f 05 r w Kippen en Konijnen. mm minsfe opme-rkelijic hoevelen tie waarschu wing maar afwachten. Er zijn er echter ook heel wat, die na het ontvangen van de waarschuwing nog Oost- Imdisch doof blijven. Zoo iemand krijgt dan, als hij de waarschuwing in den wind slaat, een a a n m a n i n g om binnen drie dagen te betalen. Voldoet hij dan nog niet aan zijn vcrplichting, dan wordt eendwangbevel tegen hem uiigevaardigd; er kan beslag op zijn bezit worden gelegd en dit kan, zoo noo- dig verkocht worden; ook kan onder bepaal- de voorwaarden beslag worden gelega op loon of op geld, dat de nalatige van anderen te vorderen heeft. In de laatste jaren sehijnt het aantal na- latigen sterk te zijn toegenomen, zoo sterk, dat er een achterstand1 in de administratie is ontstaan, die den ambtenaren heel wat last en werk veroorzaakt en ook voor de goed- willenden bezwaar oplevert, want elke admi nistratie, die niet vlot werkt, geeft vertraging ook voor derden. De minister van Financien heeft mi een wetsontwerp ingediend om aan dien last te cntkomen. Bovendien meent hij, dat in dezen tijd, waarin de schatkist geen schatten meer inhoudt, het Rijk niet kan dulden, dat trage belastingbetalers niet aan hun verplichtingen voldoen en den Staat benadeelen; want de otaat heeft het geld noodig en moet, omdat de tragen niet betalen, geld opnemen tegen vrij hooge rente om zelf aan zijn verplich tingen te voldoen. En die rente wordt niet betaald door de sdiuldigen alleen, maar ook door de onsehuldigen. Verandering moet er komen. Er moet wat minder omslag worden gemaakt met de tra ge betalers en daardoor kan er heel wat werk van de ambtenaren bespaard Worden. Het eerste spoediger tot dwang overgaan is finandeel voordeel voor den Staat; het tweede, besparing van werk, kan leiden tot vermindering van personnel en kan dus ook finandeel voordeel opkveren. De Minister wil nu de waarschuwing laten vervallen en dus op de eerste aanmaning, den harden dwang laten v maar dan niet binnen 3 dagen, die de aanma ning moeten verloopen, eer dwangbevel wordt uitgevaardigd, maar na 10 dagen. In drie dagen is het aantal achterstalligen niet te verwerken; men zou er een klein le- gertje van ambtenaren op moeten na houden om alle vervolgingsstnkken gerecdi te maken. Ziet men de cijfers, die de Minister aanvoert, de cijfers, die het aantal afwachtenden in de vier grootste gemeenten van ons land aange- ven, dan rijst de vraag, of daar de accurate betalers niet tot de zeer bijzondere uifzonde- ringen behooren; en verder blijkt uit die cij fers, dat 61 procent van de gewaarschuwden de aanmaning afwachten en dat 30 proc. er van na de waarschuwing betaalden, en 23 proc. na de aanmaning, terwijl 38 proc. een dwangbevel noodig achtten, alles in het jaar 1923. De Minister besluit er uit, dat de {Kaarschuwing niet veel baat en daarom kan jpervallen. Dat zal voor de administratie een bespa ring van werk zijn; het geld zal, omdat de tijd van afwachten verkort wordt, wat spoe diger binnenkomen, en komt het niet binnen, dan zal wat eerder tot werkelijke vervolging worden overgegaan. Bovendien wil de Minister de noodig ge worden uitvoering van het dwangbevel wat vereenvoudiging. Bij in-bes!agneming van Toerende goederen moet de deurwaarder, die met de executie belast is, zich door twee ge- tuigen laten bijstaan en dan een bewaarder over de in beslag genomen goederen aan- stellen. Meestal wordt, om kosten te voor- komen, de belastingschuldige als bewaarder jjwngewezen of een van de huisgenooten. "Maar weigeren die, dan.moet wel een van de getuigen als zoodanig optreden; dan is ech ter de deurwaarder verplicht weer een plaatsvervanger voor dezen getuige op te sporen, wat tijdverlies beteekent. Is de man afwezig, dan zou de deurwaarder de bewa ring aan de vrouw kunnen opdragen, maar deze aanwijzing moet door den man worden goedgekeurd; weer tijdverlies en oponthoud! De Minister wil dit voorkomen door den deurwaarder de bevoegdheid te geven de(n)- gene, tegen wie(n) beslag is gelegd ook zon der zijn goedkeuring +ot bewaarder aan te stellen en het beslag te doen, met een getuige of zelfs zonder getuigen. Vooral in de groote steden is dit laatse van veel belang, omdat daar meestal belasting-ambtenaren als ge tuige worden genomen en dezen voor een bloote fQrmaliteit aan hun eigenlijkc werk worden onttrokken. En deze vereenvoudiging heeft ook voor den wanbetakr nog een voor deel, omdat zoodoende he tbewaar- en het getuigeloon. wordt uitgewonnen. Wordt deze gewijzigde regeling wet, dan Is het niet onwaarschijnlijk, althans moge- lijk, dat de be'asdngbineaen wat vrccger dan nu worden uitgereikE irts, waarop al meer dan eens is aangedrongen en wat zoo- vee! te wenschen overliet, dat niet lang ge- leden een bijzondere regeling werd getroflen voor hen, die het biljet tc laat ontvingen en daardoor voor het geva1 stonden, dat zii in- eens het voile bedrag zouden hebben moeten storten. Er wordt tegelijk nog een andere wijzi- ging voorgesteid. Wanneer de belasting bin nen zekeren tijd niet betaald is of geen ver volging heeft plaats geted of de vervolging geen succes heeft gehad, is de vordering verjaard. Het gebeurt nu en dan, dat een be lastingschuldige verdwenen is en zijn ver- blijfplaats in het buitenland niet bekend is. In zoo'n geval is de vervolging onmogelijk en zou zich schuil houden in het buitenland een mi-ddel* kunnen zijn om aan de belasting te ontkomen. Daarom wordt in overweging gegeven om te bepalen, dat de tijd, dat de belastingschuldige in het buitenland metter- woon gevestigd is, niet meetelt voor de ver- jaring. XIV. De broomverfdruk berust op het feit, dat een gelatine-laag, die gelooid is met bepaalde stoffen, geen water opneemt, terwijl niet ge- looide gelatine veel water tot zich trekt. Zoo- als bekend is, bestaan bromide- en gaslicht- papieren uit een papier, waarop een zilver- houdende gelatinelaag ligt. Door nu een ontwikkelde bromide- of gas- lichtafdruk in een bepaald bad te brengen, kunnen >vij zorgen, dat in de lichten de gela tine niet wordt gelooid, in de halve finten eenigszins, en in de schaduwen volledig. Wanneer wij dezen- aldus behandeldcn af- druk in water brengen, zal de gelooide gela tine dit niet opnemen, de halve "tinten eenigs zins, terwijl de hooge lichten sterk water zul- !lcn opnemen. De met water verzadigde gelatine hecht geen yette verfstoffen, zoodat wij door op een geschikte mamier vette verf te brengen op dien gelooiden en in water geweekten afdruk een positief yerfbeeld zulilcn krijgen. De eerste ver- eischte is dus een contactdruk of een ver- grooting naar een negatief. Dit negatief mag noch te dicht, noch onderbelicht zijn. Kleine fonnaten 21jn voor den broomverfdruk niet ge- schikt, men gebruikt dus van negatieven, klei- ner dan 10 bij 15 c.M. geen contactdruk- ken, maar uitsluitend vergrootingen. Men drukt af of vergroot op zware bromi de papieren, b.v. Gevaerts Orthobrom no. 47 F. Het papier moet worden ontwikkeld met amidql, andere ontwikkelaars zijn onbruik- baar. De amidol ontwikkelaar is als volgt sa- mengesteld: water 300 cc., natrium sulfiet 6 gr.amidol K gr. De kristallen natrium sulfiet fijnstooten en oplossen in het water, daarna de amidol. Op een brievenweger is H gram niet af te wegen, een klein theelepeltje, glad afgestre- ken, is ongeveer gram. De afdruk moet zoo lang zijn belicht, dat, zonder het gebruik van broomkali, de ontwik- keling onoeveer drie minuten duurt. Indien het eenigszins mogelijk is, geen broomkali ge- bruiken. Na het ontwikkelen de foto vijf minuten spoelen in een flinke hoeveelheid water. Ver- verschen is onnoodig, mits het water niet be- neden kamertemperatuur is. Daarna wordt de afdruk gelooid in het volgende weekbad: water 170 c.c., broomkali 12 gr.; kopersulfaat 20 gr.; kalicum biechro- maat 0.5 gr. Bereid dit als volgt: Los eerst de 12 gr. broomkali off in 60 c.c. water, dan de 20 gr. kopersulfaat in 100 c.c. water, en voeg deze oplcssingen in volgorde bij elkaar. Dit bad is houdbaar, totdat het kleurloos wordt. De gespoelde afdruk wordt nu met de laag naar boven in het bleekbad gebracht en voortdurend geschommeld. Het zwarte beeld verdwijnt weldra en na- dat het geheel onzichtbaar is geworden, wordt de copie uit het bad genomen, eenige minuten gespoeld en daarna in het volgende fixeerbad gebracht: water 300 c.c., fixeerna- tron 60 gr. Het fixeeren duurt 10 minuten en wel de eerste 2 minuten met de laag naar boven, daarna met de laag naar beneden. Voortdu rend schommelen is een vereischte. Daarna wordt vijf minuten gespoeld in zacht stroo- mend water. Nu wordt de foto in water van lichaams- temperatuur geleod, om daarin ongeveer viif minuten te blijven. Hierbij houde men in het oog, dat, hoe liooger de temperatuur van het water is, hoe harder de verfdruk wordt. Daarna wordt de foto in de verf gezet. Daartoe wordt ze nat op een glazen plaat gelegd, natuurlijk met de laag naar boven, dan even gewreven met een in benzine ge- drenkte prop watten, afgedroogd met een zeemleeren lap en daarna in de verf gezet. Dit gebeurt als volgt: Koop een varkensharen kwast met schuine snede, waarvan de middellijn ongeveer drie centimeter bedraagt. De verven zijn speciaal voor den broom verfdruk in den handel, en zijn in alle kleu- ren verkrijgbaar. Ook verdunningsmiddelen zijn te koop; men kan er zelf een maken van 10 c.c. ongekookte lijnolie en 2 c.c. lavendel- olie. Gebruik als palet een stevige glasplaat en druk hierop een strookje verf uit van on geveer 3 millimeter lengte. Strijk deze verf uit over een oppervlakte van ongeveer negen vierkante centimeter met een zoogenaamd plamuurmes, dat huis- en decoratieschilders gebruiken voor het uitstrij- ken van plamuur of slappe stopverf. Druk de kwast goed in de ve?f en klop hem nu uit op de plaat, zoodat daar weer verfvlekken ont staan, afnemend van dichtheid. Druk nu met deze uitgeklopte kwast stevig op die plek van de foto waar de contrasten het sterkst zijn. Er komt daar dan een verfvlek. Breid deze vlek uit, door in de omgeving van de eerste weer te drukken met de kwast. Om het contrast te voorschijn te brengen, drijft men door snel stooten met de kwast de verf uit de lichten in de halftinten en schadu wen. Daarna wordt de bewerking herhaaid in de andere deelen van de foto. Houdt de kwast geen verf meer, neem dan verf van die vlek- ken op het palet, welke zijn ontstaan door het uitkloppen van de kwast. Op deze wijze wordt dus de foto van het midden uit in de verf gezet. Is dit afgeloopen, dan egaliseert men de verflaag door de kwast, zonder deze van verf te voorzien, zachtjes duwende (dus zonder stooten), over de geheele oppervlakte te be- wegen. Nu kan de afdruk nog gedeeltelijk worden verbeterd. Wanneer een schaduwpartij niet donker genoeg is, kan de verf daar worden los geklopt door een stevigen tandenborstel dien men aan't eind van den steel vastneemt, en snel op het papier doet neerkomen. Wan neer de verf niet pakt, dient zij te worden ver- dund. Daartoe wordt een druppeltje van het verdunningsmiddel goed door de verf gewre ven. Pakt ze dan nog niet, dan weer een druppel, nooit echter een scheutje tegelijk. Wanneer het in de verf zetten lang duurt kan het voorkomen, dat de gelatine indroogt, wat te merken is aan het feit. dat de hooge lichten ook verf aannemen. Dan moet het opnieuw worden geweekt, op de glazen plaat gelegd, en gedroogd met de zeemleeren lap. Eventueel hierbij optredende vlekken zijn niet blijvend, ze verdwijnen bij het opnieuw in de verf zetten. Het weeken moet gebeuren met de laag naar boven. E)e kwasten moeten na gebruik steeds in benzine worden gewasschen. Het is natuurlijk mogelijk een foto in meer dan een kleur te verven. De techniek verandert daardoor principieel niet. Wanneer het in de verf zetten door een of andere oorzaak is mislukt, of wanneer de kwasten hebben uitgehaard, kunnen we het heele yerfbeeld yerwijderen. We legmen, daar toe de foto met de laag naar boven In koud water en wasschen onder water de verf weg met proppen watten, die in benzine zijn ge- drenkt. Nadat het in de verf zetten is afgeloopen, moeten de afdrukken worden gedroogd. Ze worden daartoe met punaises op een plank gespannen en in een stofvrije, warme ruimte gezet. Het drogen gaat heel langzaam, duurt meestal meerdere dagen. SPROKKELS UIT DE PRAKTIJK. Aannemende, dat het groothoenderbedrijf oordeelkundig wordt uitgeoefend, welk be- stand vindt men dan daar op bijv. 1 October als het nieuwe boekjaar begint en hoe is de behandeling der hoenders in de volgende wintermaanden? Men zal er dan vindens, 1. Oude fokhanen. In ieder groothoender bedrijf zijn er fokhanen, welke reeds in een of zelfs meer fokperiodes hebben 'dienst gedaan en hoedanigheden hebben, welke door den fokker op prijs worden gesteld en daarom worden aangehouden. Dat zulke dieren in al le opzichten aan de standaard-eischen van het ras voldoen, behoeft geen betoog. Zijn deze fokhanen aan elkander gewend, dan worden zij bij elkander gehuisvest, zoo niet, dan dienen zij ieder afzonderlijk gehuis vest te worden, met een daghok en zoo moge lijk met een stuk groenland (gras plus haver) als uitloop. Deze fokhanen zijn of komen in derr rui en moeten derhalve alles hebben om dien" rui zoo goed mogelijk door te komen. Zij mogen in dien tijd een weinig vertroeteld worden. Zoodra evenwel de rui achter den rug is, worden zij geleidelijlc op onderhoudsvoer ge bracht, d.w.z. op volop en zoolang mogelijk versch groenvoer en graanvoer, dat zij korrel voor korrel uit het strooisel zullen moeten opzoeken, daar zij anders lichtelijk te vet zouden worden en ongeschikt zijn voor hun taak als het foktijdperk aanbreekt. Tegen dien tijd worden zij nogmaals aan een scherp onderzoek aan den lijve onderwor- pen, om uit te maken of zij zich geheel van den rui hebben hersteld en wederom krachtig zijn voor de fokkerij. Zoo ja, dan worden zij door krachtvoer en beweging in goede fok- conditie gebracht en op tijd bij den foktoom geplaatst. Zoo neen, dan is dat aanhouden een strop voor den fokker en spoedig oprui- men door de slacht een vereischte. 2. Jonge fokhanen. Gedurende het opvoe- dingstijdperk zijn de kuikens voortdurend opmerkzaam gadegeslagen geworden, gelei- delijk alle minderwaardige exemplaren ver- wijderd en tijdig de haantjes van de hennetjes gescheiden. Alleen die haantjes worden aangehouden, welke aan de standaard-eischen van het ras voldoen en welke zich geheel zonder stoornis krachtig hebben ontwikkeld. Alle andere exemplaren worden gaandeweg opgeruimd. Aangezien deze haantjes bij elkander zijn opgevoed, kunnen zij bij elkander blijven, wat besparing van huisvesting geeft. Evenals de oude foktoomen, moeten zij een daghok en zoo mogelijk een stuk groenland (gras plus klaver) tot uitloop hebben. Daar de jonge fokhanen nog uitgroeien en zij tegen het begin van de fokperiode zoo krachtig mogelijk moeten zijn, zal de voeding een andere moeten zijn dan voor de oude fok hanen, en wel krachtvoer met volop en zoo lang mogelijk versch groenvoer, benevens graanvoer dat zeer zeker ook door hen korrel voor korrel uit het strooisel moet worden op- gezocht. Dat krabben en scharrelen is beslist noodzakelijk voor een verdere krachtim- ont- wikkeling van het lichaam en om het vet worden tegen te gaan. De hoeveelheid kracht voer moet met het oog op dit laatste ook maar even voldoende zijn, terwijl de droog- voer-methode hier minder op haar plaats is. Door af en toe een onderzoek aan den lijve te doen, kan de fokker zich overtuigen over den toestand van de dieren. Van de jonge fok hanen is den fokker niets anders bekend dan de afstamming; door bijv. in December de jenge hanen bij de jonge hennen te plaatsen kan hij zich overtuigen van de mate van vu- righeid. Door de vurige hanen te merken en de overigen een tijd later nogmaals te laten proefstoomen kan hij een beter oordeel vellen. De „laksche" hanen kunnen dan worden op geruimd. Later worden de jonge fokhanen op tijd bij de foktoomen geplaatst. 3. Oude fokhennen, d. w. z. dieren, welke den eersten leg achter den rug hebben en be- wijzen hebben gegeven goede legsters te zijn. Ook deze hoenders zijn of komen in den rui en moeten evenals de oude foktoomen alles hebben om dien rui zoo goed mogelijk te be- strijden. Ook zij mogen in dezen tijd wat ver troeteld worden. Is de rui evenwel achter den rug, dan wor den zij eveneens geleidelijk op onderhouds voer gesteld, vooral met het doel om de leg- organen geheel op rust te doen komen. Er mag dus van prikkeling van die organen door een of ander voer geen sprake zijn en zij krijgen dus dezelfde behandeling als de oude fokhanen. Tegen het begin van de fokperiode worden de oude fokhennen en vooral zij welke voor de 2de of 3de maal de fokperiode zullen medemaken aan den lijve onder- zocht of zij voor de fokkerij in aanmerking komen. Nadat de foktoomen gevormd zijn, worden de fokhanen daarbij geplaatst. 4. Jonge hennen, d. w. z. de vroegbroed- hennen van dit jaar (zie jonge fokhanen), welke geheel aan de standaard-eischen van het ras voldoen en zonder eenige stoornis zoo krachtig mogelijk zijn ontwikkeld. Deze hen nen worden afzonderlijk gehuisvest, eveneens met daghok en een groenland (gras en kla ver) als uitloop. Ook deze hennen moeten zich nog verder ontwikkelen, bovendien legrijp worden, aan den leg komen en den leg volhouden gedu rende de wintermaanden. Met de voeding dient daarmede rekening te worden gehouden, welke dus nog krachtiger moet zijn dan die der jonge fokhanen omdat deze dieren gedu rende dien tijd niets anders te doen hebben dan zich krachtig te ontwikkelen. Deze hennen zullen door valnesten op den leg moeten worden gecontroleerd, zoodat de slechte en minder goede legsters RenBaar en tijdig door de slacht opgeruimd kunnen wor den. 5. Jonge hennen, d. w. z. de vroegbroed- hennen van dit jaar (zie jonge fokhanen), welke zonder eenige stoornis krachtig ontwik keld zijn, do eft uiterlijk niet voldoen aan de eischen van het ras. In een grocthoenderbedrijf alwaar slechts- een en nog wel witkleurig ras wordt gefokt, heeft men nog tal van hennen welke niet aan standaard-eischen voldoen, hoeveel te meer hennen zullen er dan niet zijn in die groot- bedrijven alwaar meer dan een en nog wel veelkleurige rassen worden gefokt. Feitelijk zouden ook deze hennen geleidev lijk en tijdig door de slacht moeten zijn opge ruimd, maar aangezien zij gedurende den eersten leg en alleen voor eierproductie ge bruikt kunnen worden, kunnen zij evengoed het volgend jaar tegen het eindlgen van dien leg worden afgeslacht. Voor zulke hennen zijn altijd tal van liefhebbers te vinden. Blij-e ven zij evenwel in het bedrijf zelf, dan dienen zij op dezelfde wijze behandeld te worden als de jonge hennen welke aan de eischen vol doen. Land- en Tninbouw. De ongunstige weersgesteldheid def Augustus-maand heeft duidelijke spored in onzen siertuin achtergelaten. De blod van tal van gewassen, met name de eenjarige zo- merb'ioemen, is daardoor vroegtijdig geein- digd; waar men zulks wenscht, en cut moge lijk is, winnen we zaad, waarna de plantep worden opgeruimd. Dit zaad wordt goed droog verzameld en bewaard. We wijden nu onze aandtacht aan de najaarsbiloeiers, a'ls: Helianthus, Helenium, Solid'ago, Polygo num, Rudbeckia en Chrysanthemum indicum. Vooral de winter-harde varieteiten van laatst- genoemde kunnen ons nu van veel nut zijn ter beplanting van openkomende vakken enz. We kweekten deze plan ten op een reservebed en brengen ze vandaar met een flinken kluit naar de nieuwe standplaats over. Deze Chry- santhen bloeien door tot in November. De Dahlia's zijn nu wel op z'n mooist. De uitge- bloeide bloemen worden vooral geregeld weg- gesneden en de planten, indien dit noodig blijkt, opnieuw aangebonden. Bovengenoemde vaste planten zullen we thans ook opnieuw moeten aanbinden. We binden deze planten nu zoodanig breed uit, dat de bloeiende op pervlakte zoo groot mogelijk wordt. Dit zal vooral daar noodig zijn, waar men op die wijze andere, thans uitgebloeide planten aan 'toog kan onttrekken. Uitgebloeide bloemen en verdorde stengeldeelen worden geregeld weggenomen; zoodoende zullen de bloeiende planten mooier uitkomen. De uitgebloeide klimrozen worden nu ook weer onderhanden genomen. We behouden slechts eenige del jonge, krachtige scheuten, welker aantal af< hankelijk is van de te bekleeden oppervlakte De rest wordt weggeknipt, waarna de behou den jonge scheuten opnieuw aan het steunsel worden opgeleid. Deze wijze van snoeien is wel bewerkelijk, maar men behoudt krachtige jonge planten, welke jaarlijks rijk zullen' bloeien. x.- Hef verFeerde nnmmeTA De telefoonjuffrouw, heeft een betrekking aan de Ibeater-vesTlalra gekregen, g 4 {London Ogiaionji Groofe goeaKefd, waf gebeurf daart 0, hjj heeft a'a feaUonbandea te hard ppgepowpi De HefEebberij van 'den beer Bfnfs, Eulzen-makelaar, Is sefielsm Haar de natuar, Het is aierkwaardig, hoe z'n zak^n hem daa.-fcj} beinvloeden, <FunchJ Stem van de andere zfjde van den mum!: - Meneft wilt U even onze b&l teruggooien, Il'uuebf Heb jij wel eens een foto van Je laten nemen, Karell Bens maar, en dat was in een groeg Wie waren de andere lui? iD, kjahakl!^ toe (Humorist! Vrouw: Ga Je naar de markt, Tennr Teun: .,^2 2jin m 'I nog niet oyer eens! b OOK ROOM

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 11