AIRmaarsche Gourant
De Kluizenaar van Far-End
Sippen en Konijnen.
FEUILLETON.
H.V. Bosk- en Han-
delsdrukkerij voorti.
■■■■HP
Harms. Coster Zn.
E
Honderd Zes ra Twfntlgsfe Jaargang.
Zaterdag 6 December
Geneeskundige brieren.
Ons Raadselhockje.
Ho. 289 1924
DERDE BLAD
LX1V.
VRUCHTENKUUR. II.
De schrijver van het stuk dat aanleiding
gaf tot mijn vorigen en dezen brief, schijut
het voedingsvraagstuk wel wat al te eenvou-
dig op te vatten. Heeft hij zelf er eea duide-
lijke voorstelling van wat het beteekenf, als
hij zegt dat het bloed en het geheele organis-
me verzuurd zijia
Zonder twijfel is langen tijd te groote
waarde gehecht aan de eiwitvoeding. Maar
dat oeemt niet-xveg, dat eiwit noodig is en
altijd noodig zal biijven als het stikstof-bevat-
tende voedsel, zonder hetwelk de opbouw van
nieuw en het onderhoud van het bestaande
weefsel onmogelijk is. Bovendien kan het ook
voor verbanding, dus voor verwarming van
het organisme, gebruikt worden. Bij vleesch-
fitende dieren zelfs in die mate, dat deze met
vleesch kunnen volstaan. De planteneiers ge-
bruiken het benoodigde eiwit in den vorm van
p-lanteneiwit. Tusschea beide staan de zooge-
naamde onnivoren, alles-eters, waartoe ook de
mensch behoort. Deze zijn niet in staat om
bij uitsluitend vleesch-dieet voor voldoende
vertering te zorgen.
De vertering van eiwit is een zeer inge-
wikkeld proces. Door de spijsvertering wordt
het eiwit ontleed in verschillende minder sa-
mengestelde stoffen, welke men aminozuren
heeftg enoemd. Deze aminozuren worden
door het bloed naar de weefsels gevoerd en
hier vindt een nieuwe samensteiling, een op
bouw plaats tot de eiwitsoort van het itidi-
vidu, dat gegeten heeft. Het schijnt, dat het
ichaam in staat is, enkele andmo-zuren zelf op
te bouwen, andere echter niet. Wanneer deze
laatste, bijv. lysine en trytophaan, noodig
zijn voor den opbouw van een bepaalde soort
eiwit, dan kan dit alleen dan gebeuren, wan
neer zij met het voedsel voor in het lichaam
zijn binnengevoerd. De overtollige amino
zuren, welke niet voor opbouw van nieuw ei
wit gebruikt kunnen worden, en dit geldt ook
wanneer meer eiwit is ingcvoerd dan noodig
is voor het lichaamsonderhoud, worden ten
deele verband, doeh nimmer volkomcn. Het
ocverbande gedeelte behoort uitgescheiden te
worden, voor welke taak voornamelijk de mie-
den aangewezen zijn. Zoo is het te begrij-
pen, dat het gebruik van te veel of van on-
doelmatig gekozen eiwit te groote eischen
stelt en dat er dan stofwisselingssfoornissen
optreden, waarvan juicht wel een van de meest
bekende is."
Om het verschil aan te toonen tusschen de
verschillende voedingsstoffen, kunnen de vol-
gende cijfers dienen. Het noodzakelijk lysine
komt in tarwe voor tot een bedirag van 1 pet.,
in rijst 4 pet., in biefstuk 7 pet., in koemelk
bijna 10 pet. Erwten, boonen en apennoten
bevatten meer dan de granen, de laastge-
noemde 5 a 6 pet.
Vetten en koolhydraten kunnen elkaar ten
deele vervangen, maar nimmer het eiwit, ter-
wijl omgekeerd, zooals wij zagen, het eiwit
voor een deel wel in plaats van vet of kool
hydraten kan worden gebruikt.
Hoe dan ook, met het bovenstaande zal in
geval rekening moeten worden gehouden
bij de samenstelling van een doelmatige voe-
ding. Maar er is meer noodig. In het voedsel
zijn zouien en onverteerbare stoffen onmis-
baar. De zouten zijn noodig voor de weefsels,
de onverteerbare stoffen voor de mechanische
werking van de spijsverteringsorganen. Som-
mige zouten werken eveneens gunstig voor
het laatstgenoemde doel.
Van die zouten werken vooral de panten-
eure zouten zeer nuttig an het is dan ook
met recht, dat aanbevolen werd, in tegenstel-
ling met de vroeger bevoorrechte hoofdzake-
hjke vleeschvoeding, om meer vruchten en
groenten te nuttigen, juist met het oog op de
laarin voorkomeride zouten. Dadelijk dient
hierbij gevoegd te worden, dat men dan ook
heeft te zorgen, dat die zouten niet verloren
gaan voor het gebruik. Als de vruchten en
groenten in ruim water gekookt worden, en
dit water wordt weggeworpen, dan blijft er
van die zouten niet veel over. Daarom be-
aoort de bereiding te geschieden met zeer
weinig water of beter nog: in het eigen vocht.
Maar moet aldus bij den dagelijkschen kost
aan planten en vruchten een uitgebreide
plaats worden ingeruimd, dan beteekent dit
nog niet, d^t men het er uitsluitend mee kan
stellen. Vooral niet omdat and'ers een beden-
kelijk tckort aan eiwit en vet zou ontstaan.
cea uitzondering moeten wij maken voor no-
ten. De okkernoot bevat 15 pet. eiwit, 50 a 60
pet. vet en 13 pet. koolhydraten. Daartegen-
over staat echter, dat de verteerbaarheid niet
groot is. De hazelnoot bevat iets minder
koolhydraten. doeh nog mer eiwit en vet. De
door Margaret Pedler.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont,
102)
„Het komt niet te pas!" toornde Jane, met
gejaagde vingers haar sjofel jak dichter om
zich heen trekkend, terwijl zij zich haastig
van het raam terugtrok. „Zoo midden in den
uacht alles hel te verlichten! Ik heb een ge-
voel alsof iik geen kleeren aan m'n lijf heb!
Kom u van dat raam weg, juffrouw...
Het licht verdween even plotseling alls het
gekomen was en een geweldig dreunend ge-
>uid deed haar verschrikt zwijgen.
„Dat is wat al te dicht bij om plezierig te
zijn", riep Tim met scherpen angst in zijn
stem. „Ga naar beneden, jullde dirieen! Hoor
je?"
Tegelijkertijd schreeuwde Selwyn van be
neden:
„Kom beneden! Dadelijk naar beneden
komen! Gauw, Sara! Ik kom boven om Tim
te halen, en Minnie will niet alleen biijven.
Gauw
De stemmen van beide mannen klonken
dnrateepd. en gebiedead, er was ongetwiifeld
cocosnoot ftevat zoo good als geea koolhydra
ten, 3,5 pet. eiwit en 43 pet. vet. In apenno
ten vinden wij 25 pet. eiwit, 38 pet. vet en 25
pet. koolhydraten. Al deze noten kunnen dus
als goed voedsel beschouwd wordenop
voorwaarde evenwel, dat de maag ze in vol
doende hoeveelheid verdraagt. Dadels, welke
in Egypte veel gegeten worden, hebben ook
een groote voedingswaarde. Een half pond
van die vruchten met een halve liter melk
vormen een behoorlijk maal.
Wat bij het gebruik van noten nog van be-
teekenis moet worden geacht, is het feit, dat
zij vrij veel vitaminen bevatten. Deze vindt
men ook in bananen, zij het ook in mindere
mate. Zo<jpIs bekend mag worden veronder-
steld, komen in vleesch geen vitaminen voor.
En wat de vruchten betreft, is h6t vitaminen-
gehalte van weinig beteekenis, met uitzonde
ring misschien van appelen, waarin vitaminen
gevond'en worden.
Een vruchtenkuur kan dus nimmer als een
normale voedmg worden^ beschouwd, doeh
behoort tot de groote groep van geneeskun
dige voorschriften. Als zoodianig kan zij zeker
beteekenis hebben en onder omstandigheden
met veel nut worden toegepast. Maar dit be
hoort dan te geschieden op voorsehrift van
den geneesheer, die na zwgvuMg ooderzoek
de indicatie stelt.
Wanneer zulk een kuur ged'urende zeker
tijdsverloop wordt aanbevolen, is het in over-
eenstemming met het bovenstaande begrijpe-
lijk, dat behalve de vruchten nog andere spij-
zen noodig ziin om het lichaam in evenwicht
te houden. Wel komt het een enkelen keer
voor, dat zoogenaamde vruchtendagen wor
den voorgeschreven, wat beteekent, dat men
eens een enkelen dag, een of twee maal per
weke. uitsluitend vruchten gebruikt. Afgezien
van den gunstigen invloed door het eten der
vruchten kan van zulke dagen een werking
verwacht worden als van een soort vasten-
dag, hetsreen in sommige omstandigheden
van veel nut kan zijn.
H. A. S.
Uit onze Staatsmachine.
SAMENVOEGING VAN GEMEENTEN.
Meer dan vroeger heeft er in de laatste
jaren samenvoeging van gemeenten plaats of
werd een deel van een nabtirigc gemeente aan
een grootere toegevoegd. Het initiatief tot
zulke samenvoegingen gaat uit van Gedepu-
teerde Staten van de Provinde, waarin de ge
meente ligt. Meestal geeft natuurlijk een der
gemeenten of de annexeerende gemeente een
wenk, maar van de grenswijziging of samen
voeging komt niets, wanneer niet Gedepu-
teerde Staten een voorstel daartoe doen. aan
de Regeering. Deze laatste overweegt het
voorstel en bij gunstig oordeel, doet zij een
voorstel aan de Volksvertegenwoordiging.
Niet altijd is het even gemakkelijk om tot
een voorstel te geraken, dat algemeene be-
vrediging vindt. Gemeenten, die gevaar loo-
pen dpor een grootere geheel of gedeeltelijk te
worden opgeslokt, opperen veelal bezwaren;
niet altijd is het gemakkelijk de finanrieele
verhoudingen te regelen; het is soms haast
een onmogelijkheid, dat, wanneer vain een ge
meente een deel wordt geannexeerd door een
grootere, het overMijvende gedeelte kapitaal-
krachtig genoeg is om zelfstandig een ge
meente uit te maken. Menige Iandelijke ge
meente toch ziet het aanvankelijk met genoe-
gen, dat zich aan haar grens, nabij een stad
een wijk van modeme woningen ontwikkelt,
die door kapitaalkrachtigen of goedgezeten
middenstanders wordt bewoond, die een vrij
groote som in de gemeentelijke lasten op-
brengen; maar dat maakt ook, dat de aan-
grenzende stad begeerige blikken werpt op
die nieuwe wijk en de oorspronkelijke ge
meente zich verzet tegen' de annexatie van dat
gedeelte. Een voorbeeld daarvan hebben wij
onlangs gezien bij gelegenheid van de annexa
tie van Dokkum gepleegd en aan deze ge-
meenre toegestaande annexatie tep behoeve
van Delft en Maastricht heeft aanvankelijk
tot heel wat geschrijf aanleiding gegeven
Heemstede verzet zich krachtig tegen over-
gang van een deel van haar grondgebied
naar Haarlem, omdat het begeerde deel geheel
bebouwd is en dus behoefte aan uitbreiding
niet de drijfveer kan zijn, maar wel de aan-
winst van een kapilaalkrachtige bevolking
van villaierreinen, die de financien van
Haarlem kunnen steunen. En in den laafetten
tijd mag de beweging in en om Breda van
algemeene bekendheid worden geacht.
Er zijn een paar gelegenhed'en geweest in
den laatsten tijd, waarbij "deze zucht tot sa
menvoeging van gemeenten weer ter sprake
lewam.
De eene is de Staatsbegrooting. In het
Voorloopig Verslag over Hoofdstuk V der
Begrooting voor 1925 vind'en wij aangetee-
kend, dat sommige leden op samenvoeging
van gemeenten aandrongen en op toevoeging
van gedeelten, die met andere een aaneenge-
bouwd geheel voimen. Zelfs was er een lid
van de Tweede Kamer, die de Regeering in
overwegiog gaf om een circulaire te richten
tot de Gedeputeerde Staten der provincien
met den wenk om meer voorstellen tot samen
voeging te doen. Andere leden echter waren
gevaar, en de drie vrouwen haastten zich uit
de kamer. Jane's kaars flikkerde en ging uit
door den tocht, dien de plctse'ing geopende
deur veroorzaakte en in de pikzwarte duister-
nis stommelden zij de trap af.
In de hal brandde een flauw licht en bij
het schijnsel daarvan zagen zij mevrouw Sel
wyn zich aan haar echtgenoot vastklampend,
zenuwachtig huilen en snikken. In een oogen-
blik had Sara Dick's plaats ingenomen en
haar sterke, jenge armen om de sidderende
vrouw heen gestagen.
„Gaat u maarfluisterde zij hem toe. „En
haal Tim naar beneden
Hij 'knifcte en maakte zich met zacht geweld
los van zijn vrouw, die zijn arm als in een
schroef omkneld hield.
Onmiddelllijk begon zij met hooge, gillen-
de stem te jammercn
„Neen! Dick, Dick, laat me niett alleen...!
Dick...!"
....En toen kwam het uit de lucht daar-
boven, waar Haat loerde geluidloos vid
het, meedoogenfeos door de duisternis van
den nacht, en het spatte uiteen met donde-
rend gekraak ifegen een hcek van het huis.
Een vreeselijke slag, een knal, een. chaos
van onbegrijpelijke geluiden. Het scheen als
of de heele wereld in stukken was gespat en
in de ruimte ging vallentoen kwam het ge-
luid van he,t ineejnstorten van muren en bah
den een dergelijke uitnoodiging kan Gedepu
teerde Staten ten sterkste ontradCn.
De andere gelegenheid was de behandleling
van een voorstel tot samenvoeging van 4
Noord-Brabantsche gemeenten, n 1. Maarhee-
ze, Soerendonk, Sfcerksel en Gassel, enz.
In een van de stukken, behoorende bii d
wetsvooretel legt de Minister van Binnenland-
sche Zaken een staatje over, waaruit blijkt,
dat tusschen 1 September 1918 en 1 Septem
ber 1924 zijn opgelost: in Noord-Brabant 20
gemeenten, in Gdderland 4, in Zuid-Holland
3, in NoordJ-Holland 5, in Overijsel 1, in
Limburg 2, te zamen 35 gemeenten. Reeds
vroeger was medegedeeld dat sedert 1847 niet
minder dan 125 gemeenten zijn opgeheven.
Bij de behandeling van het bovenbe^oelde
samenvoegingsontwerp-Maarheeze enz., heeft
de heer Deckers er zijn verwondering over
uitgesproken, dat van 1849 tot 1918 in
Noord-Brabant maar een gemeente haar zelf-
standigheid heeft verloren en .daarentegen in
de laatste 6 jaren wel met 20 dit het geval
is geweest. Hij gaf foe, dat er redenen kon-
den zijn om een gemeente met een andere van
dezelfde soort te vereenigen. Hij wees er op,
dat er kleine dorpsgemeenten zijn, die in de
onmogelijkheid verkeeren om te biijven leven
en een sluitende begrooting krijgen, en dat er
grootere gemeenten zijn, voor wie elke uitbrei
ding onmogelijk is, doordat zij door omxin-
gende plattelandsgemeenten zijin ieigesloten.
Hij had er nog bij kunnen voegen, dat veree-
niging van gemeenten kan leiden tot een veel
goedkoopere administratie en dat een samen-
stel van gemeenten beter dan elke gemeente
afzonderlijk in staat is om te voorzien in be-
hoeften, die anders onvervuld zouden moe
ten biijven. En de heer Van Sasse van IJs-
selt, die een sterk voorstander bleek van de
samenvoeging, deele nog mede, dat het reeds
was voorgekomen* dat in een gemeente de
provinciate griffie moest ingrijpen om de ad
ministratie in orde te houden. Zelfs had de
gemeente Lithoyen het verzoek tot Gedepu
teerde Staten gericht om als gemeente opge
heven te worden. Menige kleine of arme ge
meente beschikt niet over voldoend inkomen
om geschikt personeel te bezoldigen.
Maar de heer Deckers had zijn bezwaren
daarop gegrond, dat hij de historische ontwik-
keling niet te niet wilde doen, en dat hij een
tegoristander is van de vervlakking en gelijk-
making, die het kenmerk zijn van onzen tijd.
De Minister had weinig toe te voegen, om
dat het wetsontwerp door niemand was be-
slredenhet werd dan ook zonder hoofdelijke
stemming aangenomen. Maar hij merkte ter-
loopt op, dat in de gevallen, waarin een
dorpsgemeente of een deel daarvan aan een
groote gemeente wortd toegedacht, er aan
vankelijk meestal sterke oppositie is, maar
deze totaal verdwijnt, zoodha de grensveran-
dering haar beslag heeft gekreg#i. Als voor-
beelden haalde hij Delft en Maastricht aan.
Over de oorzaken van den aanvankelijkcn te-
genstand sprak hij niet; het is waarschijnlijk,
dat die in menig geval van financieelen aard
zijn. Er zijn er velen, die zich even over de
grens van een stedelijke gemeente vestigen en
zoodoende genieten van dte voordeelen, die
een stad opleyert, maar de lasten, die door
allerlei instellingen op de bewoners worden
gelegd, over de stedelijke grens ontwijken.
Dat het stadsbestuur dat met een zekere ver-
ontwaardiging opmerkt, ligt voor de hand.
De Minister heeft indertijd! bijtgelegenheid
van^het gevaTDokkum als zijn mieening uitge
sproken, dat zulke wijken, die betrekkelijk los
staan van het overige van de gemeente, waar-
onder zij ressorteeren, behooren-ingelijfd te
worden bij de groote gemeente, met wier
aard zij overeenkomen. Die uitspraak zou,
consequent toegepast, heel wat gxensveran-
dering ten gevolge kunhen hebben. Met die
uitspraak gewapend zou Nijmegen Beek en
Berg-en-Dal kunnen opeischen' m zouden de
Friesche steden' o. a. Leeuwarden en Sneek
aanspraak kunnen maken op stukken van die
otnringende oude grietenijen. En als men
dan toch de hand sloeg aan de Friesche ge
meenten, dan zou het zeker overweglng ver-
dienen om nu eindelijk eens een eind1 te ma
ken aan de dwaze toestanden te Heerenveen,
dat in drie gementen ligt: het station staat in
Haskerland, de H. B. S. in Engwirden. het
Postkantoor in Schoterland. Herhaaldlelijk
zijn al pogingen gedaan om het zoo ver te
krijgen, dat de plaats ,,een en onverdeeld" zou
zijn, maar „es hat nicht sollen sein". De ei-
genaardige toestand geeft tot allerlei dwaas-
heden aanleiding.
WAAROM WXSSCHEN?
Welke oogmerken bij onze pluimvee-tentoon-
stellingen ook -mogen voorzitten, een er van
is toch zeker, dat zij -dienen moeten de gele
genheid voor de fokkers open te stellen om te
oonen, wat zij door ijver en kennis hebben
bereikt en in hoeverre zij erin geslaagd zijn
met toepassing van hun praktische en theore-
tische bekwaamheden dieren in te zenden, die
zoovoel mogelijk aan de stand'aard-eischen
heantwoorden en het ideaal nabij komen.
kenwolken van gruis en kalk vermengden
zich met den rilok van ontplofte bomstoffen.
Sara vcelde, dat zij met groote kracht doer
de hall geslingerd werd1, daarna was alles
een groote duisternis en wist zij niets meer.
HOOFDSTUK XXXVI.
,,Van een plotseiingen dood..."
„Sara! Sara! Om G-odswil, open je
oogen
Door het zwarte gordijn, dat plotseling de
buitenwereld/voor Sara's bewustzijn had af-
gesloten, drong deze angstkree; tot haar door
en zij opend'e gehoorzaam de oogen en keek
recht in het gelaat van Garth, die zich over
haar heen boog doodsbleek bij het geel-
achtig schijnsel van de storm-lamp, die hij
in de hand had.
„Ben je gekwiefst?" klonk weer zijn stem,
cherp van hevigen angst.
„Zij ging cvereind zitlen, en haalde met
mceite ad-em.
„Neen", zei ze, alsof zij er zeflf verbaasd
over was. „Ik heb niets, nergens."
Met Garth's hulp slaagde zij erin op de
been te komen en rechtop te gaan staan
weliswaar wat heverig, maar het ging tceh
zonder al te grcote rr.oehe. Zij lachte flauw-
tjes, wat hulpeioos.
Zoo staan we dan o'ok nu weer in die pe-
ricde van het jaar, waar deze publiekc ten-
toonsteliilingen aan de orde zijn. Voor zcover-
re daar nu reeds over geoordeeld kan wor
den, blijkt het seizoen 1924'25 schitterend
te zullen worden. Groote verwachtingen gaan
ervan uit. Reeds nu worden de keurmeesters
cpgeroepen en besproken om op deze samen-
komsten de bestc dieren uit te z oaken en aan
hun fokkers en eigenaars de prjjzen toe te
kennen.
Hoewd de uitverkoren dieren gewis liever
in hun ren bleven, zouden ze toch, als ze er
vatbaar voor waren, zich mogen verheugen
en ver'heffen over heb feit, dat ze onder hun
stamgenooten uitgekozen werden om de
schoonheden van hun ras of varieteit ten toon
te spreiden. Want een nauwkeurige schifting
gaat vooraf van dies meesters zijde. Vaak wor}
den nog deslaindige vrienden er bij gehaald
om ook hun oordeel te vernemen en daarvan
een ail of niet passend gebruik ite maken. Vele
eigenaars toch weten heel goed dat een onpar-
tijdig en vreemd oog sommige goede en ver-
keerde eigenschappen ontdekt, die aan den
blik van een eigenaar-fekker ontgaan.
Wie tentconstellingen bezoekt heeft zeer
goed kuimen opmerken, wat een vooraprong
die dieren hebben, welke ingezonden werden
door een eigenaar, die aan. het uiter'ijk van
zijn dier de noodige zorgen heeft besteed. Aan
de frissche kleur, aan den glans der veeren
ziet men dadelijk of hij al dan niet de kunst
verstaat zijn dieren in de beste conditio in te
zenden. Dit speelt dikwijls een groote rof1 op
het gcwicli.ig moment, dat de keurmeester be-
slissen gaat aan welk dier hij den prijs zal
tcekennen. Evengoed als een kleine schoon-
heids-fout over het hoofd gezien zal worden
bij een^uitstekenden totaal-indruk, evenzeer is
het te verv/achten, dat een in detaiis onberis-
pelijk dier, wanneer het groezelig, glansloos
en onverzorgd voor den keurmeester staat,
op dezen een minder gunstigen hoofdindruk
zal maken.
Schitterend materiaal in te zenden blijft al
tijd iets moeilijks. Waie dat niet zoo, dan zou
de geheele pluimveeliefhebebrij haar grootsie
aan'trekkfeiijkheid verliezen, want de vreedza-
me strijd prikkelt!
De dieren moeten niet alleen vcoraf voort-
durend goed verzorgd zijn, maar het is nood
zakelijk dat ze zich individueel zoo fraai mo
gelijk voordoen. Ze eischen dus een bepaalde
voorbehandeling (training) stelselmatig toe
gepast,
Vooral in de steden en meer in't bijzonder
in de fabrieksplaatsen. waar steeds roetdeel-
tjes en stof in de lucht zweven, worded de
lichtkleurige en vooral de wifte hoenders en
duiven vuil en glansloos. Het komt er daar
dus op aan de in te zenden exemplaren voor
af te reiinigen, te wasschen zelfs, maar ook
zoo mogelijk aan de tentconstellings-kooi te
gewennen. Hanen en hennen, ook duiven kun
nen pas goed beoordeeld worden, als ze een
rustigen stand en gewone houdin gaangeno-
men hebben, als ze zich stellen. Dat alles is
niet te verwachten van een dier, dat nog nooit
in zoo'n kooi heeft gezeten. Het springt dan
angstig heen en weer, vooral zoodra het keur-
stokje op hem gericht wordt Hoe geheel an-,
ders gedraagt zich een dier als het een voor-*
afgaande trainning heeft doorgemaakt. Bij;-
zonder noodig, ja onmisbaar aehten wij dat
bij duiven, waar de keuring van een angstig
fladderend zich dus nieit stellend! exemplaar
onmogelijk is.
Wij kennen heeren, die een groot deel van
hun schitterend succes aan die training te
danken hebben.
Van het standpunt van de hoenders gezien,
zou men kunnen zeggen dat ze op voornaam
bezcek gaan en zij, evenals d'e menschen het
dtoen, zich fijn moeten voordoen, een zoo fraai
mogelijk toilet moeten maken,
(Wordt. vervolgd).
Oplossingen der raadsels uit't vorige
nummer.
Voor grooteren.
1Doolhof
2. Bezoeki, Bok, koek, ziek, boek.\
3. Leeuwarden Leeuwarden.
Elizabeth j_, -
fnschede
U t r e c h t
W a s p i k
Angel J
R o- o s
D ik
E1
- N, i;
Top, aas; topaas W
Voor kleineren.
Kapel.
Tarn, boer, tambocr.
Mos, roos; mosroos.
Hou je van roggebrood (rog)
Wat een scha, Robert, al die gebroken
ruiten! (schar)
Je bent heusch onmisbaar, Steven.
(baars)
Dat zal rn\\ niet weer overkomen
zalm)
„Ik geloof ik denk, dat ik alleen maar
geen adern heb kunnen krijgen", zei ze. Toen
kwam langzamerhand het gebeurde haar
weer vco-r den geest en ze vrceg gejaagd: „De
anderen? Is er demand gewond? O Garth! Er
is toch niet ie-mand... dcod?"
„Neen niemand, Goddank!" Haastig stelde
hij haar gerust. Hij siloeg zijn arm om haar
heen en een oogenblik rustfen hun lip-pen op
elkaar in zwijgende, hartstochtelijike dank-
baarheid.
'„Maar jij hoe kwam je hier" vroeg zij,
zich losmakend. „Je je was toch... niet
hier...?" Haar wenkbrauwein trokken zich
samen, terwijl zij trachtte zich te' lierinne-
ren, wat er voor dien bomaanval gebeurd
was. ,,Wij wij waren juist naar bed ge-
gaan."
„Ik at bij de Herricks. De aanval begon
juist toen ik op weg naar huis was en dus
reden judshn en ik rechtstreeks hier biinnen
inplaate van naar huis te gaan.
Sara dxukte hem de hand.
„Ged zegen je, beveling!" fluisterde zij
snel. Toen kwam plotseling haar voile her-
inneringsvermogen terug„Tim? Is Tim
veilig
„Tim?" vroeg hij op scherpen toon.
„Hij was boven. Waar is dokter Dick?
Heeft hij..."
Ik -ben vlak bij". klonk Selwyn's stem van-
0
belast zich met
HET VERVAARDIGEN VAN ALLE
DRUKWERKEN.
o
HET PLAATSEN VAN ADVER-
TENTIEN IN ALLE BLADEN.
HET LEVEREN VAN ALLE
BINNEN- EN BUITENLANDSCHE
BOEKEN.
HET LEVEREN TAN ABONNE-
MENTEN OP ALLE BINNEN- EN
BUITENLANDSCHE BLADEN.
Voordam G 9. Alkmaar
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1Kruisraadsel.
Op de kruisjeslijnen komt de naam van
een stad in ons land.
X
X
X -
xxx^xxx
X
X
lo rij een klinker.
2o een bepaald soort feekening.'1
3o een rund, dat in l wild lee®.
4o 't gevraagde wcora.
5o het tegenovergestelde van donkei
60 een uitroep.
7o een medeklinker.
2. Vul in deze 16 vakjes.
5E 2A 1Z 2M 2S IT 2L IK
zoo in, dat je van links naar recht,i en van
boven naar beneden leest:
3.
lo. een rivier in de prov. Utrecht.
2o. een viervoebg dier.
3o. een meisjesnaam.
4o. een weekdier.
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
stad in Brabant.
X lo rij een ander woord voor
X betreklcing.
X 2o het tegenovergestelde
X - van vuil, onzuiver.
X 3o een ander woord! voor
X niet hoog, vlak.
X 4o een academiestad in
Duitschland.
5o afval van stsenen.
- 60 een stad in Zwitserlan-d
7o een rond voorwerp.
4. Ik word met 13 letters geschreveo en
kom op spoorlijnen en stations voor.
Een" 9, 10, 11, 12, 13 is een vervoermid-
del.
1, 2, 3, 4 is een andere naam voor klee
ren.
Een 5, 12 is ovaal en van binnen dikwijls
wit en geel.
Een 6. 7, 8 vindt men in het kippenbok,
10, 11, 12, 13 is zindelijk.
9 10, 12, 11, 13 is een boerinnennaam.
4, 7, 8 is een boom, die's winters groeo
blijft.
4, 6, 11, 12, 13 is een andere naam voot
een kind, dat zeurt.
Voor kleineren.
1Verborgen vogels.
Ik ga nu heen, de bond blaft a5'.
Ik ga meestal naar Tante.
Ga je mee? Ja graag, Ans.
Kwam u schuin tegenovei- het nieuwe Sub
Uit? -r r—pv
Hij kwam er elken dag.
2. Mijn eerste is er's winters, doeh niiet al
tijd, mijn tweede kan men in Artis vinden1
ien mijn geheel eveneens. -
Wie raadt dit? r
3. Met 1 ben ik een grap of gril, met d een
lichaamsdeel en met pr een vrucht.
4. Verborgen plaatsen in Nedterland1.
uit een donkere holte, die eenmaal de deur
van de studeerkamer was geweest. „Kom
maar bierheen, yraar stap voorzichtig. De
grond ligt vol puin".
Garth loodste Sara voorzichbg over de
puiahoopen heen en zoo kwamen zij bij de
kleine groep, die sa men gedrongen stond in
de deurlooze studeerkamer.
„Voorzichtig voor mijn arm!" waarschuw-
de Selwyn, toen zij dichterbij kwamen. „Hij
is gebroken, verdraaid nog toe!" Hij scheen
voor belt oogenblik de pijn te vergeten.
Intusschen was mevrouw Selwyn, toen zij
bemerkte, dat zij geen lichamelijk lefsel had
gekregen, een afschuwelijk vervelend gejain-
mer begonnen, afgewisseld door kregeliige
beschuldigingen tegen een regeering, die zoo
schandelijk zorgeloos kon zijn te dulden, dat
zij in haar eigen huis geboinbardeerd word
Jane Crab had een kaars gevonden, licK
gemaakt, de kaars zoo door middeil van ees.
druppel vet op de tafel vastgezet en deed
nu alle moeite haar te kalmeeren.
Eindelijk bet Selwyn's engelengedulid he®
in dch steek.
„0 Minnie, h-cud nu eens op met dat
jammer!" riep hij met krachtige stem,
zou wel zoo geschikt zijn als je op je fcniefc
dankte, dat we behouden zijn inplaats van zoo
lie ieremieeren
(Wordt vervoljrd.)
K-X