Alkmaarsclie Courant
De Kluizenaar van Far-End
De strijd om de sociale verzekering.
FEPILLETON.
B
N.V. Boek- en Han-
delsdrukkerij voorh.
Herms. Coster Zn.
0
Zaterdag 4 October.
Wo. 285 1924.
Honderd Zes en Twintigsfe Jaargang,
Iv-
Een van de strijdpunten, die het meest de
-gemoederen verdeelt, is wel de kwestie van
de organisatie. Moeten de organen, die de
oociale Verzekering uitvoeren, Overheidsor-
ganen zijn, of moet de uitvoering geschieden
buiten ambtelijke bemoeiing om, dus door
particulieren? En in het laatste geval moeten
dan de vakvereenigingen van werkgevers en
werknemers de zaak regelen. En zoo ja, moet
net dan voor ieder bedrijf afzonderlijk, z.g.
bedrijfsgewijze geschieden?
Behalve deze vragen, is het van veel be-
Iang na te gaan, of de uitvoering gecentrali-
seerd dan wel gedecentraliseerd moet zijn,
d w z. of voor het geheele land de leiding in
een hand moet zijn of dat de onderdeelen
(districten) zelfstandigheid moeten bezitten.
Over al deze punten loopen de meeningen
zeer sterk uiteen, het zal niet gemakkelijk
zijn, voor een bepaald standpunt een meer-
derheid te vinden.
Wanneer wij dan toch trachten een opzet
te vinden, die zooveel mogelijk bevredigen
zal, gaan wij uit van het feit, dat althans op
een punt de meeningen niet verdeeld zijn.
Men is n.l. in het algemeen van oordeel, dat
deZiekte verzekering, dus de verzekering van
uitkeering van ziekengeld, plaatselijk moet
uitgevoerd worden. Aldus is het ook geregeld
in Duitschland, Engeland en Denemarken.
Men zal dan voor deze verzekering moeten
komen tot het instellen van plaatselijke zie-
kassen, welke bestuurd moeten worden door
de verzekerde arbeiders en de werkgevers,
ieder voor de helft. Deze ziekenkassen zullen
dus geheel buiten ambtelijke bemoeiing
staan; alleen zal natuurlijk een zekere con-
trole op hun beheer moeten worden uitge-
oefend. Om deze controle doeltreffend te
doen zijn en niet duur en om buitendien ver-
spilling van krachten te voorkomen, zal in
elke gemeente (uitgezonderd eenige van de
grootste gemeenten van ons land) slechts een
ziekenkas moeten zijn.
Deze ziekenkassen zullen dus belast zijn
met het uitkeeren van ziekengeld. Men kan
aannemen dat het ziekengeld uitgekeerd zal
worden over een maximum termijn van 26
weken. Het ziekengeld is dus een uitkeering
van betrekkelijk korten tijd, in tegenstelling
met bijv. de invaliditeitsrente.
Een andere uitkeering van betrekkelijk kor
ten tijd vindt men bij de Ongevallenwet. Men
kan nu het doen van ongevalsuitkeeringen
ook aan de ziekenkassen opdragen, waardoor
besparing zal worden bereikt. Velen wilier,
deze ongevalsuitkeeringen slechts redurende
twee maanden door de organen voor het zie
kengeld doen uitkeeren; het komt mij echter
voor, dat het invoeren van een termijn van 6
maanden (26 weken) voor alle soort uitkee-
ringen de uitvoering het eenvoudigste maakt.
Voor de tijdelijke uitkeeringen van lange-
ren duur dan 6 maanden en voor de renten
zijn geen plaatselijke organen noodig. Om
eenheid van wetstoepassing te verkrijgen en
om het risico zooveel mogelijk te verdeelen
(het risico loopt hier immers over heel wat
grootere tijdvakker, dart bij de andere uitkee
ringen) is de voorkeur te geven aan een in-
stituut voor het geheele land. Decentralisatie
wordt voor deze uitkeeringen dan ook door
niemand benleit. Daar voor deze uitkeeringen
het hoofdzakelijk aankomt op technische be-
oordeeling, is zeHbeheer door de verzekerde
arbeiders en door de werkgevers hier niet
noodig in tegenstelling met de uitkeeringen
van betrekkelijk korten duur. Naast de Zie
kenkassen, waarvan er in elke gemeente een
zal moeten worden opgericht, zal dus voor
het geheele land een centraal overheidsinsti-
tuut moeten komen, dat voor een richtige uit
voering van zijn taak een 15'a 16-tal bijkan-
toren zal moeten hebben. De Raden van Ar-
beid en de Rijksverzekering-sbank zijn dan
overbodig. Dit centrale instituut zal, behalve
het beheer van zijn fondsen en het doen van
de uitkeeringen van langeren duur en van de
renten tot taak moeten krijgen de controle op
het beheer van de Ziekenkassen en de contro
le op het vervullen van den verzekerings-
plicht. Aldus zal een zeer eenvoudige rege-
ling verkregen worden.
In de bovenaangegeven organisatie is geen
plaats voor de z.g. bedrijfsvereenigingen,
welke tegenwoordig nog al veel voorstanders
hebben. De bedrijfsvereenigingen hebben m.i.
te veel bezwaren. De door de voorstanders
beoogde samenwerking van werkgevers en
werknemers komt in de ziekenkas volkomen
tot haar recht, zooals wij gezien hebben; bei-
de groepen krijgen n.l. in de Ziekenkassen ge-
lijke rechten in tegenstelling met de bedrijfs-
vereen., zooals voorgesteld in de bekende
plannen Posthuma-Kupers en in het prae-ad-
vies van Commissie. XI van den Hoogen
Raad van Arbeid van Juni 1923, waarin was
door Margaret Pedler.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont.
48)
„Neen". Elisabeth antwoordde met de
grootste kalmte. „Tim komt in de eerste
plaats maar" en plotseling werd haar
stem onbeschrijfelijk teer „je zou bijna een
met hem> zijn in mijn hart, omdat jij hem ge
luk had gegeven." Zij zweeg even, en stelde
toen haar vraag met een bescheiden aaree
ling, die handig elke gedachte aan een onder-
zoek verborg. „Vertel mij eens is er iemand
anders, die van je gevraagd heeft, wat Tim
van je verlangt? Misschien ben ik te laat ge-
kiomen met mijn pleidooi?"
„Neen", zed ze mat, er is niemand1 anders".
Fin met een plotselinge bitiene zelfbespotting
voegde zij er bij„Tim's aanzoek is het eeni
ge, dat ik op mijn geweten heb."
De onderdrukte angst, waarmee Elisabeth
haar had aangekeken verminderde en een
eigenaardige uitdrufclring van voldoening
kwam in de Mauve oogen. Het was alsof de
httterhekl van Sara's antwoord haar in zeke-
bepaald, dat de algemeetie vergadenng v3&
die bedrijfsvereen. uitsluitend uit werkgevers
zou bestaan (en dan nog slechts de georgani-
seerde), terwijl de werknemers alleen deel
konden uitmaken van het bestuur. Men be-
denke hierbij, dat niet de werkgevers, doch de
verzekerde werknemers de meest-belangheb-
benden bij de verzekering zijn!
Bedrijfsvereenigingen worden vaak bepleit,
omdat de belanghebbenden zooveel prijs stel-
t »ze'*c'oen"- E)e ervaring met de
Land- en Tuinbouwongevallenwe leert echter
anders. Daar is gebleken, dat vele werkge
vers zoo weinig belang stelden in „eigen"
vereeniging, dat het vaak van het toevaf of
van den ijver van een plaatselijken agent af-
hing, van welke vereeniging men lid werd;
meermalen bleek dat een werkgever bij meer
dan een vereeniging stond ingeschrevenVer-
der droegen vele werkgevers niet de minste
kennis van de voorwaarden enz.; zij sloten
zich vaak alleen aan in de niet gemotiveerde
verwachting, dat een bedrijfsvereeniging „het
wel goedkooper zou doen dan die ambtena-
f-P -Wanneer echter in de plaats van lande-
lijke bedrijfsvereen. ziekenkassen zullen ko
men, zal de belangstelling veel grooter wor
den, omdat ziekenkassen plaatselijke organen
Vaak wordt gezegd, dat het overleg tus-
schen werkgevers en arbeiders hoe langer hoe
meer bedrijfsgewijze geschiedt en dat de ver-
zekering daarom ook op die wijze moet uit-
gevoerd worden. omdat ziekenkassen plaatse
lijke organen zijn.
Vaak wordt gezegd, dat het overleg tus-
schen werkgevers en arbeiders hoe langer hoe
meer bedrijfsgewijze geschiedt en dat de ver
zekering daarom ook op die wijze moet uit-
gevoerd worden. Men moet daarbij echter be-
denken, dat't gewone overleg loonen, werk-
tijden enz, betreft, die in elk bedrijf verschil-
lend kunrten zijn en daarom het beste be
drijfsgewijze behandeld kunnen worden.
De Sociafc Verzekering bevat daarentegen
geen bijzondere bedrijfseischen en behoeft
daarom ook niet bedrijfsgewijze te worden
uitgevoerd.
Ten slotte zij nog gewezen op de ontzetten-
de versnippering, welke het gevolg zal zijn
van het stelsel van bedrijfsvereenigingen.
Men zal in elk bedrijf meerdere vereenigin-
gen moeten toelaten. Want zou men in elk be
drid slechts een vereeniging toelaten, dan
blijft er immers van de vrijheid van belang
hebbenden niets over: zij worden dan ge-
dwongen om in te gaan, evenals door een
overheidsorgaan! Wanneer dan nu meerdere
vereenigingen in elk bedrijf zullen komen en
de werkgevers hebben over de aansluiting te
beslissen, dan zullen de losse arbeiders en de
arbeiders in bedrijven, waar veel wisseling
van personeel is (te zamen een groot deel der
verzekerden) nu eens onder een neutrale be
drijfsvereen., dan weer onder een R. K., nog
weer later onder een Christ, bedrijfsvereen.
vallen. Beslissen daarentegen de arbeiders
over aansluiting, dan wordt de ver warring
nog grooter, daar dan het personeel van een
grooten werkgever over een groot ciantal li-
cbamen kan verdeeld zijn.
Nog meerdere bezwaren zijn tegen bedrijfs
vereen. aan te voeren. Bovenstaande lijkt mij
voldoende om te doen zien, dat het instellen
van bedrijfsvereen. ongewenscht is en dat een
zeer bevredigende regeling zal worden ver
kregen door het instellen van zelfstandige
ziekenkassen met een centraal overheidsin-
stituut.
J. M. RUDELSHEIM.
Uit onze Staatsraachine.
DE BEZUINIGINGSCOMMISSIE.
De Bezuinigingscommissie is een instelling,
die ontstaan is onder den invloed van den
druk der tijden.
Bij Koninklijk Besluit van 20 December
1920 is zij ingesteld en in 't geheel heeft zij
vier malen een verslag omtrent haar werk-
zaamheden, bevindingen en wenken uitge-
bracht.
Haar taak om een onderzoek in te stellen
naar de wijze, waarop ten aanzien van de
werkwijzen aan- en de bezetting van de de-
partementen van algemeen bestuur bezuini-
ging kon worden verkregen, was niet gemak
kelijk. Vooreerst omdat het voor niet volko
men ingewijden moeilijk is den gang van za-
ken te beoordeelen; ten tweede omdat aan de
ministerien een werkregeling bestaat, die er
als het ware is vastgeroest; en ten derde om
dat, uit den aard der zaak, haar wenken tot
bezuiniging in strijd zouden komen met de
persoonlijke en ambtelijke belangen der amb-
tenaren.
Het is niet te verwonderen, als zoodoende
haar tverk een verdrietig werk werd, doordat
er bij de hoogere ambtenaren en bij de Minis
ters zich een zekey verzet openbaarde tegen
het opvolgen van de wenken der commissie,
en men de heeren als lastige potkijkers be-
schouwde.
Dezer dagen is het vierde verslag der
Commissie verschenen en daarin komt de
weerzin tegen de Commissie en het afkeurend
oordeel over haar bemoeiingen al heel sterk
uit in een schrijven van den Minister van
Waterstaat over dat deel van het verslag,
waarin sprake is van het hoofdbestuur der
ren zin g;erust stelde en in haar lijn kwam.
„Kun je dan Tim niet geven, waarnaar hij
smacbt? Je zult niemand te kort doen Sa
ra" haar diepe stem trilde van dringend
verlangen „belicof mij dan tenmi-nste, dat
je erover denken zult, dat je de gedachte niet
van je af zult werpen als een onmogelijk-
heid!"
Sara stond half op, haar oogen, groot en
vragend, waren op Elisabeth's gelaat ge-
richt.
„Maar waarom waarom vraag je me
dit?" stamelde zij.
„Gmdat ik dienk" Elisabeth sprat heel
zacht „dati Tkra zelf een dezer dagen wel
hetzdfde zal vragen. En ik kan er niet aan
denken, wat dat voor hem zijn moet wan
neer je hem zoudt wegzenden... Je zoudt ge-
lukkig met hem zijn, Sara. Geen vrouw zou
met Tim kunnen leven zonder hem lief te
krijgen zeker niet een vrouw, die door
Tim werd bemind."
De vastheid van1 haar overfuiging gaf
haar woorden een overredende kracht. Voor
het eerst deel de gedachte aan een huwelijk
met Tim zich aan Sara voor als een verre
mogelijfcheid, waanover te denken viel.
Tot nu toe had zij zijn liefde voor haar al-
tijd beschouwd als ;ets, dat alleen den buiten-
kant van haar leven raakte een tijdelijke 1
Posterijen. De Minister zegt in oat schrijven
vrij onomwonden, dat de Commissie volstrekt
onbekwaam is om over de inrichting van den
Hoofdbestuursdienst te oordeelen; hij verwijl
haar op lichtzinnige wijze zonder degelijk on
derzoek gerapporteerd te hebben en verklaart
er niet aan te denken, in den geest der Com
missie te zullen handelen. En blijkbaar steunt
dat oordeel van den Minister op 't spreekt
haast vanzelf inlichtingen van het Hoofd
bestuur. De Minister sommeert zelfs de Com
missie dien brief over te leggen aan het
Hoofdbestuur. Zij voldoet daaraan, maar be
looft in een volgend. verslag daarop terug te
komen en de beweringen te weerleggen.
Wij willen uit dit 4e verslag enkele punten
aanstippen.
De Commissie heeft bezwaar tegen een tot
nog toe vaak gevolgde methode van bevorde-
ring van departementsambtenaren, een cri-
tiek, die wij indertijd ook al eens hebben ge-
meend te mogen uitoefenen. Wanneer in een
lageren rang een ambtenaar door periodieke
verhoogingen het laagste traktement in den
volgenden rang heeft bereikt, dan wordt hij
vrij geregeld tot dien hopgeren rang bevor-
derd.
Daarin klimt hij dan weer in traktement tot
hij weer op een nog hoogeren rang stuit. Het
is duidelijk dat zoodoende bij rapgverhooging
de leeftijd en de ancienniteit meer gewicht in
de schaal legt dan de geschiktheid voor het
werk in hoogeren rang. Het kwam zelfs voor,
dat menschen, die zonder examen als schrij
ver werden aangesteld, op 'n gegeven oogen-
blik in het vaste corps werden opgenomen en
kans hadden het tamelijk ver te brengen.
Daarom stelde de Commissie voor niemanc
een hoogeren rang te verleenen, wanneer er
in dien rang geen vacature was. Het zal dui
delijk zijn, dat daarin bezuiniging zit, omdat
de ambtenaar dan bp het hoogste traktement
in den lageren rang blijft staan.
Sterk komt de Commissie op tegen de noo-
delooze opdrijving van examenkosten, en
reis- en verblijfkosten van,. Inspecteurs eft
schoolopzieners bij het L.O. Die kosten kun
nen zeer verminderd worden aH zooveel mo
gelijk de ambtenaren worden werkzaam ge-
steld bij een examen-commissie in hun eigau
ambtsgebied. En dit zou nog gemakkelijker
gaan, als in ^evallen, waarin een bijzonder
groot aantal candidaten moeten worden ge-
examineerd, het aantal examenplaatsen werd
uitgebreid en gebruik werd gemaakt van
rijksgebouwen.
Ook is het de Commissie niet duidelijk,
waarom ook leden van het goed bezoldigde
rijksschooltoez. vacatiegeldbn van 6 tot 14
daags moeten genieten voor het bijwonen van*
examens, terwijl zij zelfs niet examineeren.
In sommige gevallen wordt aan de candi
daten een toelage verstrekt voor reis- en ver
blijfkosten; in 1923 beliepen die ongeveer
17.000 gld. De Commissie ziet de noodzake-
lijkheid daarvan niet in.
Op bijzondere toelagen, tegemoetkomingen,
gratification kan volgens de Commissie wel
60.000 gld. worden bezuiriigd; soms werd
zelfs bijslag op pensioen verleend, zonder dat
de wet daartoe aanleiding geeft.
Heel weinig is de Commissie tevreden over
den Minister van Justitie; wel is de bezetting
van diens departement met 11 ambtenareu
verminderd,'maar overigens wil de Minister
van de wenschen der Commissie niets weten
Vrij wel het tegengestelde van het Departe
ment van Binnenlandsche Zaken en Land-
bouw, waar de wenken grootendeels werden
opgevolgd.
En dit is een mbrkwaardigheid, dat aan het
eene ministerie de wenken worden aangeno
men en aan het andere als totaal onbruikbaai
worden afgewezen. Betrof dat nu de zaken
van het departement, dan was dat verklaar-
baar, maar het betreft alleen de werkwijze en
die verschilt niet zoo bijzonder veel.
Wat er alzoo nagegaan wordt, blijkt uit
enkele voorbeelden. Aan het departement van
Financien de bezuiniger van den eersten
rang! moesten 15 overwegingen plaats
hebben over de mogelijkheid van de plaat-
sing van een hulpcommies op daggeld en na
de 15 schrifturen werd 'smans verzoek om
plaatsing voor later bewaard. Over 17 schij-
ven liep een verschil van meening tusschdn
een kommies der belastingen en een woning-
bouwvereeniging. Een voorstel tot verkoop
van een aangehaald distilleer-apparaat, dat
gesloopt ten slotte 35 opbracht, ging 23
maal been en weer, eer het zoover was. De
Commissie oordeelde, dat daar heel wat kon
worden uitgespaard door zoodanige vermin-
dering van werk en personeel, dat de trakte-
menten, die bij het onderzoek 95.000 be-
droegen, daalden tot 45.000.
Vermindering van het aantal ambtena'ren
en het aanwijzen van ambtenaren met een
lageren rang voor sommige afdeelingen,
wordt telkens in overweging gegeven. Zoo
zou een centrale afdeeling comptabiliteit al-
lerlei kleinere afd. comptabiliteit onnoodig
maken.
Het Rijksinkoopkantoor is een nuttige in
stelling; het werd opgericht om op de voor-
deeligste wijze allerlei inkoopen in het groot
te doen. Maar daaruit volgt, dat het bestellen
van kleine hoeveelheden en het verzenden
daarvan 'afzonderlijk onjuist is en dit aan
onderbreking van de kameraadschappelijke
vierhiouding, die iusschen hen bestaan had.
Met het luchtige opti-misine van 'n vrouw, wier
hart altijd haar uitsluitend eigendom is ge-
weest, had zij gehoopt, dat hij „er wel over-
lieen zou to-men."
Maar Elisabeth's smeekbede en de ervaring
die de pijn van haar eigen liefde haar had ge-
leerd, deden haar gemoed de dingen nu beter
verstaan.
Misschien voelde Elisabeth dat haart woor
den bij Sara den indruk gemaakt hadden,
dien zij ermee had willen wekken, want zij
stond op, ging dicbt naast haar staan en keek
haar aan met een vochiigen glans in de
oogen.
„Geef mijn zoon het geluk, dat hij vraagt!"
zei ze. En in haar stem kionk de eeuwige
smieekbede van alle moederschap.
Sara antwoordde niet. Zij bleef stil zitten,
met gebogen boofd. Toen hoorde zij het ge-
luid van li-chte voetsiap-pen. Elisabeth liep
de kamer door en sloot de deur zacht achter
zich.
Zij had een nieuwe verantwoordielijkheid
op Sara's schouders gelegd de verant-
woordelijkheid voor Tim's geluk.
„Geef mijn zoon het geluk, dat hij vraagt!"
Die dringende smeekbede kionk Sara- nog in
de ooren
expeditie en vervoerioon meer verstrncrt dan
de uitsparing bedraagt.
Aan „Waterstaat" zou, naar het oordeel
der Commissie, het aantal ambtenaren van 1
Jan. 1924 teruggebracht kunnen worden van
117 tot 64 en er zou een bezuiniging mogelijk
zijn van 152.000 per jaar. Is aan dit oor
deel het misschien toe te schrijven, dat de Mi
nister van Waterstaat zoo kleineerend spreekt
over de Commissie in verband met haar op-
merkingen over het Hoofdbestuur der Poste
rijen?
Bij dat Hoofdbestuur was op 1 April 1924
de bezetting 42 procent meer dan 31 Dec.
1916. Ook daar een schromelijk verbritik van
papier en tijd, daar zelfs de eenvoudigste me-
dedeelingen van chef tot ohef per nota gaan,
welke nota nog weer afzonderlijk wordt inge
schreven, letterlijk geschreven, terwijl t,r
schrijfmachines aanwezig zijn, en waar de
schrijfmachine gebruikt werd, werden geen
doorslagen geleverd, maar elk exemplaar van
het stuk afzonderlijk. Als resultaat van de
bemoeiingen der Commissie zouden de amb
tenaren van 542 die op 1 April j.l. aanwezig
waren, kunnen worden teruggebracht tot
285 en als alle besparingen werden toege-
past, zou meer dan 400.000 gld worden uit-
gewonnen.
Over den onvriendelijken brief van den Mi
nister van Waterstaat aan de Commissie zul
len wij niet spreken.
Ook aan „Kolonien" zou met minder talrijk
personeel kunnen worden volstaan. Er zijn al
38 ambtenaren uitgespaard, maar het hadden
er wel 100 kunnen zijn. Over deze vejrdere
inkrimping wordt nog onderhandeld.
Boeken.
De Zee, door Bernhard Kellerman, ver-
taald door Orel Sun. (Tweede druk).
Uitgave Nijgh en Van Ditmar's uitgevers-
maatschappij, Rotterdam.
Een tientai jaren geleden is dit verhaal in
feuilleton-vorm in de Nieuwe Rotterdamsche
Courant opgenomen en het trok toen reeds de
groote belangstelling waarop de werken van
Kellerman ongetwijfeld recht hebben.
Thans, nu De Zee in boekvorm in tweeden
druk is verschenen, is het ons een voorrecht
dit frisscbe, krachtige werk een afzonderlijke
bespreking te mogen geven.
De werken van Keilermann behoeven geen
aanbeveling. -
Wie boeken als De negende November en
de Tunnel heeft gelezen, kent de forsche, ra
ke lijnen waarmede de schrijver toestanden
en personen teekent en den breeden opzet zrj-
rter boeiende romantische werken.
De Zee draagt eigenlijk weer een ander ka-
rakter.
Het is geen spannende roman waarin een
bepaald gegeven tot ontwikkeling en voltooi-
lng gebracht wordt. Het is meer de zuivere
weergave van den machtigen indruk dien de
groote, gevaarlijke en onberekenbare zee op
den schrijver gemaakt heeft.
Het is alsof Kellerman, na ingespannen
arbeid, enkele weken voor rust en ont^pan-
ning naar een weinig bekend visschersoor-d
is getrokken en daar levende tusschen die
eenvoudige ruwe kerels met hun moeiza-
men en gevaarlijken arbeid vertrouwd ge-
raakt is.
En hoe hij er dan sterker dan ooit van
doordrongen is, dat de kust- en eilandbetvo-
ners niet alleen op de zee maar ook door de
zee moeten leven.
Zooals het'wier en de schelpdieren op de
steenen strekdammen bij eb ten doode ge-
doemd zouden zijn als de zee niet juist bij-
tijds weer kwam opzetten om alles met het
leven- en voedsel gevende vocht te omspoelen,
zoo zijn ook die ruwe natuurkinderen aan de
kust voor hun geheele levensonderhoud en
dat van hunne gezinnen afhankelijk van wat
de zee uit zijn rijken voedselvoorraad in hun
netten en aan hun stranden zal voeren.
Die zee is onberekenbaar.
Zij ligt als een rimpeloos meer bij wind-
stilte en warmen zonneschijn, zij lokt de vis-
schers in hun bootjes ver van de veilige ha
vens, om plotseling het karakter van een de
mon aan te nemen. Dan doet zij haar moker-
slagen neerkomen op alles wat haar gevaar
lijken krachten ten afweer gesteld is, dan
bruist en schuimt zij tusschen de klippen die
het eiland met een granieten borstwering be-
veiligen en wee het arme kleine scheepje, dat
zich dan nog in dien heksenketel van woedeci-
de golven bevindt.
De zee is verraderlijk, maar de zee is altijd
mooi.
En het leven van alien die daarop hun
''rood verdienen is een dagelijksche strijd om
het behoud van eigen leven en om den buit-
van een heel klein deeltje van de schatten, die
het rustelooze water in zijnj diepten verbor-
gen houdt.
In De Zee heeft Kellerman het groote wa
ter in al zijn stemmingen geteekend en het
ruwe, goedhartige volk afgebeeld, dat van
geslacht tot geslacht den eeuwigen strijd met
de zee gevochten heeft en met al de daaraan
verbonden gevaren vertrouwd is geworden.
De hoofdpersoon niet anders dan met ik
aangeduid is een zwerveling, een vreemde
voor de eilandbewoners, die op een der Bre-
Waarom ei-genlijk niet? Wat Elisabeth had
gezegd, was waar, zij zou niemand1 anders
te kort dcen, wanneer zij het deed. De man,
voor wien de pl aats in het binnenste hei ligdoim
van haar hart bestemd was geweest, had heel
duidelijk te kennen gegeven-, dat hij die plaats
noort zou opeischen.
Geen andere zou ooit zijn plaats fnne-
men; de deuren van dat heilige der heiligen
zouden gesloten blijven, alleen de dbode
asch der herinnering bleef erin bewaard.
Maar wanneer de toegang tot den voorhof
van den tempel zooveel beteekende voor Tim,
waar voor zoiLzij hem da-n daaruit weren
Die ander was gekomen en gegaan en had-
haar niet noodig, terwijl Tim haar niet kon
missen.
In dezen tijd strekte het leven zich heel
vaag en doeHoos voor haar uit en zij wist, dat
zij door met Tim te tnouwen d-rie menschen,
die zij liefhad en die haar in de heele wereld
het meest aan 't hart lagen Tim en Eli
sabeth en Geoffrey onuitsprekelijk geluk-
kig kon maken. Niemand behoefde te lijden
behalve zij zelf en zij o-nfkwam toch niet
aan het lijden, op welke manier ook.
En zoo kwam het dat, toen Ti-m tegen het
emd van haar bezoek haar weer vroeg zijn
vrouw te worden, zij hem een antwoord gaf,
dat zij zelf een kleine drie weken geleden nook
belast zich met
HET VERVAARDtGEN VAN ALLE
DRUKWERKEN.
HET PLAATSEN VAN ADVER-
TENTIEN IN ALLE BLADEN.
HET LEVEREN VAN ALLE
BINNEN- EN BUITENLANDSCHE
BOEKEN.
HET LEVEREN VAN ABONNE-
MENTfiN OP ALLE BINNEN- EN
BUITENLANDSCHE BLADEN.
Voordam C 9, Alkmaar
tonsche eilanden een tijdlang met zijn hond
hun eenvoudig natuurleven meeleeft.
Hij maakt vrienden en kennissen onder de
visschers en loodsen en past zich al heel
spoedig zoo geheel bij hen aan, dat hij in
wezen niet anders dan een der hunnen is.
Hij ziet de zee in al haar stemmingen en
wie een treffende beschrijving van plotseling
gevaarlijk wordend water wil lezen, neme
kennis van het volgend fragment uit het
hoofdstuk waarop de eiland-bezoeker met
den ouden Jean Louis, den zeekoning, aan
het vissche'n gegaan is.
Jean Louis, een onoogelijk oud maninetje,
staat bekend als een der beste kenners van
water en lucht en een der meest brutale zee-
duivels.
Dikwijls zeilde de Zeekoning zonder op
te zien haarscherp op de klippen af, maar
ik hield mijn mond, want ik wist dat hij
op het laatste oogenblik de boot om zou
gooien. De Zeekoning kende hier elke plek
en behoefde niet om te zien. Hij had zijn
punten: zoodra die en die rots in de verte
iusschen dat en dat rif verscheen, wist hij,
dat hij bij moest draaien. Hij kende ook de
verborgen rotsen en als hij zeide, dat hier
onder de Men glas was, dan was het ze
ker, dat de golf een oogenblik later de rots
trof en de zee ver in het rond marmerde.
Hij wist, waar op dit en dat uur, bij dezt
en die strooming de visschen zich ophieL
den, waar zij heen gingen zoodra de
stroom wisselde. Hij wist, welke snelheid
de boot moest hebben om elk soort van
visch te laten bijten, hij wist wanneer de
visch te 'verwachten was en wanneer ze
verdween.
Het water is vrij kalm geweest en de
vangst normaal. Nu komt de zee plotseling
tot een uitbarsting.
De boot trilde en zwaaide op en neer.
Dikwijls hing de Zeekoning boven mij, als
of hij op mij zou vallen, maar het volgende
oogenblik was zijn pet heel beneden in de
boot en ik stond loodrecht tegen de bank.
Mijn gezicht was uitgedroogd en gloeide
van het zout, dat als fijn zand in alle po
rien invrat en mijn huid stijf en onbeweeg-
lijk maakte.
Een zeil met een anker er op trok achter
de golvende lijnen van de baren voorbij.
Het steeg omhoog, schommelde, verdween
geheel, om pas na langen tijd een eind ver-
der weer op te duiken. In een oogwenk was
het verdwenen.
„Het is tijd", schreeuwde Jean Louis.
„Wij moeten gaan. De loods vaart naar
huis!" „Wi} zullen nog een haak uitwer-
pen, Zeekoning!"
Maar daar kwam een groote golf en wij
gingen er snel van door.
De zee tracht met een plotselinge, forsche
greep het notedopje van den Zeekoning te
vernietigen.
De beschrijving van de gevaarlijke groote
golf is een van de beste die wij ooit gelezen
hebben.
Die golf was de grootste en mooiste, 'die
ik hier op zee gezien heb. Reeds van verre
zag ik haar aankomen. Zij scheurde zich
een weg tusschen al de wandelende
schuimkammen door, het schuimen ervan
vloog voor haar uit en zij bruiste en siste
als de locomotief van een sneltrein.
De ontzaglijke watermassa deinsde te
gen de klippen, zij trilde toornig van boven
tot onder, zwol aan en steigerde. Zij werd
lang als vijf huizen en hoog als een huis
van twee verdiepingen en de golven rond-
om zagen er nietig uit. Zij was zwart-
groen, maar toen zij aanzwol werd zij
groen als het glas van een flesch. Van bo
ven trilde een kop van turkoois en op dien
kop zat een email van geel barnsteen, waar
de zon doorheen flonkerde en daarboven op
een diadeem van sneeuwwit schuim. Maar
boven heel de golf zweefde een breede slui-
er van wasem, een wand van wasem, waar-
in de kleuren van den regenboog glansden.
voor mogelijk zou hebben geihauden.
Zij was heel openihartig tegenover hem. Zij
had besloten, dat wanneer hij haar tnouwde
hij het moesf doen met open oogen; hij moest
beseffen, dat zij hem slechts groote sy-mpathie
kon geven in ruil voor zijn l-iefde. Op een fou-
dainent van oprechtheid kon misschien in den
loop der tijden een wederkeerig geluk ge-
bouwd worden, maar er tnocfit geen rots van
onwetendheid en m-isverstand bestaan, waar-
tegen hun broos vaartuigje van huwelijkege-
luk te pletter kon loopen temidden van een
zee van eindelooze wroeging.
Wil je me zoo toch hebben1 zooafe
je nu gezegd heb? vroeg zij hem. „Nu je
weet, dat ik je akleen vrieodsdrap kan geven
Ik wou ik wou, dat ik alles geven kon, wat
je vraagt maar ik kan niet.'
Tim's oogen hidden de hare vast, een lan
gen tijd.
„Is er iemand anders?" vi'oeg hij einddijk.
Een pijnlijk rood vloog haar naar de wast-
gen, en toen het wegtrok, was haar gdiaat
vreemd bleek en vertrokken, maar haar
oogen keken dapper in de zijne.
„Er is niemand, die ooit jouw plaats zal
opeischen, Tim", zei ze met moeite.
Het zien van haar pijn smartte hem oor
dragdijk.
(Wordt yervolgdj