DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Kluizenaar van Far-End
No. 216.
m npttsffl' mmwz mm?
Honderd zes en twinfigsfe Jaargang
1924
Afoonnementsprijs bij vooruitbctaling per 3 maanden f2.—fir. i>cr imst f 2 iw«c.« k
vVPL post 50* Bewjjsn. 5 ct- Advertentiepr. 25 ct. p. regel, grootere letters naar plaatsruimte.
VRIJBAG
Brieyen franco N.Y. Bock- en Handelsdr. y.h. Herms. Coster Zoon, Yoordam C9, Tel. Administr. No. 3.' Redactic No. 33.
12 SEPTEMBER
i 11
FEUILLETON.
§ta{tsnie«ws
Directeur: G H. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
door
Elise Wesselink-Rufgers,
(Nadruk verboden.)
Zij zaten samen op een kar aan den walk-
kant, dezelfde kar, waaromheen zij niet lang
geleden nog krijgertje sptelden, waarop zij
zich onder angstgilletjes ontelbare malen
door hem had laten op- en neervvippen.
Nu speelden zij niet meer en wipten niet
meer, maar de kar, vuiler en wrakker gewor-
den in den 'loop der jaren, was gebleven het
punt van hun samenkomen, als zij 's avonds
nog even op straat mochten.
op het water en hij wist maar al te goed, dat
onder de voor zaken heen en weer trekkenden
maar zelden koopers van zijn lekkemijen
scholen.
In zijn net pakje met bijpassende pet, waar
op de vergulde lettertjes, nuffig blinkend,
zijn .bij het buffetpersoneel behooren kenbaar
maakten, tripte hij een paar uur later het dek
op, worstelend tegen den fellen wind, zich
haastend, om de beschutte plek te bereiken,
waar de passagiers, weinig in aantal, hun
toevlucht hadden gezocht.
Bescheiden, doch met dringend gevraag in
zijn opblikkende oogen, hielcf hij hun uitnoo-
mm
»Mag je van je rnoeder?" informeerde Ja- I flj£!*g b*
pie, hevig belangstellend. 1
„Jawel!" zei Leentje losjes, onmiddellijk
zijnz onder inleiding uitgegooide vraag be
grijpend.
Wat zei ze?'
„Och, niks! Ze zal toch zeit ook wet eens
met een jongen naar de kermis zijn geweest!
Maar ik krijg geen cent!"
„Dat hoeft ook niet!" kwam Japie trots.
»I'k heb immers opgespaard, om
„Piet uit het cafetje om en hoek heeft een
rijksdaalder van zijn vader gekregen!"
„Een rijksdaalder?' Onnatuurlijk wijd
sperden zich Japie's oogen open. „Hoe weet
je dat?"
„Dat heeft hij mij verteld! Hij vroeg, of
ik met hem meeging!"
„Dat doe je toch niet?"
„Ik had toch al met jou afgesproken!"
op zijn linkerhand
„Chocolade, heeren!"
Een enkele antwoordde door een ontken-
nend boofdschudden, anderen keken over hem
weg; de meesten schonken hem zelfs in het
geheel geen aandacht; niet een van hen kon
vermoeden, dat het chocolade-ventertje in
ondraaglijke spanning verkeer.de, dat het
jeugdige hart onder het nette, donkerteauwe
buisje fel opbonsde in hoop en vrees.
Hij gaf het op.
Reeds wendde hij zich verdlrieifig af, om
weer naar beneden te dui'ken toen een stem
hem toeriep:
„Kom eens hier, jongen
Onmiddellijk een en al actie, prees hij zijn
waren aan met een hoopvollen klank in zijn
stem.
Na eenig zoeken en overleggen werd hem
lake's cevoelte harf'werH I een chccolade van veertig cent afgekocht;
fen door het leedwezen, dat uit haar stem op- tw^?..lavar.t'ies. rinlrinkten op het metalen Mad
klonk.
IJverig had hij weken achtereen elken cent
dien hij bemachtigen kon, opgespaard; zijn
weekloon moest hij onverminderd des Zater-
dags aan zijn rnoeder afdragen, maar wat
hem extra te beurt viel, vermoffelde hij in de
diepste diepten van zijn zakken.
Elken dag voer hij heen en weer op een
groote boot, als hulp van de juffrouw in het
buffet; tweemaal op elke reis deed hij een i a w - - x
ronde over de geheele boot, een groot blad T'g J WC!l: de Z1^ het m1
dragend, waarop pakken en rollefchocolade harl'
aanlokkelijk lagen uitgestald. -.cht blij gevoel, dat hem bijma tot de
Zijn aardigc stem In zijn gnijige, WauwJ wiTai
oogen brachten hem, vooral op Zondagen en - - TunctIe s' aa vcrl iC!'
Hij grabbelde in zijn zak naar een dubbel-
tje-
„Laat maar!" woerde de kcoper af.
„U zegt?" vroeg Japie, zijn geluk niet-
durvende gelooven.
„Laat maar, jengenDe rest is voor iou!"
Stralend nam hij zijn petje af
„Dank U wel, mijnheer
Hij wierp een onderzoekenden bl:k om zich
heenniemand scheen meer tot koopen ge-
feestdagen nog al eens een stuiver, ]a? s~oms j zweefden
wel eens een dubbeltje op van door uitgaans-
luchtig over het
stemming vrijgevig geworden koopers.
Deze buitengewone inkomsten vormden zijn
zakgeld voor vrjje dagen; ze veroorloofden
hem, af en toe voor Leentje een toetje drups
te koopen, waar zij dol op was; goedgunstig I
liet zij hem dan meegrabbelen in hef kilverigf I schok'- er-kwam- ^egmg m
goedje, oplettend dat hij er maar een tegelijk
nam
Maar sinds hij het plan had opgevat, met
haar naar de kermis te gaan, spaarde hij als
een echte gierigaard, elken avond zijn lang-
zaam aangroeienden schat natellend.
Nog maar een dubbeltje ontbrak er aan den
gulden, die hem en haar een genoeglijken
avond bezorgen moest.
En hij ondervond de waarheid van het
spreekwoord, dat zegt; „De laatste loodjes
wegen het zwaarst!" Dat eene dubbeltje
scheen niet in zijn zak terecht te willen ko-
men; op den vooravond van den grooten dag,
op den avond, waarop Leentje hem vertelde,
dat Piet uit het cafetje een heelen rijksdaal
der op de kermis kon verdoen, was hij nog
steeds niet in het bezit van den allereersten
Igan het tiental centen, dat hem ontbrak.
Des nachts droomde hij van groote hoopen
guldens en rijksdaalders, waarin de lange
Piet met beide handen graaide, terwijl hijzelf
tot toekij'ken was gedoemd. En Leentje stond
tusschen hen in, weifelend, nu eens luiste-
rend naar de stem van hun oude, trouwe
vriendschap, dan weer naar het lokkende ge-
rinkink van het geld.
Triestig stelde hij den volgenden morgen,
zoodra hij wakker werd, vast, dat het regen-
de en hard waaide; groote druppels kletter-
den, schuins aanschietend, in snelle opeenvol-
ging tegen de ruiten
Dat werd mis!
Voor zijn pleizier ging vandaag niemand
Juist toen hij zijn draai nam, om het trap'
gat te bereiken. deed een hevige rukwind hem
met een haastig gebaar maar zijn pet grij
pen.
Het blad in zijn hand helde door den
de kunstig-
opgestapelde rcllen en pakken; voor hij het
verhinderen kon, gleden drie tioode rolieu
met een vaartje over dten rand heen, naar de
verschansing toe en plcmpten na eenige
snelle cmwenteliingen met een dof klapje in
het door den wind woelige water, wanhopig
nagestaard door twee blauwe angstobgen.
Een oogenblik stond Japie als versteend
de wreede, grauwe golfjes deinden voort.
meedoogenloos, ongevoelig voor het droevig.
feit, dat tegelijk met hun opslokken van' de
drie gladde, ronde rolktn alle hoop, alle
vreugde, alle illusie uit een jeugdig men-
schenhart wegzonken, het ten prooi latenc
aan angst en jammer.
Toen redde de jongen zich, om erger te
voorkomen, haastig het trapgat in.
Halvcrwege de trap ging hij zitten, om de
grootte van de ramp, die hem getroffen had,
te overzien, om te kunnen nagaan, of het ver-
lies te dekken was met zijn arme, opgespaar-
de centen. Als een dreigend spoofed grijns-
de hem een inhouden van zijn weekloon aan,
wat van den kant van zijn rnoeder niet zonaer
coaangename handtastelijkheden zou worden
aanvaard.
Maar neen, dat ongeluk werd hem be-
spaardhet was juist, zooals hij had meenen
te zien: drie rollen van dertig cent waren' in
het wreede water, dat niets teruggaf, verdwe-
nen.
Met tragisch gebaar diepte hij 'uit zijn zak
zijn modzaam vergaardeiv schat op; "naast
de twee kwartjes op het blad legde hij acht
door Margaret Pedler.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont.
29)
Maar hij kwam recht op haar af en een
oogenblik later wist zij, dat haar aanwezig-
heid ontdekt was, want hij stond plotseling
stil en staarde door den s tree mend en regen
in de richting van het zomerhuisje. Toen kwam
hij met versnelden pas erop af en bleef op
den drempel staan.
„Wat duivel" begon hij, hield toen op
en staarde haar aan met een kluchtig-ver-
teasde uitdrukking in de cogen. „Zoo, is u I om haar te laten passeeren.
Sara sprang nu bijna op, toen, gesteund
dcor de verontwaardigde herinnering aan de
onhebbelijleheid van dezen man bij die vrce-
gere gelegenheid, bcog. zij zwijgend1.
Hij bleef haar met die eigenaardig spof-
tende uitdrukking aanzien, en zij was boos op
zichzelf, toen ze zich voelde blozen bij dien
onderzoekenden blik. Eindelijk sprak hij
weer.
„U schijnt een neigfng te hebben om op
verboden terrein binnen te dringen". merkte
bij draogjes op.
Sara's oogen schcten vonkenjj
„En u een neiging om de eenzaamheid te
zoeken," gaf zij terug.
Juist". Hij boog ironisch. „Misschien wilt
u wel zoo vriendelijk zijn daarmee rekening
te houden En hij ging beleefd op zij als
het?" zei hij tenslotte met een korten lach.
Weer trof Sara de doordringende blik van
deze oogen en toen een zonnestnaal plotse
ling uit de wolken schoot en op zijn gelaat
viel, zag zij wat eigenlijk de oorzaak van die
eigenaardige uitdrukking der oogen was.
Het licbte bnuin van de iris was onderbro-
ken door een smal, onregelmatig streepje
helder blauw en dat maakte het eigenaar
dige effect, dat Molly had getracht te beschrij-
ven, toen zij zeide, dat Garth Trent oogen
had, die „je deden opsprmgejj, wanneer hij
plotseling naar ie keck,"
Sara keek weinig vergemoegd naar den re
gen, die nog steeds in straomen neerviel. Toen
wende zij zich veronvwaat'd'gb tot hem.
„U wilt toch niet beweren, dat u er op
staat mij in dezen storm te laten vertrekken?
vroeg zij1.
„Weet u niet, dat u heelemaal geen- recht
heeft om hier te zijn, dat u de bepalingen
overtreedt weerdte hij koel af.
„Natuurlijk weet ik dat! Maar ik kon niet
denken, dat iemand in de gegeven omstan-
digheden bezwaar Icon maken, dat i'k tegen
J dig bep.al;i:ngen in handelde,"-
dubbeltjes nger, oetjes op een rij; met strak
gezicht daalde hij verder omlaag, zette zwij
gend het blad op de toonbank, keek toe, hoe
de juffrouw het geld zijn geld1 opnam
en den voon aad naging.
Wat zou hij tegen Leentje zeggen?
Zou zij toch met hem willen gaan, al kon
hij haar niets koopen?
Zou zij er genoegen mee nemen, met hem
langs de kramen te loopen en alleen door kij-
ken te genieten van de uitgestalde heerlijkhe-
den, allcen van buiten de tenten to- annschou-
wen, waarop de bonte aaaplakbiljetten aller-
lei wonderen beloofden, aan hen, die binnen-
traden
Hij' vreesde met groote vreez
Een dubbeltjeMet z'n beidenMaar neen,
hij kon het haar heelemaal alleen laten be-
siedenMaar wat was dan nog een dubbel
tje?
Werktuigelijk klauterde hij; weer naar bo-
ven en ging, klein, eenzaam, zielig figuurtje.
bij de verschansing naar het grijsgrauwe ver-
schiet staren, allerlei droeve aanklachten te
gen het noodlot formuleerend
Hoe lang hij daar stond, wist hij niet
Hij omtwaakte met een schok uit z'n som
ber gepeins bij het opgalmen langs de trap
van een snauwstem, die hem toeriep:
»Zeg, jongen, sta je te slapen? Hoor je
niet, dat ik je roep?"
Gewillig dook hij naar binnen, even met
den rug van zijn hand langs zijn oogen strij-
kend, waarin een verraderlijk vochtige glans
achterbleef.
,;Blijf even hier!" gebood de juffrouw, hu-
meurig om zijn suffig do en.
Zij verdween in het nauwe gangetje ach-
ter het buffet en Japie nam haar plaats in.
Als getrokken door een magnect, bestaar-
den zijn blikken de geldlade, waarin het sleu-
teltje stak; hevig streed hij een oogenblik in
stilte met z'n beter „ik", dan opeens, als ge-
dreven door een wil, sterker dan de zijne,
strelde hij de hand uit, trok de lade open;'het
kreunend gepiep deed even zijn schuldig hart
in sclirik opbonzen.
Bedaard overleggend, nam hij een1 rijks
daalder af van een hcopje door-elkaar-l:iig-
gende geldetukken en liet hem in zijn zak
glijden bij het eenzaam daarin achtergeble-
ven dubbeltje, waartegen het met een nauw
hoorbaar klikje aantikte.
De lade piepte dicht en Japie zonk terug
op zijn steel.
De juffrouw verscheen, onhoorbaar als
een schim en cntsloeg hem met een knikje
vm zijn waamemingspost. Onverschitljg
wipta hij op, keek de juffrouw in het voorbij-
gaan vlak 'in- de oogen en staple fluitend de
trap op.
„B'lijf in de buurt!" waarschuwde de
snauwstem.
Jawelriep Japie terug.
Weer stead hij, tegen de vfersettaneTng ge-
leund, over hat water te turenzijn gedach'
ten waren licht en Mij, zijn oogen glansdien
Liefkoozend omiklemden zijn vingers het
barde geldstuk in zijn zak: genietend van het
trotsche gevoel van „bezit", berekeinde hij
wat hij met een depgelijke uitgaansikias wel
zou kunnen dcen.
's Avonds kwam Leentje pas laat naar
buiiten, veel later dan hij haar in zijn tinte-
lend -ongeduld had vervvacht; zij had zich
nuftig cpgedirkt met een grooten strik in het
cpgestcken haar en zij had zich behangen
met alles, wat zij aan kralen en sieraadjes
bezat.
„Wat ben je laat!" verweet W.,
„Ik mocht eerst niet van rnoeder T ant
woordde zij
gen dan jij en hij is er al zoo idiibwijls ge
weest, dat hij precies weet, wat aardig is en
wat nietEn ik will nu eemmaal met hem!"
kribde zij tegen haar eigen weekworden om
zijn ongelufegezicbt in. „Dag!"
Japie vergat, haar greet te beantwoorden.
Hij droop af, naar huis, als een geslagen
hond.
Hij wist naar boven te sluipen zonder ge-
zien en ondervraagd te worden door de huis-
genooten, die zich ongetwijfeld over zijn mis-
lukten kernusgang vroolijk gemaakt zouden
hebben.
I;n zijn afgescho-ten hokje onder de pannen
zette hij zich in een hoekje neer, ineengedoken,
als een zielig hoop je menschelijke ellende; de
betoovering, waarin het heerlijke vooruit-
zicht hem gehouden had, was gebroken, de
nevel_ was van voor zijn oogen weggetroikken.
Hij was zich ervan bewust geworden, dat
hij een dief was! Een dief, die te de gevange-
nis tliuis hoorde, een dief, die geen eeriij]
mensch meer in de oogen zou kunnen kijken
Vol bititerheid bedaclit hij, dat Leentje nu
met langen Piet gcede sier maakte van; den
gekregen rijksdaalder, terwijl hij alleen in
donker zat met den gestolen rijfedaalder, die
hem als vuur scheen te branden, zoo 'dik-
wijls hij hem aanraakte.
Na een verschrikkelijfcen nacht, waarin hi;
geen oo'g toedeed, ging hij met den mora
der wan hoop, niet wetend hoe hij zich red
den zou uit wat onvermijddijik komen moest,
naar zijn werk.
Beneden gekomen, om; zijn gewone kleeren
tegen; zijn keurig pakje te verwisselen, zag hij
met een schok, dat de geldlade op een kier
stond, niet zooals andere leeggemaakt was!
Hij durfde het wonder bijna niet gelooven,
vrceg zich in grenzenlooze verbazing af, of
de kermis misschien het hoofd van de orde-
lijke, prsciese, snauwerige juffrouw op hoi
had gebracht evenals zijn arm, jeugdig onbe-
zonnen hoofd!
Hij dacht niet verder! Snel als het
weer
licht, liet hij den rijfedaaldfer, glimmend ge
worden in zijn warmen zak, terugglijden op
zijn cudte plaatshij slaakte een zucht van
onuitsprekelijke verlicbting en schoot vlug
zijn blauw jasje aan.
Zij jokt!" dacht Japie te een plotseltegen
flits van helderziendheid.
„Maar het hindert voor jou niet, dat ik
laat ben ging zij iuchtigjes voort.
„Waarom niet?"
Ik ga toch maar liever met Piet!"
„Omdat hij...."
„Och, daarom niet alleen!"
I'k heb evenveel als hij
„L>at kan wel, maar hij is veel leukef jion-
„U meet mij niet beoordeelen naar andere
menschen", antwoordde hij kalm. „Ik ben
niet zooals zij."
„Neen, dat bent u zeker niet", stemde Sara
dadelijk toe.
„En uw toon zegit er bijgoddank", vulde
hij aan met een flauwen glimlach. „Nu, goed
dan", ging hij op norschen toon voort, „blijf
als u wilt als u tenminste maar niet van.
mij verwacht, dat ik u gezelschap houd."
Sara haastte zich te antwoorden, dalt zij
dat absolute niet verlangde, en hij nam, zijn
pet af en wandelde weg in den regen.
Een tien minuten gingen vooroij en nog
steeds viel de regen even hevig neer, er scheen
geen eimd aan te komen. Sara liep ongedul-
dig heen en weer, en ging aan de open zijde
van het huisje kijken of de zware wolken1 niiet
zouden breken.
Er scheen geen kans op en zij was juist
van plan maar weer te gaan zitten op die
bank binnen in het huisje toen vlugge stap-
pen links van haar weerklonken en Garth
Trent weer verscheen met een paraptu en een
heeren overjas over zijn arm.
„Het zal nog wel een goede twee uur blij-
ven regenen", zei hij kortaf. „U deed beter in
huis te komen."
Sara staarde hem aan in stilte verbazing,
die uitnoodiging was zoo totaal cmverwacht,
dat zij; een oogenblik geen antwoord kon vm-
den.
OORLOG AAN DEN OORLOG!
Onder bovenstaande leuze had gister-
avond op de Paardenmarkt 'n meeting plaats,
georganiseerd door de afdeeli-ngen Alkmaar
van de S. D. A. P. en den A. B. B. en ten
doel hehbende op te wekken tot bijwoning
van den antioorlogsdag van de S.D.A.P. op
21 September a.s. te Amsterdam te houden.
Het gure weer was oorzaak, dat bij het
aanvangsuur half zeven slechts enkele
belangsteljenden, eenige muzikanten, en de
noodige rechercheurs en politieagenten' aan-
wezig waren.
Om 7 uur echter werd de belangstelling
gaandeweg beter en toen de arbeidersmuziek-
vereeniging „Excelsior" een nummer ten bes-
te gaf waren al gauw een naar schatting
vierhondterd belangstellenden ter plaatse.
De heer A 1 f r i n k, voorzitter van den
A. B. B., beklom het gei'mproviseerde spreek-
gestoelte en sprak de verzameldeni toe, de
aandacht vestigende op den anti-oorlogsdag
te Amsterdam, zeggende, dat daar den kapi-
talisten en de regeerders aan het verstand
moet worden gebracht, dat de arbeiders het
niet langer dulden, dat zij worden afge-
slacht. Wij hadden gemeend, aldus spr., dat
de arbeiders moeten worden opgewekt om
met ons op te trekken op 21 September naar
Amsterdam. Wij meenen, dat ook voor Ne-
derland het oogenblik is gekomen om tot
ontwapening over te gaan. Wij hebben ge-
zien, in de laatste jar-en, die achter ons lig-
gen, tot \velk een ellende de theorie van „wie
den vrede wil, bereide zich voor ten oorlog"
ons heeft gebracht. Wij zeggen daarentegen:
wie den vrede wil, bereide zich voor op dezen
avond op te trekken naar Amsterdam".
Spr. gaf het woord aan den heer W e s
terhof. Deze zeide o.m.: Als wij ons ge
„Tenzij uvoegde hij er bij op snijdenden
toon, haar stilzwijgen verkeerd opvattend,
„tenzij u bang is de regels van wdvfbegelijfc-
heid te overtredeni?"
„Ik ben heel wat meer bang om kon the vat-
ten", antwoordde zij dadelijk en maakte zich
gereed het huisje te verlaten.
„Hier, doe dlit aan", zei hij barscb, terwijl
hij de jas ophield die hij had meegebracht.
„U hoeft niiet natter te worden dan noodig
is."
Hij hielp haar in de jas en knoopte die met
zorg onder haar kin vast. Zijn handige bewe-
gingen en rustige bezorgdheid vormden een
eigenaardige tegenStelling met de onver-
schillige houdling, waarmee hij haar dezen'
kleinen dienst bewees. Hij deed alles zoo za-
kelijk en onverschillig, dat Sara zich voelde
als een kind, dat aangekleed wordt door een
preciese, maar hiets voor haar voelende kin-
derjuffrouw. Toen hij den laatsten knoop van
de lange jas had1 vastgemaakt, die haar tot
de hielen reilkte, zette hij de paraplu op en
hield die boven haar.
„Blijf dicht naast mij", zei hij korfaf en
verder maakte hij geen enkele opmerking
tetdat zij het huis hadden bereikt en samen
te de ouderwctsche hall stonden, die blijik-
baar zijn woonkamer was.
..Hier deed Trent haar de jas uiih en terwijl
zij haar voeten stond te warmen. bij het groote
btokkeayuur, dat te den haard brandde,
reed maken in. Nederland! te demonstreereni
voor den wereldvrede, als wij aan het ver
stand van de arbeiders willen brengen, dat
zij daarvoor hebben te zorgen en te strijden,
dan ziet iedereen hoopvol op naar de sociaal-'
democraten. De naam MacDonald is als een
verlossend woord over de geheele .wereld ge-1
gaan. Zelfs de christelijke bladen erkennen,
dat MacDonald) Herriot de groote man-
nen zijn, die den g zijn ingeslagen die de
menschheid kan "gen naar den wereldvre
de, waamaar zij srnacht. Het is niet aan mij
in dit korte oogenblik daarvan veel te zeg
gen, enkel dit: De wereldoorlog heeft de hel1
zelve op aarde doen nederdalen. Nooit Is er
iets zoo wreed en zoo baxbaarsch over de
wereld gekomen.
Paulus heeft een profetisch woord gespro-
ken, toen hij zeide: De geldbegeerte is de
wortel van alle kwaad
Spr. betoogde, dat bij een eventueel volgen
den oorlog, die een stikgasoorlog zal zijn,
bijna geen mensch zal overblijveiu
Tegen de macht van den oorlog kan slechts
een machthet winnen: de macht van den
goediwilligen. Alle menschen, die zeggen: het
moet uit zijn, worden door ons opgeroepen
met ons te vechten en te strijden voor den'
vrede.
Ieder onzer weet, dat wij ons ideaal niet in
een keer zullen bereiken. Jarenlang moet
worden geageerd om de domme massa wak
ker te maken.
Twin tig millioen menschen zijn het slacht-
offer geworden van den wereldoorlog, nie
mand kan een oogenblik beseffen welk een
geest van ellende en leed over de wereld is
gekomen
Als hier en daar een roofmoofd plaals
Vin-dt, als daarbij een menschenleven niets
wordt geacht te zijn, dan zijn wij ontsteld
over zooveel laagheid. Geen organisatie ech
ter en geen vorm van macht door de regee-
ring naar voren gesehoven kan de daad van
den oorlog kleiner maken en het -eed daar
van niets doen zijn en ontkennen, dat moord
moord is
Wij moeten, alien te zamen, een groote ge-
weldige macht gaan vormen, want anders
zal een tweede oorlog zeker moeten komen.
Duitschland, dat ondergaat aan eigen leed,
eigen woorden en eigen zonden, dat roept
weer om een nieuwen oorlog.
Spr. deed1 een beroep op de moeders om
mede te helpen den oorlog te verhinderen.
't Is soms zoo moeilijk de mannen en vrou-
wen te doen begrijpen, hoe nameloos groot
de ellende van den oorlog is, maar aan den
anderen kant is het ook de taak van Neder
land; hoe klein ook, voor te gaan met Dene-
marken in de ontwapening. Want in Dene-
marken gebeurde de socialist Branting
deed een voorstel tot ontwapening kan In
ons land, dat uit hoofde van. zijn geografi-
s-che ligging toch onverdedigbaar is, ook ge-
beuren. Ons land kan een propaganda insti
tute voor de gansche wereld zijn.
MacDonald heeft gezegd, aldus spr.
zoowaar ik leef, de vrede zal komen over de
wereld en mijn persoonlijkheid, mijn gansche
ik, zal daaraan gewijd zijn. Herriot zeide:
De volkeren zullen tot elkaar moeten komen
en de Volkenbond zal de kwesties, die tus
schen de volkeren. onderling mocht rijzen, op
vredelieven.de wijze oplossen en beslechten.
Zooals wij hier zijn, vervolgde spr., een
klein gedeeltetje van een groot geheel van
het volk, dat uit millioenen kletee deeltjes be-
staat, moeten wij tot elkaar zeggen: Ook ik
wil strijden voor dien mooien en grooten vre-
dc- Op 21 Sept. moet de grootste stoomboot,
die wij in Alkmaar kunnen krijgen, vol zijn
met menschen, die naar Amsterdam gaan,
waar wij Noord-Hollanders zullen demon-
streeren voor den wereldvrede.
Wij, sociaal-democraten, die een nieuwe
wereld willen brengen, een wereld waarin
ieder een plaats aan den diseh kan erlangen,
wij zijn er meer dan wie ook toe gedrongen
mede te demonstreeren tegen den oorlog. Wij
schelde hij zijn bediende en gaf order thee te
brengen, zoo kalm alsof vrouwelijke bezoek-
sters een 'dagelijksche gebeurtenis waren.
Sara zag even het gezich t van Judson die
hyna versteende van verbazing, toen hij wed
ging om de bevelen van zijn meester uit te
voeren en, denkend aan haar laatste ontmoe-
ting met hem, lachte ze bijna hardop.
„Gaa'ti u zitten alstublieft", zei Trent. En"
met een blik op haar voeten u 'deed
beter die natte schoenen uit te trekken."
Er was iets in zijn korte manier van beve
len alsof hij een sergeant was, die recru-
ten moest drillen, dacht Sara dalt haar tot
verzet pnkkelde. Zij strekte haar voeten uit
tegen den gloed van het vuur.
„Neen, dank u!" anhvoordde zij luchtiig
„Ze zullen zoo wel drogen."
Terwijl zij sprak keek zij op en om+moefte
een bhk van zijn oogen, die haar scheen als
de flikkering van een zwaard. Zonder haar
een antwoord te verwaardigen, knielde Mi
naast haar neer en begon haar schoenen, los
te rijgen, tnok ze eindelijk uit en legde zc met
de zolen naar boven, vcor het vuur om te
drogen. Toen streek hij even met de h.-nd over
•?ar kous.
,,Drijf naf', merkte hij kortaf op. „Die
zijden dwaashedfen moeten ook uit."
Sara sprang op
„Neen zei ze vastbestoien. „Dal§ zte met
gebcuren!" -1
(Wordt yeryplgd.)"
ALRMAARSCHE COURANT.
T1 nin'o r/vzil i rv T> ,.L 3 I'M