Alkmaarsche Oourant
0"
rr
Een groene spiegel.
ZL
ll
Zaterdag 15 November
In en om de bootdstad.
civ.
Ko. 271 1924
Hondard /es en Twlntigste jaargang.
Van een nuttige nieuwigheid en „belangrijke
kwesties".
Wij goan vooruit en hoe Hanger hoe nicer
groote-sliads-doen, zelfs de „al lures" van een
wereldstad aannemen. Men weet, dlat in die
Briteche hoofdstad reeds sedert jaren tal vdn
kleine post- en telegraafkantoren ingericht
zijn in venschillende winkels. De winkeiiers
zijn in den regel gaarne bereid de daarvoor
benoodigde rudmite in hun perceel voor dit
openibaar dod af te staan, omdat aMicht de-
gene, die in zoo'a winkel zijn postzegd meet
koopen, zijn postwissel innen, zijn telegram
verzenden, na het afdoen dier bezigheid er een
of ander van zijn gade ziet, dat hij den whir
Hotelier afkoopic wij kunnen aannemen dat
degenen, die juist hun postwissel hebben ge-
ind, het meest vafbaar zijn om te b'lijven
„bangen" aan -iets wat dies winktlicrs is en
dat hij vermoedeilijk niet zou gekecht hebben
wanneer in dien winkd nlot foevallig bet
pos'.'kan-toor was geweest.
Die lokale postkantoortjes zijn natuurtijik
voor de in de bui'.rt wonenden een groot ge-
ri-ef en in de groote warenhuizen hebben ze
zelfs een ietwat weelderig aanzien gekregen.
Er zijn te Lcnden warenhuizen, waar de be-
heerders daarvan in de ruimte, waar het
postkantoor zich bevindki, voor hun bezoekers
en vooral bezceksters alle gelegenheid geven
hun correspondence af te doen en gezeten in
behagelijke ruststoelen hun brieven te kunnen
lezen 't komt den winkelhouder ten slotite
well ten goede.
Tot dusver konden wij ids -dergelijks, een
postkantoor in een winkel, te Amsterdam nog
niet, maar een begin zal er mede worden ge-
maakt, want met ingamg der volgende maand
zal het eerste bijkantoor der posterijen van
diien aard geves igd worden in het bekende
confeetie-magazijn van de firma Gerz-o-n in
de Kalverstraat. Geen twijfel of ook hier zal
deze „niieuwigheid" blijken een goede greep
te zijn geweest van de directie der posterijen
we hebben hier blijkbaar een directeur, die
met zijn tijd mede gaat. Men kan gerust aan
nemen, dat deze eerste „stap" zal leidten tot
meerdere van dien aard in verschillende dee-
len der stad en dan zal wel blijken, dat de
maatregel aan het rijk schatten zal uitsparen
voor den bouw van nieuwe bijikantoren en
het publiek er tevens mede gebaat zal zijn.
Vooral in de oude stad, waar de bij'kanooren
schaars zijn en het hcofdpostkantoor feitelijk
te klein is, zal men dezen maatregel spoedig
hoogelijk leeren waardeeren. Wij gaan voor
uit Als men nu bij de posterijen ook gaat be-
grijpen, dat men den geadresseerden aange-
teekende brieven evengoed kan doen thuisbe-
zorgen als postwissels, in s.ede den menschen
tot den ouderwetschen „omslag" te dwingen
een aangeteekend stuk te moeten halen van
het postkantoor, en als mem dan ook gaat be-
seffen, dat het porto voor onze brieven be-
tachelijk hoog is en den handel niet erg be-
vorderlijk kan wezen, dan komen wij een heel
ei-nd in de goede richting. Maar, dat komt
ook wel, als we maar gcduld hebben. Hoe
Pang nog Dat is een andere vraag.
In elk geval blij'kt uit het bovensiiaande,
dat men zich bij het pos-twezen te Amster
dam met emstiger zaken weet bezig te hou-
den dan den laateteu tijd bij onze gemeente-
lijfce autori'teiten het geval is. Twee gebeurtc-
nissen der laatste dagen bewijzen zulks ge-
noeg en toonen tevens aan, dat geimeentebe-
sturen in onzen tijd zich bemoeien met aan-
gelegenheden, die men vroeger als van te
huishoudelijken aard ter afd-oening zou over-
gelaten hebben aan hen, die den dagelijk-
schen gang van zaken hebben te regeien.
Het eene feit waar ik op doel is, dat de
gemeenteraad onlangs een ernstig dsbat hidd
over het gezin van een gemeente-werkman,
die door den wonimgdienst uit een gem-eente-
woming was gezet. De man, aldus was ge-
bleken, was lastjg, doordat hij af en toe een
borrel dncnk; de vrouw was niet op haar
mondje gevallen en kon somwijlen bardhan-
dig optreden, kortom, de omwomenden der
andere gemeenle-woningen waren niet bijster
op hun iieve buren gesteid. De directeur van
het wiomingtoezicht trad op; verklaarde dat
zij niet in de buurt, waar ze woonden, thuis
behoorden en wees het gezin elders een wo-
ning aan. Gevoig dat de communis.ische
Raads-dame zich bijs er voor deze „arme
menschen ging interesseeren en een pracht-re-
clame van een interpellate kreeg, natuurlijk
dapper bijgestaan door haar communistische
mede-Raadsheer.en en nog een paar anderen.
't Werd heuseh een ernstige bespreking in den
gemeenteraad. De Raad der grootste handels-
stiad van het land, die zijn kostbaren tijd ge-
bruikte voor de behandelimg van eea zaak,
die men tech ter afdoening wel had kunnen
foevertrouwen aan het be'leid van den bij den
woningdienst betrokken wethouder en diens
hoofdambtenaren, desnoods aan de besiis-
sing van het Dagelijksch Bestuur der ge-
meente. Maar natuurlijk, als mien dad had
gedaan, dan zou aaL de vroede dames en
heeren de heerlijke gelegenheid zijn ontgaan
voor het maken van een prachtige kies-
reclame,- want, ge weet, we zijn nog maar
enkele maanden verwijderd van dte periodieke
gemeen'teraadsverkiezingen
Doch 't zou geen verbazing behoeven te
wekken als we eerlang in. den Raad van Am
sterdam een ernstige behamdeiimg zullen be-
leven over een kwestie, nog „belangrijker"
dan die over dat lasPige werkmansgezim in
de Ameterdamsche tuinstad. Dan zal het
gaan over dte vraag: of verpleegsters in dte
ziekenihuizen al dan niet mogen meedoen aan
dte modegril van onze dagen, het dragen van
kort geknipt, het z.g. page-haar. Heuseh, dat
schijnt een kwestie van bel'eekemis te zijn ge-
worden. Waarom ook niet? Heeft niet eeni-
gen tijd geteden de gemeenteraad vani een
kleine provimcie-piaats hoogst gewichtig gere-
demeerd over die voligens somm-igen Peden van
dat achtibaar college aanstoot gevende kleedij
van de ooderwijzeressen dter openbare lagere
school? Is niet, 60k nog niet zoo lang gele-
dten, aan de dames, die in de spoorwegstati-
ons den paseaigiers hun piaatsbiljetten ver-
koopen, voorgeschreven, dat zij zulks hebben
Ib ooeo in iruTHeederdrachten niet met ge-
deeltelijk ontblootle halls en armen? Die twee
gebeurtenissen welkten oowllekeurig reeds
een glimlach op en toch kon er voor maatre-
gelen tegen te-ver-gaande modterne vrouwe-
lijke kleedij wel het een en andter worden aan-
gevoerd. Maar wat de haartooi der verpleeg
sters eigenlijk van dioen heeft met ieien goede
uitoefening van het beroep dezer vrouwen,
zal voor velen raadsdacbtig zijn.
De zaak is, dat onlangs de diredeuren der
beide gemeentelijke ziekenhuizem het dragen
van het pagehaar aan de verpleegsters in de
onder hun beheer staande insifellinigen verbo-
den en degenen, die zich hun haardos hadden
do en beko rten, o verplaateten maar de kinder-
afdeelingen. Misschien zullen er zijn, die
meemen, dlat de vrouwen, die aan dte nieuwe
mode medtededten, zoo kimderachtig handtelden,
dat heur plants in dte kinder-afdeelingen on-
zer ziekenhuizen de juis'te is, maar daarte-
genover staat toch ook, dat zij van hun kant,
niet ten onrechte, zeggen: „Wat ter wereld
gaat het iemand, zelfs dsn dlirectenr van mijn
ziekenhuis aan, of ik mijn haar lang of kort
dnaag, zoo lang die dradit het voldoen aan
de mij opgelegdte plichten niet in dten weg
Staat?"
En nu is juist over die vraag, zooal's de
volbloed Amsterd'ammer het zou zeggen, de
,,mot" ontstaan, die vermoedelijk eerlang tot
in den gemeenteraad zelfs de gemoederen der
edelachtbare dames en heeren-leden in hefti-
ge bercering zal kunnen brengen. In de
Raads^omniissie van Bijstand, die dte zieken
huizen bctreft, heeft zich die verdeeldheid
van meening reeds geopenbaarid. Enkele dier
lcden waren het niet met het verlbod dter
ziekenhuis-directeuren eens; anderen schaar-
den zich naast den wethouder voor de Open-
bare Gezondheid, die het verbod gerechtvaar-
digd achtte, op grond, dat hot' venpleegsters-
beroep stemmigheid met zich brengt en de
„pagekopjes" behoorden tot de mciderne
mode-grillen, die, zooals zooveel andere mo
des, bestemd zijn om weder te verdwijnen en
dergelijke grillen dus niet kunnen passen bij
den emst, die bij de verpleging in ziekenhui
zen past. Het verbod, alPdus werd van die
zijde beweerd, had niets te maken met het
aantasten der persoonl'ijke vrij'heid van het
verplegend personieel. Ge ziet, een praehtig
onderwerp om steaks in den gemeenteraal cp-
nieuw aanleiding te geven tot een levendige
gedachtenwisselimg, wanneer een der Raads-
leden in het gebeurde reden zou kunnen vim
den er B. en W. over te interpelleeren en aan
inuerpellaties heeft men in den Amsterdam-
scben Raad, vooral sedert den tijd, dat dit
college eenige communisten rijk is, die het
voor ePken „vercngdij'kte" gemeente-ambie-
naar of -ambtenares opnemen, waarlijk geen
gebrek.
Eenige jaren geleden heeft men in dten
Raad lang en breed beraadslaagd over de
vraag of de burgerweezen, die, met name de
meisjes, welke in het Burgerweeshuis cpgeno-
men waren, het bekende cosluum in de stads-
kleuren, rood en wit, en de muts, al dan niet
zcuden moeten bl'ijven dragen. Het einde is
geweest, dat men die uniform niet meer van
enzen tijd achtte een beslissing, jammer in
zooverre, omdat die dracht de mees'te meisjes
over het algemieen zoo aard'ig kleedde de
herinnering er aan is nog op een der schi'l-
derijen van Therese Schwartze voor volgende
geslachten bewaard gebleven. Maar, hoe dit
ook zij, er was voor de afschaffing van der
gelijke uniform uit gevoelsoverwegingen alles
te zeggen en besprekingem over het al dan
niet behouden daarvan was ailthans begrijpe-
lijk, omdat met het afschaffen diter kleedij ook
een stukje „oud-Amsterd!amoche geschiedenis"
ging verdwijnen. Dat men echter een ernstige
kwestie kan maken over de vraag of een
vrcuw haar haartooi kort of lang wenseht te
dragen, lijkt me toch wat erg gezocht het
doet zoo wat terugdenken aan den tijd toen
de Amsterdamsche instellingen van welda-
digheid nog hun deftige Regenten en Rtegen-
tessen hadden.
SINI SANA.
EEN GkiEZELIGE GESCHIEDENIS.
Toen zij de kamer zagen, die hen voor den
nacht werd aangewezen, ondergingen zij bei
den eenzelfde gewaarwoording en riepen te-
gelijk uit:
„He neen, dit is een te kille, ongezellige
kamer; heeft u niets anders vrij, goeie
waard?"
„Ik zal dadelijk licht maken, het is al wat
schemerig't komt omdat het hier donker
is clat uu zult direct zelf zien
En met veel omslag haalde hij een ouwer-
wetsche hanglamp omlaag, die, onder een
breede kap van melkglas, midden in dte kamer
aan de lage zoldering hing. Door middel van
het gewxcJit van een kogel kon de lamp op en
neer geschoven worden en eenmaal aangesto-
ken, verspreidde zij plotseling een magisch
lcalmeerend licht, zoodat de beide jonge echte-
lieden een zucht van verlichting slaakten en
zich zeer tevreden betoonden met de behage-
Iijk-ouderwetsch gemeubileerde kamer.
„HeeIemaal geen ongezellige kamer, is 't
wei hoorden ze plotseling de onaangenamc
stem van den waard naast zich,
„Wij nemen de kamer voor dezen. nacht",
zei de jongeman vlug en gedecideerd, terwijl
hij de hand van zijn vrouwije drukte.
„Nemen ze voor dezen nachtechodte
de waard.
De hooge, smalle Bidermteier-spiegel, dte aan
den tegenovergesbclden muur hing,kaatst:
glanzend-kleverig zijn vaal-paffig gezicht
weer.
Maar .die Spiegel dlaar vind ik nie/ts
prettig", zei het vrouwtje zacht.
„Hoort hier toch bij de kamer, juist hier,
he-he!" lachte de waard.
U bedoelt, als p'assend bij den stijt?"
vroeg de jongeman.
„Nou jazooals u wiltbij1 dten stijp."
Het paar reizigers zag elkaar even ver-
schrikt aan. En toch er was niets gezegd
dat reden. tot schrik bevatte. Maar dtergelijke
semsaties zijn, zooals men weet, niet te contro-
leeren. Zij doemen op uit verborgen instinc-
ten. Men weet niet, hoe ze ontstaan, en ze la-
ten zich ook in eens wegredeneeren. Hare re-
denen van bestaam houden geen steek en men
geneert zich zelfs er voor.
De kamer is aardig, we nemen haar dus",
zei nog eens de jongeman zakelijlc en vroeg
meteen de bagage te doen bezorgen.
De waard slofte weg, terwijl hij iets voor
zich zelf bromde.
Toen hij weg was, zagen de twee elkaar
lachend aan. Nu waren ze e'ndtelijk all^fet in
het lieve, ouderwetsche vertrek; de lamp
branddte sfil en zacht; zij voelden zich gteluk-
kig en lachten opnieuw alls bevrijd., terwijl zij
elkaar in de armen vieleni.
Maardaar tastte of kraste iets tegen
de deur. Watmaar natuurlijk, daar was
dte waard weer met den koffer.
Zij openden. Voor hen bevond zich een
klein knechtje met gras-groen gezichtje en
wijd-opengesperde oogen, die door de zware
handkoffer heelemaal uit zijn evenwicht
scheen gerekt. Hij gluurde angstig naar bin-
nen, zijn blik joeg door de learnerPangs
de muren, als een verdwaald vogeltje, dat te
gen de ruiten stoot en haastig en wild den
uitgang zoekt.
,.De bagage!" stotterde hij, waarop hij met
een smak de koffer middten in de kamer zette,
als brandde hij hem in de hand en hij ijtde
meteen weg.
De beide geliefden wisten opeens niet meter,
dat zij elkaar zoo juist omarmd haddten De
hand van den jongeman rustte gevoelloos op
den schouder zijner vrouw.
„Er isids is hier toch Pets komt
me vreemd hier voorzei zij afwezig.
„Ja, die menschen hier in huis lijken mi]
wel wat zooderling."
„Misschien is het dat
,.Dat is het", decideerde hij.
Toen opeens liep hij op de deur toe en riep
dten grasgroenen jongen na:
„He la, ventje, piccolo, ober!"
„Ja, meneer?" klonik het aarzelend1 uit de
verte van de lange gang.
„Wij willen nog wel wat eten."
,.Goed, meneerbij u binnen?"
„WePnee, het mag ook elders, als het hier
wat te ver van alles af ligt; maar gauw wat!"
,.Best meneer, hier buiten danen meteen
verwijderden zich de schreden.
„Wat nueerst wat uitpakken
„Taja, goed."
Hij Iadhte ,,of eerst
„Foei, wat beni je liastig", lachte zij.
„Je zult zien, hoe die spiegd mooi wordt!"
En meteen trok hij haar voor het doffe glas.
Daar stonden ze beiden tegenover hun beider
gemeenschappelijk beeld, een lachend, bekoor-
Iij'k, levetndig beeldmaar de Spiegel bleek
wd heel oud en beslagen, met een groenach-
iigen weerglans. En dat bet telkens scheen,
alsof schaduwen zich over zijn oppervlak be-
wogen, tussehen het jonge paar en het spie-
gelglas, was stellig ook aan zijn ouderdom te
wijten.
„Het kwikzilver heeft met de jaren het een
of ander vernielingsproces door te maken,
want deze wolkachtige, groenachtige veriroe-
beling -kan men bij alle oude spiegels waar-
nemen", onderwees de jonge reiziger.
Zij antwoordde: „Ja, maar toch vind ik
dien Spiegel niet bijzondej prettig hier."
„Kom, laten we nu gauw naar buiten
gaan, ons eten waehto-pperde hij, terwijl zij
arm in arm de kamer uitgingen.
Het was een ouderwetsche soort van hotel-
tuintje; onder de linden stonden hier en daar
enkel banken, tafeltjes en stoelten. De kleine
hoteljcngen, nu kellner, stapte ijverig rond,
met zijn vuil servet de afgevallen lindeblade-
ren van de tafels wegslaande.
„Meneer en mevrouw wenschen?"
Zij bestelden het eten en toefden nu alleen
in het tuintje, dat in zachte schemering lag
De zon was reeds lang ondergegaan en zond
alleen nog wat rose wolken langs den hemel,
die als sierlijke rosetten tussehen het linden-
loof doorschemerden.
Het piccolotje daagde opachter hem sjokte
de waard1.
„Hebben de gast-en ook trek in wijn? Ik
kan een heel bijzonder soort recommandee-
renheel bijzonder
En terwijl hij dit zei, zette hij den top van
zijn dikken wijsvinger op dien van zijn nog
veel dikkeren duim en spreiddc de drie andere
vingers stijf uit. Hij zag er zoo komfek uit,
dat de reizigers elkaar even heimelijk-lachend
aankeken.
„Ja, goed. geef dten wijn maar, die zoo
heel bijzonder is", decidteerde de jongeman.
„Dat is die werkdijlc, werkelijk", stemde
de hotelhouder in, terwijl bij- voor zich heen
mompelend wegstrompelde.
„Wat een akelige, krakonde stem, en. is 't
niet, alsof leelij-ke grijs-groene vleugels ach
ter hem aanfladderenfisisterde het
vrouwtje.
„Ja, dat is het jammerlijfce van oud-word'en,
dat men er niet mooier op wordt, kind'!"
„Och, wat, ik ken snoezige oude menschen,
hoor!"
Ja, jadat is ook waar", stemde hij
wat verstrooid toe. „Maar, lieveling", viel
hij plotselinig uit, mooier, dat ben jiji, en
mooier is de jeugd1, mooier zijn wijen
hij orabelsde haar hartstoehtelijlk.
„Hier, hier hier is de wijn, mijnheer,
overtuig uzelve maar, hier is hij". kraakte dte
bekende stem nlotseling naast hen.
Verschrikt vlogen zij uit elkaar, maar moes-
ten toch weer om den komieken, ouden man
lachen, die nu iets als van een papegaai had.
Hij ontkurkte de flesch en met een lichten,
ietwat mousseerenden wijn van een wonder-
heerlijken geur werden nu de glazen gevuld:.
„Hoe heet dte wijn?"
„Lacrimae exorcistati", knarste de man.
„Hoe, hce heet die?"
„Ik heb u het toch duidelijk, heel duidelijk
gezegd! Lacrimae exorcistati."
„Laat de etiket eens zien Hij draaide dten
wijn met het opschrift naar zich toe. „Lacri-
maestond er en het vervolg was op
het half-verteerde en half-verdwenen papiertje
niet meer te ontcijferen.
Lacrimae Christi zal er gestaan hebben",
zei de jongeman half luid; in de meening dat
de oude waard wat doof mogel'ijk was, maar
deze zwaaide afwerend en bevelend met den
wijsvinger in de lucht, lachte honend en kra-
kend en h-erhaalde aldoom „Mis, mis, heele
maal mis!" en slofte weg.
Onderweg draaide hij zich nog eens om
en zei, zoo vriendelijk de harde stem te bui-
gen viel: „U zult wel zien, u zult wel zien....
Men moet het kind altijd bij den goeien
naam noemen. Lacrimae exorcistatiu
zult 't zelf wel zien
„Lieveling, proefde wijn is werkelijk
zeer goed", zei de jongeman tot zijn vrouw
tje, terwijl hij zich verwonderde over den
hollen klank in zijn stem.
Zij aten van de spijzen en hij schonk de
glazen vol.
„Weet je dat men weleens van .,bloeien"
van wijn spreekt? van wijn n.l. die al ge-
b'otteld is, "dus eigenlijk' niet meer leeff, maar
die toch soms na jaren en jaren gelegen te
hebben, nog „bloeien" kan. Men zegt dan dat
„de wijn bloeit". Dan drijven er kleine
vreemde, troebele bestanddeelen in de flesch
rond en zijn geur is sterker dan ooit. Wie
daar niet van op de hoogte is, denkt dat hij
met een slechten, foeseligen wijn te doen
heeft. Maar de buitengewone smaak doet het
vooroordeel te niet".
„Bloeit deze wijn?"
„Jamij schijnt van wel."
„En heeft misschien wel tientallen jaren
gelegenwas dood en weer her-
leefd of denk je zweeft hij nu als een
geest rond?"
„Ik wou dat alle geesten zoo waren
zoo geurendzoo vol prikkelend leven
zoo zoet als deze geest van de Lacrimae"
Hij stokte even. „Lacrimae Christi" had hij
willen zeggen, maar z'n tong weigerde.
„exorcistati", klonk het zacht als geruisch
van wind, maar toch duidelijk, zoodat beiden
het verstondten
„Wat zeg je?"
„Nietszei jij wat?"
„Hmzeker de wind."
„Toe, laten we naar binnen gaan, 't is hier
niets gezellig meer!"
„Ja, naar onze lieve kamer."
„Hoor even hoe de lind-entakken zwiepen,
net of een stem iets zegt:
„La-cri-mae exor-cis-ta-ti."
„To^, schei nu uit met dien naam."
„Hij is toch erg lekker, neem ook nog een
slokje."
„La-cri-mae exor-cis-" klaagde het opnieuw
in de twijgen.
Hij liet het wijnglas zinken en zei heftig:
„Kom, we gaan naar binnen en laten dien
ellendigen naam hier onder de boomen."
In hun kamer brandde vriendelijk de lamp,
ook was de maan opgekomen en scheen recht
het venster naar binnen.
jJola
Lieve man
„Laten we't licht uitdoen, kijk de maan
verrukkelijk schijnen."
„De tuin ligt in volte pracht, alles geurt...
„Jola, Jolanthe, laat mij je omhelzen,..."
Zij werd midden in den nacht wakker. lets
vreemds was er gepasseerd; zij tastte naar
haar man, hij sliep. Haar heele lichaam beef
de, waarom sliep hij nu zoo vast. Buiten
ruischten de lindetwijgen, ruischten vreemt
en zwaar, en uit dit ruischen steeg duidelij
een leelijk, snerpend, zagend geluid omhoog.
het booze woord van den avond: la
crimae exor cis ta ti
Een huivering doorvoer het jonge vrouwtje
Zij richtte zich recht op in haar bed en luis
terdeluisterde
Langzaam maar nadrukkelijk werd haar
blik getrokken naar een bepaalde richting
zij staardestaarde
Daar hing de spiegel. Over zijn glas, daf
oud en verweerd en groenachtig was, waar-
schijnlijk van het vergane kwikzilver, spookte
iets als schaduwen rond.
Duidelijkzeer duidelijk! dit was geen
foevallige afspiegeling van de sidderende
blaadjes der boomen van buiten. Neen! het
scheen veel meer een voorbijjagend voortbe
weeg van gees-ten, alsof doorzichtige wezens,
voor menschenoog niet herkenbaar, voor het
spiegelglas been en weer bewogenvoor
dit glas, dat, op bovennatuurlijke werkelijk-
heid ingesteld, nog gevoelig voor opname
was, waar menschenoogen het reeds lang
opgaven.
Aldus weerkaatste de spiegel wat als ver-
schijning op zichzelf met het oog niet meer
viel waar te nemen.
O, deze schaduwen
Zij tolden in het rondjoegen uiteten
hervonden zich
Al maar woester deed dit vreemde schadu
wenspel bijna geleek het nu op een gru-
welijk rondwringen van een'geplaagdi men
schelijk lichaam't leek alles een h-eksen-
spelop duivelsche spoken
Hoog-opgericht, onbewust schreiend van
schrik, zat- Jolanthe in haar bed en volgde
.star-oogend de spookachtige voors-telling.
Stil en leeg lag het vertrek in het maanlicht,
alleen -het groezelig-e spiegelglas vertelde in
steeds wilder bewegingen van den kramp-
achtigen strijd van een nog onziehtbaar men-
sohenli-chaam.
Stil lag het vertrek, ach neen! al niet meer
stil, want van terzijde van den spiegel drong
gedempt rochelend en uitgerekt een bitter,
steunend geluid
En opnieuw steunen, steunen, steu-
nen, dan een plotselinge sissende gilen
toen het allerergste: het idiote grinnikeni van
een waanzinnige.
Jolanthe wilde de handen opheffen, naar
het spook uitstrekken, maar als lood voelden
alle iedematen; zij vermocht niets te bewe-
gen. S-tarend in doodsbenauwenis volgde zij
de verschijningen bij het spiegelglas. Nu na-
men de gedaanten vasten vorm aan; zij her-
kende een gezichteen gruwelijk vertrok-
ken gezicht en het was dit gezicht, dit
groenachtig, waanzinsmasker, dat plotseling
in scherpe duidelijkheid sprong uit de jagen-
d-e sehaduwen-massa om den spiegel
Tegelijkertijd gleed e-en krijschende gil
langs de wanden
„Lacrimae exorcistati
De spiegel stond recht overeind, de muren
stortten ineen
Bewusteloos zonk het vrouwtje achterover.
„Jo Jolanthe lieveling
Als een roep uit verre verten klonk het aan
haar oor.
Wat was er gebeurd?
Zij trachtte de oogen te openen; het suisde
in haar ooren, het bonsde in haar hoofd
en ergens een herinnering aan een gruwelijke
gebeurtenis.
„Jolanth8 word wakker .toe, word
toch wakker!"
Heeljangzaam opende zij de oogen en
zag in het verschrikte gezicht van haar man;
meteen zochten haar oogen schuw en in na-
melooze angst den- spiegel.
„Daargindsdaarginds
„Wat is daar, wat heb je, lieveling?"
,,Datkan ik je niet zeggen
snikte ze bevend en trillend in zijn armen.
Maar opeens stiet ze uit: „Weg, weg moe
ten we, hier vandaan!"
„Het is nog zeer vroeg, maar ik vind het
best, er is iets vreemds hier
Zij maakten vlug toilet en beiden om de
rekening.
N.V. BOEK- EN HANDELSSRUKKERIJ
voorh. HERMS. COSTER EN ZOON.
ZIET UWE DRUKWERKEN NA
ONZE ZETMACHINES STEL-
LEN ONS IN STAAT !J VLUG
TE BEQIENEN
VOORDAM C 9,
ALKMAAR.
De waard verscheen zelf.
Hij .zag beiden onderzoekend en ietwat on-
deugend aan; een breede ietwat duivelsche
lach trok om zijn mond.
„Meneer en mevrouw hebben niet lekker
geslapen? niet heelemaal lekker?"
Eenigszins barsch antwoordd? de jonge
man:
„U ziet immers wel, dat mijn vrouw onlek-
ker is."
„Ja, ja, dat zie ik wel; komt van den wijn,
denk ik; niet iedereen verdraagt dien, 't la
een fijn wijntje, een krachtig wijntje. Zijn
geest is vele, vele jaren in de flesch opgeslo-
ten geweest. Nu is hij vrijgekomen, is uit de
flesch opgestegenhi-higestegen
naar het lieve, mooie kopje van het jonge me-
vrouwtje hi-hi!"
Afschuwelijk klonk dit gelach. Jolanthe
hing bevend aan den arm van haar man en
verborg haar gezicht tegen zijn schouders.
Hij kon alleen met 'n barsche stem het ge
voel van afschuw meester worden.
„De rekening!" beval hij trotsch.
De waard bleef niettemin doorprafen.
„Het zijn monniken geweeSt, lang geleden
die den wijn bottelden. Heil en onhei!
sloten zij in de flesohen weg. Een onder hen
werd door een boozen geest gedreven
Wij alien worden at en toe door dm boozen
geest bezetenhi-hi! Wij alien!
Mogelijk was het zoo'n'flesch."
,„Houd asjeblieft op met dat gedaas," viel
de jongeman uit. „U'ziet immers, hoe die
verhal-en mijn vrouw aanpakken."
f „Verhalen aanpakken.hi-hi."
„Gauw nu de rekening, man!"
„Die heeft u al betaald, jongeman!"
„Malligheid! ik heb niets betaald!"
„Zooals u verkiestEn met veel omsfand
haalde hij een papier voor den dag, geen no-
-ta-formulier, maar een stukje heel oud perka-
ment, haalde een ganzeuveer of was dit
~iuprfs> c een gesne-. ---t
den zak, doopte de punt in een vreemdsoortig
inktfleschje, dat hij ook bij zich droeg en
schree^ met bleekrcoa schrif I, alsof de pen
niet met ~cwope inkt, maar met rooden wiin
bevochtigd werd:
Meneer en mevrouw
Een nachtlogies en din-er, alsook een.f'esch
lacrimae exorcistati, alles tezamen drie gul
den." i
De jongeman wierp het ge,u on de iaf-el,
nam met een vlugg-en oreeo meteen 71 in kof
fer, bood zijn vrouw den anderen arm en
verliet met haastige schreden het vertrek met
dien groenen spiegel.
Gemeng-d nienws
KAMPEERBELASTING.
B- en W. van Zandvoort zijn van meening,
dat't voortaan gewenscht is om voortdurend
een goed toezicht te houden op hen, die aan
het strand komen kampeeren in den zomertijd
en hun nachtverblijf houden op het strand
De beste regeling lijkt 11 et hun een bewijs
of vergunning af te geven door of namens B.
en W. In verband daarmede hebben ze bij den
raad voorstellen ingediend van een leges-ver-
ordening, waarbij rekening uehouden is met
den duur van den kamoeertijd.
Het ontwerp vermeldt voor een tijd van
24 uur of korter /0.50. Voor langeren tijd,
maar korter dan een week 3, voor langeren
tijd1, maar korte dan' twee weken 5. Voor
elke week langer 150 meer.
KNOEIERIJEN BIJ DE MILITAIREN.
Eenige dagen geleden werd door de militai-
re politie te Maastricht aangehouden de ser-
geant VI. verdacht van knoeierijen met leve-
ranciers ten nadeele van den Staat. Er
schijnt nog al een aanzienlijk bedrag mee ge-
moeid te zijn en verschillende burgers ziin er
in betrokken.
Nadat het voorloopig onderzoek door da
militaire politie was afgeloopen, werd VI. ter
oeschikking van den gamizoenscommandant
in arrest gehouden. Het was ons niet moge
lijk nadere inlichtingen bij de militaire auto-
riteiten te krijgen.
HARDLEERSCH.
De 78-jarige A. ter W. kwam te Zwolle bij
de politie aangifte doen dat te zijnen nadeele
349 gestolen was. Een rechercheur stelde
onmiddelliik een onderzoek in te zijnen huize,
en daarbij bleek, dat hem het geld niet ontsto-
len was, maar dat hij het i-n zijn bed verstopt
lad.
De politie had wel eenige reden om dit
slimmigheidje van den ouden man te vermoe-
den. Verleden jaar deed ter W. aangifte van
een diefstal van 125. Bij nader onderzoek
kwam toen het geld uit zijn jaszak te voai--
schijn.
KORTE BERICHTEN.
Verschenen zijn de memorie van ant-
woor dop het voorloopig vedslag van de
Tweede Kamer nopens de begrooting van ar-
beid, handel en nijverheid voor 1925 en het
voorloopig verslag van de Tweede Kamer no-
pens de begrooting van marine vnor 1925.
In de Bad-hoevelaan onder Haarlemmer-
meer is een driejarig zoontje van den tuin-
der C. J. Kost door een boeremvagen overre-
den en zoo ernstig gewond, dat het spoedig
overleed.
Bm'tTTilaiid
AFSCHAFFING ADELUKE TITELS
IN FRANKRIJK.
Een wetsvoorstel, dat verbiedt in cfficieele
staatsstukken de titels der aristocratie te noe
men, wordt door het ministerie van jtistitie
aan de Fransche Kamei* voorgelegd. Indies