SPAANDER Co,
tfle Vlaamsche liedjes zomg, van het Kwezelke
dat niet dansen wilde.
Dat is al lange jaren geleden. Het is een
jeug dherinneringiets uit onzen jongenstijd,
jets uit het /erleden en toch eigenlijk ook
weer niet.
Want het bestaat wer-kelijk nog en het is
er al die jaren geweest, als iets blij vends dat
met ons mee leefde.
In verloop van tijd hebben we hier en daar
den dichter-zanger met zijn guitaar en met
ziijn lange zwarte jas die er uitziet of het
nog altijd dfezelfde is voor het voet-
licht zien treden en de oude wel vertrouwde
liedjes hooren vertolken.
En toen we gisteravond in de vrij goed ge-
vulde tooneelzaal van den heer Mooij den
d'ichter opnieuw de oude zangbun-dels op zijn
wrakke muzieklessenaar zagen zetten toen
was het net of er al die jaren eigenlijk heele-
maal niets veranderd was.
En toch is dat natuurlijk wel zoo.
Speenhoff, Jacobus Hendricus, is ge-
trouwd en een braaf huisvader geworden met
drie kinderen, twee meisjes en een jongen,
die bij vader in de leer is gekomen.
Mej. Cesarine Prinz is sinds lange jaren
mevrouw Speenhoff en de zoon is a' ntte
im Bunde in het gezelschap opgenomei
De Speenhoff van vroeger heeft als 't ware
een klein caba-fet gekregen waarvan hij zelf
de artistieke leider en directeur is geworden.
Er is een troonopvolger, die als Jacobus
II gepresenteerd wordt en wie die groote jon
gen zelfstanddg ziet op treden en zijn liedjes
op den vleugei hoort begeleiden, begrijpt dat
de tijd niet stilgestaan heeft.
Zoo kan het doorgaan en zco ongemerkt
zal er een Jacob III geintroduceerd worden,
tot we, de geslachten door, een lange Jacobs-
ladder van zingende dichters of dichtende
zangers hebben gekregen.
Dat is nog toeko-mstmuziek en welke plaats
Speenhoff's afstammelingen in latere jaren
in ons volksleven zullen innemen, kan nie-
mand voorspellen.
Maar wel durven wij zeggen, dat de loten
van den ouden stam nooit zoo populair wor
den als de stamvader zelf is.
Hij, Speenhoff, is de eerste geweest en zal
in onze herinnering de beste blijven.
Hij schiep ons volkslied. Hij kende ons
volk, zijn verla-ngen, zijn hartstocht, zijn
ddugden en gebreken, bij peilde het mensch-e-
lijk leed en de menschelijke vreugd in alle
maatschappelijke kringen.
Het volk en v-ooral de arme zwoegers en
tobbers hebben in hem den v-ertolker van
him levenslied gevonden.
En als hij Angt van het kind van de zon-
de, van het meisje, dat je nooit vergeet en van
het leelijke kindje, dan kfinkt uit woord en
stem het doorvoelen van het schrijnende leed
van de wrakken op de levenszee, van de arme
tobbers en zwervers, die toch allemaal hun
idealen hadden en wief weemoed hij met een
eenvoudig gebaartje en een tokkeltje op z'n
guitaar zoo treffend weet uit te beelden.
In den loop der jaren zijn er tal van nieu-
we liedjes geboren en er zijtn vele dikke bun-
dels van wijzen eh prentjes verschenen.
Speenhoff heeft nimmer geschroomd den
draak te steken met alles wat hij verderfelijk
achtte en hij deed het op de hem eigen karake-
ristieke wijze in een moraal waarin hij het
maatschappelijke gebeuren van vele jaren
aan critiek onderworpen heeft.
En wie hij ook bezimgt, de oude snoeper, de
vrek, de tramco-nducteur of de heeren van de
beurs, altijd zegt hij kort en raak waar het
op aankomt en boeit zijn gehoor met zijn
sonaar geluid en eenvoudige voordracht.
Het is wel teekenend vior de plaats die
Speenhoff in het hart van ons volk inneemt,
dat hij een menschengeslacht lang deze-lfde
liedjes kan zingen en dat hem toch telkens
weer gevraagd wordt om die oude bekende
dingetjes, die nog altijd inslaan en den band
tuschen za-n-ger en toehoorders tot een hechte
en onverbreekbare maken.
Wie Speenhoff iin langen tijd niet gezien
en gehoord heeft, valt het wel op, dat de
koning onzer dichter-zangers ouder gewor
den is.
Hij is en dat kan natuurlijk ook niet
anders niet meer de oolijke zanger wiens
portret zijn eersten bund-el siert, hij is e6n
man op jaren, die een leven van harden ar-
beid achter den rug heeft, maar die altijd
nog het oude contact met zijn gehoor heeft
behouden.
Zoo was het ook gisteravond.
Velen waren opgekomen om de familie
Speenhoff voor haar vertrek naar Indie te be-
wijzen hoe men den dichter-zanger ook in
Alkmaar en omgeving weet te waardeeren.
En Jacobus I zong van de gevangenis
kraut, van het meisje met het raar verleden
van het kleine proppie, van het sti-lle stranc.
en van Jo-pie die met een gemeentewerkman
gaat t-ro-uwen en hij vond een aandachtig ge
hoor en een dankbaar publiek.
Mevrouw Speenhoff v-ertolkte het altijd
weer mooie volksliedje van de hefstblaad'jes
en van de leege bank in de Idas als Jantje
voor altijd met vacantia is gc-gaan.
Hier is zij op haar best en haar mooie, voi
le s-tem heeft nog niets van de oud-e bekoring
verloren. Vooral' in het Fransche cabaretiied-
je „Vous etes jolie", hebben wij dat met ge-
noegen kuninen consta-teeren.
De troonopvolger blijkt een geestig caus-eur
en geeft aan den vleugei met son-ore stem wat
.van zijn va-ders liedjes ten beste.
Meer dan vroeger treedt Speenhoff als con-
ferencier op. Hij hekelde en hoe raak kan
hij dat do en de zuch-t van het voik om het
mooie Holla-n-d-sche lied in den straatzang
door nietszeggen-de algemeenhed-en te vervan-
gen en hij hield een pleidooi voor be-houd van
het Fransch op de lagere school door met
vrouw en zoon wat van het mooiste en bester
uit den Fransehen liederenschat te doen
hooren.
„Ach mijn Arie is gaan varen" Speen
hoff heeft het dezer da-gen met veel succes
voor de d-raadlooze gezon-gen is een van
de oude liedjes dat altijd weer pakt en den
dicht-er-zanger in zijn vruchtbaarsten tijd
k arakteriseert
De samenzatng van Speen-hoff met vrouw
zn zoon is van een won-dere bek-oring en doet
beseffen hoe dit drietal langzamerhan-d tot
een onve-rbreek-baar geheel is geworden.
Even voor de pauze heeft de heer J. B. van
Amerongen, namens de aanwezigen, den heer
Speenhoff in een prettige causerie gehuldigd
voor alles wat hij voor onzen volkszang ge-
daan heeft. Hii; stoetr nu Speenhoff
toch in zijn jubileu-mjaar is een blik in het1
verled-en en vertolkte hoe de dichter-zanger
steeds de voile belamgstelling en de liefde van
ons volk in al zijn maats-cha-ppelij-ke k-ringen
gehad heeft.
On-der lan-gdurig en geestdriftig applaus
der aanwezigen overhan-digde de heer Van
Amerongen den heer Speenhoff een fraaie
•krans, waama mevrouw Cesarine een keurige
bouquet in ontvangst had te nemen.
Natuurlijk heeft de dichter-zanger daar-
voor een dankwoord gesproken en na een der
karakteristieke eenactertjes en een driestem-
mig loflied op den arbei-d is deze ouderwet-
sehe Speenhoff-a-vond besloten.
RoweTSehrale Huf3
Gesprongen Handen rfaiwrvr J?Springende Lippert
PUROL SiJ Apofh. Orpjl^n.
Staten-Generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van gister.
Bij de behandeling van de Tariefwet verde-
digde de heer Snoeck Henkemans
(C.-H.) opnieuw zijn amendement om garens
met 5 pet. te belasten en als compensate vrij-
wel alle touw met 8 pet. te belasten.
De heer Boon (V.-B.) om touw niet te
belasten.
De Minister ontraadde dit laatste.
Hij had tegen het ongewijzigde amendement-
Snoeck Henkemans geen bezwaar.
Het amendement-V 1 i e g e n om garens
vrij te stellen werd verworpen met 4731
stemmen.
Het amendement-B o o n om opmakingsga-
rens van 120 gram terug te brengen tot 50
gram, werd verworpen met 4633 stemmen
Het amendement-B o o n om de geheele
post met 5 pCt. te belasten werd verworpen
met rechts tegen links.
Het amendement-S n o e c k-H enkemans
(5 pCt. op garens en touw binnen zekeren ge-
wichtsprenzen) werd verworpen met 5228
stemmen.
He amendement-B o o n (post VI van de
begrooting met 5 pCt. te belasten) werd ver
worpen met rechts tegen links.
(Tot zoover word dit verslag reeds in een
gedeelte van onze vorige editie opgenomen
Het „cnbeschadigde" art. 41 werd goedge-
keurd.
Art. 1 der wet werd goedgekeurd.
Art. 18
De disoussie over art. 18 en het amende-
ment-Dr-."«o:imys werd voortgezet.
De heer Dresselhuys (V.-B had
zijn am-enclement eenigermate gewijzigd, zoo-
dat het verband houdt met art. 43. Voorts is
bepaald, dat de uiterlijke kenmerken duidelijk
aanwezig moeten zijn en bij visitatie vertoond
worden.
De heer De Monte Verloren
(A.-R.) voorzitter der Commissie van Rappor
teurs, zeide dat de commissie tegen dit amen
dement is, omdat het te veel zal kost-en.
De heer Van Vuuren (R.-K.) ver-
klaarde.zich ook tegen het amendement, dat
een wijzigjng brengt in art. 43 en daaraan
een uitbreiding geeft.
Versehillende artikelen kwamen vrij die op-
zettelijk zijn belast; en dat kon spr. niet goed-
keuren.
De heer Van der Waerden (S-
D.) meende dat het amendement bedoelt het
beginsel der wet te handhaven, n.l. vrij te
stellen wat dienstig is voor de industrie. Er
zat dus geen enkel bezwaar in om tegen ver
keerde toepassing te waken.
De Minister wees op het gevaar van
een bepaling als in dit amendement is vast-
gesteld. Niet alle bezwaren zijn uit het amen
dement weggenomen. Het betreft een beperkt
terrein, waarop vrijheid van handelen wordt
gelaten. Die vrijheid wordt weer eenigszins
beperkt door art. 43. Alles wat valt onder vi-
gueur van art. 43, valt buiten het amende
ment.
Vandaar dat het amendement feitelijk een
uitbreiding geeft aan art. 43. maar daardoor
ontstaat het gevaar van bngdijke behandeling
van producten. De artikelen die onder art. 43
vallen zijn er slechter aan toe, dan degene die
daarbuiten vallen maar een beroep kunnen
doen op dit'amendement. Dit is niet billijk,
Het amendement werd verworpen met 44
tegen 33 stemmen, rechts tegen links.
Art.43, luidende thans
Zcolang daaromtrent .geen wetteliike rege-
"ing bestaat, zal van de door Ons bij alge-
meenen maatregel van begtuur aan te wijzen
g-oederen waarvan tot aan het in werking tre
den dezer wet een invoerreoht werd geheven,
doch welke volgens het bij deze wet behoorend
tarief niet aan invoerrecht o-nderwortren zijn,
het vrcegere invoerrecht gehandhaafd.
Voor goederen-soorten die bij het vroegere
tarief slechts voor een deel aan invoerrecht
onderworpen waren kunnen voor een doel-
matige aanduiding van beiaste goederen, bij
bovenbedoelden algemeenen maatregel van
bestuur tevens gewichtsgrenzen of andere on-
derscheidingen worden vastgesteld.
Het eerste lid zai niet mbgen worden toe-
gepast op goederen, waaromtrent in het bij
deze wet behoorend tarief is bepaald, dat zij
vrij van invoerrecht moeten worden toegela-
ten of welke daarin van het volgens een juist
v-erschuldigd uitvoerrecht uitdrukkelijk zijn
vrijgesteid en evenmin op goederen welke bij
het in werking treden dezer wet hier te iande
niet worden vervaardigd.
Omtrent de samenstelling van den in het
eerste lid bedoeiden algemeenen maatregel
van bestuur zal vooraf het gevoelen worden
ing§wonnen van de Tariefcommissie. Voor de
tot dit doel te hcuden vergadbring der com
missie worden- al haar 1-eden opgeroepen.
De heer Dresselhuys (V--B.) zou
tegen dit artikel stemmen omdat het een ver-
slechterin-g is van d-eze wet.
De heer V 1 i e g e n (S.-D.) vrceg den
Minister dat artikel met over-leg toe te passen
en alleen dan te gebruiken als is aangetoond
dat tc-epassing onvermijdelijk is.
De heer O u d (V.-D.) achtte dit artikel
in strijd met de grondwet op het stuk van be-
asti n g wetge vin g.
De heer Snoeck Henkemans
(C.-H.) meende wel dat een wettelijke basis
aanwezig is, omdat het aanwijst welke artike
len deze bepaling kan treffen.
De Minister begreep het zwaarwich-
tige grondwettelijk bezwaar van den heer
Oud niet. Deze bezwaren zijn hersenschim-
men.
De heer Oud (V.-D.) stelde voor in de
eerste alinea de woorden „door Ons bij alg
maatregel van bestuur aan te wijzen" t-
schrappen. Dan zijn de artikelen waarover
het gaat aangewezen.
De heer v. d. W aerden (S.-D.) achtte
dit artikel volkomen in strijd met de gansche
wet en van de technische herzienipg blijft niets
over.
De Minister herhaalde zijn opvat-
ting, dat deze bepaling de moeilijkheden weg-
neemt. Er zijn 23 posten die wel zakelijk zijn
opgenomen, maar niet met name en daarvoor
is deze bepaling noodig.
Het amendement-Oud werd verworpen met
42 tegen 30 stemmen, rechts tegen links.
Art. 43 werd goedgekeurd bij zitten en op-
D-e wet was afgehanddd; er had! een twee-
de lezing plaats.
De Voorzitter deelde mede, dat er
een wijziging heeft plaats gehad bij art. 91,
de naaimachines, die nu alle zijn belast, het-
geen niet de bedoeling was- Spr. stelde voor
de beraadsl aging over art. 91 te heropenen
om dit te hersteilen.
De heer IJ zerm an (S.D.) stelde voor
de zwaardtere soort naaimachines alsnog vnj
te stellen.
Dit voorstel werd goedgekeurd.
De voorzitter stelde voor de eindstemmmg
te doen plaats hebben op 12 November.
De heer W ij n k o o p (C.-Fr.) wenschte
dat die stemming in elk geval pas zal plaats
hebben na de interpellatie-Gerhard
Dit voorstel werd niet voldoende onder-
steund.
Tabaksacdjns.
Aan de orde was het wetsontwerp tot ver-
hooging van den accijns op tabak.
De Heer 1J zerm an (S.-D.) had be
zwaar tegen deze verhooging. De tabaksin
dustrie is nog niet eens aangepast bij de vroe
gere accijns-heffingen en kan dus een nieuwe
verhooging niet dragen. Spr. had niet zulke
zware principieele bezwaren- tegen 'n belas-
ting op tabak, maar hij gevoelde er niet ve:i
voor. Hij betreurde het, dat de sigaren uit dit
voorstel zijn genomen; daardoor is de kans op
aan-neming vergroot.
De accijns drukte nu op de rook- en prumi-
tabak, die juist het meest door de kleine luy-
den worden gebruikt.
Spr. herinnerde er aan, dat de tabaksa
cijns altijd veel verzet heeft gewekt. Thans
zijn wij op den slechten weg en wij gaan
steeds verder. Laat het nu uit zijn.
De vergadering werd verdaagd tot heden
een uur
WINTERJ ASSEN
JEKKERS
HAND^CHOENEN
er een uit de vele geduldig-wachtenden en
sluit meteen de oogen.
Russische Typen.
Uit het Ukrainisch van Fl. Beck.
(Nadruk verboden).
Danylo wachtte bij de witte poort; als een
dief keek hij het park in, maar waagde niet
naar binnen te gaan.
,,Weet ik't, of je hier door mag, en wat, als
er iemand naar buiten komt, die je doorram-
melt, en hoe kan ik weten van tevoren, dat
hij't niet zal doen?"
Mooiee, blanke wegen voerden door het
park, maar juist om die koesterde hij vrees
geslagen te worden, want aan deze moest hij
voorbij om op de plaats te komen. Inmiddels
bleef hij maar kalm bij de poort wachten.
Alle boeren, en er zijn er zoo eenige milli-
oenen, verstaan de kunst lang en geduldig te
wachten. Als hun heer op de kanselarij is,
wachten zij staande. En al zouden ze nog
zoovele zijn, geven zij toch niet't kleinste le-
vensteeken, maar staan ze maar stil, met ge-
zichten zonder eenige* uitdrukking. Aldus,
staande slapend, zijn ze maar half bij be-
wustzijn en van 'n matelooze onverschillig-
heid.
De ambtenaar in hun midden lijkt op een
zwarte vlieg midden in de honig. De uiterste
in de rij, die het dichtst bij de ambtelijke ta-
fel staat, is er het slechts aan toe, want hij
kan niet echt inslapen. Telkens trekt hij de
wenkbrauwen tot aan zijn kuif omhoog en
kijlct onrustig om zich heen. Zij, die vlak in
zijn buurt zijn, sperren nu ook de oogen
open en de onrust van den buitenste plant
zich voort tot den laatste, die bij de kachel
staat. Deze, op zijn beurt, wordt, evenals de
wind alle halmen van den weg tot de verste
greppel doet wiegen, nu ook in beweging ge-
bracht.
Als de ambtenaar, hun heer, niet op de
kanselarij is, dan gaan ze zitten. 't Is een
weldaad voor hen om een half uurtje te zit
ten, een weldaad, als ook maar slechts een
hand of voet een beetje mag rusten. Zij drin-
gen zich op een hoop bijeen en leunen met
alle mogelijke lichaamsdeelen tegen elkaar
aan. Eenigen houden hunne hoeden voor-
zichtig voor zich uit om ze niet te veel te
deuken. Zitten zij eenmaal voldoende goed,
dan beginnen ze fluisterend met elkaar te
praten.
„Als we eens een pijpje er bij opstaken?"
„Laai dat liever".
„Jullie koopt de tabak?"
„Bij mij in den tuin groeit wat."
„Wees liever stil, anders hoort iemand 't
nog en
En meteen tasten alle handen binnen in de
kielen en schuiven ze hunne tabaksrollen uit
het voorste gedeelte van het hemd weg tot
diep achter naar de armsholten, want wat 'n
ding zou 't zijn als 't eens iemand inviel, hen
te gaan betasten!
Het gefluister houdt op, de gezichten wor
den dof, het speeksel vloeit v/eg uit de rnond-
hoeken en de hoofden vallen zwaar omlaag.
Is er een onrustige onder hen, dan maat hij,
evenals die buitenste in de rij, dat al de an-
deren niet kalm op den grond kunnen blijven
zitten. Gebeurt het, dat zijn hand gaat sla-
pen, of dat er juist iets hem in den rug prikt
en hij het niet kan uithouden en zich moet
verleggen, dan verschuiven ook de buren en
de harmonie van het gemeenschappelijke ge-
leun is verbroken. Het rechttrekken van ar-
men en beenen begint opnieuw tot er einde-
lijk weers eens eeiTkomt, die stoornis wekt.
„Wat ongeduldige mensdien toch!" zucht
Aldus wachten er velen en ook Danylo
wachtte bij de poort, hoewel hij alleen was.
Slaperigheid en onverschilligheid kwam over
hem en verward gingen zijn gedachten door-
een. Op weg naar den „heer" had hij een
duidelijk plan voor zich gehad.
Als hij hem ontwaarde, zal hij zich den
hoed van 't hoofd rukken en naar hem toe-
gaan, zoo ongeveer als 'n ooievaar schrijdt
door het moeras, behoedzaam en heel zacht,
om geen steentje van den „heer" te beleedi-
gen. Als hij dan zeer nabij gekomen is, zal
hij de oogen opensperren en hem zoo smee-
kend aanzien, dat de-„heer" denken moet:
„is me dat een arme drommel!" Dan zal Da
nylo naar zijns meesters hand tasten, haar op
beide kanten kussen, het voorhoofd tegen de
vlakke hand drukken en eenigszins achter-
waarts buigen. Dan zal hij de schouders la-
ten zinken, den hoed achter zich ter aarde
werpen, met de mouw langs den mond vegen
en beginnen te spreken:
„Ik ben naar den genadigen heer gekomen
om mij te verhuren. De tijd voor den oogst is
zoo moeilijk; ik heb vier kinderen en maar
een klein lapje grond. Ik moet 'n dienst zoe-
lcen, ik kan van alles, want ik ben een
flink mensch. En ik smeek God's genade af
als die van u, genadige heer, dat we het eens
mogen worden en gij mij zoo dadelijk een
schepel koren wilt geven voor mijn vrouw en
kinderen; met een kan ik dan in dienst tre
den."
Het eerste wat de heer zal zeggen, luidt
stellig:
„Je bent waarschijnlijk een dief?"
,,Ik, heer, ik heb geen vreemde korenhahn
ooit aangeraakt."
„Waarom lieg je, canaille; is zoo iets denk
baar: een boer, die niet steelt?! Of ben je
misschien geen boer?"
„Een heele gewone boer, maar aan goed
van anderen raak ik niet graag."
„Dan drink je zeker?"
„Ik geef me met drank niet af, want ik
heb er geen geld voor."
„Je liegt er on los; jij zoudt sterven zon
der brandewijn!"
„Zonder brandewijn zou ik waarschijnlijk
niet sterven, zonder brood misschien!"
„Je hebt aardifre antwoorden klaar, je
hebt natuurlijk gezeten, en ze hebben je daar
wat verstand bijgebracht."
„God geeft ons de kinderen, heer!"
mijn leven achter mij, maar nog nooit ben
ik met een voet in arrest geweest."
„En waarom heb je zooveel kinderen
dv wereld geschopt?"
„God geefj °ns de kinderen, heeer!"
„Heeft de priester je dat geleerd?"
„Met priesters houd ik me niet op, want
dat kost maar geld en naar de kerk ga ik
ook niet, omdat ik niets heb aan te trekken."
„Dus jij bent eigenlijk een „radicaal" en
laat je door den priester niet villen?"
„En zelfs, al wilde ik den priester iets ge
ven, kan ik dat niet, omdat ik niets heb, en
ook al wou hij wat van me aftroggelen, dan
nog ging dat niet, omdat er niets te halen is
Maar ik kwam hier om u te smeeken
Hij weet vooruit dat de heer hem zal be
leedigen, dat hij zijn grappen zal botvieren
met dengeen, dien hij in dienst neemt. Hij
was volkomen zeker van zijn zaak, maar bij
de poort ontzonk hem den moed. Ginds lag
het plein van het naastbijgelegen dorp, doch
hij wist niet welken kant hij het bereiken
moest. Bovendien lag het plein in het open
veld en men kon niemand vragen. Danylo
wachtte. Zijn klaar-uitgedacht plan vertroe-
belde zich, hij krabbelde zich achter het
oor en keek onzeker voor zich uit.
„Over deze wegen hier wordt schijnbaar
wel gewandeld, want zie, ze hebben er zand
gestrooid", peinsde hij.
Zijn oogen dwaalden lang in't rond, tot
dat ze zich op een pauw vestigden, die op
kleinen afstand pronkte.
„Voor zoo'n prachtstaart kreeg je menige
duit; als je e!r maar bij kon komenwie
weet, misschien zou zijn vleesch niet tegea-
vallen
Hij keek om zich heen.
„Daarginds is terrein genoeg en volop
koren. Waar hij dat alles toch zou bergen?
Zijn gedachten joegen alle richtingen uit.
,,Het voorjaar is zoo heerlijk, zoo heer-
lijk!"
Weldra zag hij niets meer. Als een mee'i
zak zat hij in elkaar en voelde den slaap
over zich komen. Om zich te vermannen,
spalkte hij de oogen wijd open en streek hij
met de hand langs het gezicht en tuurde naar
een beeld van een ongelukkigen kampvechter,
die op genade of ongenade zich aan den
vijand wil overgeven. Na een poosje wendde
hii zich half naar den oever toe en scheen
zich aldus te willen neervleien, dat hij zoo-
wel slapen als wachten kon. Eindelijk strek-
te hij zich toch heelemaal uit en sloot de
oogen. Hij had amper een minuut pedut, toen
iets hem toefluisterde:
„Slaap jij maar bij de poort van den
grooten heer tot de koetsier je een teeken met
de zweep geeft, dat het bloed rondspat!"
Hij voer verschrikt omhoog, keek alle
richtingen uit en bleef versteend staan. Een
seconde lang hield hij zich onbewegelijk,
toen sloeg hij iets, dat onzichtbaar was, van
zich af en liep van de poort weg het veld in.
In het gras kroop hij weg en strekte zich
voor een behagelijken dut uit. In zijn droom
verscheen de groote heer en diens handen en
de witte wegende heer gelastte hem den
hoed op te zetten, maar hij wilde niet.
„Ik vraag excuus heer, ik ben een arm
mensch, ik kan den hoed niet opzetten, want
ik ben arm, vreeselijk arm
Een zachte sluimer verdreef de droombeel-
den; rustig sloep hij verder.
Boven hem lachte de zon, zij zond haar
stralen op hem neer en liefkoosde hem als
een moeder. De bloemen kusten zijn zwart,
ongekamd haar en sprinkhanen sprongen
over hem heen. Hij sliep rustig en zijn zwar
te voeten en handen vormden een geheel met
zijn donker lichaam.
jwtefwsmite na-betrachting van den
psychiater Or. P. B-ierens d'e Haan, inzake
zijn rapport over de Wychensche moordzaak.
Het bestuur der vereeniging voor kinder- en
politie-rechtspraak publiceert een uitvoerig
adres aan den Minister van Justitie gericht.
Het betreft diverse en wettelijke voorschrif-
tcn, aan te brengen wijzigingon, welke in de
practijk der rechtspraak, in het bijzonder der
kinder- en politierechtspraak gebleken leemten
zouden kunnen aanvullen.
Marktberichten
Tfldsohriften.
Het Maandblad voor berechting en reclas-
seering van Volwassenen en Kinderen, bevat
ZAANDAM, 3 Nov. 1924. Veilingvereeni-
ging „De Zaanst-reek". An-dijvie 50—100 ct.
jxT kist, Uien 1.55 per za-k, Roode kool 6 K>
tot 12 ct. per stuk, Bieten 1.802 per
100, Gele kool 8^—9 c-t. per stuk, Peen 15—
19^ ct. per bos, Prei 16—19 ct. per bos,
Boerekool 56—88 ct. per kist, Zoete Appelen
6_6 ct. p. p., Raapstelen 1.65 per 100
bos, Knolselderie 15—1714 ct. per bos, Sel-
derie 10—13 ct. per bos, Pieterselie 9—12 ct.
per bos, Gr. kool 6—12 ct. per stuk, Stoof-
peren 3514 ct. per pond.
BROEK OP LANGENDIJK (Langedij-
ker Groentenveiling), 4 Nov. 32300 stuks
Bloemkool le soort 10.3022.20, 2e s.
2.60—/ 8.70 per 100 stuks, 13200 K G.
Wortelen 2.10—/ 2.60, 37900 K.G. Roode
kool le soort 2.50—/ 4.80, 494-00 K.G.
Gele kool le soort 34.8-0, 98200 K G.
Witte kool le soort 0.90—/ 1.40, Deensche
witte 2—/ 5.10, 6800 K.G. Uien: Uien
6.407.70, Drielingen 6.207, Nep
7.90—/ 8.50, 2575 K.G. Bieten 2.30—
2.90, 500 K.G. Ram-m-enas 3.80, alles
per 100 K.G.
BOVENKARSPEL' „de Tuimbouw", 4
Nov '24. Heden besteedde men voor:
Bloemkool 1 13.50-/ 26, II 5.50—
13.50, III 3.50-/ 9.50, Roocfe kool
3.30—/ 6, Witte kool 1.20—/ 1.50, Gele
kool 2.503.40, Uien 3.15—/ 3.80,
Bieten 11—/ 14.50, Middelbaa-r 10—
13, Klein-e 6.50—/ 9, Spruitkool 3. i
WARMENHUIZEN, 4 Nov. 1924.
Roode kool le soort 1.804.20, ult-
schot 0.70—/ 1.60, Gele kool le soort 2
tot 2.90, Witte kool le soort 0.95—/ 1.30
Deensche witte 2.102.6-0, Peen 2,
Bloemkool 8.60—/ 9.90. Aan-voer: 70100
K G. Roode kool, 2900 K.G. Gele kool,
60000 K.G. Witte kool, 6400 K.G. Deensche
witte, 325 K.G. Peen-, 475 st. Bloemkool. J
NOORDSCHARWOUDE, 4 Nov. I
3200 K.G. Uien: Grove uien 6.20—
6.50, uien 6.30—/ 7.20, Drielingen
f 6.70, 24200 K.G. Peen 1.60—/ 2.10,
106 600 K.G. Roode kool 1.90—/ 4.40,
13900 K.G. G-ele kool 2.10—/ 4.30, 88200
K G. Witte kool 0.80—/ 1.80, 17-00 K.G.
Deensche witte 2.50, 1200 K.G. Rammenas
5.30—/ 5.40, alles per 100 K.G., 11800 st.
Bloemkool 8.10—/ 21, 2e soor-t 5—;
7.10 per 100 stuks.
IngczoMen stukken.
(Buiten verantwoordelijkheid van de Re-
da die. De opname in deze rubriek bewijst
geenszins dat de redactie er mede instemt.)
EEN MERKWAARDIG BETOOG VAN
MINISTER COLIJN.
Dat van Minister Colijn eene bestrijding
verwacht kon worden van het amendement-
Boon e.s. op post 39 van het ccitwerp-tarief-
wet, verdedigd door den heer Ter Hall, om be-
lich'te films in plaats van met 8 pet. te belas
ten met 5 pet., spreekt vanzelf.
Noch de eerste onderteekenaar van dit
amendement, noch de verdediger daarvan en
evenmin schrijver «lezes kofiden echter vet-
wachten, dat deze Minister dit zou bestrij-
clen. op een wijze, als Zij-ne Excellence dit
thans gedaan heeft.
Weliswaar mag als !>ekend verondersteld
worden, dat de heer clijn niet behoort tot
dat deel der burgerij. at regelmatig de bios-
co-o-ptheaters bezoekt, doch dit geeft dezen be-
windsman nog niet het recht een bedrijf, dat
als een der grootste bedrijven der wereld mag
worden aangemerkt, aan te vallen op een wij'
ze, een minister onwaardig. De heer Colijn
staat immers achter de groene tafel1, in d'e
eerste plaats als Minister, die de belangen
heeft te dienen van het geheele Nederland-
sche volk en niet uitsluitend van dat deel,
waaruit hij is voortgekomen.
Welnu, als goed staatsburger en als vertex
genwoordiger van een groote groep staata-
burgers, die hun brood verdienen in het bios'
coopbedrijf, voel ik mij emstig gegriefd door
de wijze, waarop Minister Colijn van leer
trok tegen het bioscoopbedrijf.
De Minister zag er niet tegen op, om 'a
antwoord op het betoog van den afgevaardig-
de Ter Hall, waar deze erop wees, dat door
steeds hoogere belasting op het bioscoopbe
drijf te leg-gen, faillissement van vele zakan
niet kon uitblijven, te verklaren, 'dat hij het
geen nadeel, maar een voordcel zou vinden,
als door de groote hejjing in het ontwerp-ta-
riefwet voorgesteld, bioscopen zouden ver-
dwijnen.
Openlijk wordt hier dus door den Minister
aangekondigd, dat het zijnerzijds opzet is om,
door steeds nieuwe lasten op het bioscoopbe
drijf te leggen, de bioscoop in Nederland,
waarin tientallen millioenen aan kapitaal is
gestoken, af te slachten.
Tegen dit opzet en1 tegen de onwaardige
manier, waarop Minister Colijn in de Tweede
Kamer over de bioscopen gesproken heeft, wil
ondergeteekende een felprotest laten hooren.
Zijne Excellentie, de heer Colijn, die jam
mer genoeg waarschijnKjk nooit de bioscoop
bezoekt —"wel is hij bij de vertooning van de
film der Bataafsche tegenwoordig geweest en
deze film schijnt hij heel mooi te hebben ge
vonden heeft weer eens de oude, vers-leten
en goed-koope argumenten gebezigd, wetende,
dat deze nog altijd op een deel van het parle-
ment indruk maken.
Als de heer Colijn inderdaad de bioseopie
zoo'n gevaar voor ons vol-k vindt, zou Zijne
Excellentie dit dan niet eens op eene openbare
vergadering, maar dan met wat nieuwere ar-
guHienteiir, dan die in het parlement gebezigd^
willen komen vertellen?
En zou de heer Colijn dan- ondergeteekendc
in de gelegenheid1 willen stellen hem van re
pliek te dienen?
Met dank voor de plaatsing,
D. HAMBURGER, Jr.
Voorzitter van den Nedert.
Bioscoop-Bond.
Utreqfat, 1 November 1924.
S13 311
in