I
6
-J
ivj
Voor de Smlswoow.
Ons Raadselhoelqe.
xxxxxxx
X
m jaar, dat zij voor of ua do loLstandkoming
van dteze bepaling lid der Kamer waren, tot
een maximum van 3000.
Hot derde lid van het artifcel, waa-rvan in
hot opschrift sprake is, luidt:
„Aan weduwen en weezen van Kamerle
den of gewezen Kamerleden wordt pensioen
verleend volgens regels door de wet te stel
lar".
waarbij nog in aanmerking moet worden ge-
notnen Artikel XII der Additioneele Artikelen,
dat luidt:
De in het laatste lid van art 90 der
Grondwet bedoelde wet kan geen pensioen
verzekeren aan weduwen en weezen van
gewezen Kamerleden, die voor 1 Januari
1921 afgetreden of overleden zijn.
Daaruit volgt dus al, dat het pensioen voor
de Kamerleden zelf zonder eenige beperking,
dan alleen wat belieft den duur van hun lid-
maatschap, wordt verleend cn dus ook zonder
dat een bijdrage voor dat pensioen van hen
gevorderd wordt
Het wetje, dat uitvoering moet geven aan
het laatste lid van art. 90 en dat dus regelen
moet stellen voor het weduwen*- en weezen-
pensioen, stelt te dien aanzien wel regelen.
Wij laten enkele daarvan hier volgen.
De weduwe heeft geen recht op pensioen,
als het huwelijk is gcsloten nadat de overle-
dene of afgetredene den leeftijd van 60 jaar
had bereikt of nadat hij was afgetreden.
Op weezen pensioen hebben aanspraak: lo.
de minderj. wettige of gewettigde kinderen
van een Kamerlid, die als Kamerlid over-
lijdt, mits zij niet geboren zijn uit een huwe
lijk, dat de vader na zijn 60e jaar sloot of na
het bereiken van het 60e jaar van den vader
gewettigd zijn; 2o. de minder jarige wettige of
gewettigde kinderen van de vrouw, die als
Kamerlid overlijdt; 3o. de over een komstigc
knderen van een overleden gewezen mannelijk
Kamerlid, die na het inwerldngtreden van de
wet is afgetreden, mits zij niet geboren zijn
uit een huwelijk, dat de vader sloot na zijn
aftreding of na het bereiken van den leeftijd
van 60 jaar; 4o. kinderen van een overleden
gewezen vrouwelijk Kamerlid, die na het in
werldngtreden van de wet is afgetreden, mits
het huwelijk der moeder niet gesioten is na
haar aftreden.
Het pensioen der weduwen bedraagt de
helft van het pensioen, dat haar man zou
hebben genoten, als hij niet gestorven, maar
als Kamerlid was afgetreden. Het pensioen
der halve weezen bedraagt een tirade, dat der
voile weezen een vijfde van het pensioen, dat
de vader of moeder zou hebben genoten, als
hij of zij niet gestorven maar afgetreden wa
ren. Dat zelfde geldt voor de weduwen en
weezen van een overleden gewezen Kamerlid.
Het weduwen- en weezenpensioen samen
overtreft nooit het pesnicen, dat het overleden
Kamerlid genoot of zou hebben genoten.
Het weezenpensioen van een tiende wordt
op een vijfde gebracht, als het weduwenpen-
sioen is geeindigd (b.v. door huwelijk) of als
het niet mag worden genoten.
Het weduwenpensioen eindigt bij het aan-
gaan van een volgend huwelijk. Wordt dat
tweede huwelijk ontbonden, dan kan de
vrouw wederopvatting van haar pensioen
aanvragenindien haar door een volgend hu
welijk ook pensioen toekomt, blijft het hoog-
ste der pensioenen gelden,
Voor de pensioenen van haar weduwen en
weezen betalen de Kamerleden jaarlijks aan
het Rijk een bijdrage van 3 procent van de
hun toegekende schadeloosstelling.
Men moet dus aannemen, dat de ongehuw-
den evenzeer die 3 procent van hun schade
loosstelling zien inhouden als de gehuwden,
ook al zouden zij nooit weduwe of weezen na-
laten.
Uit het boven aangehaalde artikel XII van
de Additioneele Artikelen blijkt al, dat deze
regeling ook van toepassing mag worden ver-
klaard op weduwen en weezen van Kamerle
den, die voor het inwerkingtreden van deze
wet, maar na 31 December 1920 zijn afgetre
den of overleden of beide.
In de Memorie van Toelichfing wijsf de Mi
nister en meer dan eens op, dat de Kamerle
den geen ambtenaren zijn. Dat is een stelling,
waaraan niemand twijfelt, al heeft dan ook
de laatste Grondwetsherziening door de
nieuwe redactie van art. 90 het vcrschil tus-
schen ambtenaren en Kamerleden wat verdoe-
zeld. De Kamerleden zijn echter in gunstiger
verhouding: hun schadeloosstelling is, zon
der Grondwetsherziening, niet voor vermin-
dering vatbaar; zij hebben na 20-jarigen
dienst recht op het hoogste pensioen 3000)
zij betalen voor dat pensioen gen premie: de
Grondwet waarborgt hun een premievrij pen
sioen.
Die bepalingen hebben wel in sommiige
kringen tot opmerkingen aanleiding gegeven,
en al is het Kamerlid geen ambtenaar in den
gewonen zin, het Kamerlidmaatschap heeft
toch in menig opzicht den aard gekregen van
een betrekking, een vak.
Nu staat men weer voor een zeer goedgun-
stige beschikking, die, merkwaardig genoeg,
eerst kracht van wet krijgt, als de Kamer haar
goedkeurt. In ons constituticneel stelsel is
dat moeilijk te veranderen, maar het is wel
wat in strijd met bepalingen volgens welke
een lid van b.v. een gemeenteraad niet mag
meestemmen, als zijn eigen belang er bij be-
trokken is.
Voor het pensioen van weduwen en wee
zen zal 3 procent van de schadeloosstelling
moeten worden gestort, dus 150 per jaar.
In 'tgeheel zal dus per jaar 15.000 in de
schatkist vloeien, aangenomen, dat, wanneer
een lid het geheele jaar absent is cn dus vol
gens art. 90 geen schadeloosstelling ont-
vangt, hij toch de 150 moet offeren en dit
jaar wel meetelt voor zijn dienstjaren. Het
wetsontwerp zwijgt hierover.
Het pensioen der weduwe zal bedragen de
helft van het pensioen, waarop het Kamerlid
aanspraak heeft, had of zou hebben, en vari-
eert dus tusschen 75 en f 1500'. Eerst, wan
neer er 10 weduwen zijn van Kamerleden met
20-jarigen dienst, is de geheele f 15.000 noo-
dig. Er zullen dus wel jaren zijn, dat de
Staat er wat aan verdiemt, ondanks de lage
premie. De Staat! want terecht herhaalt de
Minister, dat Kamerleden geen ambtenaren
zijn en dus niets uitstaande hebben als zooda-
nig met het pensioenfonds voor burgerlijke
ambtenaren.
Er is niet lang geleden een balletje opge-
worpen, dat de Kamerleden uit eigen bewe-
ging 10 procent van hun schadeloosstelling
zouden terugstorten in's Rijks kas. Somminen
doen dat; anderen hebben geweigerd o.a. om-
dat die ,,sommigen" het deden, zonder over-
leg met hen te plegen; ook een argument!
Wij zouden nu twee vragen willen doen.
Ten eerste of de weigerende Kamerleden niet
gevoelen, dat de gunstige bepalingen, die
voor hen gelden, een ergemis kunnen zijn
voor ambtenaren, die wegens de benarde om-
standigheden, hun inkomen zien verminderen.
Ten tweede: of het niet op den weg der re-
geerig had gelegen om in dit bij zonder geval
een bijdrage voor weduwen- en weezenpensi
oen voor te stellen van 10 procent. Er zou
dan fierheid van de Kamerleden uit ge-
sproken hebben, als dat voorstel zonder dis-
cussie met algemeene stemmen was aarogeno-
men. Zou niet een der Kamerleden een
prnendement willen voorstellen om te doen
wat de regeering verauimde, en de Kamer in
de gelegenheid stellen om een mooi gebaar te
maken?
In deze dagen, nu we alien bibberen en
kleumen en ons scharen om kachel en haard
komt het natuurlijk in verschiilende gezinnen
ter sprake, wat nu wel de billijkste en zui-
nigste manier van stoken is.
Misschien kan ik u helpen.
Ik raad u aaneen centrale verwar-
ming te nemen!
Ja nu slaat u natuurlijk gaten in de
lucht van verbazing, hoe ik zulke kostbare
theorieen durf te verkondigen! Maar luister
eerst en oordeel dan.
Ik zelf heb centrale verwarming altijd tot
de luxe bezittingen gerekend, die alleen voor
de financieel zeer bevoordeelden bereikbaar
zijn. Doch daar kreeg ik op een mooien na-
jaarsdag een brief van een mijner lezeressen
of het misschien niet iets voor mijn rubriek
zou zijn om over de centrale verwarming te
schrijven die juist in haar woning werd
aangelegd.
Zulke brieven zijn mij altijd zeer welkom
Zij bevorderen het contact tusschen u en mij
en ik had er dan ook graag de 200 K.M. lan-
ge reis voor over om eens te zien wat voor
wonder dat was: zoo'n aanleg en dat
ter bezuiniging.
Ik moet u eerlijk bekennen, dat mijn ver-
wachiingen niet al te hoog gespannen wa
ren.
Ik vermoedde of een normale aanleg, wat
in zich opsloot: een reuzen stookplaats in een
speciale kelder, dus een heel kostbare ge-
schiedenis, of prulwerk!
Maar o! het viel zoo mee!
Om te beginnen arriveerde ik koud, ver-
kleumd en moe van het lange sporen en
werd afgehaald met zoo'n ouderwetsche
dorpsvigelante, zoo'n echt gemoedelijke ram-
melkast, waar een paard voor liep, dat, naar
zijn bouw te oordeel cn, meer keertjes de
ploeg door het vette land trok, dan dat-ie
voor de staatsiekoets gespannen werd om
lastjes van het station te halen. Langs de
hobbelige dorpstraten ging het nu naar het
witte doktershtr#. dat rondom in een tuin
ligt.
„Ziet u", zei het jonge vrouwtje, dat, ge-
loof ik toch wel een tikje verlegen was, om-
dat ze zoo maar pardoes die onfcekende
krantendame verzocht had eens even over
te komen, „ziet u, ons huis is wel heel koud,
vooral 's winters met aan alle kanten die
ramen! En n umaar gaat u eerst naar
binnen, dan kunt u zelf zien!"
Zien, deed ik direct nog niet zoo veel
maar voelen des te meer Wat was dat be-
hagelijk die atmosfeer juist de kou er
af en toch niet drukkend. Het laat zich het
best vergeiijken met de kamertemperatuur op
een normalen, mooien Septemberdag. Je voelt
je lekker. Je kunt er bij werken. Je wordt niet
slaperig, zooals bij kachelwarmte wel ge-
beurt en je bent nooit weer zoo rillerig on-
pleizierig als je van het eene vertrek naar het
andere gaat.
„Hoe bent u er toe gekomen, mevrouw, om
hier buiten zoo'n aanleg te beginnen?" vroeg
ik, toen we gezellig thee zaten te drinken,
want natuurlijk was het onderwerp nu het
eerst aan de beurt
torn
six.
^0
f*n
kolensctieppen, geen extra stof geen booze
gezichten van de dienstbode en een enorme
besparing van tijd!"
„Nu ja maar u heeft toch de aanleg!
„Die is juist ook zoo heel goedkoop dat je
met een paar jaar die onkosten aan minder
brandstoffen er al uit hebt!"
„Maar gelooft u, dat alle menschen 5, 6
kachels branden?"
„Ja, wel menschen, die buiten wonen,
zooals wij met ons groote gezin. De jongens
werken 's avonds in hun eigen kamer; dan
de slaapvertrekken, de logeerkatnerde stu-
■deercel van mijn echtgenoot! Mijn schoon-
zuster, die een aantal meisjes in huis heeft,
ieder met een eigen slaap-, zitkamer, liet het
ook aanleggen. Zij kan nu met een dienstbo
de minder toe, omdat er niet alle morgens 10
kachels behoeven aangelegd en er dagelijks
geen 20 kolenbakken gevuld behoeven te
worden. In zulke gezinnen is de centrale ver
warming heusch geen luxe-, maar een bezui
niging.
„Kijk, hier in deleter's spreekkamer staat
de kachel, die de bron van al onze warmte
is!" Ik keek mijn oogen uit het hoofd1: ge-
beurde dat met zoo'n gewone kachel, niet
veel grooter dan de doorbranders, die men
overal ziet?
Het was een keurig ding; een stoere vier-
kante vulkachel; op scholen gebruiken ze die
modellen veel. Ik moet eigenlijk niet van
kachel maar vati warmwederkeiel spreken.
Immers langs die binnenzijde van deze ketel
zijn een aantal buizen gemaakt, die, evenals
de radiatoren, gevuld zijn met water. De
kachel wordt op gewone wijze aangemaakt.
Brandt zij, dan verhit het water en trekt
langs een pijp naar boven, waar een reser
voir is voor geval van onverhoopt waterte-
kort in de buizen. Immers al zijn de buizen
nog zoo solide gemaakt, er verdampt altijd
wel iets van het water. Eens per jaar moet
men de ketel bijvulien. Uit het reservoir gaat
het heete watere nu verder naar de buizen
der kamers en zoo naar de daargeplaatste ra
diator, die op de gewone wijze geregeld
wordt. De radiatoren, die ik hier zag, waren
klein maar gaven een heerlijke warmte. Zij
waren zes buizen breed en twaalf lang. Voor
een ruime kamer met veel ramen heeft men er
wel twee noodig: anders is een toestel meer
dan genoeg. Dat berekent men precies voor
den aanleg.
Je kunt dus al een huis van vier kamers
verhitten met een kachel of warmwaterketel
•en drie radiatoren. Dat is een groot voor-
deel. Want vroeger moest er altijd een extra
stookplaats in de kelder voor zijn. Dat gaf
dus een geweldige breek- en bouwpartij en
bovendien verloren warmte. Nu wordt pok
de hitte van de ketel zelf benut.
„Stookt u er anthraciet in?" „Ja, omdat
ik graag wil, dat hij 's nachts doarbrandt
maar het kan ook best met cokes".
Het gelukkige vrouwtje liet me alles zien:
hoe zij de radiatoren bediende, hoe de
kachel bijgevuld, geregeld en uitgehaald
werd. Het was werkelijk heel practisch en
eenvoudig; ik kon mij nu wel begrijpen, dat
dit een enorme tijd- en moeitebesparing geeft
en juist geschikt is voor kleinere buitenhuizen
en ook voor stadhuizen, die, omdat ze tegen
elkaar aangebouwd1 zijn, minder warmte ver-
liezen.
Ik vroeg haar wat het voor type was: het
beet voluit: Original-Narag-Heizung. Als er
onder mijn lezeressen soms menschen zijn,
die er nog meer van willen weten, dan sta ik
haar gaarne te woord. Adresseer uw brieven
maar gewoon aan de Redactie van dit blad.
Nadat wij het geheele huis waren door ge-
weest en overal den aanleg en plaatsing der
radiatoren bewonderd hadden, vroeg ik:
„IJeeft u nu geen enkele schaduwzijde van
deze instelling ontdekt?"
„Ja, toch wel", lachte zij, „mijn man en
ik missen's avonds, als we na tafel een
krantje lezen, bet lekker-bij-de-vlammende-
kachel-schuiven, want natuurlijk: omdat bij
ons een zuinigheidsmaatregel is, brand ik
nergens meer een kachelDoch nu hebben
we ingesteld, dat er 's Zondags een hout-
blokken-haardje aangaat, en nu we dat we
ten hindert't niets om 't in de week te mis-
sen. Want het voomaamste is toch, dat het
thans overal in huis behagelijk is, dat kun je
met geen 20 kachels bereiken!"
Toen ik's avonds weer huis-toe spoorde,
was ik zeer voldaan over mijn tocht. Ik had
nooit gedacht, dat de centrale verwarming
zoo spoedig bereikbaar zou worden ook voor
hen met de smalle beurzen.
Oplossingen der raadsels uit 7
vorige nummer.
Voor grooteren.
D Deljzijl.
c e 1
D e ft
D el j zij I
B a z e i
d ij k
I
Beter hard geblazen dan den mond ge-
brand.
Locomotief.
Kwam Frits de Riev« net ieis te laat?
(Venetie).
Heeft Cato u longengymnastick laten
doen? (Toulon).
Het bad en de afvoer zijn door de plotse-
ling ingevallen vorst bevroren. (Baden).
Zij waren met zijn achten. (Metz).
Do or amieren hoorde ik er van. (Oran).
Voor kleineren.
G/as, gras.
Jas, mijn; jasmijn.
Grijsaard, Raad, gaar, dag, Gijs, grijs.
Stroom, strook, stroop.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
Op de kruisjeslijnen komt de naam van
eene plaats in Noord-Holland.
X
X
X
lste rij een water in Noord-Holland.
2de 1
3de
4de
5de
6de
7de
een badplaats in Duitschland
een steenvrucht.
't gevraagde woord.
een giftslangetje.
eer. boomsoort.
een medeklinker.
Welk nuttig voorwerp kun je maken van:
thee mot rem r
Mijn geheel wordt met 10 letters geschre-
ven en noemt cen stad in Groningen.
Een 4, 5, 6, 7, 9, 3 wordt aan den voet
gedragen.
1,2, 10, 4, 8 maakt elke koopman graag.
8, 2, 3 is een metaal.
12, 9, 4 is een verkorte meisjesnaam.
Ladderraadsel
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
1.
2.
4.
lste (bovenste) sport tim-
mermansgereedschap.
2de sport iets wat visschen
hebben.
3de sport een rond voor
werp.
4de sport een veel voor-
komende vogel.
5de sport een inhoudsmaat
6de spcrt de hoofdstaa
eener republiek in Eu-
ropa.
7de sport een keizerrijk in
Azie.
8s te sport een drank.
9de sport een visch.
lOde sport een jongens-
naam.
De woorden bestaan alien uit 15 letters
en de middelste letters vormen, van bo
ven nacr beneden ge'ezen, den naam
van een stad in het Zuiden van ons
land.
Voor kleineren.
Welk deel van een sehip wordt, wanneer
je de letters verplaatst, een deel van een
boom?
Verborgen plaatsen in Nederland.
Het rijtuig kantelde over een steen;
kwamen echter met den schrik vrij.
Hoe zij zich ook uitputten, nooit zou
haar doel bereiken
De beschrijving van Jaaps lot en weder-
waardigheden was heel grappig. (2).
In den zomer gaan wij dolgraag zwem-
men.
Welk natuurverschijnsel, dat dikwijls een
groote ramp is, kun je maken van:
aaeibdgnrv
Welke verkorte jongensnaam wordt, als
men er een letter voor plaatst, een veld-
gewas?
wq
zij
7-nc '.vachtlg beer, (die een verkeerde hoed terugkrijgt uit de
g leiobe): Eh, vergist u u niet, ik moet een groen vilten
hoed hebben.
Vestiaire-juffrouw (vroeger winkelmeisje): Neemt U me
niet kwalp meneer, maar die worden dezen herfst heelemaal
niet meer gedragen, (London Opinion)
Zeg, Mabel, toe, zou je niet kunnen probeeren
eon beetje van me te leeren houden?
Nee, Dick, ik leer al Mah Jong, bridge, eeH
nieuwe Jazz-step en ik denk er over, of ik m'n
haar zal laten kort-knippen. Ik zie niet in, waai,
ik nog tijd voor iets anders vandaan zou moetei
halen. ^Sydney Bulletin!
„Wel," ze haalde een stapel brochuretjes
te voorschijn, „mijn man en ik hebben deze
boekjes goed bestudeerd en er alle voor- en
nadeelen van besproken. Toen toevallig hoor-
den we van kennissen in een ander dcrp, dat
dit systeem hun zoo beviel en toen is de
knoop maar gauw doorgehakt, de boel be-
steld, de aanleg aangenomen en juist begin
October v/as alles klaar. De breekpartij was
natuurlijk niet preliiig: zooveel werkvolk te-
gelijk over den vloer. Maar ze hebben vlot
gewerkt; dus dat viel weer mee. Kijk: in
iedere Kamer moesten de buizen gelegd:
langs het plafond voor toevoer, langs den
vloer voor het water, dat afgekoeld is. Dat
staat niet mooi, maar het went wel. En na
tuurlijk, wanneer het in een nieuw huis wordt
aangelegd, kunnen de buizen tusschen de
vloeren gelegd worden en goed met behang-
sel bedekt. De firma levert die buizen met
opzet ongeverfd, opdat ze in iedere kamer
een tintje kunnen krijgen, dat bij de omge-
ving past. In de eetkamer b.v. lieten wij ze
eikenbruin verven; daar zie je er haast niets
van. Bent u wat bijgeboimen Voelt u er dan
voor om nu den aanleg te bekij'ken
O wat was dat vrouwtje trotsoh! Ik zag
aan haar oogen, hoe zij popelde van verlan-
gen om mij nu die nieuwste glorie te laten
zien!
„Als u er over schrijft, moet u vooral
zeggen, dat het ook voor menschen, die bui
ten wonen zoo practisch is en ook zoo vree-
selijk goedkoop."
Ik keek wat ongeloovig. Zij zag het direct
„Heusch waar, hoor!" knikte zij ongewon-
den, „ten eersten spaar je 5, 6 kachels uit,
dan maakt het veel minder rommel: geen
v 'Arrestaut:
aehterna?
0, daar gaat m'c hoed, mag ik Hem even
jtbterna?
Agent Simpel: Wat, er achter aan en nooit meer terug
'komen zeker! Nee mannetje, jij blijft hier en ik zal die hoed
Do Ireliner rrn.it- niet z'n vr'-'tw uit winkelen.
(Judge®
wel even haien.
(Passing Show)
Ik ben er zeker van, dat die booge-kragen-moae wei suoces
xai hebben. Wanneer iemand mooie oogen heeft, doev de rest
tar naar gezicht er niet meet toe jouw oogen zijn ..rachtig,
•uiste.
(London Opinion)
Bak visch (tot ontdekkingsreiziger, die juist uit
de Poolstreken terug is): U moogt van gelufc
spreken, dat u dpzen zomer niet n i-t land if
owweest. Wa hebben hier een kou geleden!
^Passing, Sho.f|
X V
X
v -}