M1M1.
Ingezdnden stnldfeea
sfeat tift papier, daf becfekf Is me! een gela-
tinelaag, waardoor b.v. Oost-Indische inkt
is gemengd.
i Voor het gebruik moet het lichtgevoelig
worden gemaakt en wel:
yoor het afdrukken van zwakke negatieven:
water 100 c.c.
kalium bichromaat 2 gr.
yoor het afdrukken van normale:
water 100 c.c.
kalium bichromaat 4 gr.
en eindelijk ,voor koude negatieven:
k water 100 c.c.
'ii kalium bichromaat 6 gr.
F Aan deze oplossingen zooveel ammoniak
toevoegen tot ze er naar ruiken. Het bad
moet ongeveer kamertemperatuur hebben.
Het velletje pyment wordt erin gedompeld,
;en eventueele lichtbellen verwijderd.
Wanneer het glibberig aanvoelt en de
randen naar buiten gaan krommen, wordt
het eruit gehaald, en met de gelatine op een
schoone glasplaat gelegd, die van te voren
is behandeld met was (zie hiervoor het glan-
zen van afdrukken).
f| Nu wordt de rugzijde met een stuk gum-
midoek bedekt, en bestreken met een rolstrij-
ker. De papierkant wordt met filtreerpapier
afgevloeid, het velletje van het glas gelicht,
en in de donkere kamer te drogen gehangen.
ij Het lichtgevoelig maken kan's avonds in
een donker hoekje van de kamer gebeuren. In
tieen diloorcalcium blik bewaard is het licht
gevoelig gemaakte papier ongeveer een
maand houdbaar.
(i Het genoemde bad kan, wanneer men snel
•wil drogen (in- 10 minuten) worden vervan-
gen door een van de volgende:
water 100 gr.
ammonium bichromaat T 8 gr.
laceton 80 gr.
o£ l!Ji
water 1 80 gr.
kalium bichromaat 2 gr.
aceton* 120 gr.
F* net afdrukken geschiedt bij daglicht. Men
'controleert den belichtingstijd met een foto-
'meter van Femande waarover in het volgend
artikel meer. I
;l De eenige afwijking die het afdrukken ver-
toont is het feit, dat de randen van het ne-
gatief met smalle reepen papier moeten wor
den bedekt.
Na het afdrukken geschiedt de ontwikke-
dng met warm water, en wel ate volgt:
De copie wordt onder koud water laag aan
laag tegen een vel „overdrachtpapier", dat
ook in den handel is, gelegd. Men zorgt,
'dat tusschen beide papieren geen lucht over-
blijft. i
I Daarna worden ze samen uit het water ge-
nomen en met den rolstrijker nog eens goed
aangedrukt.
Men laat de papieren zoo onder druk een
pur liggen en brengt ze nu samen in water
yan 40° C. i
Aan de randen verschijnen wolken kleur-
stof, en na eenigen tijd kunnen de papieren
.worden gescheiden.
Door voorzic'itig te sehommelen ziet men
nu op het overdrachtpapier het beeld ont-
etaan. I
Wordt het beeld niet helder, dan kan men
aan het water een beetje borax toevoegen.
Na volfedige ontwikkeling giet men lang-
zaam koud water bij, tot eindelijk het gehee-
le bad koud is geworden.
Daarna wordt de afdruk gebracht in:
if water s.u s 100 c.c.
if aluin 5 gr.
Men moet zorg dragen het gelatinehuidje
niet door aanraking met de vingers te be-
schadigen.
(Buiten verantwoordelijkheid van de*Redac-
lie. De opname in deze rubriek bewijst geens-
zins dat de redactie er mede instemt.)
TUBERCULOSE-BESTRIJDING.
„On|danks alles wat zoowel yan overheTds-
wege als door vereenigingen, doktoren en
particulieren gedaan wordt, om een der ellen-
digste ziekten, de tuberculose, te bestrijden,
gaat deze vijand van onze samenleving, van
ons. persoonlijk, huiselijk en maatschappelijk
geluk maar steeds voort zijn talrijke slachtof-
fers te eischen". Zoo schreef ik drie jaar gele-
den in mijn brochure „Wa± leeben er van zeg
gen", rapport van mijn onderzoek naar de
werking van Granuline, het bekende middei
van Dr. J. H. van Grafhorstt, aits te 's-Gra-
venhage, tegen tuberculose en scrofulose.
Dat onderzoek werd: door mij ing^teld, om
dat ik persoonlijk prachtige resultaten van de
behandeling met Granuline hadi gezien en met
ontsteltenis had waargenomen, welk een
massa kinderen aan scrofulose leden en prae-
tuberculeus waren*. Zoo gaarne wilde ik vder
verlangen naar een officieele erkemiing van
Granuline door de medjs^e j^eid,slgunea,
ftc&r met WfffRSSiSsSffi"
de heeren artsen aan te sporen tot een weten-
schappelijke proefneming. 't Was miji bekend,
dat reeds tot tweemaal toe de redactie van het
geneeskundig tijdschrift „Vox Medicorum" te-
vergeefs had getracht een commissie van art-
sen te vormen, om eon onderzoek in te stellen
naar de geneeskrachtige werking van Granu
line. En de zeer toe te juichcn aanbieding van
zijn medicament aan onze Regeering door Dr.
Van Grafhorst had, helaas, evemnin succes.
Dan moest er maar in't belang van de vde
tubei'culose-lijders, zoo meende ik, van de zij
de der leeken een uitspraak komcn, op ei"va-
ring gegrond. De noodige gegevens werden
door mij verzameld en toen aaaruit block, dat
van 206 t.b.c.-lijders, die Granuline hadden
gebruikt, er 166, dus 80 pet., een gunstig re-
sultaat er mee hadden bereikt, werd door mij
bovenvermelde brochure samengesteld, waar-
in ik mijn bevindingen verwerkte Op de laat-
ste pagina dier brochure, „Wat leeken er van
zeggen", schreef ik o. a.: „Laat ons in het
belang van de tuberculose-bestrijding hopen,
dat door het in praktijk brengen van het
„frappez, frappez toujours" er eindelijk in
de officied-wetenschappelijke wercld geopen-
de ooren zullen gevonden worden. Moge
vooral de pers hiertoe medewerken. 't Zou
mij een groote voldoening zijn, indien ook
door dit geschrift een stoot in de goede rich-
ting gegeven werd".
En nu, na drie jaar, is het vraagstuk der tu-
berculosebestrijding nog even urgent en de
stand der „Granuline-kwestie" nog vrijwel de-
zelfde. Dochdaar verschijnt in het num-
mer van 16 Juli j.l van het geneeskundig
tijdschrift „Vox Medicorum" een m. i. belang-
rijk redactionieel hoofdartikelNogmaals
„Granuline". Na aan de „Granulinc-geschie-
denis" herinnerd te hebben*, zegt de schrij-
ver, dat collega Van Grafhorst nog steeds be
reid is een cfficieelc enquete-commissie van
medici voor den aanvang eener proefneming
met Granuline voldoende in te lichten aan-
gaande zijn praeparaat, onder belofte van ge-
heimhouding, en aan deze commissie gratis af
te staan een groote lioeveelheid Granuline
voor waarnemingen op groote schaal en ge
durende geruimen tijd. En na medegedeeld te
hebben, dat Dr. v. Gr. gaarne zijn medewer-
kjng en toewijding* verleenen zal, en alle kos-
ten, die uit dit onderzoek voortspruiten, voor
zijn rekening neemt, gaat de schrijver met
blijkbare ingenomenheid wij cursiveeren
aldus verder: „Maar hij wenscht nog meer te
doen, Wanneer de resultaten van het onder
zoek gunstig zijn en derhalve de geneeskrach
tige werking van Granuline officieei is er-
kend, dan zal hij de samenstelling van zijn
praeparaat bekend maken". De vraag, of Dr
Van Grafhorst te goeder trouw is, beant-
woordt de schrijver aldus: „Wij, die wegens
de Granuline-kwestie vroeger reeds meerma-
len met hem in contact zijn geweest, hebben
den indruk gekregen, dat Van Grafhorst op-
recht ei geheel te goeder trouw is, wat betreft
de werking van zijn praeparaat" Het o. i.
verblijdend slot van het artikel luidt: „Zijh
plan heeft onze sympathie, vandaar, dat wij
hem nogmaals gaarne steunen in zijn pogen
een enquete-commissie van medici te vormen,
opdat deze kwestie eindelijk eens tot klaarheid
worde gebracht en mdttertijd ook de Granu
line kan worden opgenomen in de lijst van of-
ficieel geneesmiddeien. Wij hopen, dat deze
pogieg, die nu reeds de derde is, ditmaal mo
ge gelukken, en noodigen hierbij de collega's
uit zich bij ens aan te melden, om in deze
commissie zitting te- nemen".
Een bekend spreekwoord zegt: alle goede
dingen bestaan in drieen. Welnu, moge dan
deze derde poging, waarbij Dr. Van Graf
horst in zijn toezegging verder gaat dan ooit
te voren, succes hebben. Als leeken zouden
we zoo zeggen: nu of nooit! Maar laten we
dan ook als bdangstellenden in de tubercu
lose-bestrijding mede een stootje geven in de
goede richting. Dringend verzoek ik U om
betuiging-en van sympathie met bedoeld voo*r-
stel. Zend mij als bewijs uwer instemming
uw naamkaartje, maar doe dit dan onver-
wijld, zonder uitstel, opdat ik na omtvamgst
van een groot aantal adhaesie-betuigingen
aan de redactie van ;,Vox Medicoirunj" kan
vereoeken namens ons alien in haar blad er
nogmaals op aan te dringen op het aangebo-
den voorstel in te gaan.
f f H DEN BREEJEN,
Hoofd eener School te Arnhem,
-J Prinsessestraat 22.
N. B. Aan andere bladen wordt verzocht,
in't algemeen belang dit artikel over te ne
men.
DE PROTESTANTSCHE ZENDING.
Het stemt de Besturen van de te Oegstgeest
samenwerkende Zes Zendings Corporaties
tot groote dankbaarheid, dat de belangstel-
ling voor den Zendingsarbeid toeneemt. In
all er lei kringen heeft men ontdekt, dat mede-
leven met het Zendingswerk essentieele betee-
kenis heeft voor eigen geestelijk leven. Het
brengen van Christendom en cultuur (cul-
tuur als beschaving of veredeling van den
geest genomen) wordt door velen, die vroe
ger sceptisch tegenover het Zendingswerk
stonden thans erkend te zijn het eenige red-
middel voor vele volkeren, die in gebonden-
heid leven en sterven. Degenen die hun Zen-
dingstaak in deze wereld verstaan geven met
blijmoedigheid door van wat zij voor eigen
zieleleven ontvingen.
Ons Christelijk ProtestantscHe Nederland-
sche Volk wordt het zij met dank aan God
gezegd zich in steeds breeder kring be-
wust van zijn roeping en taak tegenover de
volkeren in Oost- en West-Indie.
Het is daarom, dat bedoelde Besturen met
grooter vrijmoedigheid dan voorheen telkens
weer aandacht vragen voor het Zendings
werk en ook nu weer alien, die belangstellen
in dien arbeid er op willen wijzen, dat in de
laatste maanden van dit jaar allerlei moei-
lijkheden te overwinnen zijn.
Een uitvoerig verslag geven van den stand
van het werk is ondoenlijk, de Zendings-peri-
odieken, daarin gesteund door de pers, geven
telkens weer uitvoerige overzichten. De bezet-
ting der terreinen, de leiding van het werk,
de onderwijs-kwesties, de vraag, hoe aan de
verzoeken der inlandsche bevolking om goe-
roes en onderwijs te voldoen, nationale aan-
gelegenhedcn en vele andere zaken vragen
voortdurend de aandacht van degenen, die
met de leiding belast werden. Het is evenwel
even verblijdend, als bemoedigend en rustge-
vend, dat al deze arbeid, onder Gods zegen,
voort kan gaan en dat de vruchten telkens
J^-ge^ygpges v^dejn
Om cohcenfratle van aandacfif en ffeTang*
stelling te bevorderen, om de voor het werk
benoodigde gelden bijeen te brengen (voor
dit jaar is nog ongeveer 500.000.noo-
dig) bereiden de Zendings-Besturen ook dit
jaar weer een „Zendingsweek" voor.
Een „week van gebed, toewijding en of-:
fer".
Vastgesteld werd de week van Zondag 23
Nov. t. e. m. Zondag 30 November. Zij ein-
digt op den Zendings-Zondag wejke ditmaal
bijzonaere aandacht verdient omdat het is
een dag van algemeen gebed voor de Wereld-:
Zending.
Allen, die het Zendingswerk willen Bevor
deren hebben dus ook dit najaar weer vol
doende gelegenheid hulp te bieden; bij de ten
vorige jaren georganiseerde Zendingsweek
bleek, dat vooral plaatselijk gevormde Comi-
te's voortreffelijk werken.
t Voor het Zendingsb'ureau:
r f Ds. B. J. c. RIJNDERS,
Zendingsdirector.
„WfjS MIJ DEN MAN, DIE HET ANDERS
KAN"
In de rede, door minister Colijn uitgespro-
ken op de meeting in de Bilthovensche bos-
schen, gehouden van wege de anti-revolutio-
nairc partij, is door hem medegedeeld, dat,
toen hij als minister van Financien ten vori-
gen jare opirad, er een gat in de schatkist
was, dat 130 millioen groot was. Dit tekort
was eene voortdurende bedreiging voor de
veiligheid van onzen gulden, voor de wel-
vaart van het Nederlandsche volk.
Voor de dekking van een tekort, welk ook,
kail men<, zooals van zelf spreckt, op ver-
schillende wijzen zorg dragen. Men kan of de
inkomstcn trachten te verhoogen met het be-
drag van het tekort, of de uitgaven met dit
bed rag verminderen, of eindelijk beide metho-
den toepassen. m. a. w. de inkomsten verhoo
gen* en tegelijkertijd de uitgaven doen ver
minderen. Reeds bij herhaling hebben wij er
op gewzen, dat de minister van financien den
laatsten weg is ingeslagen en dat hij niet ge-
aarzeld heeft om den reeds zoo grooten druk,
welke de. belastingen op eens volk uitoefenen,
nog te verergeren. Daarvan getuigen de vcr-
hooging van den bieraccijns, de verhooging
van het invoerrecht op thee, de rijwielbelas-
ting, welke heffingen alle reeds in werking
zijn getreden. Daarvan* getuigen nog meer de
herziening van het tarief, welke thans bij de
Tweede Kamer aanhangig is, en de eveneens
voorgestelde verhooging van de tabaksbelas-
ting.
Tot deze onzalige plannen is minister Co-
lijh overgegaan, niettegenstaande hij zelf biji
herhaling, ook nog daar in Bilthoven, heeft
verklaard, dat de belastingen niet hooger ge-
dreven kunnen v/orden en dat, als men ze wel
zwaarder zou maken, men er toch niet meer
door zou ontvangeo. Accijnzen en invoer-
rechten echter drukken evenzeer op de inge-
zetenen als de directe belastingen. En nu mo
ge 't waar zijn, dat allengs't evenwicht tus-
schen directe en indirecte belastingen ten. na-*
deele der laatste categorie van heffingen was
verbroken, en dat men aan accijnzen, enz.
slechts medebetaalt als men van zekere goede-'
ren wenscht gebruik te maken, doch dit alles
neemt niet weg, dat minister Colijn niet ge-
aarzeld heeft om den door den fiscus uitge-
oefenden druk nog te vcrgrooten, m a. w. on-
tromv is geworden* aan zijne stelling, dat de
belastingen niet hooger gedreven kunnen wor
den. Zal er dan nu wel meer ontvangen
worden
De regeering, zoo sprak dc minister verder,
stelde zich voor 90 van de 130 millioen te
vinden door verlaging van de uitgaven en 40
millioen door mieuwe heffingen Begonnec
weed met de inkrimping van den Staatsdienst.
Volgens den spreker leerde de becijfering ech
ter, dat dit slechts 40 millioen per jaar zou
opbrengen. doch Z.Ex. vergat er bij te voegen,
dat dit voor een goed deel perspectief-bezuini-
ging'en zijn, waarover gehandeld wordt in de
memorie van antwoord op het voorloopig
verslag voor de begrooting van het loopende
jaar. "i '*r;
Aan looneft en salarisseri wordt een' orifzef-
tend bedrag betaald, zooals de minister er-
kende. Met inbegrip van de Spoorwegen en
de Poslerijen, die alleen reeds daarvoor 160
millioen per jaar vordercn, en welker tekorten
door den Staat mogen worden aangezuiverd!,
is de toestand zoo, dat's Lands financien* di
rect of indirect den invloed ondcrvinden van
het enorme bedrag van 370 millioen gulden,
dat jaarlijks aan loonen en salarissen woedt
I'itgegeven. 1
Dit bedrag kan1 onmogelijk gehandhaa!®*
blijven*, zooals ook de minister erlcende. Dg!
vraag is niet in de eerste plaats en* cBt
wordt door velen onder de ambtenaren, als* er
over bezuiniging op de salarissen gesproken
wordt, voorbijgezien of de tractementen of.
een of andere groep van salarissen als te ho<^?'
moeten worden aangemerkt, doch uitsluitcnd
of de schatkist in staat is zoo'n kolossaal be-
drag aan loonen en* salarissen te blijven ton-*,
sen. Het antwoord hier op is niet twijfdach-
tig- 't*
Alleteerst Is natuurlijk noodig inkrimping
van den Staatsdienst, vermindering dus van
het aantal diensten en van het aantal ambte
naren, en deze klemt te meer, waar iti den
loop der laatste jaren door den Staat het ter
rein zijner bemoeienissen zoo aanzienlijk is
uitgebreid.
Er is wel eens gevraagd, zoo sprak de mi
nister, of de ontbrek'ende 90 millioen niet ge
vonden konden worden door belastingverhoo-
gimg, doch als men nagaat, dat de opbrengst
der geheele inkomstenbelasting voor 1924 is
geraamd op 80 millioen, dan zou dus deze
belasting meer dan verdubbeld moeten wor
den. De vlucht der groote vermogens zou dan
zeer zeker nog veel grooter werden.
De vraag is nu, of minister Colijn den Ju!s-
ten weg bewandelt om tot het door hem ge-
stelde doel, siuiting der begrootiag, te gera-*
ken.
Naar onze meening heeft hij:.hierih gefaaltf.
Immers waar het ook naar de meening van
den Minister vastsfaat, dat de belastingen niet
verhoogd mogen worden, had hij aan het Ne
derlandsche volk geen mieuwe lasten* mogen
opleggen. En wanneer bij* dan volgens de
verslagen in de dagbladen van de bewuste
Bilthovensche rede, de vraag stelt, of er dan
iemand geweest is tot op heden, die aangewe-
zen heeft, hoe het dan wel anders ken, dan
geloovea we dat ze bewindsman hier bfijfc
geeft van groote \ifgenoegzaamheid. Aan
zijne methode kle.fouc der Inccnsc^otile
tn .vet^Qliijleu4e tichtiugcit, "r f
De trein, als een zwart monster, wachtte op
het bijspoor geruimen tijd. De twee voorste
coupe's waren spaarzaam verlicht; de donkere
goederenwagens doken weg in den zwarten
nacht. Bijna dertig wagens, onverwarmd, waren
opgepropt met koudijdende soldaten, die, aan*
eengedrukt, nog op wat warmte hoopten. Hun
was uitstappen verboden, alleen twee onderof*
ficieren joegen over het perron heen en weer
cm het bloed wat op temperatuur te houden.
De wind bracht de stationsklok in beweging,
die begon te bengelen. Men moest noodzake*
lijk vertrekken, maar men wachtte, stelde uit,
omdat de razende aneeuwstorm de locomotief
zou kunnen verhinderen zich een weg te ba*
nen. i
Zijne Excellence zat in het bureau, naast
■den telegrafist; zwaar ging zijn adem en de
groene, stekende oogen volgden het witte lint,
Wat elastisch onder de gespierde, verkleumde
vingers van den telegrafist uitkroop, „Trak...
(tak hoestte het toestel.
Zijne Excellentie brulde met heesche bas*
Stem: I
„Welnu?"
„De roosdc posden" spelde de telegrafist,
de knie onder de tafel been en weer bewegend
„pos*ten hcbsben Je .ro .few.ka be*
ret. Jerofewka" zei hij snel, de oogen van
het lint losrukkend en keek meteen naar den
generaal.
„Voor den duivel!" granule deze. Meteen
kwam hij overeind en liep zwaar het comparti*
mentje op en neer, bleef staan voor een tarief*
itabel, die tegen den wand hing, bromde iets
en oommandeerde plotseling, in 'n bevige
hoestbui:
„Nou, verder!"
„Je*ro*few*ka", zong de telegrafist met te*
norstem, „vijandige pant*ser*treinen passeer*
den kruis*punt." I
Em terstond herhaaldb hij gejaagd:
„Kruispunt: -
Zijn verdronken, ultgedroogd gezich't Kwam
plotseling Zijne Excellentie tegenstamd voor.
..Smeerlapl" dacht hij woodend.
„\¥elnu, welk kruispunt?"-
„Bij de dertiende werst."
„Dus bij het volgende station, hond?*'
„Bij het volgend station, maar ik ben geen
bond", zei de telegrafist, als een bond zich de
tanden likkend.
„De machinist van dienst!" schreeuwde de
generaal. i
De dienstdoende zat op een houten divan,
«ls steeds onopgemerkt, verslapen en onorde*
iijk en deed zijn best met beide oogen tegelijk
de punt van zijn neus te bekijken. Bij den roep
van den generaal schokte hij op en wendde
het hoofd ter zijde om beter te hooren.
„Wij moeten vertrekken, anders blijft er geen
tijd meer over aan je lijfelijke moeder te den*
ken, zoo snel valt hij je van achteren aan. Ik
zeg yfirtr^keul Er yaljnipt te jacfagn,.
jlj hebt nfet te lachen, Kelfektedl Nu hebben
jullie plezier, jullie dtrivels!"
,,'t Is onmogelijk om te vertrekken", wierp
de dienstdoende ma ten aarzelend tegen en
legde het hoofd van den rechtcrschouder op
den linker.
„De storm isvreeselijk. Bij den derden
werst begint het bedenkelijk terrein, acbttiem
meter opgehoogd, gevaarlijk voor zware vrach*
tenU hebt een trein uit twee*cn*dertig
waggons samengesteld; dat kan immcrs nic't!
Hij zou uit elkaar gerukt worden."
„Aha uiteen gerukt!"
Zwaar ademend liep de generaal op de ta*
rief*tabel toe, vervolgens naar de tafel; hij
snoof luid en ging dadelijk naar buiten. De
twee onderofficieren joegen nog steeds aan
elkaar voorbij; de wind huilde dreigend en ra*
zend over het kleine station en wierp droge,
korrelige sneeuw op als fijn gestampt glas. De
generaal liep over de rails* in het onzekere
licht verder; zijn vleezig gezicht in zijn pels*
muts weggeborgen, en klom even daarin in
den der waggons. In het gangetje, dat spaar*
zaam verlicht werd, stonden de officieren ciga*
retten te rooken, daarbij op den grand spu*
wend.
De generaal werkte zich tusschen hen door
naar een kleine deur, die knarsend openging en
toegang bood naar een ander compartiment.
Op een tafeltje bij het venster brandde flikke*
rend een kaars. Op den vloer snorde knotte*
rend een kacheltje, dat naar spiritus rook en
het compartimentje vulde met een zwoele, wee*
ke warmte. Op den divan zat, tusschen een
paar Amerikaansche en Japansche rietkoffers,
in een hoogopgeknoopte, met bont gevoerde
fluweelen jas een klein vrouwtje. Op haar blee*
ke wangen speelde een zacht*roze kleurtje, de
groote vogehoogen en de scherpe even gebo*
gen neus deden aan een uil denken.
De generaal greep met zijn groote, bevroren
hand naar haar warme handje, bekeek een
oogenblik de spitse, beringde vingertjes en
kuste ze hartstochtelijk.
„Waarom blijft de trein zoo Iang staan?"
vroeg ze met haar oogen lokkend.
„Ik verkeer in een moeilijk geval, Mimi, en
de hemel is mijn getuige, dat ik niet weet, wat
ik zal bevelen. Van den eenen kant worden we
bedreigd door de „Rooden", die het nabijgele*
gen station hebben bezet, en van de andere
zijde is er een zoo verschrikkelijke wind, dat
wij niets met den trein kunnen beginnen. We
hebben een lengte van twee*en*dertig waggons,
de locomotieven niet meegeteld, alles is opge*
propt. Op de open goederenwagens twee ka*
nonnen en oorlogsmateriaal. Na drie werst zijn
we als steentjes uitcengcstoven. O, als je eens
wist, Mimi, hoe bezorgd ik me voor jou maak!"
„Maar de zaak is toch zeer eenvoudig", ant*
woordde Mimi, half vertoornd, half geamu*
seerd; boos, omdat hij zoo dom was, en gea*
museerd, omdat hij niet zoo scherpzinnig was.
„Men moet natuurlijk alle wagens, uitge*
zonderd den wagen van den staf, afkoppelen
en doorrijden, onmiddellijk doorrijden."
De generaal trok de wenkbrauwen omhoog.
„Hoe bedoel je, afkoppelen, Mimi? Wat zeg
je daar, mijn uiltje? Moet ik de soldaten doen
afkoppelen?" i
„Maar binnen het half uur kunnen de bol*
schewisten toch hier zijn?"
„Niet in een half uur nog, misschien, Iaten
we zeggen. met een uurtje. Maar..., Mi*
mietje
„Beter dat de soldaten geofferd worden dan
wijZij doen de soldaten niets. De soldaten
zijn zelf alien bolschewistisch."
„Mimi, ik ben een oud*soldaat, ik kan je niet
aanhooren."
„En ik dan? En ik? Dus jij wilt, dat zoo'n
Rooie mij overweldigt? Voor je eigen oogen?
en mijn juweelen, mijn paarlen dan?Wil
jij dat dus?"
„Mimi", zei de generaal opstaande, „Mimi,
Mimi, Mimiherhaalde hij onrustig en ze*
nuwachtig, het compartimentje verlatend.
„Pf .f blies hij, toen hij terugtrad in
het gangetje. En voor hem lokten opnieuw de
diepe, jonge, warme oogen en de duivel
mocht het weten maar hij wist niet, wat hij
ervan denken moest. De officieren kwamen op
hem toe, hij antwoordde, de wangen opbla*
zend, minder uit toorn dan uit zwakte, met
trillende stem: t
„Onmogelijk, onmogelijk! Het is onmogelijk
te vertrekken".
Hij stak een cigaret op. Daar knarste een
deurtje en een helder stemmetje riep liefdok*
kend:
„WIadimir Pjetrowitsch, komt u even, als ik
verzoeken mag?" i
„Doe de deur toe", zei Mimi, toen hij bin*
nentrad. Zij legde haar pelsmantel af, rekte de
dunne, bloote armen, en trok uit haar blouse
een medaillon naar voren, dat op haar borst
hing.
„Kus mij", zei ze op den toon van een kind.
Haar stem was fluweelig zacht en haar -bewe*
gingen als van 'n poes. De generaal ademde
zwaar, boog zich en kuste haar op de plek,
waar het medaillonnetje hing. Hij werd geknuf*
feld en geliefkoosd en aan zijn verkleumde
wangen hoorde hij een kinderstemmetje spre*
ken: i
„Is het dan zoo moeilijk te doen wat je Mi*
mietje vraagt? Is het heusch zoo moeilijk, uwe
Excellentie? En zoU Mimi niet weten dankbaar
te zijn? Men kan toch heel ongemeskt afkoppe*
len en zonder fluiten wegrijden? Wie kraait
er naar? Of wilt u blijven en nooit, nooit meer
uwe Mimi omhelzen?
„Wat zeg je toch, Mimi mompelde de
generaal, langzaam opstaand.
„Maar mijn plicht als oud soldaat, mijn
eedmijn vaderland Rusland!"
Hij verhief zijn stem plotseling, maar tege*
lijk barstte hij in tranen uit.
„Ga heen, Wladimir Pjetrowitsch... later.,
ach, waarom zooveel tijd nu nog te verliezen!"
Over de rails huilde de wind nog harder dan
tevoren, als zou de hemel door de vorst uiteen
spatten, en het was moeilijk loopen langs dien
weg.
De telegrafist sliep op het bureau; de muts
hing hem dwaas*schuin op een oor; de machi*
nist van dienst richtte zich op en liep op den
generaal toe, zeggend:
„Vergeet niet de deur te sluiten", en geeuw*
de in de holte van zijn hand. I
„Welnu, mijn lieve man", sprak de generaal
luide, zich opblazend, „wij moeten buiten twij*
fel uit dit oord vertrekken. Zooals u bekend is,
speelt dede eommando*staf de eerste rol in
het leger, is van hm, hm actiever betee*
kenis dan de massa, de soldaten. Hij is de ze*
nuw van het leger, om zoo te zeggen, hij is zijn
hersenen, het leidende centrum. Voor den dui*
y.elj ,waa|toe,hQud ik voor u een voordracht?.
G5 heft te gehoorzameol Getest An wlssel*
wachter onmiddellijk de twee waggons met den
staf en de locomotieven af te koppelen. Wij
moeten weg, tot elken prijs!"
De dienstdoende machinist luisterde langer
dan gewoonlijk, waarop hij het hoofd boog
over den linker schouder.
„B©grepcn?"
„Ik zal direct het bevd overbrengen", ant*
woordde hij mat.
Op het perron kwamen de onderofficieren
op den generaal toegestapt; zij waren totaal
verkleumd en de bleeke lippen bewogen zich
moeilijk. Een van hen vroeg:
„Welnu, uwe Excellentie, zullen we spoedig
vertrekken? Een soldaat is al bevroren, een
ander bewusteloos konden we maar iets
doen, Excellentie!"
„Komt in orde, mijn jongen, we gaan aan*
stonds mompelde de generaal en wendde
zich af. Toen riep hij een figuur aan in't don*
ker: 1
„Hallo, wisselwachter, zct er eens gang in!"
„Waarom die wisselwachter, uwe Excellen*
tie? Wordt dc locomotief afgekoppeld?"
De generaal zette een dreigend gezicht, druk*
te het hoofd tusschen de schouders weg en
schreeuwde plotseling, tot verbazing van zich*
zelf, met barsche stem:
„Zwijg, hond! Wat heh jij je te bemoeien
met mijn bevelen?"* I
En loerend, vertoornd, zag hij hoe de onder*
officier hem sprakeloos*onthutst aankeek, te*
rugtrad naar zijn makker en beiden, terzijde
van de stationsklok, zwijgend«vijandig hun post
innamen. De generaal volgde intusschen, onder
hun blikken ineenkrimpend, de magere, grijze
gestalte van den wisselwachter, die onder den
trein dOorkroop; daarop vielen rammelend de
kettingen en gesmoord klonk het van de lippen
van den wisselwachter:
„0, mijn God... mijn God!"
De generaal stapte naar den waggon, een
rilling voer koud onder zijn dikken pels langs
zijn rug. Hij greep naar de leuning en wilde
juist op de treeplank springen, maar voelde
plotseling, hoe van achteren een paar harde,
ruwe handen hem aangrepen.
„Waar vlucht gij naar toe?" siste de onder*
officier razend. „Jij bent ook niet dom!"
De andere lachte hoonend en zei:
„Dat zijn me nu onze generaals! De soldaat
moet voor hen sterven, de soldaat moet voor
hen hun eer verdienen en, als er iets bijzonders
aan de hand is, moet de soldaat er op los trek*
ken. De grap is goed, Excellentie!"
De generaal rukte zich los, maar de handen
hidden vast. Ontzetting greep hem aan en
plotseling, in volslagen gebrek aan kracht, zak*
te hij op de knieen neer. j
„Broeders wat wilt ge?"
..Excellentie, gemeenschappelijk zijn wt] op
Moskou losgetrokken, gemeenschappelijk gaan
we ook het ongeluk tegemoet."
„Broeders
„Broeder!! Als dat zoo is, waarom spuugt ge
uw broeders dan in 't gezicht?"
„Zwij .g!" brulde de generaal opeens,
met verrukking voelend hoe de woede hem
plotseling kracht verleende. Zich losrukkend,
greep hij naar de deur, die krakend los sprang
en met zwarte vlekken voor de oogen riep hij
met vervaarlijke basstem:
„Adjudant Ramsaj, ik beveel u onmiddellijk
de locomotieven te doen bezetten. Mocht de
machinist weigeren, dan dreigt u met den re*
volver. Snel, snel
Een jongeman met zacht*vrouwelijk gezicht,
in een leeren jasje met bont gevoerd, sprang
vlot naar buiten en zwaaide de wit*gehand*
schoende handen. Een algemeene verwarring
ontstond, soldaten liepen schreeuwend langs
den trein; schor klonk 't:
„Broeders, komt naar buiten. Gaat liggen op
de rails; broeders, laat hem, als hij durft, over
onze lichamen rijden!"
De generaal stond op het platform, de ingang
met zijn voile breedte dekkend en de eerste,
die het wagen dorst hem te naderen, zou dit
zwaar bekoopen. De storm huilde, de trein
dinderde en piepte. En plotseling weerklonk,
vlijmscherp, in de lucht een gefluit; rook steeg
omhoog, de raderen knarsten en meteen zette
de trein zich in beweging.
„God... o God!.,, schreeuwden de solda*
ten,
De generaal bedekte zijn oogen. Gedurende
de dreunende vaart der beide wagons, die van
den langen trein losgekoppeld waren, zag de
generaal plotseling scherp de donkere lichamen
der soldaten voor zich, die dwars over de rails
lagen; de voorste word door de raderen gegre*
pen, die hem vermorzelden, de achtersten
sprongen op, stortten vloekend neer
„Ta*ta*ta", zongen de wielen, de storm stak
dreigender op, de kale velden hulden zich in
ijzige duistemis. 1
Zwijgend bij de deur van hun compartiment
stonden de officieren; droevig brandde het
kaarslichtje en zwaar was de atmosfeer van
cigarettendamp.
De generaal kwdm met moeite in zijn coupe,
sloot de deur en zonk uitgeput neer op een kof*
fer. Mimi rolde zich als een poesje op onder
haar plaid en keek met ondeugend*lachende
oogen naar hem op. I
„Ta*ta*ta" zongen de wielen en de noncha*
lante krulletjes van Mimi trilden op de maat
mee om de robijnen oorringen.
Steeds harder en harder joeg de trein, joeg
over de eenzame velden, in wedloop met den
huilenden, zwiependen wind....