Alkmaarsche Courant De Kluizenaar van Far-End. FEUILLETON. Dinsdag 21 October. Stadsnieuws ProTiaciaal Nienws K». 2*9 Honderd Zes en Twinfigsfe Jaargang, COMMISSIE VAN VOORLICHTING BIJ DE BEROEPSKEUZE. Burg, en. Weth. stellen den Raad voor te besluiten: I. de Commissie van voorliehting bij de beroepskeuze, bedoeld in artikel 1 der Ver- ordening, opgenomen in het Gemeenteblad Nr. 930, te doen bestaan uit 24 leden, en wel A. 1. den wethouder voor sociale aangele- genheden, 2. den Directeur van den gemeentelijken dienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling 3. den schoolarts. 4. de secretaresse van den a rm-en raa d B. een vertegenwoordiger van e)lk der volgende organisaties: 5. den Alkmaarschen Bestuurdersbond, het Plaatselijk Arbeidss-ecretariaat, 7. den Neutralen Bestuurdersbond, 8. den Ned. R. K. Volksbond, 9. den Christ. Besturenbond, 10. de Alkm. Vereeniging van den Han- - deldrijvenden en Industrieelen Mid- denstand, II. de R. K. Middenstandsvereeniging „De Hanze", 12. de afd. Alkmaar van den Nederl. Aannemersbond, 13- de Vereeniging Bond van Alkmaar sche werkgevers 14. de districtsvereeniging Alkmaar van den Nederl. bond van Boekdrukkerijen C. 15. een vertegenwoordiger van de R. K P atr onaatscommissie, 16. een hoofd eener openbare laaere school, 17. een onderwijzer aan een openbare la- gere school, 18. een lid van het onderwijzend perso- neel bij het R. K. lager ooderwijs, 19. een lid van het onderwijzend perso- neel der Christelijke lagere school, 20. een idem van het gymnasiaal ooder wijs, 21. een idem van het middelbaar onder- wijs, 22. een idem van het handelsonderwijs, 23. een idem van- het nij verhddsondcrwijs voor jongens, 24. een idem van het nijverheidsonderwijs voor meisjes; II. over te gaan tot de benoeming van le den der commissie van voorliehting bij de be roepskeuze, en daartoe uit de navolgende aanbevelingen eene keuze te doen (de ver schillende organisaties e. d. zijn aangeduid door vermelding van het nummer, hicrvoren bij ieder vermeld) 5. 1. N. Schats; 2. J. AlferinL 6. 1. G. Mensink. 2. J. Boerman. 7. 1. A. Visser. 2. S. Blom. 8. 1. J. Baart. 2. C. Gerver. 9. 1. H. J. Wansink. 2. Jac. Bruijn. 10. G. Cloeck. 11. 1. G. W. J. Goes. 2. J. G. J. Kueter 12. 1. W. J. Karssen. 2. P. Dubbelld. 13- 1. C. E. Slinger. 2. A. Meiboom. 14. 1. A. W. van der Hoek. 2. C. van Ha- mersveld. 15." 1. C. J. M. Strijbosch. 2. A. Sc-helling-r 16. 1. A. Wijn. 2. A. R. Mulder. 17. 1. P. Verweii. 2. J. N. Kroone. 18. W. Tebaerts. 19. 1. A. Dijkers. 2. Ch. Knaap. 20. 1. Dr. M. N. J. Moltzer. 2. J. C. Key- man. 21. 1. Dr. A. C. Antusch. 2. D L. Daalder. 22. J. H. de Groot, G. Louwaars, alph. volgorde. 23. 1. C. F. D. Kohnert. 2. J. Overtoom. 24. 1. J. F. Beumer. 2. S. C. Meijer. DE KINDERWETTEN. In de Polderkamer van het Stadhuis sprak gisteravond de secretaris van den Voogdij raad, mr. Dor beck, over het onderwerp: „De kinderwetten, besc^ouwd in het licht van overheidsbemoeii'ng en particulier initia- tief." Een vijftigtal dames en heeren, leden van den Voogdijraad en genoodigden, vulden de zaal. De voorzitter, burgemeester W e n d e 1 a a r, heette de aanwezigen welk-o-m, speciaal den heer Dorbeck, dien spr.een bij uitstek des- ku-ndige op het gebied der kinderwetten noemde. De heer Dorbeck, daarna het woord erlangende, begon met er op te wijzen, dat elke koninklijke boodschap aan de Staten- Generaal eindigt met de bijna sacramenteele formule: „En hiermede, mijne heeren, beve- len wij u aan in Godes heilige bescherming". Wat de kinderwetten betrrft, nu een 19-tal jaren geleden ingevoerd, kon spr. ten voile die uitdrukking begrijpen, omdat met die in voering^an een langgevoelden en door velen geuiten wensch voldaan werd. Spr. was de secretaresse van den Armen- 1924 raad, mej. van FOjn, fen zeerste dankbaar voor de gelegenheid, een lezing over genoemd onderwerp te kunnen houden, omdat na de invoering der kinderwetten 'n nog altijd nieuw en met vrucht te bewerken veld ter ontgin- ning werd1 opengestdd. De gedachte aan wetten voor kinderen al- leen reeds verheft den mensch, schept blijd- schap en w-ekt edele gevoelens. Het kind is voor den chrisienmensch een zuiver beeld van God. Het is een verheven arbeid om dat jonge leven te mogen opkweeken en te beschermen tegen al wat het belaagt. Daarbij vertroirwen overheid en' gezin op samenwerking aller krachten. Spr. ging hierop in korte trekken uit eigen practijk na hoe er voor de invoering der kin derwetten- (op 1 Dec. 1905) over de o-pvoe- ding van het verwaarsloosde of, gelijk het toen werd beschouwd, misdadige kind, ge- dacht werd en gaf weer een tafereel uit de reohtszaal, waar een 12-jarige jongen, die le- zen noch schrijven kon en totaal verwaar- loosd was, en zijn oudere makker terechl stonden wegens diefstal. De jongste ging naar een opvoedingsgesticht, de oudste naar de gevangenis, waar beiden later veel vaker terug kwamen. De criminaliteit onder de jeugd nam schrikbarend toe en men kwam eindelijk tot de overtuiging dat die „misdadige" kinderen tot hunne misdaden kwamen door anderen en dat men door hen te straffen als groote men- schen, meer moreel kwaad aan hen hedreef dan zij materieel kwaad hadden gesticht. Men begreep, dat verwaarloozing der kinderen het grootste kwaad was. Gebrek aan toezicht is niet de eenige vorm van p'ichtverzaking jegens het kind. Dat ver- zuim heeft ernstiger afmeting, wanneer moed- wi'lilig srilzwijgen, opzettelijk gedoogen, good* keurende ophitsing, kwaadaardige africhting in het spel komien. Tegen ztcodamige exploita ble van het kind, zag men in, stond de straf- wet machteloos, omdat zij strafte en niet voorkwam. Men begreep, dat in zulke geval- len de ouders de verantwoordelijkheid treft. De meest natuuriijke opvoeders der jeugd zijn de ouders. Hun aan die taak onttrekken is het onttrekken aan de door den Schepper opgelegde taak. Echter, er kunnen omstandig- heden zijn, dat het in het belang van het kind is, dat het wordt onttrokken aan de door den Schepper opgelegde taak. Echter, zorgers, omdat het gebeurt, dat deze hen tot misdaden opleiden. Spr. ging hiervoor de oorzaken na en ging daarbij terug naar de Fransche revolutie, om te constateeren, dat een volk, dat zijn God en zijn geloof verliest, wel in opstand moet komen tegen de wet en dat de materia- iistische levensbeschouwing enzer dagen met al hare uitwassen daaiwan het gevolg is. Nog steeds verbiedt de Nederlandsche wet het ontbinden Van een huwdlijk bij overeen- komst der partijen, maar tot schande van den maatschappelijken stand der advocaten is het mogelijk om een huwelijk te ontbinden .op een aan de rechters als onwaar bekende beschuldiging der vrouw van overspel door den man. De band van het huwelijk is velen te zwaar, ook in ons zooganaamd christelijk Nederland, waar men meer en meer bij de bij en en mieren in de l eer gaat om aan hunne gewoonten de grondslagen te ontleenen voor gezin, staat en maatschappij. Waar gaan wij heen? Hoe kan men zich nog bekllagen over leugen, gebrek aan eer- bied, gemoedelijkheid, argelooze naiviteit enz. van het kind? Het gevaar voor den staat, voor de zede lijkheid en de opvoeding ligt in de modeme materialistische levensopvatting der inwo- ners. Blind is hij of zij, die dat niet wil er- kennen. Spr. wilde voor he den niet verder ingaan op het diep z-edelijk verval der kinderen en evenmin spreken over de voile gevangenissen, verbeteringshuizen, rijkswerkinrichtingen, tuchtscholen, krankzinnigen* en idioten-ge- stichten, alle getuigen van de ontzaglijke ramp van zedelijk verval. Eigenlijk is den mensch volgens de materialistische levensop vatting alles veroorloofd als hij maar zorgt niet met politic of justitie in conflict te komen. Ieder is zijn eigen God en rechter, ieder tracht den ander te onderdrukken, verraadt zijn evenmensch en het heet, dat hij een dwaas is, die voor een ander meer doet dan voor zichzelf. Diefstal, moord, echtbreuk enz. zijn slechts ziekelijke toestandten zegt men, menschenmin, humaniteit, z-elfvcr 1 oochening enz. heet dwaasheid, omdat het strijdt tegen de natuur. D-e verwaarlqpzing van het kind komt grootendeels voort uit vei'regaande zorge loosheid der ouders. De jongeling, die na- lange werkloosheid en trekken van steun- van ouders en comite's een paar weken werk heeft gevonden, durft gerust over trouwen spreken, ails hij een „zij" vindt, even zorgeloos als hij zelf en die vindt hij stellig. Aan de plichten, die het huwelijk naast zijn lusten heeft, denkt men niet. En daartoe hehoort in de eerste plaats de opvoeding der kinderen. Ook gebeurt het, dat ouders, die op zich- zelven oietslecht zijn, allemacht over de "kin deren missen hetzij door boosaardigheid of vroegtijdig bederf van dezen, hetzij door de door Margaret Pedler. Geautoriseerde vertating van W. E. Pont. 62) Tim staarde zijn moeder ini de grootste /erbazing aan. Daar was een oppervlliakkige wereldwijsheid iin haar woorden, die hiji niet had vermoed. „Het schijnf me vrij dwa'as toe, vervolgidle ziji xaim. „Overdreven, zco^n soort ouderwctsch romantisdi begrip van „ongetrouwd leven en sterven", waanmee we tegenwoordig afgedaan hebben. Meisjes verwelken tegenwoordig niet meer op haar maagdelij ken stengel, wan- neer de man, die zij lief hebben, toevatlig eens niet in staat is 0m1 haar te kunnen trouwen. Dan trouwen zij een' ander." Tim voeld'e zidi tot in het diepst van zijn ziel gesdiiokt. Van zijn kindsheid1 af had hij zich zijn moeder gedacht met evemveel edele- en zidseigenschappen als zij lichamelijke schoonhedfen bezait en deze uitmg van het cynische geloof der modeme tijden ontzette hem. Hij' kwam niet op de gedachte, dat Eli- eabgth ijc^ditastm me. Mm. eau dxtide- lijik beelid te krijgeni van Sarafs houding dki deze zaak en h'ij ging onschutdig voort met haar precies alle inlichiingen te geven, die zij verlangde. „Sara is niet zoo, moeder", zei hij in korte, afgebro'ken zinnen. „Het is juist de de ateolute zuiverheidl van haar beschouwing, die haar maakt wat zij is zoo votkomen oprecht en onbevneesd-. Zij ziet liefde en houdt vast aan wat zij gelooft, dat liefde werkelijk zijn moet. Ik zou niet widen,dat zij anders was", voegde hij cr eerlldjk bij. „Mischien niet. Maar wanneer stel eens, dat die man al een vrouw heeft? Hij is mis- sch'ien wel van haar gescheiden; Sara schijnt niet veel van hem af te weten. Hij kan wel een vrouw hebben, die in een kraekzinnigenge- stichit zit en naar alle waarschijnlijkheid nog wel veertig'jaar leven' kan. Wat clan1? Zou Sara nooit trouwen, wanneer... wanneer er dergelijke omstandigheden waren een1 wer kelijk onoverknmelijk bezwaaT." „Neen', ik geloof niet, ddt zij dat doen zou. Ik geloof niet, dat zij net zou widen hebben-. Als hij haar liefheeft en zij- hem, dan zouden ze geestelijfc aan elkaar verbondlen zijn als gcliefden. En juist de omstandigheid, dat hij gebonidlen was aan een andere vrouw,, zou geen verandering hrengen- in Sara's stand- pu'h't. Zij- gaat verder dan de materieele d(in- zwakheid van karakfer of door IfchameHjke zwakte van de ouders of verzorgers. Deze hoofdgedachten gaven ten slotte den stoot aan de voorbereiding en invoering der kinderwetten. Zij vonden oorsprong in de practijk van het verl-eden, gelijk elke groote gedachte, die ten slotte een volksovertuiging werd, een oniwikkelingsgesdiiedenis heeft ge- had. En evenals het verleden, hebben deze gedachten ook een toekomst, een- verdere ont- wiklceling en volmaking. De uitoefening van- de ouderlijke macht en voogdij is daardoor ook een sociale functie. Spr. ging het ontstaan van de gemeen- schap en den staat na en was van oordeel, dat het ligt in den aard der zaak, dat er een neiging bestaat om aan het kind, geboren in het huis en daar opgevoed, het individueele dat in zich zelf hoog en heilig is, een zelf- standige, volkomen- eigen positie te geven. Maar het gezin is toch steeds geroepen om werkzaam te zijn in en voor het geheel, de mensehheid. Het is daarom niet de vraag of een gezin goed is, maar wat het is voor het geheel. Indien -het kind valt of siruikclt in het le ven, kan het zijn bestemming in de wereld en het leven niet bereiken en zijn aandeel in de wereldtaak der maatschappij niet vervullen. Daarom is in de kinderwetten de ouderlijke macht aangetast, als- de, ouders nalaten- het kind een goede leidi-ng te geven. Het voorwerp van bemoeimg der kinder wetten is het kind. Men besohouw-e bij wandaden van het kind allereerst de gedragingen- der ouders en men zal den weg gebaand hebben- tot before ver- deeling van schul-d en onschuld- en ook tot een.uifkomst, die het recbtsgevoel meer be vredigt. Frankrijk en Belgie gingen ons reeds voor met invoering van kinderwetten. Spr. ging hierop na wat onder oordeel des ond-erscheids wordt verstaan. Dat men bij volwassenen daarc-ndcr verstaat toerekenbaar heid is noodzakelijk. Toegepast echter op het kind, staat men voor een reeks van vragen, die niet alleen betrekking hebben tot deri om- vang, waarin het onderscheid tusschen goed1 en kwaad tot bewusthei-d is gekomen, maar tevens tot de voorstelling, die het kind zich maakt van- min of meer strafwaardige hande- lingen. De Fransche inspect-eur-generaal der op- voedingsgestiehten Puibaraud s-telde als regel dat het kind wel weet kwaad te bedrij- ven, maar niet de gevol-gen van zijn daad be- seft. Een in 189-0 te Antwerpen gehouden con gres wilde daarom reeds met de toereken baarbeid van het kind gebroken zien. Dit ge beurde en, hoewel traag, wij volgden. De opvoeding in de rijksopvoedmgsgestich- ten besprekend en met lof gewagende van de toewijding der daar dienende ambtenaren, m-eende spr. toch, dat er twee emsfige bezwa- ren aan verbonden zijn: de 18-jarige opvoe- d-eling komt in de wereUd en het gezin terug en ten tweede het onteerend karakter dat het geshcht, evenals de gevangenis, meebrengt. Nu heeft men de wet kracbtens welke men het kind aan die ouders kan ontnemen, die verder fel ij ken invloed- uitoefenen. Men beden- ke dat elk kind, aan zulke ouders onttrokken, het behoud van een nuttig burger voor den staat beteekent. Steeds dringender kiopt het verwaariposde kind aan de poort der Neder landsche liefdadigheid. Over hetgeen in dezen door het particulier mitiatief kan wor-den gedaan, sprak de heer Dorbeck na een korte pauze. Spr. stel-de hierbij voorop, dat de staats- macht en het particulier initiatief vervloeien. Tot dusver stond de staat ter eener zijde en bemoeide zich alleen met het kind, dat de be- palingen der strafwet had overtreden; aan de an-dere zijde was de gemeente e d, die het verzorgen der verwaarloosde kinderen be- oogde. Deze scherpe schddi-ngslijn is nu vervloeid. Menige filantropische instelling vroeg het kind niet te straffen, als het de wet overtreden had, en menige rechter gaf daar- aan gehoor, mits die instelling zich verder met het toezicht belastte. Deze gedachte is hi de kinderwetten neergelegd en wie de krotten waarnam, vanwaar veel van die misdeelde kinderen komen', zal deze wetten zegenen. Met deze wetten gingen de toen opgerichie particuliere vereenigingen een onbekende tqe- komst in en men kende er de bezwaren niet van. De particuliere vereeniging, die het ver waarloosde kind verzorgt, weet dat zij de toe komst draagt en een duren plicht vervult Het arbeidsveld ligt voor ons open als een land van belofte ten bate van het verwaar loosde kind en hoe meer wij dat bedenken, hoe duidelijker het wordt dat er in ons land een groote liefdadigheidszin leeft. Het beginsel van vergelding der straf wordt in de kinderwetten tot zoo klein moge- Iijke proporties terug gebracht. Zij zouden hun- doel echter geheel missen- zon-der de me- dewerking van het particulier initiatief. Het komt er op aan de slechte neigingen te onderdrukken en op te treden waar onmacht -en willekeur en verwaarloozing der ouders aan -den dag treden. Spr. was er van overtuigd, dat menig kind later dankbaar zal terug denken aan dte eer- gen of dan dien louter zimrelijken kaot van liefde." „Is er dan geen- kans voor jou tenzii Sara leert dien man niet meer lief te hebben." -Tim keek haar aan met iefcs als een ladi. Moeder denkt u, dat u zou kunnen leeren mij of vader niet meer fief te hebben Zij lachlte even. „Ja, daar heb je -me vastgezet, Tim", stem- de zij1 toe. „Maar" zij aarzelde even „Sara weet blijkbaar zoo weinig van- dezen man, dat zij mogelij-k zkh een totaal verkeerd beeld van zijn karakter heeft gevormd. Mis- schiten is hij' in wericelijkheidl niet de ideale persoon, waarvoor zij hem houdt" Tim glimladh-te. „U bent wel heel doorzichtig, moederlieF', zei hij geduldig. „Maar ik ben- 'bang, dat uw hoop te zu'llen ontdddcen-, dat de afgod een voets'tuk van leem heeft, todr op een' Meur- stelling zal- uitloopen." „Heh je den man ontmioet?" vroeg Elisa- beith op scherpen toon. „I'k weet zijn naam niet eens. Maar ik denk, dat hij een man met groote en goede eigenschappen meet zijn." „Als je hem nidt kent, kuni je modilijlc een oordeel daarover hebben." Een- -treurig glimlachje, vd1 diepe droe-f- heid, kwam op TitDj's gelaaj. 'sfie liefde, die pamafflereTnsTeTnt^ett en pier- sonen hem bewezen. Spr. betoogde, dat er geen verrukkelijker tooneel van heldenmoed bestaat dan het wer- ken in't belang van het verwaarloosde kind, het tooneel van groote liefde. Spr. wees op de ook in dit arrondissement op het-gebied vas weldadigheid werkende ver eenigingen die reeds groote wonderen ge- wrocht hebben en hij meende dat het voor de hand ligt, dat allereerst de christelijke ver eenigingen den stoot gaven tot yernieuwden en verjongden arbeid. De zorgen aan het kind bestecd eischen de heele persoonlijkheid van hem of haar, die zich ermee belast. Met grooten lof noemde spr. de verschil- lende vereenigingen hier ter stede en in di arrondissement, die werken in het belang der kinder-bescherming. De strijd, die door haar wordt aangebonden, is dikwijls zwaar, maar geen offer vinden zij te groot, het is een heili ge strijd', waarbij vaalc de nederlagen over- winningen zijn. Spr. meende zich zeer te vergissen in onze liefdadig en milddadig aangelegde bevolking. als hij niet geloofde in een algemeen steunen van die vereenigingen. Hierop ging spreker na welke kinderen aan die vereenigingen kunnen warden toever- trouwd. In de eerste plaats noemde hij de zoo- genaamde voogdijkinderen, d.w.z. die kinde ren, die op grond der wet aan de ouders zijn ontnomen, waarvoor de vereeniging zich be- reid heeft verklaard- te worden benoemd tot voogdi. De gronden voor ontzetting uit en onthef- fing van de ouderlijke macht werden door spr. aangegeven. Een tweede groep der bovenbedoelde kin deren is die der zoogenaamde regeeringskin- deren; dat zijn zij, die de strafwet hebben overtreden en ten aanzien van wie de rechter beveelt, wanneer hem is gebleken. dat het strafbaar feit werd bedreven ten gevolge van een slechte opvoeding en onder den invloed van een slechte omgeving waarin het kind yerkeerde, dat het zonder toepassing van straf ter beschikking van de regeering zal worden gesteld, opdat van regeeringswege hetzij door plaa-tsing in een harer opvoedingsgestichten hetzij door plaatsing bij de particuliere ver eeniging in zijne opvoeding worde voorzien. Ten derde noemde spr. de kinderen die aan de vereeniging door andere voogden worden tcevertrouwd (overdracht van voogdijkinde ren.) E>e vierde groep wordt gevormd door "die kinderen, die tijdelijk aan de vereeniging of een particulier zijn toevertrouwd. In verband hiermee memoreerde spreker de instelling van een voogdijraad in elke hoofdplaats van een arrondissement en waarin personen van verschillende richting zitting hebben. De voogdijraden zijn belangrijke instituten, zij hebben de rechtbank in te lichten en van raad te dienen bij alle aanvragen tot ontzetting uit de ouderlijke macht of uit de voogdij, eh hebben inlichting te geven omtrent de vraag welke personen of vereenigingen of instellin gen van weldadigheid de geschiktheid bezit- ten om te worden belast met de verzorging van het verwaarloosde kind. De voogdijraden vormen derhalve confrole- punten, waardoor de staat in verbindin-g komt met de particulieren en de vereenigingen, die zich met de opvoeding van bedoelde kinderen belasten. Zij kunnen in verschillende gemeen- ten agenten of correspondenten hebben. Over de werking van den voogdijraad weidde spreker verder uit door te wijzen op urgente gevallen, die direct ingrijpen noodig maken, waarbij niet gewacht kan worden op een definitieven beschermer van een verwaar- loosd kind. In zoo'n geval kan de officier van justitie dat kind tijdelijk aan den voogdijraad toevertrouwen, die het dan weer op zijn beur-t aan een vereeniging uitbesteedt Daarna kwam spreker tot den kinderrech- ter, waarbij hij herinnerde aan een uiteenzet- ting door mr. N. Muller alhier, waarom hij op dit onderwerp niet verder wilde ingaan. Ten slotte ging spr. na, dat iedereen den voogdijraad1 opmerkzaam kan maken op ge vallen van verwaarloozing, zonder welke par ticuliere hulp de voordijraad niet tot zijn recht komt. Ieder kan zijn hulp en steun bij de opvoeding aanbieden. Maar bovendien is financieele hulp van particuliere zijde noodig, opdat met steun der regeering (belangrijk ingekrompen door de allerwege doorgevoer- de bezuiniging) het particulier initiatief ten bate van het zoozeer misdeelde kind tot zijn recht komt. Dien financieelen steun riep spr. dringend in. Als het verwaarloosde kind kan worden behouden, is een goed werk gedaan, want het verwaarloosde kind is het depot waaruit het strafwaardige kind wordt gere- cruteerd. De kinderwetten bi-nden ons alien aaneen in het belang van het verwaarloosde kind. Spr. uifte den wensch, daf een particulier gesticht moge kunnen worden opgericht voor de opvoeding van verwaarloosde kinderen, wat dan een expansie voor de in dezen be- staande vereenigingen beteekent en ruimte geeft aan die organen, die door gebrek aan huisvestmg tot groote zelfbeperking zijn ge- dwongen en daarom dikwijls slechts aarze- lend loranen optreden. „Ik ken Sara", was ail wat hij zei. „Sara is geneigd tie menschen, van wie zij houdt, te idea-l-iseeren", begoni Elisabeth weer. Zij sprak fcalm, maar de uitdrukking van haar gelaat was hartstochtelijfc. Het scheen alsof zij al haar krachten verzamelde, en ze op een bepaa-ld doel fe richten, dat verborgen lag in de ondoorgrondelijke diepten van haar oogen. Ik vinid het moeilijk haar te vergeven", zei ze ten sloltte. „Dat ilij]kt niet op u, moeder." „Dat lijkt juist wel op mij" amtwoordde zij met een' halfteederen spot in haar stem. „Het is doodnatuurlij'k, dat ik het moeilijk vind die vrouw te vergeven, die mijm zoon leed heeft aangedaan. Tim's antwoord getudgefe van die eigen- aardige, nieuwe enraring, die liefde hem ge- geveo had. „Een man- wil liever gewOnd worden door de vrouw, die hiji liefheeft, dan vertroeteld door de vrouw, die hiji niet liefheeft", zei hij" rustig. En Elisabeth, die helm begreep, zweeg. In haar spreken met Tim was zij heid ver- standig en omzichtig geweest en had zilch volkomen in bedwang gehouden, wel wetend, T'.r GEVONDEN VOOR WE RPEN. Aanwezig aan het Bureau van politle: Langestraat en aldaar te vragen op alle werk- dagen tusschen 11 en 1 uur, de navolgende yoorwerpen, als gevonden gedeponeerd dp 13 14, 15, 16, 17 en 18 October 1924. Huissleu- tel, gummibal, dameshandschoen, leeren riem. Aanwezig en teb evragen bij de navolgen de ingezetenen, onderstaande voorwei-pen als gevonden aangegeven op: 13, 14, 15, 16 17 en 18 October 1924: W. Buter, Blocmstraat 42, vischkaar. E. v. Veen, Baansingel 25, kin- derschoen. Mr. Cohen Stuart, Langestraat, poes. A. Baart, Nieuwesloot 20, vu-lpen. M. Vriesman, Westerkolkstraat 4, koperen ge- wicht. K. de Jong, Stationstraat 2, cemtpur regen jas. A. de Vet, Fnidsen 165^rijwfclbui- tenband. C. Beentjes, Lombardsteeg 17, om- slagdoek. T. Vogelpoel, Zeglis 8, hondenpen- ning. E. van der Meulen, Langestraat 67. baret. S. de Jong, Oudegracht' 48, gewicht T. Vlug, Noorderkade 68, horloge. J. ter Haar, Stationstraat 11, broodzak met porte- monnaie. P. Winkel, Stationsweg 34, belas- tingplaatje. B. Steyen, Huiswaart, kinder- tasebje. A. Ruiter, Vamebroek 24,, ring met rammelaar. K. Hoogland, Laat 23, rozen- krans. Boersen, Omval, zak aardappelen. W- Bouwman, Boomkampstraat 12, notitieboekje. H. Overtoont, Scheteldoekshaven 1, sleuteltje. N. Jansen, Eendrachtstraat 14, rozenkrans. W. Zwart, Runstraat 6, portemonnaie J. de Haas, Stuartstraat 41, portemonnaie met schaartje. J. Jansen, Ingelandstraat 10, witte geit. J. v. d. Vis, Middenstraat 29, kachel- sleutel. M. Baltus, Druivenlaan 18, portem. B. Schoenmaker, Lindenlaan 38, paardenbel. K- Ham, R. O. G. 23, armband. C. van Duih, Verdronkenoord 44, gouden broche. T. Jon- ker, Vogelenzang 17, portemonnaie. Evera, Oudegracht 58, bril in etui. Korfhoven, Mei- doornstraat 4, mantelband. N. Adolf, Ach- terstraat 35, 2 s(jikken touw. Annie van der Kuit, Nieuwpoortslaan 133, zilveren horloge. T. Dun, Wilhelminalaan 23, vulpen. H. Kee- sen, Zeglis 21, mantelband. G. Philip, Lan gestraat 2, stukjes band. Barten, Verl. Stuart straat 82, baret. W. Gelder, Spanjaardstraat 9, halsketting. J. v. Tiel, Uitenboschstraat 52, doek inh. autogereedschap. A. Godyn, Vame broek 45, damestaschje inh. alpacabeursje. Mej. Brakenhof, Overdiepad 28, zilveren ro zenkrans. W. Bloemink, Baangracht 10, R K. kerkboew. W. Karseboom, le Landdwars- straat 2, pet. Wanneer men weder m het Bezit is van Het verloren voorwerp, wordt men verzoeht hier- van kennis te geven aan het Bureau van po litic. Verstand en hart, regeering en particulier initiatief, moeten In de goede uitvoermg der kinderwetten samenwerken aan het welzijn van het kind. Een ruim en dankbaar te bewer ken arbeidsveld ligt open, maar er moet veel en hard worden gewerkt. Voor de arme ver- stooten, verlaten kinderen te werken en hen te helpen aan een vriendelijk tehuis, zij aller le- venstaak, waaraan men zich geve met geheel het haft',(Applaus.) De Heer Wendelaar gaf op verzoek van den spr. gelegenheid tot het stellen van vragen, waarvan echfer geen gebruik werd gemaakt Spr. bracht dan een woord van dank aan mr. Dorbeck voor de met zooveel overtui ging uitgesprolKn rede, waarin hij het jeug- dige vuur en idealisme bewonderde. Het bestuur van den Armenraad is stellig door dezen avond niet teleurgesteld, omdat het de bedoeling is persoonlijkheden te zien en een krachtige overtuiging, die door mr. Dorbeck zeker werden gebracht. Wij alien, zei spr., zijn het zeker wel eens In bestrijding van de platheid en van wat den mensch omlaag haalt en daarom meende spr. den heer Dorbeck te mogen danken dat hij had opgewekt om niet te versagen en te blij- ven strijden voor het licht. UIT HEILOO. De fuLn'bouwvereeniging „Ete Vobruit- gang" hield Vrijdiagavond een ledenveiigade- ring in't cafe Held'er. De voorzitter, de heer K. Blokker, opende de vergadering met een hanelijk welkom, in- zonderheid aan den heer J. Breed, vertegen woordiger van de Tuinbouw Aankoop Gen- tna-le (T. A. C.) te Aa-lsmeer. De voorzitter acht voorts zijn dank aan de heeren Bakker, Kiers, Drijver, Rood en Smits, die die stand °P de L.E.T.T. hebben verzorgd. Jammer is dlat slechts een tweede prijs is behaald, dOcb dit lag z.i. niet! aan de commissife en aan- de stand, deze was goed verzorgdl. De heer Pilkes maakte aanmeridng op de notulen. Er was besloten dat men geen aan- voerders aanneemt, doch alleen vedlit vom- le- den. Hierover ontspon zich een discussie. De voorzitter deelde rnede dat noodig is een statutenwijzi-ging, ate men zal afwijlcen van de gevolgde gedragsilijn, doch wil men een voorsitel ind'ienen om met verhooging van vei- lingspereentage niet-'leden toe te laten, dan is dit een punt Voor een volgende vergadfering. Het volgende punt was: A-anshiiting proef- tuin „Kennanerl-an-d", Alkmaar. De voorzit ter zette uiteen-dat het voorstel-Sm-ife steeds is aangehouden. Het bestuur stelde voor aan kunnen verdragen. Maar zij was een geheel andere vrouw, toen zij een half uur later te- genover Geoffrey Durward in dlens studeer- kamer stond. De twee groote dWjfveeren in Elisabeth's leven waren geweest: eerst haar liefde voor haar editgenoot en later haar liefde voor l im, met al het natuuriijke instinct tot be schermen, dat aan het moederdement eigen is. Zij was dat soort- van vrouw, die desnoods de vleugds van een aartsengd uiltgerukt zou lebben, wanneer die -konden-lhijdragen tot het geluk van haar zoon en nu zij wist, dat dit aatete bedreigd werd door het feit, dat zijn liefde voor S-a-ra on-beantwoord- hleef, voelde zij biFeren wrok en verontwaardigc-ng. „I'k z-eg je, Geoffrey", verklaarde ze ajp krachtigen toon, „zij zal met Tim faiouwea, ze zal! Ik will niet, dat zijn mooie, jonge leven bedorven en vernietigd zal worden1 door de grillen van- een vrouw." Majoor Durward keek bezorgd. „Liefste, ik zou Sara in 't minst niet em grilli'ge vrouw diirven n-cemen. Zij kent haar eigen hart..." „Tim evengoed!" viel Elisabcfh Hem in de Pede. ,,-En wanneer ik het gedaan kan krijgeiL zal hij de wensch van zijn hart vervuld zien." v (Wordt .^ervolgd),J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 5