Alkmaarsche Oourant 0" rr Een groene spiegel. ZL ll Zaterdag 15 November In en om de bootdstad. civ. Ko. 271 1924 Hondard /es en Twlntigste jaargang. Van een nuttige nieuwigheid en „belangrijke kwesties". Wij goan vooruit en hoe Hanger hoe nicer groote-sliads-doen, zelfs de „al lures" van een wereldstad aannemen. Men weet, dlat in die Briteche hoofdstad reeds sedert jaren tal vdn kleine post- en telegraafkantoren ingericht zijn in venschillende winkels. De winkeiiers zijn in den regel gaarne bereid de daarvoor benoodigde rudmite in hun perceel voor dit openibaar dod af te staan, omdat aMicht de- gene, die in zoo'a winkel zijn postzegd meet koopen, zijn postwissel innen, zijn telegram verzenden, na het afdoen dier bezigheid er een of ander van zijn gade ziet, dat hij den whir Hotelier afkoopic wij kunnen aannemen dat degenen, die juist hun postwissel hebben ge- ind, het meest vafbaar zijn om te b'lijven „bangen" aan -iets wat dies winktlicrs is en dat hij vermoedeilijk niet zou gekecht hebben wanneer in dien winkd nlot foevallig bet pos'.'kan-toor was geweest. Die lokale postkantoortjes zijn natuurtijik voor de in de bui'.rt wonenden een groot ge- ri-ef en in de groote warenhuizen hebben ze zelfs een ietwat weelderig aanzien gekregen. Er zijn te Lcnden warenhuizen, waar de be- heerders daarvan in de ruimte, waar het postkantoor zich bevindki, voor hun bezoekers en vooral bezceksters alle gelegenheid geven hun correspondence af te doen en gezeten in behagelijke ruststoelen hun brieven te kunnen lezen 't komt den winkelhouder ten slotite well ten goede. Tot dusver konden wij ids -dergelijks, een postkantoor in een winkel, te Amsterdam nog niet, maar een begin zal er mede worden ge- maakt, want met ingamg der volgende maand zal het eerste bijkantoor der posterijen van diien aard geves igd worden in het bekende confeetie-magazijn van de firma Gerz-o-n in de Kalverstraat. Geen twijfel of ook hier zal deze „niieuwigheid" blijken een goede greep te zijn geweest van de directie der posterijen we hebben hier blijkbaar een directeur, die met zijn tijd mede gaat. Men kan gerust aan nemen, dat deze eerste „stap" zal leidten tot meerdere van dien aard in verschillende dee- len der stad en dan zal wel blijken, dat de maatregel aan het rijk schatten zal uitsparen voor den bouw van nieuwe bijikantoren en het publiek er tevens mede gebaat zal zijn. Vooral in de oude stad, waar de bij'kanooren schaars zijn en het hcofdpostkantoor feitelijk te klein is, zal men dezen maatregel spoedig hoogelijk leeren waardeeren. Wij gaan voor uit Als men nu bij de posterijen ook gaat be- grijpen, dat men den geadresseerden aange- teekende brieven evengoed kan doen thuisbe- zorgen als postwissels, in s.ede den menschen tot den ouderwetschen „omslag" te dwingen een aangeteekend stuk te moeten halen van het postkantoor, en als mem dan ook gaat be- seffen, dat het porto voor onze brieven be- tachelijk hoog is en den handel niet erg be- vorderlijk kan wezen, dan komen wij een heel ei-nd in de goede richting. Maar, dat komt ook wel, als we maar gcduld hebben. Hoe Pang nog Dat is een andere vraag. In elk geval blij'kt uit het bovensiiaande, dat men zich bij het pos-twezen te Amster dam met emstiger zaken weet bezig te hou- den dan den laateteu tijd bij onze gemeente- lijfce autori'teiten het geval is. Twee gebeurtc- nissen der laatste dagen bewijzen zulks ge- noeg en toonen tevens aan, dat geimeentebe- sturen in onzen tijd zich bemoeien met aan- gelegenheden, die men vroeger als van te huishoudelijken aard ter afd-oening zou over- gelaten hebben aan hen, die den dagelijk- schen gang van zaken hebben te regeien. Het eene feit waar ik op doel is, dat de gemeenteraad onlangs een ernstig dsbat hidd over het gezin van een gemeente-werkman, die door den wonimgdienst uit een gem-eente- woming was gezet. De man, aldus was ge- bleken, was lastjg, doordat hij af en toe een borrel dncnk; de vrouw was niet op haar mondje gevallen en kon somwijlen bardhan- dig optreden, kortom, de omwomenden der andere gemeenle-woningen waren niet bijster op hun iieve buren gesteid. De directeur van het wiomingtoezicht trad op; verklaarde dat zij niet in de buurt, waar ze woonden, thuis behoorden en wees het gezin elders een wo- ning aan. Gevoig dat de communis.ische Raads-dame zich bijs er voor deze „arme menschen ging interesseeren en een pracht-re- clame van een interpellate kreeg, natuurlijk dapper bijgestaan door haar communistische mede-Raadsheer.en en nog een paar anderen. 't Werd heuseh een ernstige bespreking in den gemeenteraad. De Raad der grootste handels- stiad van het land, die zijn kostbaren tijd ge- bruikte voor de behandelimg van eea zaak, die men tech ter afdoening wel had kunnen foevertrouwen aan het be'leid van den bij den woningdienst betrokken wethouder en diens hoofdambtenaren, desnoods aan de besiis- sing van het Dagelijksch Bestuur der ge- meente. Maar natuurlijk, als mien dad had gedaan, dan zou aaL de vroede dames en heeren de heerlijke gelegenheid zijn ontgaan voor het maken van een prachtige kies- reclame,- want, ge weet, we zijn nog maar enkele maanden verwijderd van dte periodieke gemeen'teraadsverkiezingen Doch 't zou geen verbazing behoeven te wekken als we eerlang in. den Raad van Am sterdam een ernstige behamdeiimg zullen be- leven over een kwestie, nog „belangrijker" dan die over dat lasPige werkmansgezim in de Ameterdamsche tuinstad. Dan zal het gaan over dte vraag: of verpleegsters in dte ziekenihuizen al dan niet mogen meedoen aan dte modegril van onze dagen, het dragen van kort geknipt, het z.g. page-haar. Heuseh, dat schijnt een kwestie van bel'eekemis te zijn ge- worden. Waarom ook niet? Heeft niet eeni- gen tijd geteden de gemeenteraad vani een kleine provimcie-piaats hoogst gewichtig gere- demeerd over die voligens somm-igen Peden van dat achtibaar college aanstoot gevende kleedij van de ooderwijzeressen dter openbare lagere school? Is niet, 60k nog niet zoo lang gele- dten, aan de dames, die in de spoorwegstati- ons den paseaigiers hun piaatsbiljetten ver- koopen, voorgeschreven, dat zij zulks hebben Ib ooeo in iruTHeederdrachten niet met ge- deeltelijk ontblootle halls en armen? Die twee gebeurtenissen welkten oowllekeurig reeds een glimlach op en toch kon er voor maatre- gelen tegen te-ver-gaande modterne vrouwe- lijke kleedij wel het een en andter worden aan- gevoerd. Maar wat de haartooi der verpleeg sters eigenlijk van dioen heeft met ieien goede uitoefening van het beroep dezer vrouwen, zal voor velen raadsdacbtig zijn. De zaak is, dat onlangs de diredeuren der beide gemeentelijke ziekenhuizem het dragen van het pagehaar aan de verpleegsters in de onder hun beheer staande insifellinigen verbo- den en degenen, die zich hun haardos hadden do en beko rten, o verplaateten maar de kinder- afdeelingen. Misschien zullen er zijn, die meemen, dlat de vrouwen, die aan dte nieuwe mode medtededten, zoo kimderachtig handtelden, dat heur plants in dte kinder-afdeelingen on- zer ziekenhuizen de juis'te is, maar daarte- genover staat toch ook, dat zij van hun kant, niet ten onrechte, zeggen: „Wat ter wereld gaat het iemand, zelfs dsn dlirectenr van mijn ziekenhuis aan, of ik mijn haar lang of kort dnaag, zoo lang die dradit het voldoen aan de mij opgelegdte plichten niet in dten weg Staat?" En nu is juist over die vraag, zooal's de volbloed Amsterd'ammer het zou zeggen, de ,,mot" ontstaan, die vermoedelijk eerlang tot in den gemeenteraad zelfs de gemoederen der edelachtbare dames en heeren-leden in hefti- ge bercering zal kunnen brengen. In de Raads^omniissie van Bijstand, die dte zieken huizen bctreft, heeft zich die verdeeldheid van meening reeds geopenbaarid. Enkele dier lcden waren het niet met het verlbod dter ziekenhuis-directeuren eens; anderen schaar- den zich naast den wethouder voor de Open- bare Gezondheid, die het verbod gerechtvaar- digd achtte, op grond, dat hot' venpleegsters- beroep stemmigheid met zich brengt en de „pagekopjes" behoorden tot de mciderne mode-grillen, die, zooals zooveel andere mo des, bestemd zijn om weder te verdwijnen en dergelijke grillen dus niet kunnen passen bij den emst, die bij de verpleging in ziekenhui zen past. Het verbod, alPdus werd van die zijde beweerd, had niets te maken met het aantasten der persoonl'ijke vrij'heid van het verplegend personieel. Ge ziet, een praehtig onderwerp om steaks in den gemeenteraal cp- nieuw aanleiding te geven tot een levendige gedachtenwisselimg, wanneer een der Raads- leden in het gebeurde reden zou kunnen vim den er B. en W. over te interpelleeren en aan inuerpellaties heeft men in den Amsterdam- scben Raad, vooral sedert den tijd, dat dit college eenige communisten rijk is, die het voor ePken „vercngdij'kte" gemeente-ambie- naar of -ambtenares opnemen, waarlijk geen gebrek. Eenige jaren geleden heeft men in dten Raad lang en breed beraadslaagd over de vraag of de burgerweezen, die, met name de meisjes, welke in het Burgerweeshuis cpgeno- men waren, het bekende cosluum in de stads- kleuren, rood en wit, en de muts, al dan niet zcuden moeten bl'ijven dragen. Het einde is geweest, dat men die uniform niet meer van enzen tijd achtte een beslissing, jammer in zooverre, omdat die dracht de mees'te meisjes over het algemieen zoo aard'ig kleedde de herinnering er aan is nog op een der schi'l- derijen van Therese Schwartze voor volgende geslachten bewaard gebleven. Maar, hoe dit ook zij, er was voor de afschaffing van der gelijke uniform uit gevoelsoverwegingen alles te zeggen en besprekingem over het al dan niet behouden daarvan was ailthans begrijpe- lijk, omdat met het afschaffen diter kleedij ook een stukje „oud-Amsterd!amoche geschiedenis" ging verdwijnen. Dat men echter een ernstige kwestie kan maken over de vraag of een vrcuw haar haartooi kort of lang wenseht te dragen, lijkt me toch wat erg gezocht het doet zoo wat terugdenken aan den tijd toen de Amsterdamsche instellingen van welda- digheid nog hun deftige Regenten en Rtegen- tessen hadden. SINI SANA. EEN GkiEZELIGE GESCHIEDENIS. Toen zij de kamer zagen, die hen voor den nacht werd aangewezen, ondergingen zij bei den eenzelfde gewaarwoording en riepen te- gelijk uit: „He neen, dit is een te kille, ongezellige kamer; heeft u niets anders vrij, goeie waard?" „Ik zal dadelijk licht maken, het is al wat schemerig't komt omdat het hier donker is clat uu zult direct zelf zien En met veel omslag haalde hij een ouwer- wetsche hanglamp omlaag, die, onder een breede kap van melkglas, midden in dte kamer aan de lage zoldering hing. Door middel van het gewxcJit van een kogel kon de lamp op en neer geschoven worden en eenmaal aangesto- ken, verspreidde zij plotseling een magisch lcalmeerend licht, zoodat de beide jonge echte- lieden een zucht van verlichting slaakten en zich zeer tevreden betoonden met de behage- Iijk-ouderwetsch gemeubileerde kamer. „HeeIemaal geen ongezellige kamer, is 't wei hoorden ze plotseling de onaangenamc stem van den waard naast zich, „Wij nemen de kamer voor dezen. nacht", zei de jongeman vlug en gedecideerd, terwijl hij de hand van zijn vrouwije drukte. „Nemen ze voor dezen nachtechodte de waard. De hooge, smalle Bidermteier-spiegel, dte aan den tegenovergesbclden muur hing,kaatst: glanzend-kleverig zijn vaal-paffig gezicht weer. Maar .die Spiegel dlaar vind ik nie/ts prettig", zei het vrouwtje zacht. „Hoort hier toch bij de kamer, juist hier, he-he!" lachte de waard. U bedoelt, als p'assend bij den stijt?" vroeg de jongeman. „Nou jazooals u wiltbij1 dten stijp." Het paar reizigers zag elkaar even ver- schrikt aan. En toch er was niets gezegd dat reden. tot schrik bevatte. Maar dtergelijke semsaties zijn, zooals men weet, niet te contro- leeren. Zij doemen op uit verborgen instinc- ten. Men weet niet, hoe ze ontstaan, en ze la- ten zich ook in eens wegredeneeren. Hare re- denen van bestaam houden geen steek en men geneert zich zelfs er voor. De kamer is aardig, we nemen haar dus", zei nog eens de jongeman zakelijlc en vroeg meteen de bagage te doen bezorgen. De waard slofte weg, terwijl hij iets voor zich zelf bromde. Toen hij weg was, zagen de twee elkaar lachend aan. Nu waren ze e'ndtelijk all^fet in het lieve, ouderwetsche vertrek; de lamp branddte sfil en zacht; zij voelden zich gteluk- kig en lachten opnieuw alls bevrijd., terwijl zij elkaar in de armen vieleni. Maardaar tastte of kraste iets tegen de deur. Watmaar natuurlijk, daar was dte waard weer met den koffer. Zij openden. Voor hen bevond zich een klein knechtje met gras-groen gezichtje en wijd-opengesperde oogen, die door de zware handkoffer heelemaal uit zijn evenwicht scheen gerekt. Hij gluurde angstig naar bin- nen, zijn blik joeg door de learnerPangs de muren, als een verdwaald vogeltje, dat te gen de ruiten stoot en haastig en wild den uitgang zoekt. ,.De bagage!" stotterde hij, waarop hij met een smak de koffer middten in de kamer zette, als brandde hij hem in de hand en hij ijtde meteen weg. De beide geliefden wisten opeens niet meter, dat zij elkaar zoo juist omarmd haddten De hand van den jongeman rustte gevoelloos op den schouder zijner vrouw. „Er isids is hier toch Pets komt me vreemd hier voorzei zij afwezig. „Ja, die menschen hier in huis lijken mi] wel wat zooderling." „Misschien is het dat ,.Dat is het", decideerde hij. Toen opeens liep hij op de deur toe en riep dten grasgroenen jongen na: „He la, ventje, piccolo, ober!" „Ja, meneer?" klonik het aarzelend1 uit de verte van de lange gang. „Wij willen nog wel wat eten." ,.Goed, meneerbij u binnen?" „WePnee, het mag ook elders, als het hier wat te ver van alles af ligt; maar gauw wat!" ,.Best meneer, hier buiten danen meteen verwijderden zich de schreden. „Wat nueerst wat uitpakken „Taja, goed." Hij Iadhte ,,of eerst „Foei, wat beni je liastig", lachte zij. „Je zult zien, hoe die spiegd mooi wordt!" En meteen trok hij haar voor het doffe glas. Daar stonden ze beiden tegenover hun beider gemeenschappelijk beeld, een lachend, bekoor- Iij'k, levetndig beeldmaar de Spiegel bleek wd heel oud en beslagen, met een groenach- iigen weerglans. En dat bet telkens scheen, alsof schaduwen zich over zijn oppervlak be- wogen, tussehen het jonge paar en het spie- gelglas, was stellig ook aan zijn ouderdom te wijten. „Het kwikzilver heeft met de jaren het een of ander vernielingsproces door te maken, want deze wolkachtige, groenachtige veriroe- beling -kan men bij alle oude spiegels waar- nemen", onderwees de jonge reiziger. Zij antwoordde: „Ja, maar toch vind ik dien Spiegel niet bijzondej prettig hier." „Kom, laten we nu gauw naar buiten gaan, ons eten waehto-pperde hij, terwijl zij arm in arm de kamer uitgingen. Het was een ouderwetsche soort van hotel- tuintje; onder de linden stonden hier en daar enkel banken, tafeltjes en stoelten. De kleine hoteljcngen, nu kellner, stapte ijverig rond, met zijn vuil servet de afgevallen lindeblade- ren van de tafels wegslaande. „Meneer en mevrouw wenschen?" Zij bestelden het eten en toefden nu alleen in het tuintje, dat in zachte schemering lag De zon was reeds lang ondergegaan en zond alleen nog wat rose wolken langs den hemel, die als sierlijke rosetten tussehen het linden- loof doorschemerden. Het piccolotje daagde opachter hem sjokte de waard1. „Hebben de gast-en ook trek in wijn? Ik kan een heel bijzonder soort recommandee- renheel bijzonder En terwijl hij dit zei, zette hij den top van zijn dikken wijsvinger op dien van zijn nog veel dikkeren duim en spreiddc de drie andere vingers stijf uit. Hij zag er zoo komfek uit, dat de reizigers elkaar even heimelijk-lachend aankeken. „Ja, goed. geef dten wijn maar, die zoo heel bijzonder is", decidteerde de jongeman. „Dat is die werkdijlc, werkelijk", stemde de hotelhouder in, terwijl bij- voor zich heen mompelend wegstrompelde. „Wat een akelige, krakonde stem, en. is 't niet, alsof leelij-ke grijs-groene vleugels ach ter hem aanfladderenfisisterde het vrouwtje. „Ja, dat is het jammerlijfce van oud-word'en, dat men er niet mooier op wordt, kind'!" „Och, wat, ik ken snoezige oude menschen, hoor!" Ja, jadat is ook waar", stemde hij wat verstrooid toe. „Maar, lieveling", viel hij plotselinig uit, mooier, dat ben jiji, en mooier is de jeugd1, mooier zijn wijen hij orabelsde haar hartstoehtelijlk. „Hier, hier hier is de wijn, mijnheer, overtuig uzelve maar, hier is hij". kraakte dte bekende stem nlotseling naast hen. Verschrikt vlogen zij uit elkaar, maar moes- ten toch weer om den komieken, ouden man lachen, die nu iets als van een papegaai had. Hij ontkurkte de flesch en met een lichten, ietwat mousseerenden wijn van een wonder- heerlijken geur werden nu de glazen gevuld:. „Hoe heet dte wijn?" „Lacrimae exorcistati", knarste de man. „Hoe, hce heet die?" „Ik heb u het toch duidelijk, heel duidelijk gezegd! Lacrimae exorcistati." „Laat de etiket eens zien Hij draaide dten wijn met het opschrift naar zich toe. „Lacri- maestond er en het vervolg was op het half-verteerde en half-verdwenen papiertje niet meer te ontcijferen. Lacrimae Christi zal er gestaan hebben", zei de jongeman half luid; in de meening dat de oude waard wat doof mogel'ijk was, maar deze zwaaide afwerend en bevelend met den wijsvinger in de lucht, lachte honend en kra- kend en h-erhaalde aldoom „Mis, mis, heele maal mis!" en slofte weg. Onderweg draaide hij zich nog eens om en zei, zoo vriendelijk de harde stem te bui- gen viel: „U zult wel zien, u zult wel zien.... Men moet het kind altijd bij den goeien naam noemen. Lacrimae exorcistatiu zult 't zelf wel zien „Lieveling, proefde wijn is werkelijk zeer goed", zei de jongeman tot zijn vrouw tje, terwijl hij zich verwonderde over den hollen klank in zijn stem. Zij aten van de spijzen en hij schonk de glazen vol. „Weet je dat men weleens van .,bloeien" van wijn spreekt? van wijn n.l. die al ge- b'otteld is, "dus eigenlijk' niet meer leeff, maar die toch soms na jaren en jaren gelegen te hebben, nog „bloeien" kan. Men zegt dan dat „de wijn bloeit". Dan drijven er kleine vreemde, troebele bestanddeelen in de flesch rond en zijn geur is sterker dan ooit. Wie daar niet van op de hoogte is, denkt dat hij met een slechten, foeseligen wijn te doen heeft. Maar de buitengewone smaak doet het vooroordeel te niet". „Bloeit deze wijn?" „Jamij schijnt van wel." „En heeft misschien wel tientallen jaren gelegenwas dood en weer her- leefd of denk je zweeft hij nu als een geest rond?" „Ik wou dat alle geesten zoo waren zoo geurendzoo vol prikkelend leven zoo zoet als deze geest van de Lacrimae" Hij stokte even. „Lacrimae Christi" had hij willen zeggen, maar z'n tong weigerde. „exorcistati", klonk het zacht als geruisch van wind, maar toch duidelijk, zoodat beiden het verstondten „Wat zeg je?" „Nietszei jij wat?" „Hmzeker de wind." „Toe, laten we naar binnen gaan, 't is hier niets gezellig meer!" „Ja, naar onze lieve kamer." „Hoor even hoe de lind-entakken zwiepen, net of een stem iets zegt: „La-cri-mae exor-cis-ta-ti." „To^, schei nu uit met dien naam." „Hij is toch erg lekker, neem ook nog een slokje." „La-cri-mae exor-cis-" klaagde het opnieuw in de twijgen. Hij liet het wijnglas zinken en zei heftig: „Kom, we gaan naar binnen en laten dien ellendigen naam hier onder de boomen." In hun kamer brandde vriendelijk de lamp, ook was de maan opgekomen en scheen recht het venster naar binnen. jJola Lieve man „Laten we't licht uitdoen, kijk de maan verrukkelijk schijnen." „De tuin ligt in volte pracht, alles geurt... „Jola, Jolanthe, laat mij je omhelzen,..." Zij werd midden in den nacht wakker. lets vreemds was er gepasseerd; zij tastte naar haar man, hij sliep. Haar heele lichaam beef de, waarom sliep hij nu zoo vast. Buiten ruischten de lindetwijgen, ruischten vreemt en zwaar, en uit dit ruischen steeg duidelij een leelijk, snerpend, zagend geluid omhoog. het booze woord van den avond: la crimae exor cis ta ti Een huivering doorvoer het jonge vrouwtje Zij richtte zich recht op in haar bed en luis terdeluisterde Langzaam maar nadrukkelijk werd haar blik getrokken naar een bepaalde richting zij staardestaarde Daar hing de spiegel. Over zijn glas, daf oud en verweerd en groenachtig was, waar- schijnlijk van het vergane kwikzilver, spookte iets als schaduwen rond. Duidelijkzeer duidelijk! dit was geen foevallige afspiegeling van de sidderende blaadjes der boomen van buiten. Neen! het scheen veel meer een voorbijjagend voortbe weeg van gees-ten, alsof doorzichtige wezens, voor menschenoog niet herkenbaar, voor het spiegelglas been en weer bewogenvoor dit glas, dat, op bovennatuurlijke werkelijk- heid ingesteld, nog gevoelig voor opname was, waar menschenoogen het reeds lang opgaven. Aldus weerkaatste de spiegel wat als ver- schijning op zichzelf met het oog niet meer viel waar te nemen. O, deze schaduwen Zij tolden in het rondjoegen uiteten hervonden zich Al maar woester deed dit vreemde schadu wenspel bijna geleek het nu op een gru- welijk rondwringen van een'geplaagdi men schelijk lichaam't leek alles een h-eksen- spelop duivelsche spoken Hoog-opgericht, onbewust schreiend van schrik, zat- Jolanthe in haar bed en volgde .star-oogend de spookachtige voors-telling. Stil en leeg lag het vertrek in het maanlicht, alleen -het groezelig-e spiegelglas vertelde in steeds wilder bewegingen van den kramp- achtigen strijd van een nog onziehtbaar men- sohenli-chaam. Stil lag het vertrek, ach neen! al niet meer stil, want van terzijde van den spiegel drong gedempt rochelend en uitgerekt een bitter, steunend geluid En opnieuw steunen, steunen, steu- nen, dan een plotselinge sissende gilen toen het allerergste: het idiote grinnikeni van een waanzinnige. Jolanthe wilde de handen opheffen, naar het spook uitstrekken, maar als lood voelden alle iedematen; zij vermocht niets te bewe- gen. S-tarend in doodsbenauwenis volgde zij de verschijningen bij het spiegelglas. Nu na- men de gedaanten vasten vorm aan; zij her- kende een gezichteen gruwelijk vertrok- ken gezicht en het was dit gezicht, dit groenachtig, waanzinsmasker, dat plotseling in scherpe duidelijkheid sprong uit de jagen- d-e sehaduwen-massa om den spiegel Tegelijkertijd gleed e-en krijschende gil langs de wanden „Lacrimae exorcistati De spiegel stond recht overeind, de muren stortten ineen Bewusteloos zonk het vrouwtje achterover. „Jo Jolanthe lieveling Als een roep uit verre verten klonk het aan haar oor. Wat was er gebeurd? Zij trachtte de oogen te openen; het suisde in haar ooren, het bonsde in haar hoofd en ergens een herinnering aan een gruwelijke gebeurtenis. „Jolanth8 word wakker .toe, word toch wakker!" Heeljangzaam opende zij de oogen en zag in het verschrikte gezicht van haar man; meteen zochten haar oogen schuw en in na- melooze angst den- spiegel. „Daargindsdaarginds „Wat is daar, wat heb je, lieveling?" ,,Datkan ik je niet zeggen snikte ze bevend en trillend in zijn armen. Maar opeens stiet ze uit: „Weg, weg moe ten we, hier vandaan!" „Het is nog zeer vroeg, maar ik vind het best, er is iets vreemds hier Zij maakten vlug toilet en beiden om de rekening. N.V. BOEK- EN HANDELSSRUKKERIJ voorh. HERMS. COSTER EN ZOON. ZIET UWE DRUKWERKEN NA ONZE ZETMACHINES STEL- LEN ONS IN STAAT !J VLUG TE BEQIENEN VOORDAM C 9, ALKMAAR. De waard verscheen zelf. Hij .zag beiden onderzoekend en ietwat on- deugend aan; een breede ietwat duivelsche lach trok om zijn mond. „Meneer en mevrouw hebben niet lekker geslapen? niet heelemaal lekker?" Eenigszins barsch antwoordd? de jonge man: „U ziet immers wel, dat mijn vrouw onlek- ker is." „Ja, ja, dat zie ik wel; komt van den wijn, denk ik; niet iedereen verdraagt dien, 't la een fijn wijntje, een krachtig wijntje. Zijn geest is vele, vele jaren in de flesch opgeslo- ten geweest. Nu is hij vrijgekomen, is uit de flesch opgestegenhi-higestegen naar het lieve, mooie kopje van het jonge me- vrouwtje hi-hi!" Afschuwelijk klonk dit gelach. Jolanthe hing bevend aan den arm van haar man en verborg haar gezicht tegen zijn schouders. Hij kon alleen met 'n barsche stem het ge voel van afschuw meester worden. „De rekening!" beval hij trotsch. De waard bleef niettemin doorprafen. „Het zijn monniken geweeSt, lang geleden die den wijn bottelden. Heil en onhei! sloten zij in de flesohen weg. Een onder hen werd door een boozen geest gedreven Wij alien worden at en toe door dm boozen geest bezetenhi-hi! Wij alien! Mogelijk was het zoo'n'flesch." ,„Houd asjeblieft op met dat gedaas," viel de jongeman uit. „U'ziet immers, hoe die verhal-en mijn vrouw aanpakken." f „Verhalen aanpakken.hi-hi." „Gauw nu de rekening, man!" „Die heeft u al betaald, jongeman!" „Malligheid! ik heb niets betaald!" „Zooals u verkiestEn met veel omsfand haalde hij een papier voor den dag, geen no- -ta-formulier, maar een stukje heel oud perka- ment, haalde een ganzeuveer of was dit ~iuprfs> c een gesne-. ---t den zak, doopte de punt in een vreemdsoortig inktfleschje, dat hij ook bij zich droeg en schree^ met bleekrcoa schrif I, alsof de pen niet met ~cwope inkt, maar met rooden wiin bevochtigd werd: Meneer en mevrouw Een nachtlogies en din-er, alsook een.f'esch lacrimae exorcistati, alles tezamen drie gul den." i De jongeman wierp het ge,u on de iaf-el, nam met een vlugg-en oreeo meteen 71 in kof fer, bood zijn vrouw den anderen arm en verliet met haastige schreden het vertrek met dien groenen spiegel. Gemeng-d nienws KAMPEERBELASTING. B- en W. van Zandvoort zijn van meening, dat't voortaan gewenscht is om voortdurend een goed toezicht te houden op hen, die aan het strand komen kampeeren in den zomertijd en hun nachtverblijf houden op het strand De beste regeling lijkt 11 et hun een bewijs of vergunning af te geven door of namens B. en W. In verband daarmede hebben ze bij den raad voorstellen ingediend van een leges-ver- ordening, waarbij rekening uehouden is met den duur van den kamoeertijd. Het ontwerp vermeldt voor een tijd van 24 uur of korter /0.50. Voor langeren tijd, maar korter dan een week 3, voor langeren tijd1, maar korte dan' twee weken 5. Voor elke week langer 150 meer. KNOEIERIJEN BIJ DE MILITAIREN. Eenige dagen geleden werd door de militai- re politie te Maastricht aangehouden de ser- geant VI. verdacht van knoeierijen met leve- ranciers ten nadeele van den Staat. Er schijnt nog al een aanzienlijk bedrag mee ge- moeid te zijn en verschillende burgers ziin er in betrokken. Nadat het voorloopig onderzoek door da militaire politie was afgeloopen, werd VI. ter oeschikking van den gamizoenscommandant in arrest gehouden. Het was ons niet moge lijk nadere inlichtingen bij de militaire auto- riteiten te krijgen. HARDLEERSCH. De 78-jarige A. ter W. kwam te Zwolle bij de politie aangifte doen dat te zijnen nadeele 349 gestolen was. Een rechercheur stelde onmiddelliik een onderzoek in te zijnen huize, en daarbij bleek, dat hem het geld niet ontsto- len was, maar dat hij het i-n zijn bed verstopt lad. De politie had wel eenige reden om dit slimmigheidje van den ouden man te vermoe- den. Verleden jaar deed ter W. aangifte van een diefstal van 125. Bij nader onderzoek kwam toen het geld uit zijn jaszak te voai-- schijn. KORTE BERICHTEN. Verschenen zijn de memorie van ant- woor dop het voorloopig vedslag van de Tweede Kamer nopens de begrooting van ar- beid, handel en nijverheid voor 1925 en het voorloopig verslag van de Tweede Kamer no- pens de begrooting van marine vnor 1925. In de Bad-hoevelaan onder Haarlemmer- meer is een driejarig zoontje van den tuin- der C. J. Kost door een boeremvagen overre- den en zoo ernstig gewond, dat het spoedig overleed. Bm'tTTilaiid AFSCHAFFING ADELUKE TITELS IN FRANKRIJK. Een wetsvoorstel, dat verbiedt in cfficieele staatsstukken de titels der aristocratie te noe men, wordt door het ministerie van jtistitie aan de Fransche Kamei* voorgelegd. Indies

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 9