schoone glasplaat gelegd, die van te voren is behandeld met was (zie hiervoor het glan- zen van afdrukken). f| Nu wordt de rugzijde met een stuk gum- midoek bedekt, en bestreken met een rolstrij- ker. De papierkant wordt met filtreerpapier afgevloeid, het velletje van het glas gelicht, en in de donkere kamer te drogen gehangen. ij Het lichtgevoelig maken kan's avonds in een donker hoekje van de kamer gebeuren. In tieen diloorcalcium blik bewaard is het licht gevoelig gemaakte papier ongeveer een maand houdbaar. (i Het genoemde bad kan, wanneer men snel •wil drogen (in- 10 minuten) worden vervan- gen door een van de volgende: water 100 gr. ammonium bichromaat T 8 gr. laceton 80 gr. o£ l!Ji water 1 80 gr. kalium bichromaat 2 gr. aceton* 120 gr. F* net afdrukken geschiedt bij daglicht. Men 'controleert den belichtingstijd met een foto- 'meter van Femande waarover in het volgend artikel meer. I ;l De eenige afwijking die het afdrukken ver- toont is het feit, dat de randen van het ne- gatief met smalle reepen papier moeten wor den bedekt. Na het afdrukken geschiedt de ontwikke- dng met warm water, en wel ate volgt: De copie wordt onder koud water laag aan laag tegen een vel „overdrachtpapier", dat ook in den handel is, gelegd. Men zorgt, 'dat tusschen beide papieren geen lucht over- blijft. i I Daarna worden ze samen uit het water ge- nomen en met den rolstrijker nog eens goed aangedrukt. Men laat de papieren zoo onder druk een pur liggen en brengt ze nu samen in water yan 40° C. i Aan de randen verschijnen wolken kleur- stof, en na eenigen tijd kunnen de papieren .worden gescheiden. Door voorzic'itig te sehommelen ziet men nu op het overdrachtpapier het beeld ont- etaan. I Wordt het beeld niet helder, dan kan men aan het water een beetje borax toevoegen. Na volfedige ontwikkeling giet men lang- zaam koud water bij, tot eindelijk het gehee- le bad koud is geworden. Daarna wordt de afdruk gebracht in: if water s.u s 100 c.c. if aluin 5 gr. Men moet zorg dragen het gelatinehuidje niet door aanraking met de vingers te be- schadigen. (Buiten verantwoordelijkheid van de*Redac- lie. De opname in deze rubriek bewijst geens- zins dat de redactie er mede instemt.) TUBERCULOSE-BESTRIJDING. „On|danks alles wat zoowel yan overheTds- wege als door vereenigingen, doktoren en particulieren gedaan wordt, om een der ellen- digste ziekten, de tuberculose, te bestrijden, gaat deze vijand van onze samenleving, van ons. persoonlijk, huiselijk en maatschappelijk geluk maar steeds voort zijn talrijke slachtof- fers te eischen". Zoo schreef ik drie jaar gele- den in mijn brochure „Wa± leeben er van zeg gen", rapport van mijn onderzoek naar de werking van Granuline, het bekende middei van Dr. J. H. van Grafhorstt, aits te 's-Gra- venhage, tegen tuberculose en scrofulose. Dat onderzoek werd: door mij ing^teld, om dat ik persoonlijk prachtige resultaten van de behandeling met Granuline hadi gezien en met ontsteltenis had waargenomen, welk een massa kinderen aan scrofulose leden en prae- tuberculeus waren*. Zoo gaarne wilde ik vder verlangen naar een officieele erkemiing van Granuline door de medjs^e j^eid,slgunea, ftc&r met WfffRSSiSsSffi" de heeren artsen aan te sporen tot een weten- schappelijke proefneming. 't Was miji bekend, dat reeds tot tweemaal toe de redactie van het geneeskundig tijdschrift „Vox Medicorum" te- vergeefs had getracht een commissie van art- sen te vormen, om eon onderzoek in te stellen naar de geneeskrachtige werking van Granu line. En de zeer toe te juichcn aanbieding van zijn medicament aan onze Regeering door Dr. Van Grafhorst had, helaas, evemnin succes. Dan moest er maar in't belang van de vde tubei'culose-lijders, zoo meende ik, van de zij de der leeken een uitspraak komcn, op ei"va- ring gegrond. De noodige gegevens werden door mij verzameld en toen aaaruit block, dat van 206 t.b.c.-lijders, die Granuline hadden gebruikt, er 166, dus 80 pet., een gunstig re- sultaat er mee hadden bereikt, werd door mij bovenvermelde brochure samengesteld, waar- in ik mijn bevindingen verwerkte Op de laat- ste pagina dier brochure, „Wat leeken er van zeggen", schreef ik o. a.: „Laat ons in het belang van de tuberculose-bestrijding hopen, dat door het in praktijk brengen van het „frappez, frappez toujours" er eindelijk in de officied-wetenschappelijke wercld geopen- de ooren zullen gevonden worden. Moge vooral de pers hiertoe medewerken. 't Zou mij een groote voldoening zijn, indien ook door dit geschrift een stoot in de goede rich- ting gegeven werd". En nu, na drie jaar, is het vraagstuk der tu- berculosebestrijding nog even urgent en de stand der „Granuline-kwestie" nog vrijwel de- zelfde. Dochdaar verschijnt in het num- mer van 16 Juli j.l van het geneeskundig tijdschrift „Vox Medicorum" een m. i. belang- rijk redactionieel hoofdartikelNogmaals „Granuline". Na aan de „Granulinc-geschie- denis" herinnerd te hebben*, zegt de schrij- ver, dat collega Van Grafhorst nog steeds be reid is een cfficieelc enquete-commissie van medici voor den aanvang eener proefneming met Granuline voldoende in te lichten aan- gaande zijn praeparaat, onder belofte van ge- heimhouding, en aan deze commissie gratis af te staan een groote lioeveelheid Granuline voor waarnemingen op groote schaal en ge durende geruimen tijd. En na medegedeeld te hebben, dat Dr. v. Gr. gaarne zijn medewer- kjng en toewijding* verleenen zal, en alle kos- ten, die uit dit onderzoek voortspruiten, voor zijn rekening neemt, gaat de schrijver met blijkbare ingenomenheid wij cursiveeren aldus verder: „Maar hij wenscht nog meer te doen, Wanneer de resultaten van het onder zoek gunstig zijn en derhalve de geneeskrach tige werking van Granuline officieei is er- kend, dan zal hij de samenstelling van zijn praeparaat bekend maken". De vraag, of Dr Van Grafhorst te goeder trouw is, beant- woordt de schrijver aldus: „Wij, die wegens de Granuline-kwestie vroeger reeds meerma- len met hem in contact zijn geweest, hebben den indruk gekregen, dat Van Grafhorst op- recht ei geheel te goeder trouw is, wat betreft de werking van zijn praeparaat" Het o. i. verblijdend slot van het artikel luidt: „Zijh plan heeft onze sympathie, vandaar, dat wij hem nogmaals gaarne steunen in zijn pogen een enquete-commissie van medici te vormen, opdat deze kwestie eindelijk eens tot klaarheid worde gebracht en mdttertijd ook de Granu line kan worden opgenomen in de lijst van of- ficieel geneesmiddeien. Wij hopen, dat deze pogieg, die nu reeds de derde is, ditmaal mo ge gelukken, en noodigen hierbij de collega's uit zich bij ens aan te melden, om in deze commissie zitting te- nemen". Een bekend spreekwoord zegt: alle goede dingen bestaan in drieen. Welnu, moge dan deze derde poging, waarbij Dr. Van Graf horst in zijn toezegging verder gaat dan ooit te voren, succes hebben. Als leeken zouden we zoo zeggen: nu of nooit! Maar laten we dan ook als bdangstellenden in de tubercu lose-bestrijding mede een stootje geven in de goede richting. Dringend verzoek ik U om betuiging-en van sympathie met bedoeld voo*r- stel. Zend mij als bewijs uwer instemming uw naamkaartje, maar doe dit dan onver- wijld, zonder uitstel, opdat ik na omtvamgst van een groot aantal adhaesie-betuigingen aan de redactie van ;,Vox Medicoirunj" kan vereoeken namens ons alien in haar blad er nogmaals op aan te dringen op het aangebo- den voorstel in te gaan. f f H DEN BREEJEN, Hoofd eener School te Arnhem, -J Prinsessestraat 22. N. B. Aan andere bladen wordt verzocht, in't algemeen belang dit artikel over te ne men. DE PROTESTANTSCHE ZENDING. Het stemt de Besturen van de te Oegstgeest samenwerkende Zes Zendings Corporaties tot groote dankbaarheid, dat de belangstel- ling voor den Zendingsarbeid toeneemt. In all er lei kringen heeft men ontdekt, dat mede- leven met het Zendingswerk essentieele betee- kenis heeft voor eigen geestelijk leven. Het brengen van Christendom en cultuur (cul- tuur als beschaving of veredeling van den geest genomen) wordt door velen, die vroe ger sceptisch tegenover het Zendingswerk stonden thans erkend te zijn het eenige red- middel voor vele volkeren, die in gebonden- heid leven en sterven. Degenen die hun Zen- dingstaak in deze wereld verstaan geven met blijmoedigheid door van wat zij voor eigen zieleleven ontvingen. Ons Christelijk ProtestantscHe Nederland- sche Volk wordt het zij met dank aan God gezegd zich in steeds breeder kring be- wust van zijn roeping en taak tegenover de volkeren in Oost- en West-Indie. Het is daarom, dat bedoelde Besturen met grooter vrijmoedigheid dan voorheen telkens weer aandacht vragen voor het Zendings werk en ook nu weer alien, die belangstellen in dien arbeid er op willen wijzen, dat in de laatste maanden van dit jaar allerlei moei- lijkheden te overwinnen zijn. Een uitvoerig verslag geven van den stand van het werk is ondoenlijk, de Zendings-peri- odieken, daarin gesteund door de pers, geven telkens weer uitvoerige overzichten. De bezet- ting der terreinen, de leiding van het werk, de onderwijs-kwesties, de vraag, hoe aan de verzoeken der inlandsche bevolking om goe- roes en onderwijs te voldoen, nationale aan- gelegenhedcn en vele andere zaken vragen voortdurend de aandacht van degenen, die met de leiding belast werden. Het is evenwel even verblijdend, als bemoedigend en rustge- vend, dat al deze arbeid, onder Gods zegen, voort kan gaan en dat de vruchten telkens J^-ge^ygpges v^dejn Om cohcenfratle van aandacfif en ffeTang* stelling te bevorderen, om de voor het werk benoodigde gelden bijeen te brengen (voor dit jaar is nog ongeveer 500.000.noo- dig) bereiden de Zendings-Besturen ook dit jaar weer een „Zendingsweek" voor. Een „week van gebed, toewijding en of-: fer". Vastgesteld werd de week van Zondag 23 Nov. t. e. m. Zondag 30 November. Zij ein- digt op den Zendings-Zondag wejke ditmaal bijzonaere aandacht verdient omdat het is een dag van algemeen gebed voor de Wereld-: Zending. Allen, die het Zendingswerk willen Bevor deren hebben dus ook dit najaar weer vol doende gelegenheid hulp te bieden; bij de ten vorige jaren georganiseerde Zendingsweek bleek, dat vooral plaatselijk gevormde Comi- te's voortreffelijk werken. t Voor het Zendingsb'ureau: r f Ds. B. J. c. RIJNDERS, Zendingsdirector. „WfjS MIJ DEN MAN, DIE HET ANDERS KAN" In de rede, door minister Colijn uitgespro- ken op de meeting in de Bilthovensche bos- schen, gehouden van wege de anti-revolutio- nairc partij, is door hem medegedeeld, dat, toen hij als minister van Financien ten vori- gen jare opirad, er een gat in de schatkist was, dat 130 millioen groot was. Dit tekort was eene voortdurende bedreiging voor de veiligheid van onzen gulden, voor de wel- vaart van het Nederlandsche volk. Voor de dekking van een tekort, welk ook, kail men<, zooals van zelf spreckt, op ver- schillende wijzen zorg dragen. Men kan of de inkomstcn trachten te verhoogen met het be- drag van het tekort, of de uitgaven met dit bed rag verminderen, of eindelijk beide metho- den toepassen. m. a. w. de inkomsten verhoo gen* en tegelijkertijd de uitgaven doen ver minderen. Reeds bij herhaling hebben wij er op gewzen, dat de minister van financien den laatsten weg is ingeslagen en dat hij niet ge- aarzeld heeft om den reeds zoo grooten druk, welke de. belastingen op eens volk uitoefenen, nog te verergeren. Daarvan getuigen de vcr- hooging van den bieraccijns, de verhooging van het invoerrecht op thee, de rijwielbelas- ting, welke heffingen alle reeds in werking zijn getreden. Daarvan* getuigen nog meer de herziening van het tarief, welke thans bij de Tweede Kamer aanhangig is, en de eveneens voorgestelde verhooging van de tabaksbelas- ting. Tot deze onzalige plannen is minister Co- lijh overgegaan, niettegenstaande hij zelf biji herhaling, ook nog daar in Bilthoven, heeft verklaard, dat de belastingen niet hooger ge- dreven kunnen v/orden en dat, als men ze wel zwaarder zou maken, men er toch niet meer door zou ontvangeo. Accijnzen en invoer- rechten echter drukken evenzeer op de inge- zetenen als de directe belastingen. En nu mo ge 't waar zijn, dat allengs't evenwicht tus- schen directe en indirecte belastingen ten. na-* deele der laatste categorie van heffingen was verbroken, en dat men aan accijnzen, enz. slechts medebetaalt als men van zekere goede-' ren wenscht gebruik te maken, doch dit alles neemt niet weg, dat minister Colijn niet ge- aarzeld heeft om den door den fiscus uitge- oefenden druk nog te vcrgrooten, m a. w. on- tromv is geworden* aan zijne stelling, dat de belastingen niet hooger gedreven kunnen wor den. Zal er dan nu wel meer ontvangen worden De regeering, zoo sprak dc minister verder, stelde zich voor 90 van de 130 millioen te vinden door verlaging van de uitgaven en 40 millioen door mieuwe heffingen Begonnec weed met de inkrimping van den Staatsdienst. Volgens den spreker leerde de becijfering ech ter, dat dit slechts 40 millioen per jaar zou opbrengen. doch Z.Ex. vergat er bij te voegen, dat dit voor een goed deel perspectief-bezuini- ging'en zijn, waarover gehandeld wordt in de memorie van antwoord op het voorloopig verslag voor de begrooting van het loopende jaar. "i '*r; Aan looneft en salarisseri wordt een' orifzef- tend bedrag betaald, zooals de minister er- kende. Met inbegrip van de Spoorwegen en de Poslerijen, die alleen reeds daarvoor 160 millioen per jaar vordercn, en welker tekorten door den Staat mogen worden aangezuiverd!, is de toestand zoo, dat's Lands financien* di rect of indirect den invloed ondcrvinden van het enorme bedrag van 370 millioen gulden, dat jaarlijks aan loonen en salarissen woedt I'itgegeven. 1 Dit bedrag kan1 onmogelijk gehandhaa!®* blijven*, zooals ook de minister erlcende. Dg! vraag is niet in de eerste plaats en* cBt wordt door velen onder de ambtenaren, als* er over bezuiniging op de salarissen gesproken wordt, voorbijgezien of de tractementen of. een of andere groep van salarissen als te ho<^?' moeten worden aangemerkt, doch uitsluitcnd of de schatkist in staat is zoo'n kolossaal be- drag aan loonen en* salarissen te blijven ton-*, sen. Het antwoord hier op is niet twijfdach- tig- 't* Alleteerst Is natuurlijk noodig inkrimping van den Staatsdienst, vermindering dus van het aantal diensten en van het aantal ambte naren, en deze klemt te meer, waar iti den loop der laatste jaren door den Staat het ter rein zijner bemoeienissen zoo aanzienlijk is uitgebreid. Er is wel eens gevraagd, zoo sprak de mi nister, of de ontbrek'ende 90 millioen niet ge vonden konden worden door belastingverhoo- gimg, doch als men nagaat, dat de opbrengst der geheele inkomstenbelasting voor 1924 is geraamd op 80 millioen, dan zou dus deze belasting meer dan verdubbeld moeten wor den. De vlucht der groote vermogens zou dan zeer zeker nog veel grooter werden. De vraag is nu, of minister Colijn den Ju!s- ten weg bewandelt om tot het door hem ge- stelde doel, siuiting der begrootiag, te gera-* ken. Naar onze meening heeft hij:.hierih gefaaltf. Immers waar het ook naar de meening van den Minister vastsfaat, dat de belastingen niet verhoogd mogen worden, had hij aan het Ne derlandsche volk geen mieuwe lasten* mogen opleggen. En wanneer bij* dan volgens de verslagen in de dagbladen van de bewuste Bilthovensche rede, de vraag stelt, of er dan iemand geweest is tot op heden, die aangewe- zen heeft, hoe het dan wel anders ken, dan geloovea we dat ze bewindsman hier bfijfc geeft van groote \ifgenoegzaamheid. Aan zijne methode kle.fouc der Inccnsc^otile tn .vet^Qliijleu4e tichtiugcit, "r f De trein, als een zwart monster, wachtte op het bijspoor geruimen tijd. De twee voorste coupe's waren spaarzaam verlicht; de donkere goederenwagens doken weg in den zwarten nacht. Bijna dertig wagens, onverwarmd, waren opgepropt met koudijdende soldaten, die, aan* eengedrukt, nog op wat warmte hoopten. Hun was uitstappen verboden, alleen twee onderof* ficieren joegen over het perron heen en weer cm het bloed wat op temperatuur te houden. De wind bracht de stationsklok in beweging, die begon te bengelen. Men moest noodzake* lijk vertrekken, maar men wachtte, stelde uit, omdat de razende aneeuwstorm de locomotief zou kunnen verhinderen zich een weg te ba* nen. i Zijne Excellence zat in het bureau, naast ■den telegrafist; zwaar ging zijn adem en de groene, stekende oogen volgden het witte lint, Wat elastisch onder de gespierde, verkleumde vingers van den telegrafist uitkroop, „Trak... (tak hoestte het toestel. Zijne Excellentie brulde met heesche bas* Stem: I „Welnu?" „De roosdc posden" spelde de telegrafist, de knie onder de tafel been en weer bewegend „pos*ten hcbsben Je .ro .few.ka be* ret. Jerofewka" zei hij snel, de oogen van het lint losrukkend en keek meteen naar den generaal. „Voor den duivel!" granule deze. Meteen kwam hij overeind en liep zwaar het comparti* mentje op en neer, bleef staan voor een tarief* itabel, die tegen den wand hing, bromde iets en oommandeerde plotseling, in 'n bevige hoestbui: „Nou, verder!" „Je*ro*few*ka", zong de telegrafist met te* norstem, „vijandige pant*ser*treinen passeer* den kruis*punt." I Em terstond herhaaldb hij gejaagd: „Kruispunt: - Zijn verdronken, ultgedroogd gezich't Kwam plotseling Zijne Excellentie tegenstamd voor. ..Smeerlapl" dacht hij woodend. „\¥elnu, welk kruispunt?"- „Bij de dertiende werst." „Dus bij het volgende station, hond?*' „Bij het volgend station, maar ik ben geen bond", zei de telegrafist, als een bond zich de tanden likkend. „De machinist van dienst!" schreeuwde de generaal. i De dienstdoende zat op een houten divan, «ls steeds onopgemerkt, verslapen en onorde* iijk en deed zijn best met beide oogen tegelijk de punt van zijn neus te bekijken. Bij den roep van den generaal schokte hij op en wendde het hoofd ter zijde om beter te hooren. „Wij moeten vertrekken, anders blijft er geen tijd meer over aan je lijfelijke moeder te den* ken, zoo snel valt hij je van achteren aan. Ik zeg yfirtr^keul Er yaljnipt te jacfagn,. jlj hebt nfet te lachen, Kelfektedl Nu hebben jullie plezier, jullie dtrivels!" ,,'t Is onmogelijk om te vertrekken", wierp de dienstdoende ma ten aarzelend tegen en legde het hoofd van den rechtcrschouder op den linker. „De storm isvreeselijk. Bij den derden werst begint het bedenkelijk terrein, acbttiem meter opgehoogd, gevaarlijk voor zware vrach* tenU hebt een trein uit twee*cn*dertig waggons samengesteld; dat kan immcrs nic't! Hij zou uit elkaar gerukt worden." „Aha uiteen gerukt!" Zwaar ademend liep de generaal op de ta* rief*tabel toe, vervolgens naar de tafel; hij snoof luid en ging dadelijk naar buiten. De twee onderofficieren joegen nog steeds aan elkaar voorbij; de wind huilde dreigend en ra* zend over het kleine station en wierp droge, korrelige sneeuw op als fijn gestampt glas. De generaal liep over de rails* in het onzekere licht verder; zijn vleezig gezicht in zijn pels* muts weggeborgen, en klom even daarin in den der waggons. In het gangetje, dat spaar* zaam verlicht werd, stonden de officieren ciga* retten te rooken, daarbij op den grand spu* wend. De generaal werkte zich tusschen hen door naar een kleine deur, die knarsend openging en toegang bood naar een ander compartiment. Op een tafeltje bij het venster brandde flikke* rend een kaars. Op den vloer snorde knotte* rend een kacheltje, dat naar spiritus rook en het compartimentje vulde met een zwoele, wee* ke warmte. Op den divan zat, tusschen een paar Amerikaansche en Japansche rietkoffers, in een hoogopgeknoopte, met bont gevoerde fluweelen jas een klein vrouwtje. Op haar blee* ke wangen speelde een zacht*roze kleurtje, de groote vogehoogen en de scherpe even gebo* gen neus deden aan een uil denken. De generaal greep met zijn groote, bevroren hand naar haar warme handje, bekeek een oogenblik de spitse, beringde vingertjes en kuste ze hartstochtelijk. „Waarom blijft de trein zoo Iang staan?" vroeg ze met haar oogen lokkend. „Ik verkeer in een moeilijk geval, Mimi, en de hemel is mijn getuige, dat ik niet weet, wat ik zal bevelen. Van den eenen kant worden we bedreigd door de „Rooden", die het nabijgele* gen station hebben bezet, en van de andere zijde is er een zoo verschrikkelijke wind, dat wij niets met den trein kunnen beginnen. We hebben een lengte van twee*en*dertig waggons, de locomotieven niet meegeteld, alles is opge* propt. Op de open goederenwagens twee ka* nonnen en oorlogsmateriaal. Na drie werst zijn we als steentjes uitcengcstoven. O, als je eens wist, Mimi, hoe bezorgd ik me voor jou maak!" „Maar de zaak is toch zeer eenvoudig", ant* woordde Mimi, half vertoornd, half geamu* seerd; boos, omdat hij zoo dom was, en gea* museerd, omdat hij niet zoo scherpzinnig was. „Men moet natuurlijk alle wagens, uitge* zonderd den wagen van den staf, afkoppelen en doorrijden, onmiddellijk doorrijden." De generaal trok de wenkbrauwen omhoog. „Hoe bedoel je, afkoppelen, Mimi? Wat zeg je daar, mijn uiltje? Moet ik de soldaten doen afkoppelen?" i „Maar binnen het half uur kunnen de bol* schewisten toch hier zijn?" „Niet in een half uur nog, misschien, Iaten we zeggen. met een uurtje. Maar..., Mi* mietje „Beter dat de soldaten geofferd worden dan wijZij doen de soldaten niets. De soldaten zijn zelf alien bolschewistisch." „Mimi, ik ben een oud*soldaat, ik kan je niet aanhooren." „En ik dan? En ik? Dus jij wilt, dat zoo'n Rooie mij overweldigt? Voor je eigen oogen? en mijn juweelen, mijn paarlen dan?Wil jij dat dus?" „Mimi", zei de generaal opstaande, „Mimi, Mimi, Mimiherhaalde hij onrustig en ze* nuwachtig, het compartimentje verlatend. „Pf .f blies hij, toen hij terugtrad in het gangetje. En voor hem lokten opnieuw de diepe, jonge, warme oogen en de duivel mocht het weten maar hij wist niet, wat hij ervan denken moest. De officieren kwamen op hem toe, hij antwoordde, de wangen opbla* zend, minder uit toorn dan uit zwakte, met trillende stem: t „Onmogelijk, onmogelijk! Het is onmogelijk te vertrekken". Hij stak een cigaret op. Daar knarste een deurtje en een helder stemmetje riep liefdok* kend: „WIadimir Pjetrowitsch, komt u even, als ik verzoeken mag?" i „Doe de deur toe", zei Mimi, toen hij bin* nentrad. Zij legde haar pelsmantel af, rekte de dunne, bloote armen, en trok uit haar blouse een medaillon naar voren, dat op haar borst hing. „Kus mij", zei ze op den toon van een kind. Haar stem was fluweelig zacht en haar -bewe* gingen als van 'n poes. De generaal ademde zwaar, boog zich en kuste haar op de plek, waar het medaillonnetje hing. Hij werd geknuf* feld en geliefkoosd en aan zijn verkleumde wangen hoorde hij een kinderstemmetje spre* ken: i „Is het dan zoo moeilijk te doen wat je Mi* mietje vraagt? Is het heusch zoo moeilijk, uwe Excellentie? En zoU Mimi niet weten dankbaar te zijn? Men kan toch heel ongemeskt afkoppe* len en zonder fluiten wegrijden? Wie kraait er naar? Of wilt u blijven en nooit, nooit meer uwe Mimi omhelzen? „Wat zeg je toch, Mimi mompelde de generaal, langzaam opstaand. „Maar mijn plicht als oud soldaat, mijn eedmijn vaderland Rusland!" Hij verhief zijn stem plotseling, maar tege* lijk barstte hij in tranen uit. „Ga heen, Wladimir Pjetrowitsch... later., ach, waarom zooveel tijd nu nog te verliezen!" Over de rails huilde de wind nog harder dan tevoren, als zou de hemel door de vorst uiteen spatten, en het was moeilijk loopen langs dien weg. De telegrafist sliep op het bureau; de muts hing hem dwaas*schuin op een oor; de machi* nist van dienst richtte zich op en liep op den generaal toe, zeggend: „Vergeet niet de deur te sluiten", en geeuw* de in de holte van zijn hand. I „Welnu, mijn lieve man", sprak de generaal luide, zich opblazend, „wij moeten buiten twij* fel uit dit oord vertrekken. Zooals u bekend is, speelt dede eommando*staf de eerste rol in het leger, is van hm, hm actiever betee* kenis dan de massa, de soldaten. Hij is de ze* nuw van het leger, om zoo te zeggen, hij is zijn hersenen, het leidende centrum. Voor den dui* y.elj ,waa|toe,hQud ik voor u een voordracht?. G5 heft te gehoorzameol Getest An wlssel* wachter onmiddellijk de twee waggons met den staf en de locomotieven af te koppelen. Wij moeten weg, tot elken prijs!" De dienstdoende machinist luisterde langer dan gewoonlijk, waarop hij het hoofd boog over den linker schouder. „B©grepcn?" „Ik zal direct het bevd overbrengen", ant* woordde hij mat. Op het perron kwamen de onderofficieren op den generaal toegestapt; zij waren totaal verkleumd en de bleeke lippen bewogen zich moeilijk. Een van hen vroeg: „Welnu, uwe Excellentie, zullen we spoedig vertrekken? Een soldaat is al bevroren, een ander bewusteloos konden we maar iets doen, Excellentie!" „Komt in orde, mijn jongen, we gaan aan* stonds mompelde de generaal en wendde zich af. Toen riep hij een figuur aan in't don* ker: 1 „Hallo, wisselwachter, zct er eens gang in!" „Waarom die wisselwachter, uwe Excellen* tie? Wordt dc locomotief afgekoppeld?" De generaal zette een dreigend gezicht, druk* te het hoofd tusschen de schouders weg en schreeuwde plotseling, tot verbazing van zich* zelf, met barsche stem: „Zwijg, hond! Wat heh jij je te bemoeien met mijn bevelen?"* I En loerend, vertoornd, zag hij hoe de onder* officier hem sprakeloos*onthutst aankeek, te* rugtrad naar zijn makker en beiden, terzijde van de stationsklok, zwijgend«vijandig hun post innamen. De generaal volgde intusschen, onder hun blikken ineenkrimpend, de magere, grijze gestalte van den wisselwachter, die onder den trein dOorkroop; daarop vielen rammelend de kettingen en gesmoord klonk het van de lippen van den wisselwachter: „0, mijn God... mijn God!" De generaal stapte naar den waggon, een rilling voer koud onder zijn dikken pels langs zijn rug. Hij greep naar de leuning en wilde juist op de treeplank springen, maar voelde plotseling, hoe van achteren een paar harde, ruwe handen hem aangrepen. „Waar vlucht gij naar toe?" siste de onder* officier razend. „Jij bent ook niet dom!" De andere lachte hoonend en zei: „Dat zijn me nu onze generaals! De soldaat moet voor hen sterven, de soldaat moet voor hen hun eer verdienen en, als er iets bijzonders aan de hand is, moet de soldaat er op los trek* ken. De grap is goed, Excellentie!" De generaal rukte zich los, maar de handen hidden vast. Ontzetting greep hem aan en plotseling, in volslagen gebrek aan kracht, zak* te hij op de knieen neer. j „Broeders wat wilt ge?" ..Excellentie, gemeenschappelijk zijn wt] op Moskou losgetrokken, gemeenschappelijk gaan we ook het ongeluk tegemoet." „Broeders „Broeder!! Als dat zoo is, waarom spuugt ge uw broeders dan in 't gezicht?" „Zwij .g!" brulde de generaal opeens, met verrukking voelend hoe de woede hem plotseling kracht verleende. Zich losrukkend, greep hij naar de deur, die krakend los sprang en met zwarte vlekken voor de oogen riep hij met vervaarlijke basstem: „Adjudant Ramsaj, ik beveel u onmiddellijk de locomotieven te doen bezetten. Mocht de machinist weigeren, dan dreigt u met den re* volver. Snel, snel Een jongeman met zacht*vrouwelijk gezicht, in een leeren jasje met bont gevoerd, sprang vlot naar buiten en zwaaide de wit*gehand* schoende handen. Een algemeene verwarring ontstond, soldaten liepen schreeuwend langs den trein; schor klonk 't: „Broeders, komt naar buiten. Gaat liggen op de rails; broeders, laat hem, als hij durft, over onze lichamen rijden!" De generaal stond op het platform, de ingang met zijn voile breedte dekkend en de eerste, die het wagen dorst hem te naderen, zou dit zwaar bekoopen. De storm huilde, de trein dinderde en piepte. En plotseling weerklonk, vlijmscherp, in de lucht een gefluit; rook steeg omhoog, de raderen knarsten en meteen zette de trein zich in beweging. „God... o God!.,, schreeuwden de solda* ten, De generaal bedekte zijn oogen. Gedurende de dreunende vaart der beide wagons, die van den langen trein losgekoppeld waren, zag de generaal plotseling scherp de donkere lichamen der soldaten voor zich, die dwars over de rails lagen; de voorste word door de raderen gegre* pen, die hem vermorzelden, de achtersten sprongen op, stortten vloekend neer „Ta*ta*ta", zongen de wielen, de storm stak dreigender op, de kale velden hulden zich in ijzige duistemis. 1 Zwijgend bij de deur van hun compartiment stonden de officieren; droevig brandde het kaarslichtje en zwaar was de atmosfeer van cigarettendamp. De generaal kwdm met moeite in zijn coupe, sloot de deur en zonk uitgeput neer op een kof* fer. Mimi rolde zich als een poesje op onder haar plaid en keek met ondeugend*lachende oogen naar hem op. I „Ta*ta*ta" zongen de wielen en de noncha* lante krulletjes van Mimi trilden op de maat mee om de robijnen oorringen. Steeds harder en harder joeg de trein, joeg over de eenzame velden, in wedloop met den huilenden, zwiependen wind....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 7