PUROL 30° iBschrijiring voor den iienstplfoht. Gespiwigen Randen Ruwe, Schrale Huid Springende Lippen Huidwondjes Bij Apoth. en Drogisten. groote kosten aanleiding ga<f. Men begreep, dat alleen een kanaal door Noord-Holland1 Amsterdam kon helpen. De hooger gelegen landen waren voor den aanleg niet welvarend gencegalleen een zoo noodig artikel als de turf lronde de kosten. Het was ook Koning Willem I die inzag, welk een voordeel een verbeterde gemeenschap te water aan zijn onderdanen zou geven en die niet sehroomde, reeds van den aanvang zijner regeering af alles te doen om de noor- delijke en de zuide'ijke Nederlanden van een behoorlijk kanalennet te voorzien. Een der belangrijkste vragen was natuur- lijk, hoe Amsterdam, de stad, die meer dan het dubbele aantal zielen had van de in aan tal daarop volgende in het nieuwe Koninkrij'k (Gent) aan een behoorli ken waterweg naar zee te helpen. De Koning gaf op eene hem voorgelegde kaart de richting, die thans het Noordzeekanaal heeft, aan. Maar Jan Blan- ken, inspecteur-generaal van den Nederland- schen waterstaat, die ook in dienst van Napo leon was geweest, was terecht van oordeel, dat dit ondoenlijk was met het oog op het groote grondvervoer; dit kanaal moest over 1500 Meter lengte zeer hooge duinen door- snijden en boven dien over 3000 MNer vrij hoogen geestgrond. Qok zouden daar aan zee zeer kostbare dammen noodig zijn, die aan het Nieuwediep gem is t konden worden. De Koning was onmiddellijk bekeerd en droeg in 1818 aan Blanken het ontwerpen op van een kanaal in de richting zooals het van 1819 tot 1824 is uitgevoerd. Spr. ging hierop de richting van het ka naal na, daarbij oomerkende dat de in 1817 aangelegde zeedijk langs de oos'zijde van het kanaal tevens de bedijking vornit van het Koegras, dat in de omstreeks 1840 geschre- ven ..Camera Obscura" nog een woestijn wordt genoemd, maar thans een vrij vrucht- bare streek is. Langs het geheele kanaal werden aan weerszijden jaagpaden aangelegd. De zee- schepen werden met 6 of 8, scms nog meer paarden getrokken. De lengte van het kanaal is 80300 M., ter- wijl nog een zijkanaal is aangelegd van na- bij het uiteinde aan het Niei^ye Diep naar een meer noordelijk gelegen militaire sluis, de Zeedoksluis. Dit zijkanaal is 1560 M. lang, een in 1828 naar den Helder aangelegd ka naal van geringe af meting is 3150 M. Tijdens den aanleg van het kanaal was het IJ in open verbinding met de Zuiderzee, en kwamen daarin de stormvloeden voor, bij wel- ke het water tot 2.50 Meter boven A. P. kon stijgen. Aan het Nieuwe Diep lean het tot 2.48 Meter boven dat peil stijgeft. De sluizen op beide plaatsen met hunne deuren m'oesten dns hooger reiken Het peil van Waterland (van het Tolhuis tot Purmerend) was vroeger 1.10 doch is thans verlaagd tot 1.30 Meter onder A. P. Dat van Schermerboezem, het complex wate- ren, waarvan het kanaal tusschen Purmerend en het Nieuwediep deel uiimaakt, is 0.58 M. onder A. P. Bij den aanleg werden vlotbruggen ever het Kanaal gebouwd, eene uitvinding van Blanken. Zij zijn goedkooper dan andere bruggen, maar bewegen zeer langzaam. Er liggen er nog 7 over het kanaal, verder zijn er 2 draaibruggen (behalve de 3 spoorweg- draaibruggen), 1 basculebrug en 3 ponten. Het kanaal was voor dien tijd een zeer merkwaardig werk. Er waren nimmer fcand- baggerbeugels gebruikt om den bodem tot eene diepte van 8.50 .Meter onder het maaiveld uit te graven zonder het ferrein vooraf droog te malen. En dit drooginalen was onmogelijk voor het gedeelte kanaal tus schen het IJ en Spijkcrboor, d.i. over onge- veer 24000 Meter lengte. Daar is de veen- of derriegrond van dezelfde geaardheid als te Amsterdam, Rolterdam en elders in Holland, en moest de tegendruk van het water het in- vallen der hellingen tegengaan. Toch bieek het, dat men de ingravingen hier moest doen onder hellingen van 2 voor basis op 1 voor hoogte, op sommige plaatsen nog flauwer. De drooghouding der sluisputlen geschied- de met door paarden gedreven mclens. Het was een boven-paardelijke arbeid, die van die dieren gevorderd werd (dit was noodig omdat er voor een grooter aantal paarden in den put geen plaats was), en er werd dan ook ge- zegd, dat de sluizen heel wat paardenvleesch verslonden hadden. De man, aan wiens energie te danken is, dat het kanaal in den betrelckelijk zeer kor- ten tijd van 5 K jaren tot stand gekomen is, is de inspecteur-generaal van den waterstaat Jan Blanken Jansz., die door Willem I bij zijne betrekking met die van hoofdingenieur yoor dezen aanleg belast werd. Bij den aanleg van het Noord-Hollandsch Kanaal wenscnte Bianken tevens net Ij aan de Oostzijde af te dammen, waarin hij een groot* voordeel zag voor den waters land. Hij wist den gouverneur van Noordt-Holland, mr. Van Tets van Goudriaan, van het nut ervan te overtuigen en deze bracht op 3 Jamiari 1819 den A'damschen gemeenteraad er toe, ge- noegen met ae af damming iC nemen uit vrees, dat anders van het Kanaal niets zou komen. Amsterdam zou een millioen gulden voor aan- leg van het Kanaal geven, de afdamming zelf tot stand brengen en tevens het vaarwater van Amsterdam naar het Tolhuis door het IJ even diep niaken als het Kanaal zou wor- den. Voor deze gezamenlijke werken zou het rijk een ton subsidie geven Op dezen grondslag kwam het koninklijk besluit van 13 Maart 1819 tot stand. De Amsterdamsche raad had een commissie benoemd onder voorzitterschap van een der burgemeesters, mr. Elias, die de afdamming een gevaarlijke zaak noemde. De Koning, hoe- wel hij schreef het met Blanken eens te zijn, gaf aan de wenschen van Amsterdam toe en toen een kon. besluit op 15 April 1819 defini- tief tot den kanaalaanleg besloot, werd daar- bij bepaald, dat met den afsluitdijk eerst zou worden begonnen als het Kanaal gereed was. I Blanken ging in het voorjaar van 1819 met eenfge iugenieurs te Nlwwedfep wonen. Zfj waren leden van het korps ingenieurs van den waterstaat, dat in navolging van het Fransche korps des ponts et chaussees was ingestdd bij Koninklijk besluit van 25 De cember 1816. Tegelijk met de plaatsing van Blanken aan het Nieuwediep werden belast: Met de sluizen aan het Tolhuis in het ka- naalgedeelte tot Purmerend de ingenieur 2e ldasse J. van Asperen Kz. Met de sluizen te Purmerend en het ka- ,naalgedeelte tot benoorden Alkmaar de inge nieur 2e klasse M. Merens. Met de sluizen van het Nieuwe Diep en het kanaalgededte door de Zijpe en wcordelijker de ingenieur 2e klasse J. Giimmerveen. Hij werd 1 Januari 1824 ingenieur le klasse en overleed 18 November van dat jaar, even voor de opening van het Kanaal. Het was Blanken, die door zijne energie alien wist aan te vuren. Hij was een goed paardrijder en op aide uren van den dag kon men zijn bezoek verwachten. Wie Blanken goed wil leeren kennen, moet het werk van den ingenieur J. W. Welcker, „De Leedijk bovendams", lezen. Daarin wordt zijn karaktcr geheel ontleed en ook verschillende zijner eigenaardigheden medegedteld. Zeker is de bouw van het Noordhollandsch Kanaal in 5XA jaar eene voor dien tijd venvonderlijke prestatie. Van de eerste-steenlegging door van Tets van Goudriaan aan die sluizen aan het Tol huis is een verslag te vinden in de Amster damsche Con rant van 8 Mei 1820. Van het bezoek van den Koning aan die slui zen vindt men een verslag in die van 20 Juli 1821, van Zr. Ms. bezoek aan het Kanaal tot bij Kcebijk in die van 23 Juli 1821 Van de eerste bevaring van het geheele Ka naal vindt men ibeschrijvingen in de Haar- lemsche Courant van 14, 16 en> 18 December 1824. Teen het Kanaal nauwelijks gereed was, nam Blanken maatregelen voor de afdamming van het IJ, maar toen kwam Amsterdam met bczwaren: de vaart naar de Zuiderzee zou afgesloten worden en het ctrderhoud der diep te daarbuiten op den duur ondoenlijk. Blan ken deed een ander voorstel. waarblj o. m. een tunnelkanaal door het eiland Marken zou worden gegraven. De noodige gronden werden in 1826 gekocht, maar tot uitvoering kwam het plan niet, dank zij de Ainslerdamscbe bc-zwa- ren, misschien mede ten gevolge van de pen- sionneering van Blanken, wiens dienst tijdelijk werd waargenomen door zijn ambtgenoot A. F. Goudriaan, die zijn vriend niet was. Door den aanleg van het Kanaal was de Amsterdamsche zeevaart nu volkomen gehol- pen. Alleen was tijdens strenge winters de vaart gesloten. Maar ook hier wist men raad. In Januari 1830, toen 8 klippcrschepen te Purmerend ingot roren waren. werd het ijs in het Kanaal van daar tot het Nieuwediep doorgezaagd en het gevolg was, dat de scho- pen nog tijdens den vorst zee konden kiezen. Een aantal jaren na den aanleg van het Kanaal bleek Iiet zoute water de metselwer- ken cn de paalworm de zeesluizen zoodanig te hebben aangetast, dat afbreken van de Koop- vaarderssluis aan het Nieuwe Diep in 1850 noomg was. Van 18511855 werd ecci nieu we gebouwd, eenigszins grooter, maar toch nog kleiner dan die te Purmerend en asn het Tolhuis. Men heeft zich, zoolang er zeevaart van beteekenis in het Kanaal was, beholpen door bij gelijk water te schutien. Van 1861 tot 1864 is aan het Tolhuis mast de Willemsluis een nieuwd sluis gebouwd, die, ingevojge voomiellen van een door minis ter Simons ingestelde commissie, schepen met grooteren die'pgang (tot 6.50 M.) kon doorla- ten (De oude sluis kon dit slechts tot 4.80 Meter). De oude sluis (acdert Willem I ge noemd, de nieuwe doopte men Willem III) is van J865 tot 1868 vernieuwd. Verder is aan het Kanaal niets verbeterd dan het in den loop der jaren afsnijden van eenige hinderlijke bochten en de vervanging van eenige vlotbruggen door bruggen van anclere soort. De reden was, dat middelerwijl de plannen voor het Noordzeekanaal tot rijpheid kwa men. In 1852 beno-emde de raad van Amster dam eene commissie, ten einde haar gevoelens daarover mede te deelen, en deze commissie maakte een ontwerp op, gepubliceerd in 1853. Maar het duurde tot 1861, toen aan den Am- sterdamschen notaris J. G. Jager concessie voor dezen Kanaalaanleg verleend werd en tot 1863, torn eene wet verse been in verband met dien aanleg. Het werd geopend in 1876 en sedert gaan er nagenoeg geen zeilschepen door het Noordhollandsch Kanaal meer. Die, welke er nog door gaan, zijn van vrij geringe afmetingen. Dit neemt niet weg, dat zoowel thans als voorheen het Noordhollandsch Kanaal voor de binnenscheepvaart van het hoogsle belaing is. Juist door zijne ruime afmetingen, al is zijne richting eenigszins kronkelend, geeft het zoo- veel gomak aan de schepen, die het bevaren. Spr. had het hierna over het beheer en on- derhoud van het kanaal, dat in 1826 onder den waterstaatsdienst ressorteerde, daarna kwam het bij het in 1822 opgerichte Amorti- satiesyndicaat, maar bij opheffing hiervan ging het in 1841 naar Waterstaat terug. Gednrende'een halve eeuw is het Groot Noordhollandsch Kanaal de hoofdbron van voorspoed voor Amsterdam geweest. Na opening van het Noordzeekanaal was het belang van Amsterdam daarbij belangrijk geringer, maar voor geheel Noord-Holland benoorden het IJ bl eef het de hartader. Toen kwamen, bij andere streken vergeleken vrij laat, de spoorwegen. ITet is bekend, dat er tusschen spoorwegen en kanalen eene wisselwerkimg plaats heeft. In den aanvang vermindert, als een concur- reerende spoorweg in exploitatie komt, het verkeer op het kanaal. Maar na eenige jaren herstelt zich dit door de meerdere welvaart, die de spoorweg heeft aangebracht, en het eindresultaat is, dat beide samem kunnen bestaan. Dit blijkt ook uit de van Rijkswege voor het kanaal en vanwege de spoorwegbe sturen voor de spoorwegen uitgegeven sta- tistieken. Spr. ging hierop nader in door een verge- lijking te makem van de scheepvaartbeweging op drie plaatsen aan het N.-H. Kanaal, n.l. Nieuwediep, Purmerend en Amsterdam. Ook van het goederenvervoer per spoor gaf spr. verschillende cijfers, waama hij aan de hand daarvan concludeerde, dat het groote beTang van het Noond HolTamdsch kanaal zonnekiaar is bewezen. Het goederenvervoer op het kanaal klom van 1912 tot 1914 van 508000 op 669000 ton, daalde tot 1919 tot 435000 en klom tot 1923 weer tot 745000 ton. Dat op de spoorwegen HelderAlk maar, AlkmaarHoorn, AlkmaarUitgeest HoomMedcmblik en HoomEnkhuizen klom van 1912 tot 1918 van 326000 tot 575000 ton en daalde tot 1923 tot 288000 ton. Hoewel strikt genomen niet tot mijn onderwerp (het verleden) behoorende, wil ik toch met het oog op het praktisch belang der zaak een woord zeggen over de toekomst, al- dus spr. Wijlen de secretaris van Schuttevaer G. S. Vlieger heeft er in zijne brochure „De kana- lisatie van West-Friesland" op gewezen, hoe weinig kanalen van beteekenis deze streek heeft. De plannen van den hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat J. A. Ringers voor zien hierin op kostbare doch afdoende wijze. Zonder in details te treden, wil ik wel zeg gen, dat mijn gTootste sympathie de hoofd- schotel van die plannen, het kanaal Alkmaar I loom—Enkhiiizen heeft. Dit kanaal zal in West-Friesland dezelfde rol vervullen als het Noordhol'landscli kanaal in de streek, waar het door loopt, het zal eene hartader worden, waarop kleinere kanalen moeten aansluiten. Als men ziet, hoe de groote vei ling bij het station Bovenkarspel—Groote- broek moet bereikt worden met kleine schuit- jes door slooten, dan moet men tot de overtui- ging komen, dat ook niog andere kanalen noodig zijn, maar waar juist hunne plaats moet zijn, laat ik in het midden. Zeer goed is het van den heer Ringers in- gezien, dat hij de onteigening voor de kana len met het oog op de toekomst behoorlijk breed maakt. Een kanaal wordt dikwijls langzamerhand aan beide zijden bebouwd, en dan komt van eene noodige verbreeding dikwijls niets wegens de hooge kosten van oniteigening. Alkmaar en dfe Zuiderzee! Op S October 1573 begon van Alkmaar de victorie. Drie dagen later won de burge- meester van Monnikendam Cornelis Dirksz den slag op de Zuiderzee. Deze gelijktijdig- heid zij een symbool van de samenhoorigheid van Alkmaar met de Zuiderzee, die eerst be- zegeld kan worden door een kanaal ter hun- ner verbinding. Ik eindig met het uitspreken van den wensch, dat het Noordhollandsch Kanaal tot in lengte van dagen en op den duur ook door zijne zijtakken een economische zegen voor geheel NoordrHolland benoorden het IJ moge zijn. Langaurig applaus! De Chef van den Rijkswaterstaat, Dienst N.-Holland, verklaarde, dat hij in zijn ar- chief had nagegaan, wat hij over het kanaal kon vinden, maar het onderzoek was volkomen negatief. Van den heer Ramaer, aldus spr., hebben wij gehoord, waarom dat zoo was, maar het eerste stuk, dat ik in mijn archief vond, is geweest het officieele rapport over het eerste schip, dat door het kanaal is gevaren en van hetgeen daarna gebeurde, heb ik wel de stukken in het archief gevonden. Het roerkwaardige is, dat er steeds een goede ver- houding heeft bestaan tusschen den Water staat en de stad. Een enkele keer v as er strijd van belangen. Toen ging het over de stede- lijke octrooirechten en toen is er wel wat te doen geweest over de schippers, die aan de sluitboomen trachtten te lontkomeu. In een van de stukken noemde Burgemeester Fonteyn Verschuur de kwestie een zaak van haarklo- verij. Het geschil werd gelukkig bijgelegd en sedert dien heeft tusschen Alkmaar en de be- heerders van het Kanaal geheerc ht volko men hai-monie. Spr. eindigds met den wensch, dat het Kanaal in West-Friesland spoedig tot stand moge komen en dat dit Kanaal als groot toevoerskanaal den bloei van W.-West- land en van Alkmaar in het bizonder, moge bevorderen. (Applaus). Burgemeester Wendelaar sprak hierna nog woorden van dankbaarheid tot den: spre- ker voor de uitnemende wijze, waarop hij was opgetreden en zijn schat van gegevens naar voren had1 gebracht. Spr. verzekerde, dat het Gomite dat op hoo gen prijs stelde. Dank bracht hij ook den heer Gelinck voor diens waardeerendfe woorden. Spr. verzekerde, dat hij het op den hoogsten prijs stelde, dat de verhouding tusschen Alk maar en het Kanaalbeheer er steeds eene van aangename samenwerldng was geweest en uitte den wensch, dat dit in de toekomst zoo zal blijven. Alkmaar ziet met buitengewone belangstelling de stichting van zijkanalen te- gemoet en acht die voor haar bloei en die van West-Friesland onmisbaar. Spr. decide nog mede, dat het Comite het plan heeft opgevat om in het zomerseizoen de beteekenis van de zen dag nog eens te onderstreepen door een waterfeest, wat op 13 December niet wel mo- gelijk was. Het Comite stelt zich voor, de be teekenis van het Kanaal door dit te bevaren, nader te laten uitkomen; de plannen zullen nader worden bekend gemaakt en het Comite zal het op prijs stellen, wanner de thans aanwezigeii ook dan van de partij zullen zijn. Het Comite heeft nog als een grooten wcflsch op het program staan de uitgifte van een ge- denkboek en het hoopt van de hand van velen der aanwezigen daarvoor een bijdrage te ont- vangen, waardoor het in de toekomst moge- lijk zal worden, gemakkelijker op de hoogte van de gesehiedenis van het Kanaal te komen. Ten slotte noodigde spr. de aanwezigen uit. in de Besognekamer van het stadhuis verver- schjngen te gebruiken en in het Museum de door den gemeente-archivaris, den heer Dresch, met medewerking van verschillende museums; ingerichte tentoonsfelling van bi- zanderheden, op het Kanaal betrekking heb- bende, te bezichtigen. Deze tentoonstelling is een bezoek over- waard. Men vindt daar tal van teekendngen en modellen, een miniatuur van de voormalige Friesche brug, miniaturen van scheepskamee- len, die voor het over brengen van de lading uit de zeeschepen van het Pampus naar Am sterdam zoo'n be'angTijke rol hadden g" speeld, fraaie gedenkpenningen en tal van an dere bizonderheden. De temperatuur was echter in het mu seum van dien aard. dat de meeste bezoekers het geraden oordeelden, er niet te lang te ver- toeven, te meer, omdat zij hun jassen, mantels en hoofeRteksels aan den in .gang van het stad huis aan een garderobe hadden moeten afge- verL Wanneer het weer wat zaehter wordt, zal men zeker met meer interesse het bijeenge- bradite kunnen beoordeelen. „ZANG EN VRIENDSCHAP", De soiree's van het dubbelmannenkwartet „Zang en Vriendsohap" dragon een eigen ca chet, d. w. z. ze kenmerken zich altijd door een bijzondere, aparte gezelligheid. Dit kojnt omdat de loaen van dit kwartet de gave hebben om altijd weer nieuwe attracties te verzinnen, die een gul onthaal vinden bij de bezoekers. Hetgeen natuurlijk niet zeggen wil, dlat deze attracties de hoofdzaak moeten zijn. En dat zijn ze bij „Zung en Vriendschap" ook indcr- daad niet. In de eerste plaats wordt de aan- dacht gevraagd voor den zang. Een zang, die in de hoogste mate die aan- dacht verdicnt, omdat het kwartet steeds vooruit gaat in zijn prestaties. De voorzitter had in zijn openingswoord de clementie van het pubhek ingeroepen, om dat men plotseling voor het geval was komen te staan geen tweeden tenor te hebben. Hals over kop moesten toen door een ander de lie- deren ingestudeerd worden. De zang heeft, naar wij constateerden, onder dit ongerief niet te lijden gehad. De heer Corn. Jowker voert zijn kwartet naar een hoogte, die het tot een zeer goed en semble stempelt. „Ecce quo modo moritur" van Handl kre. g een goede vertolking I ief Monk daarna „Sandmannchen" van E. Schmidt. „Schaefers Sonntagslied" van Kreutzer, 't bekende „Mijn mocc'er" en „Les Martyrs aux arenies" (L. de Rille) zijn nummers, die wei nig technische inoeilijkhedcn bieden c-n. uitste- kend geschikt zijn voor manmen-kwarietten Veel applaus was en jzangers cn directcur het bewijs, dat beider prestaties ten zeerste werden gewaardeerd. Als van ouds kwam de heer Haasbroek de aanwezigen op cabaretliedies vcrgastoi, door zijn broeder op de piano begeleid. Aardi- J?.c, nieuwe liadjes en pitlige, prettige voor- dracht zorgden hier voor amusante oogen- blikken. Een verrassing bleek een voordracht van twee dames, als dit tenminste een voordracht te normal was. De maafcter van deze eclio- attractie heeft wel eer van haar werk, er is harielijk gelachen over de vele aardige op- merkingeiTj. Iedsneen, maar dan ook inder- daad iedereen, die rechtstreeks of zijdelings met „Zang en Vriendschap" tc maken heeft, kreeg een beurf. Na de pauze werd een klucht in een- bedrijf opgevoerd: „De inlcwartiering bij Jaap Beijersch". Een grappig stuk, dat, vlot en geestig vertolkt, zeer veel bijval verwekte. Het bekende gezellige bal besloot dien avond, die geheel gestaan heeft in het teeken van kameraadschappelijlk- en gezelligheid. Verschillende leuke clingen vond'en nog tildens het bal plaats, stuk voor stuk er toe bijdra- gende, dat men bij het sluiten slechts noode naar hnis ging. DE BURGEMEESTER van ALKMAAR maakt bekend, dat in JANUARI a.s. voor den dienstplicht moeten worden ingeschreven personen, die geboren zijn in 1906. Voor de aangifte ter inschrijving zal in het BIJZONDER gelegenheid worden "C- geven ter GEMEENTESECRETARIE voor hen wier geslachtnamen aanvangen met de letters: A—F. op Binsdag 6 Jannar! 1925; GK. op Woensdag 7 Januari 1925; L.—P. op Donderflag 8 Januari 1925; Q.—op Vrijdag 9 Januari 1925; telkens des morgens van 10 unr tot des middags 1 nur. Voor scholieren zal gelegenheid worden gegeven op Woensdag 7 Januari 1925 des namiddags van 3 tot 41/4 unr. Omtrent deze inschrijving en omtrent dc inschrijving, die in sommige gevallen binnen een anderen termijn moet plaats hebben, gel- den de volgende bepalingen van de Dienst- plichtwet en van het Dienstplichtbesluit. Wie wel en wie niet ingeschreven moeten worden. Art. 6 der wet 1. Behoudens de bepaling van het tweede lid wordt voor den dienst plicht ingeschreven: a._ de Nederlander, die op 1 Januari van het jaar, waarin hij 19 ja^r oud wordt, in Europa woonplaats heeft of wiens wettige vertegenwoordiger op genoemd tijdstip "in Europa woonplaats heeft; b. de niet-Nederlander, die op genoemd tijdstip ingezetene is. 2. Voor den dienstplicht worden niet inge schreven de ingezetene, niet-Nederlander, die blijkt te behooren tot een Staat, waar de Ne- derlanders niet aan verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkee- righeid is aangenomen. In welke gemeente de inschrijving moet geschieden. Art. 8 van het besluit. 1. De inschrijving voor den dienstplicht geschiedt: a. indien de wettige vertegenwoordiger in Nederland woonplaats heeft, in de gemeente, waarin deze woonplaats is gelegen b. indien de in te schrijven persoon in Nederland woonplaats heeft, in de gemeente. waarin deze woonplaats is gelegen, tenzij hij een wettigen vertegenwoordiger heeft, die in een andere gemeenfe in Nederland woon plaats heeft; c. indien noch de in te schrijven persoon, noch zijn wettige vertegenwoordiger in Ne derland woonplaats heeft: te Amsterdam, zoo de in te schrijven per soon of is diens woonplaats buiten Euro pa gelegen zijn wettige vertegenwoordi ger woonplaats heeft in Duitschland of Zwitserland; te Rotterdam, zoo de in te schrijven per soon of is diens woonplaats buiten Europa gelegen zijn wettige vertegenwoordiger woonplaats heeft in Bccgie, Frankrijk of Groot-Brittannie en Ierland; te's Gravenhage, zoo de in te schrijven persoon of is diens woonplaats buiten Europa gelegen zijn wettige vertegen woordiger woonplaats heeft in een ander deel van Europa. 2. Voor de toepassing van het vorig lid wordt in aanmerking genomen de woon plaats, die de ingevolge art. 6 der wet in te schrijven persoon of zijn wettige verfegen- woordiger had op 1 Januari van het jaar, waarin eerstbedoelde persoon 19 jaar oud wordt, of de woonplaats, die de ingevolge art. 7 der wet in te schrijven persoon of zijn wettige vertegenwoordiger had op den dag, waarop het in dat artikel bcpaalde van toe- passing is geworden. Aangifte ter inschrijving. Art. 8 der wet. 1. Behoudens de hi'eronder vermelde uitzonderingen geschiedt de in schrijving voor den dienstplicht op aangifte bij den burgemeester der hierboven vermelde gemeente. 2. De aangifte geschiedt door den in te schrijven persoon zelf of bij verhfndering door zijn wettigen vertegenwoordiger; zij kan geschieden door tusschenkomst van eea daartoe schriftelijk gemachtigde. 3. De aangifte geschiedt: a. voor zooveel betreft de ingevolge art. 6 in te schrijven personen, in de maand Ja nuari van het jaar, waarin zij 19 jaar oud worden b. voor zooveel betreft de ingevol'ge art 7 in te schrijven prsonen (zie hierna), bin nen derfig dagen na den dag, waarop het in dat artikel bepaalde op hen van toepassing is geworden. Art. 9 van het besluit. 1. Zonder aangifte wordt voor den dienstplicht ingeschreven hij, die: a. is ongenomen in een krankzinnlgen-, idioten-, doofstommen- of blindengesticht, een rijkscpvoedingsgesticht, een tuchtschool, een gevangenis of een rijkswerkinrichting; b. ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering is gesteld en niet in een rijksopvoedingsgfe- sticht is opgenomen; c- als v'rijwiliiger behoort tot de land macht, de zeemacht of de overzeesche weer- macht, uitgezonderd den vrijwilligen land- storm. Inschrijving voor den gewonen tijd. Art. 14 van het besluit. 1. Hij, die een jaar eerder wenscht te worden ingeschreven dan naar zijn leeftijd zou moeten geschieden, vraagt daartce met opgaaf van redenen toe- stemming bij een verzoekschrift, dat hij aan den Minister van Oorlog zendt voor 10 Ja nuari van het jaar, waarin hij 18 jaar oud wordt. Hij legt daarbij over een bewijs van instemming van zijn wettigen vertegenwoor diger. De Minister stelt den belanghebbende in de gelegenheid een onderzoek te onder- gaan ter zake van lichamelijke geschiktfteid en lichamelijke geoefendheid, een en ander voor zoover niet bij het verzoekschrift ver- klaringen zijn overgelegd, waaruit de ge- schiktheid en de mate van geoefendheid vol dcende blijken. Inschrijving na. den gewonen tijd. Art. 7 der wet. 1. Voor den dienstpRcht wordt ook of wordt opnieuw ingeschreven voor zoover hij niet reeds ingevolge art. 6 is ingeschreven a. de Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, waarin hij 19 jaar oud wordt, en voor 1 Januari van het jaar, waarin hij 25 jaar oud wordt, zijn woonplaats in Europa heeft gevestigd of wiens wettige vertegen woordiger in dat tijdvak zijn woonplaats in Europa heeft gevestigd; b hij, die in bedoeld tijdvak Nederlandei of opnieuw Nederlander is geworden, indien hij of zijn wettige vertegenwoordiger in Eu ropa woonplaats heeft; c. de niet-Nederlander, die in bedoeld tijdvak ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden; d. de ingezetene, niet Nederlander, die in bedoeld tijdvak ophoudt te behooi'en tot een staat, als bedoeld in art. 6, tweede lid zie hiervoor). 2. Met betrekking tot het bepaalde onder c geldt art. 6 tweede lid. Strajbepalingen. Art. 46 der wet. 1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt ge- straft: a. hij, die niet voldoet aan een o.a. inge volge art- 8, tweede lid, op hem rustende verpSichting; b. de voor den dienstplicht in te schrijven of ingeschreven persoon en zijn wettige ver tegenwoordiger, die de in verband met deze wet van hem gevraagde opgaven niet of niet naar waarheid verstrekt; c. diegene der bestuurders van krankzin- nigen-, idioten-, doofstommen- of blindenge- stichten, rijksopvoedingsgestichten, tucht- scholen, gevangenissen of rijkswerkinrichtin- gen, die niet voldoet aan een ingevolge art. 8, tweede lid, op de bestuurders rustende ver- plichting of die niet overeenkomstig door Ons te geven voorschriften opgaven verstrekt ter inschrijving voor den dienstplicht van in die gestichten opgenomen personen. 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die op- zettelijk een der in het eerste lid bedoelde fei- ten pleegt. Opmerking omtrent vrijstelling. Bij de aangifte ter inschrijving bestaat ge legenheid 0111 op te geven de reden van vrij stelling, die de in te schrijven persoon ver- moedelijk zal kunnen doen gelden. Beteekenis van de uitdrukking „wettige vertegenwoordiger". Waar in de Dienstplichtwet of in het Dienstplichtbesluit wordt gebezigd de nit drukking „wettige vertegenwoordiger", wordt daaronder verstaan degeen, die de ouderlijke macht, de voogdij of de cura- teele uitoefent. Bij twijfel omtrent de gemeente waar men zich ter inschijving moet aanmelden, wende men zich persoonDk tijdig tot de afdeeling Militaire Zaken ter gemeente- secrefarie om inlichtingen. Alkmaar, 4 December 1924. De Burp-emeesfer voornoemd, WENDELAAR. Proyinciaal Nienws "uit aksrsloot. In het cafe van den heer Groen alhier, word Dcnderdagavond door de tooneelvereeniging „Nieuw Leven", de eerste openbare uitvoe ring in dit seizoen gegeven. De opkomst was bevredigend. Opgevcerd werd „Aan Flarden", en als nastukje „Speculanten". Wat de opveering betreft kunnen wij vermelden, dat briioudens enkele kleinigheden alle medespelenden hun best hebben gedaan cm dit stuk tot een goed

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 7