AlKmaarsche Courant
I I
MoteMK vaii eu Patislenne, j
4 E s 1
I I
Woensdag 12 Jannari.
Ben billijker regeling in de
watersnoodlasten 1916.
FEUILLETOK
Lezing Prof. D. v. Bmbden
over de soclale ei economische
vraagstukken van dezen tijd.
V». 17
!9»5
Honderd Zeven en Twintigste Jaargang,
Op 27 Jannari a.s. konvt in de Prov. Sta-
ten in behandeling een voorstel van Ged.
Staten, om het Hoogheemraadschap Noord-
hollands Noorderkwartier met 15 te ont-
lasten van de uitkeering aan de provincie,
zijnde 3/5 in de kosten der watersnoodleenm-
gen tot een bedrag van 20 millioen.
In 1919 toen het reglement van het Hoog
heemraadschap en de^ oprichting van Hit
nieuwe lichcicini en de Stuten Hcin de orde wns,
heb ik reeds getracht door een motie, de ge-
heele watersnoodlast op de schouders der
provincie te brengen. Met groote meerderheid
as Hit toen verworpen.
Hetgeen ik toen voorspelde is geschied,
zoodra het Hoogheemraadschap in functie
was en de eerste aanslagen den eigmnaars
van gebouwde en ongebouwde eigendommen
bereikte, is fel verzet niet alleen tegen de on-
billijke regeling maar ook tegen het Hoog
heemraadschap zelve gerezen. Groote onte-
vredenheid ontstond en er is van alle kanten
actie gevoerd, om wijziging in die lastenver-
deeling te krijgen.
Het Restuur van het Hoogheemraadschap
zelve heeft daaraan van af het begin leiding
•gegcven en heeft eveneens in een krachtig en
■gedocumenteerd pteidcoi bij Ged. Staten ge
tracht verlichting der inderdaad zware las-
ten te krijgen.
Men stond echter in de Staten tegenover
een groote meerderheid van belanghebbenden,
die het Zuidel der provincie vertegenwoordi-
gen en die evenmin als in 1919 veel genefgd-
heid betoonden, zelf meer te bejalen, om het
Koorden te veiiichten.
Dit werd anders toen op 3 Maart 1923 de
soc. dem. fractie haar voorstel indicnde, om
in de lastenverdeeling wijziging te brengen,
omdat nu een meerderheid in omgekeerde
richting zeer waarschij-nlijk werd.
Mede on der den invloed hiervan is er door
Ged. Staten nu voorgesteld, zooals boven ge-
zegd, 15 of f 175.000.— meer voor
rekening der provincie te nemen.
We kunnen dit als afbetaling aanvaarden
al zal men zich rekensehap rnoeten geven, dat
het uiterst moeielijk zal zijn, ooit meer te ver-
krijgen.
Want de voordracht is op dit punt zeer
pessimistisch getint en laat duidelijk door-
schemeren, dat wat de provincie hier doet,
eigenlijk meer is dan waartoe zij verplicht is.
Aangezien de omstandigheden in land- en
tuinbouw echter zooveel slechter zijn dan in
1919 werd verwacht, wordt deze tc-geinoet-
korning, hoewel schoorvoetend, verleend.
Als/ naar we toch alien liopen. de econo-
mische omstandigheden te plattenlande gun-
stiger worden zal er weinig kan bestaan,
nog meer van de watersnoodlasten op de
provinciate kas af te schuiven.
Hoe onbillijk wij ook de verdeeling zullcn
blijven vinden.
Intussche'n rnoeten we opkotnen tegen een
voorstelling van zaken. zooals God. Staten
die op biz. 5 van bun voordracht geven.
Daar beciifercn zij n-.L. dat na aann-eming
hunner voordracht het Hoogheemraadschap
355.000.hot Rijk 340.000 en de
Provincie1.173.000.per jaar in de
.watersnoodlasten zal fceialen.
Zoo oppervlakkig lijkt dit op een wanver-
houding cn de zinsnede zal menig Staten!id
in den vvaan brengen, dat de Provincie over-
matig bclast en 't Hoogheemraadschap on
billijk wordt bevcorrecht.
Niets is echter minder waar clan dat. Het
Hoogheemraadschap met zijn bevolking be-
hoort n.l.jook tot de Provincie en het Rijk en
betaalt dus mee in de 340.000.en
1.173.000.— en wel ate fcelastingbetalers
Men dient hier dan ook tegenover elkaar te
stellea, het Hoogheemraadschap en de rest,
het Zuiden, cler jrovincie. Aangezien nu dit
Zuiden ongeveer 3/4 der provinciate belastin-
gen betaalt, worden de getallen als volgt:
Het Zuiden 3/4 van 1.173.000.— of
f 879.750.
Het Hoogheemraadschap f 355.000.
1/4 van 1.173.000.— of f 648 250
Zoo ziet het er dus al veel minder ver-
schriklcelijk uit al erkennen wij, dat het Zui
den dus meer betaalt.
Dit is n-1- niet erg, want de draagkracht
der bevolking, die blijkt uit het belastingbe-
drag per hoofd der bevolking is in het Zuiden
bijna driemaal zoo goed als in het Nocrden.
Zonder onredelijk te zijn, zouden we dus
meer dan de voorgestelde 15 kunnen
eischen, doch we vertrouwen, dat de Staten
deze voordracht in elk geval zonder verzet
zullen aannemen.
Haarlem, 20 Jan. 1925.
A. W. MICHELS.
van Robert Louis Stevenson, geautoriseerde
vertaling van J. C. L. B. Pet.
25)
Ik beangstigde mij over het lot van mijn
scheepsgcnooten en durfde niet langer naar
het verlaten landschap te kijken. Bovendien
had ik genoeg met mijzeli te doen, daar ik
doodelijk vermoeid was in mijn natte kleeren,
en buikpijn had van den honger. Dus hep ik
oostwaarts langs de kust, in de hoop een huis
te vinden waar ik me kon warmen en mis-
schien mieuws hooren van degenen, die ik had
verioren. In het ergste geval, dadit i|t, zal
die zon opkomen, en mijn kleeren drogen.
Na een poosje werd mijn weg versperd
door een kreek of inham van de zee, die vrij
diep het land scheen binnen te dringen en
daar ik er niet over kon, was ik genoodzaakt
mijn richting te veranderen, om er omheen te
komen. Het was nog een ruwe weg, want niet
alleen heel Earraid, maar ook het naastbij-
zijnde deel van Mull, dat de Ross heet, is
niets dan een opeenstapeling van graniet-
rotsen met heide ertusschen.
In hot begin werd te kreek nauwer, zooals
Parijs, 29 Dec.
„Chic" heet het Fransche woordje, dat
zegt, wat iedere vrouw, die niet heelemaal
onverschillig is voor het effect dat haar ver-
schijning maakt, graag wil zijn of lijken.
„Chic" heeft geen enkele vertaling gevonden,
zeker doordat het een zoo essentieel Fransche
eigenschap uitdrukt. Hier heeft zelfs al de
Midinette een „chic", waarvan het geheim
voor geen millioen dollars te koop is. Het is
de intui'tie, die kleeren te kiezen, die hoeden
en dat kapsel, die passen bij haar figuur,
haar teint, haar silhouet, daarvan de goede
eigenschappen naar voren te brengen en de
minder gunstige te camoufleeren, door de
keuze van de stof, het model en de kleur. De
Framjaise vindt vanzelf de houding die past
bij haar toilet en haar figuur: een stevige
stap op laaggehakte schoenen bij de ochtend
trotteur, kleine vlugge pasjes in" nauwe rok-
ken, vlot gracieus bewegen in korte ruime
ltikjes van tulten en mousselinen dans-jurk-
jes, statig voortschrijden in een somptueus
toilet, gehutd in ruimen bontmantel. De
groote kunst van de elegante vrouw is: de
mocie aan te passen aan haar figuur. De
mode winter 1925 geeft twee probtemen: de
smalle rechte silhouet en het korte haar.
„Quand on est jeune et jolie" komt het er
niet zoo erg op aan of er een font gemmate
wordt in de lijn van robe of coiffure. Maar
wanneer er fouten te verbergen zijn, dan mo-
gen geen vergissingen worden gemaakt.
Het klinkt misschien even onwaarschijn-
lijk, maar de mode van de rechte lijn in onze
kleeding is ideaal vo.or zware figuren, voor-
al dus voor „la femme cPun certain age. De
verticale lijn. schijnt de figuur te verlengen,
lange mouwen maken slankere armen, een
panneau als scheepje verlengt en versmalt
dus, de silhouet van een avondtoilet. Het
zwart, zoo in de mode dezen winter, maakt
slank. Omdat gewoonlijk het eerst de hcupen
zwaarder worden, moet alles, wat die fout
accentueert, worden vcrmeden: volants, die
in de taille beginnen, uitspringende schoot
aan een mantel, draperie, die nauw om het
figuur getrokken wordt en in de taille wordt
opgenomen. Daarentegen maken een slanker
figuur: een lange, rechte tunique, liefst met
sleepje, een driekwart-mantel, recht met lan
ge revers. Corpulente en kleine vrouwen rnoe
ten geen groote hoeden dragen, waardoor
ze worden neergedrukt, geen te korte rokken,
geen zware bontkragen of stola's. De bol
van de schoenen kan voeten enkel flatteeren
dan het gezicht, dat bijv. door een nauw tul-
band-model verbreed ycordt. Zelfs het model
van de schoenen kan voet en enkel f'atteeren
of grof en polmp maken; de escarpin (schoen-
tje zonder riem of veters, meest met een
gesp) en de Charles IX (een-riemschoen)
versmallen den voet, terwijl een riempje bo
ven den enkel dezen dik maakt, ook het
sandaal-model is niet gunstig voor breede
voeten. Plisses in de lengte, lange echarpes,
eenmaal om den hals geslagen, lange rij
knoopen of knoopjes verlengen en mal.en dus
s'anker. Ceintures rnoeten vooral niet boven
de heupen gedragen worden, een breede don-
kere ceinture om het breedsta gedeelte breekt
de rechte lijn niet; vooral geen srnal wit cei.n-
timrtje.
„Binnen een paar jaar", zegt miin kanper,
„zal er geen vrouw meer z:j-; in de stad en
op het platteland, die nog lang haar riraagt"
Hier in Parijs is de verhoudmg: 9 kort haar
tegen een lang, en iedere vrouw, die haar
coiffure „a la ganjonne," „page", „Lord
Bvron" etc etc. draagt, is m: knapper, dan
zij met haar chignon was. Dat komt, doordat
d" Parisienne smaak heeft en als zij het
niu heeft, dan vindt zij wel ecu coiffeur, die
haar korte haren modelleert in harmonie met
les qualites et les defauts van" haar ver-
schijning. Vrouwtjes, die haar lange haar
hebben opgeofferd aan het gemak, zijn be-
drogen uitgekomen, want haar nieuwe coif-
•fure eischt voortdurende zorg: wasschen, on-
duleeren, knippen; verzuim van dit laatste
verraadt zich in den nek, waarvan het onder-
ste deel tot de hoogte van de oorlel kaal moet
zijn
Dit mogen Hollandsche vrouwtjes, die niet
zoo thuis zijn bij haar coiffeur als de Pari-
siennes, diet er elk oogenblik binnenlocpen
voor een ogdulation, friction, manucure etc.
nog wel eerst eens bedenken voor zij haar
besluit nemen. Het is hier niet alleen de mon-
daine, maar ook dfi werkende vruow, die be-
grijpt dat ze haar mooiste natuurlijke tooi
niet mag veronachtzamen. De z.g.n. .undu
lation permanente" is niet meegevalien; el-
ken keer als het haar nat is geweest, rnoeten
de ondulaties weer met kammetjes worden
vastgezet onder het drogen, en zoo zijn er
meer inconvenienten.
Nu over de kleur van een kapsel: als het
haar zwart is, zal het geonduleerd mceten
worden met groote golven en't zal glad het
gezicht rnoeten omlijsten.
Blond haar moet meestal luchtiger worden
opgemaakt, met minder geprononeeerde con
tours, een paar krulletjes passen vooral bij
een iong gezichtje en een slank figuur. De
plaats van de scheiding moet met overleg
ik had verwacht, maar tot mijn verbazing
verbreedde zij zich daama weer. Ik begreep
er niets van en vermoeddo nog de waarheid
niet, tot ik ten laatste op e;n heuvel kwam en
het mij plo'seling duidelijk werd, dat ik cp
een klein verlaten eilandje was geworpen en
aan alle kanten omringd werd door de zee.
In plaats dat de zon opkwam en mij droog-
de, begon het te reger.en, met een dikke mist,
zcodat mijn toestand beklagenswaardig werd.
Ik stond in den regen, ej^huiverde en dacht
erover wat ik nicest doom tct het in me op
kwam, dat de kreek misschien doorwaadbaar
was. Ik ging terug naar het smalste punt en
waadde erin. Maar nog geen drie ellen van de
kant plompte ik er halsover kop in, en dat ik
er nog weer uitkwam, was meer gduk dan
wijsheid. Ik werd niet natter, want dat kon
niet, maar wel kouder door dit ongeluk, en
daar ik opnieuw de hoop had verloren, voelde
ik mij diep ongelukkig. En toen dacht ik in-
eens aan de ra. Wat me door de branding
had geholpen, zou me zeker veiiig door deze
kleine kalme kreek dragen.
Met nieuwen meed ging ik dus dwars door
het eiland, om de ra te halen en naar de
kreek te brengen. 1 let was een vermoeiende
reis, en als de hoop me niet had aangespoord,
zou ik me hebben neergewcrpen en het opge-
geyen. Of door het zetwater of door opkomen-
geidchte«'offf«i, vanaT bet mTdcten steeds ra-
ger een scheiding trekkend links, tot de idea
te plaats bereikt is. Dan moet worden be-
sloten of het voorbeeld bloot blijft, of er een
lok over valt of ponny, dit laatste is flattens,
maar maakt dom. Een mooi gevormd jong
gezichtje en hoofd laten de coiffure „gar$on"
toe, met het niet-geonduleerde haar, bij on-
regelmatige gezichten, liever gefriseerd haar.
Lord Byron's coiffure met een krul aan
weerszijden van -het gelaat, is heel flatteus
en dient tot voorbeeld aan veel modeme vrou
wen. De allervoomaamste eischen van elk
kapsel is, dat de vorm en het volumen in
harmonie zijn met het gezicht en eigenlijk
met de heel-e figuur.
De hoedjes zijn klein dezen- winter, hebben
niet meer het klok-model, hoogstens van vo
ren, maar dan zijn ze van achteren hoog op-
geslagen. Negen op de ti-en hoeden zijn van
vilt, hoog met een smal rand-je, even- opge-
wipt links. Bij donkere zijden hoedjes, bij-
passende echarpe of das, hoedjes van lintjes
gemaakt alle hoeden eenvoudig gegar-
neerd met ripslint of soutache, soms een mo-
tief van paarlemoer. COLINE.
(Ntervolg).
Met den ouden grond heeft zich op dezelf-
de wijze voltrokken het in-dividueele bezit
van den grond, omdat het belang der indivi-
duen en der gemeenschap het destijds eisch-
te. Zelfs in die oude tijden zijn er nog meer
vormen te vinden, waarbij de agrarische
grond in den vorm van individueel bezit, het
cnontbeerlijke bestanddeel was van elke ge
meenschap. Voor zoover men voorspellingen
kan doen, zal dit in de toekomst het geval
blijven ten spijt van velen, die een vergaande
socialisatie wenschen. Ik verwacht, dat de
agrarische °;rond individualistisch bezit zal
blijven en dat de Maatschappij op dit punt
niet gesocialiseerd kan worden.
D-e sociate bestanddeelen zijn ook hier te
vinden, maar sober en in da-t opzicht gedeeld
met de macht van het individu.
Hetzelfde nu, wat ik in deze schets aan-
stipte voor het productie-middel„grond",
kan men ook met andere zaken waamemen.
Ook voor de productie-midelen„kapitaal"
en „arbeid" is dit het geval Om bepaalde
reden en neem ik n-u „de arbeid", om het
„kapitaal" te laten rusten. De arbeid is een
productie-middel, evenzeer onontbeerlijk als
de beide andere. Er is geen levensonderhoud
mogelijk of aTbeid zal rnoeten worden aan-
gewend. Ook hier nu een tegenstelling tus-
schen beide stelsels, dat van vrije arbeid,
waarbij ieder het beroep kiest naar zijn
smaak en het loon, dat hij er van verwacht,
(het vrije-ste'lsel is het stelsel van het indivl-
dualisme; de vrije arbeidsmarkt, waarbij de
bezitter zijn arbeid niet geeft, of hij moet het
door hem gewenschte loon krijgen) met daar-
tegenover "het social-e stelsel, dat hierin kan
bestaan, dat het eigenbelahg terzijd-e wordt
gesteld en dat de gemeenschap zegt: „Die ar-
beidskracht behoort ook mij toe" en daarom
tot arbeid dwingt. Dit is geen^aantrekkelijk
stelsel. Het is een stelsel van onvrijheid.
Maar vanaf het socialistische grondsteisel is
dit logisch en door vele socialisten wordt dit
ook als een noodzakelijkheid geacht. Toen
een van de bekendste leiders, Karl Marx, op-
stelde zijn befaamd communistisch manifest,
was een van de programpunten daarin, dat
er moest worden afgekondigd arbeidsdwang,
dat er moesten worden opgericht arbeidsle
gers. Het woord klinkt niet mooi; het riekt
naar militarisme. Door een centraal bevel
wilde hij de gemeenschap de beschikking ge
ven over de arbeidskracht en toen in 1875 de
Duitsche Sociaal Democratische Partij haar
tweede program opstelde, werd uitgesproken
de noodzakelijkheid van arbeidsplicht. Toen
dan ook in de eerste jaren van de Bolsjewis-
tische revolutie 1918 en 1919 een feitelijk so
cialistische regeering het bewind in handen
kreeg, werd de sedert ingetrokken arbeids
plicht ingesteld.
Het bleek niet uitvoerbaar. Het Commu
nistisch manifest van Marx en het program
der Duitsche S. D. A. P. van 1875, waren
geen vergissingen, hoe onbevredigend het
ook was. Het was ook logischer wijze het
stelsel, dat moest komen te staan tegenover
het eigenbelang, waarbij de bezitter van ar
beidskracht zijn arbeid weigert, als hij niet
het loon krijgt, dat hem bevalt. Wil men dat
niet, het zij zoo, maar dan behoort ook de
socialisatie van de arbeidskracht daarvoor in
de plaats te treden en dat is een tijd in Rus-
land geschied. Maar begeerlijk is het niet.
Bij de arbeid treft men dus allereerst de beide
uitersten: het individueel bezit met vrije be-
roepskeuze en de arbeidsdwang in het gc
meenschapsbelang, dus de socialisatie. Maar
in werkelijkheid heeft men in onze Maat
schappij niet slechts die beide uitersten maar
ook ten aanzien van de arbeid tal van men-
gingen. En juist bij de arbeidskracht kan
men gemakkelijk die geleidelijke overgang
waarnem-en van het eene stelsel naar het an-
de koorts, kreeg ik een brandende dorst en
moest voortd-urend s-til hcuden om hot veen-
water uit de plassen te drinken. Tenslotte
kwam ik meer do-od dan levend bij de baai en
bij den eersten bI ik scheen het me al, dat de
ra wat verder af was dan ik haar had achter-
gelaten. Voor de derde maal ging ik in zee.
Het zand was glad en vast, en daalde gelei-
delijk, zoodat ik Icon waden, tot het water
bijna tct mijn nek stond en de gclfjes in mijn
gezicht spatten. Maar op die diepte raakten
mijn voeten geen grond meer en durfde ik niet
verder. Wat de ra be treft, die lag heel rus-
tig een twintig voet verder te dobberen.
Tc-t dezen laatsten tegenslag had ik mij
goed gehouden, maar toen ik aan land kwam,
wierp ik me op het zand en hui-lde.
Dc tijd, die ik doorbracht op het eilandje,
is nog zoo vreeselijk om aan terug te denken,
dat ik er vluehiig over heen zal 1-oopen. In alle
boeken die ik had gelezen over schipbreuke-
lingen, hadden deze of hun zakken vol werk-
ruigen, of een kist werd aan wal gespoeld
alsof het met opzet gebeurde. Mijn geval was
anders, ik had niets in mijn zakken dan geld
en Alans zilveron knoop en daar ik cp het
land was opgevoed, wist ik niet wat ik moest
beginnen en over welke hulpmiddelen ik be-
schik.e.
Het eenige wat ik wist, was dat schaaklic-
dere, waardoor beide bestanddeelen worden
verbonden; b.v. ten aanzien van de arbeids
kracht heeft men allerlei maatregelen, die
ten doel hebben de arbeidsmarkt overzichte-
lijker te maken, zoowel in het belang van
den kooper a-ls van den bezitter van arbeids
kracht. Onzie tijd is aan dat verlaugen tege-
moet gekom-en door de organisatie van het
arbeidsbeurswezen. In verschillende land-en,
ook in het onze. heeft men op tal van plaat-
sen arbeidsbeurzen opgericht, die onderling
zijn verbonden, terwijl op het centrale punt
wordt aangeteekend, aan welke arbeidskracht
behoefdte is en in welke vakken velen zich
aanbieden. De Beurs poogt zoo mogelijk de
beide einden aan elkander te knoopen. De
kosten van deze Arbeidsbeurzen worden in
den regel gedragen door de overheid. Het is
hier een tegemoetkoming aan sociate verlan-
gens, maar het sociale is van zeer zwakken
graad, want ten slotte blijft ieder vrij, zich
aan te melden en het aan-gebodene te weige-
ren. Het is niets dan een vergemakkelijking
van de ontmoeting van beide partijen. Alles
blijft echter overgelaten aan de beslissin-g
van den enkeling. Men kan bij dit punt, gelijk
ik bij de spoorwegen liet zien, kleine dingen
waarnemen, waarbij een tikje naar het ande
re wordt gestreefd. Indien n.l. de Arbeids-
beurs, hetgeen somwijlen gebeurt, niet bemid-
delt, wanneer er een loon wordt aangeboden
beneden het collectief-contract loon, dan Is
in die bemiddeling een stukje gemeenschaps-
gedachte gelegd, doet zich de macht van d-e
vakvereeniging gelden. Dit geldt ook, wan
neer de Arbeidsheurs zijn dtension weigert,
wanneer is uitgebroken een werkstaking of
uitsluiting, maar overigens is daar de socia
lisatie bizonder zwak aanwezig.
Een stap verder met de gemeensehapsge-
dachte gaat het met het onderwijs. Bij het
bevorderen van het vakonderwijs bemoeit de
gemeenschap zich duidelijk met de arbeids
kracht. Zij tracht daardoor de kwaliteit van
den arbeid te verbeteren, maar voor zoover
er niet is leerplicht en bij het vakonderwijs is
dat niet het geval, is de socialiseering bij
deze zaken toch nog maar zeer bescheiden.
Men geeft den enkeling de gelegenheid zich
een betere arbeidskracht te verwerven, maar
laat hem vrij, daarvan gebruik te maken en
mengt zich niet in de wijze,' waarop gearbeid
wordt. De socialiseering gaat verder dan bij
de Arbeidsbeurs, maar dwingende macht is
ook hier nog niet voorhanden. Komende aan
de verhouding tusschcn werkgever en werk-
nemer, zeide spr., dat de sociale stempel hier
iets zwaarder wordt. In de wet op het ar-
beidscontraet zijn ten dien aanzien voor-
schriften neergelegd, waarin wordt aange-
geven, wat de werkgever acht te zijn behoor-
lijke arbeidsvoorwaarden. Een aantal van die
voorschriften hebben het karakter, dat men
wetenschappelijk aanvullin-gsrecht noemt,
d. w. z. de wet zegt, wat behoort te gelden,
maar men mag er ook een andere regeling
voor in de plaats stellen. In onze wet staat
de regel, dat, wanneer de arbeider d-oor ziek-
te zijn arbeid niet kan presteeren, hij gedu-
rende een korten tijd aanspraak op zijn loon
heeft. Deze regel geldt dus, maar er mag van
worden afgeweken. D-e individueele macht is
hier dus nog in zekere mate aanwezig, zij
het dan ook, dat dit. alleen schriftelijk moet
gebeuren. In het schriftelijke zit het sociate.
Dit kan men een ander laten zien. Voor een
werkgever is het niet aangenaam, dat een ar
beider kan laten zien, dat hem zuike harde
voorwaarden zijn opgelegd, dat nog van zeer
redelijke bepalingen is afgeweken In het
voorschrift: schriftelijk, heeft men dus een
stukje gemeenschapscontrole gelegd. In de
wet op het arbeidscontract komt voorts de
bepaljn-g voor, dat, wanneer naar het oordeel
van den rechter sommige bepalingen te na-
deelig zijn, door den rechter ongeldig kunnen
worden verklaard. Een arbeidter kan zich b.v.
te haastig hebben verbonden, zich niet in het-
zelfde vak te vestigen. Wanneer hij een der
geiijke overeenkomst overtreedt, dan kan de
rechter deze overeenkomst als te ver gaand
verklaren. De hevoegdheid van den rechter
is hier het orgaan van de gemeenschap tegen
een te sterk individueel machtsgevoel. Ver-
volgens Kent onze wet op het arbeidscontract
tal van bepalingen van dwingend recht. Men
kan daarin lezen, dat het verboden is, aan
den arbeider Icon tc be! a ten in goederen. In
dien men afspreekt dat dit toch gebeurt, dan
is zoo'n beding nietig De rechter kan dat
niet executeeren. De socialisatie van den ar
beid is daarmee verder gekomen. En nog een
graad verder. indien men zich begeeft op het
terrein van de arbeidswet, waarin als ar-
beidsvoorwaarde geldt, dat niet langer dan
acht uur gewerkt mag worden en kinderar-
beid is verboden, en waarbij de gemeenschap
haar macht doet gevoelen in zoo sterke mate,
dat door het opleggen van hechtenis aan
overtreders zelfs de persoonlijke vrijheid
wordt bedreigd Van deze bepalingen kan
niet worden afgeweken De socialisatie van
den arbeid is weer een graad verder. Ten
slotte is er die soort arbeid, die de gemeen
schap positief oplegt de gedwongen arbeid.
Hierbij is de socialisatie van den arbeid vol-
teoid. In ons land is er de diensiplicht en in
de Kolonien kent men nog de heerendiensten.
f v:,x-
I - WIJ DRUKKEN UW 4.
BEZOEKAANKONDISiNGSKAARTEN I
v
VLUG EN NET.
ren een goed eten vormden en tusschen de
rctsen vend ik een groote hoeveelheid nap-
slalckeu, die ik in het begin bijna niet los kon
krijgen, omdat ik niet wist, dat vlughcid een
eerste vereischt-e was. Verder waren er wat
alikruiken. Uit deze twee bestond mijn maal,
ik verslond ze koud en rauw, zooals ik ze
vend, en zoo hengerig was ik, dat zc me in
het begin heerlijk smaakten. Misschien was
het niet goede seizoen, of misschien was er
iets niet in o-rde met het zeewater om mijn
eiland, maar ik had mijn eerste maal nauwe-
lijks cjrgegeten, of ik werd aangegrepen door
duizeligheid en misselijkheid, en lag een lan-
gen tijd voor dood op den grond. Een tweede
proef met hetzelfde ycedsel ik had geen
ander viel baler uit en verstcrkte mijn
krachten. Maar zoo lang ik op het eiland
was, wist ik nooit wad ik moest verwachten
van mijn maal, soms was alles goed, soms
werd ik er ellendig ziek van en ik kon niet
cntdekken welk dier het was dat me ziek
maakte.
Den heeleii dag stroomde de regen, het
eilandje droop, er was geen droog plekje te
vinden en toen ik dien nacht neer lag, tus
schen twee steenen, die een soort dak vorm-
den, lageu mijn voeten in een plas.
Den tweeden dag doorkruiste ik lie: eiland
in alle riclitingen. Geen enkel sink was beter
N.V. BOEK- EN HANDELSDRUK-
KERIJ v.h. HERMS. COSTER, EN -
ZOON, VOORDAM C9, ALKMAAR
x X. -X- N V ,X- X V
Daar is de zeggingschap van den enkeling
volkomen terzijde gesteld. De gemeenschap
beveelt, en weet met kracht dit oevel ten xrit-
voer te leggen. De sodalisatie van dat arbeid
treedt hierbij op een wijze naar voren, die
wij niet gaarne verder in de Maatschappij
zien doordringen. Wij zien voorts bij het ar
beidscontract een socialisatie van den arbdo
optreden van een inildere soort. Bij het col-
lectief contract, een overeenkomst tusschen de
vakvereenigingen en de patroons, heeft men
de hoofdpunten vastgekgd, bizonderheden
over loon, loonbijslag, overwerk en arbeids-
duur. De socialiseering, die liierin schuilt, is,
dat de individueele arbeider over zijn ar
beidsvoorwaarden eigenlijk niet veel meer tc
zeggen heeft; het is practisch den enkeling
ontzegd, andere voorwaarden te bedingen
dan in het collectief contract zijn vastgelegd.
Wann-eer hij niet tevredesi is, dan helpt zijn
individueele inspanning niet, maar moet hij
den sociaten weg bewandelen en't Bestuur
van zijn vereeniging overtuigen, wat hem
toekomt, opdat dit cen ander contract sluit. Is
dit Bestuur onwilljg, dan moet hij den langen
weg' bewandelen van te probeeren een ander
Bestuur te krijgen, maar de enkeling heeft
over cigen arbeidsvoorwaarden niet veel
macht meer
Dit is geworden een vereenigtngszuak. Het
is hier socialiseering, maar van een mitdere
soort, want tegenover de dwingende Staats-
macht is de vrije vereeniging een stub zelfbc-
stuur. Ook bij dit coliectieve contract is er
intusschen v.eer waar te nemen, dat er ver-
schillende tinten zijn, waarin die vereeni-
gingsmacht zidi kan doen gelden. Het komt
voor, dat er in het eoi-Iectief contract bepa
lingen zijn opgenomen, dat bij vcorkeur leden
van de vakvereenigingen rnoeten worden aan-
gesteld en daama de-buitenstaanders. in die
gevallen is de rnadit van het Bestuur grooter
gewrorden en dit zou nog meer bet geval zijn,
indien gesdiiedde, wat in ons land reeds lang
in den Hooger Raad van Arbeid is beoldt,
dat de ccilectieve contracten ook voor 'niet-
leden bindend konden worden gcrnaafct. In
dien men de groote meerderheid in een beroep
maar had vereenigd, dan zou bij K. B. ook
de buitenstaanders door de overeengekomen
arbeidsvoorwaar'den gebonden kunnen wor
den. De socialiseerende macht wordt liierbij
nog wat harder geveeld. In den oisch van
medezeggingschap, die in onzen tijd naar
voren wordt' gehracht, ligt zoowel sx-ialisa-
tie als individualisatie. Indien wij in ons land
krijgen, wat in DuitschlancI, Tsjecho-Slows-
kije en in Oostenrijk wettelijk en in Engc-land
vrijwillig bestaat, de Bedrijisradeu, met zeg
gingschap over de grocps- en bedrijfsbeia«i-
gen, dan heeft men eenerzijds te doen met
een versterking v;m de sociale gedachte,
maar anderzijds met een versterking van het
individueele, omdat het individu oat zekere
vrijheid krijgt, te beschikken over eigen be-,
langen.
Komt men tenslotte tot he! bespreken van
alle prcductiemiddeten bij elkaar," het 'capi-
taal xou spr. nu maar 'aten rusten, dan is
het utiiddij-k, dat de socialisatie in onze
Maatschappij ook reeds aanwezig is en voor
al in de overheidsbedrijven. Wei zijn de
oude bedrijven ovenvegend handelingen van
individuen, maar in de Stadts- en Gemeente-
bedrijven, men heeft zelfs mternationale be
drijven, is reeds een stuk socialiseering aan
wezig en heeft de overheid zich ook in de
pariiculiiere bedrijveii door voorschriften ge-
deeltelijk doen gelden. Voor fabrieken is er
de veiligheidswet met voorschriften omttrent
inrichting, beveiliging van machines, en Qn-
gevallenwet, die later ook geldt voor den
landbouw.
Er is de Gngevallenverzekering en in de
belastingen heeft de fiscus zich etn tied van
de vruchten toegekend. Een derge'ijke, ge-
deeltelijke socialiseering is dus overal waar-
neembaar, maar daarnaast is de volledige
socialiseering reeds te vime'en in her Over-
heidsbedriif. Wij leven ten aanzien van dit
punt in era vol'cdige sociale maatschappij.
Het is alleen een kwestie van verscbil van
dan de rest, het was alles troosteloos en rots-
achtig, met geen levend wezen erop, beha-lve
wilde vogels, die ik niet kou vangen en de
meeuwen, die de verste rotsen in grooten ge-
tale bevolkien. Maar de kreek, of geul, die bet
eiland afsneed van de Ross kwam naar het
noorden uit in een baai, die open lag na*r
de zeeengte van Jona, en in de buurt van
deze baai koos ik mijn woonplaats.
Ik had goede rcdenen voor mijn kens. Op
dit deel van het eilandje stond een huisje ot
een hutje, iets als een vnrkeashok, waarin
visschers plachten te slapen, als ze hier over-
nachtten, maar hot plaggendak was ingevai-
len, zoodat ik er niets aan had. want mijn
rotsen beschutten me meer. Belangrijkvr wac
het dat de schaaldieren daar in groote boe-
veelheden groeiden, bij eb kon it een QaA
maal verzamelen en dat was zeker een ge
mak. Maar de andere reden woog zwiiarcfer.
Ik was nog in het gehce! niet gewend de
verschrikkelijke eenzitambcki van >>w
maar zag nog altijd, ate oeo oiwjaegd
mensch om me heen, of er geen iap^ehetijjfc
wezen naderde. Nu kon ik een eindje vae de
baai cp een heuvei, de groote (.cdc- keit «g
de daken van de menscJieliike woesingra op
Jona zien. En aan. de aodorc ajde isip fk
over het lage land van de Rose cook opso
gen, morgen en avond, alsrd fc een
van hot .land een huts sdond.
lsv" ennwtodRl
4
X X'X'X NX V.VN V fV.r!V'X-A-y-'<4A. ,4