Alkmaarsche Gourant
Yrjjdag 30 Januari.
FEUILLETON.
Ko. 25
1925
Honderd Zeven en Twinfigste Jaargang.
De beteekenis van de afsluiting en droog
making der Zuiderzee voor den Landbouw
in Nederiand en de in cultuurbrenging
der gronden.
Vervoig)
In zijn middaglezing besprak de heer Sme-
ding bet in cultuur brengen van den Zuider-
zeegrond, waarbij hij beliandclde de wenken,
die naar zijn meening gegeven kunnen war
den aan de landbouwers, die de niet gemakke-
Jijke taak zullen krijgen, de gronden in cul
tuur te brengen.
De ontwatering is een van de moeilijkhe-
den en wij s.aan dus voor de vraag, of drai
nage mogelijk is of niet.
Spr. neemt aan, dat de grond verkaveld
ligt. De Commissie-Lovink stelt voor, de
Wieringermeer te verkavelen in stukken van
250 bij 800 Meter, dus met een oppervlak
van 20 bunder. Deze stukken zijn te groot am
ze zonder ontwatering te laten liggen. Voor
ontzilting van den grond is het bovendien
ook noodig, dat de grond wordt ontwaterd.
Van groote waaroe zal het zijn, er voor te
zorgen, dat de grond doorlatend wordt ge
maakt.
Nu heeft in het algemeen brakke grond een
slechte doorlatendheid. Het is dus de vraag,
of draineerbuizen zullen werken en ten twee-
de, aannemende een gemiddelde inklinking
van den grand van 25 pCt., of de doorlatend
heid van den grond voldoende zal zijn. Door
de inklinking zal men een nog al vrij groote
verplaatsing van den grond krijgen, zoodat
de vraag gesteld mag warden, of de draineer-
leiding wel altijd goed blijft liggen en of die
niet spoedig zal dichtslaan.
Een derde bezwaar is ook tegen het leggen
van draineerbuizen, dat de grand zal gaan
scheuren, waardoor die draineerleidingen
overbodig zullen worden. In zijn geschiede
nis over den Waard- en Groetpoldcr, schrijft
Hoos:
Toch was reeds 3 jaar na de indijking de
geheele kleilaag beneden de cppervlakte van
den geploegden of gespitten bovengrond als
een massa afgebrokeh ijsschotsen, scheuren
vormend van een omvang dat men daarin
niet zer zelden zeer gemakkelijk den voet kon
plaatsen.
Dat wijst niet direct op een schitterende
functionneering van draineerbuizen. Voor-
zichtig uitgedrukt is het dus zeer de vraag
of de gewcne wijze van ontwatering met drai
neerbuizen hier de aangewezen cntwaterings-
methcde zal zijn. In het weekblad van de
Haarlemmermeer van 1862, toen een land
bcuwkrant van beteekenis, staat een cverzicht
van de geschiedenis van de droogmaking van
den Waard- en Groetpolder en daarin staat,
dat reeds in 1850 in dezen polder proeven zijn
genomen met draineerbuizen. Hij schreef, dat
dit geen uitwerking had tengevolge van de
vele diepe. scheuren in den ondergrond, die
kunstmatige afleiding overbodig maakte
Sinds 1861 vcorzag men echter met zeer
goed gevolg de bestaande greppels van drai
neerbuizen, die men daarna dichte. De er
varing in jcnge polders gaf de commissie de
overtuiging, dat de ontwatering niet kan
plants hebben zcnder diepe open greppels. Dit
ook met het oog cp de ontzilting. Dit greppe-
len is zeer dcelmatig gebleken. De heer de
Leeuw, de le dijkgraaf van den Anna Pau-
lownapclder, die voor den polder buitenge-
woon veel gedaan heeft, schrijft ir't jaarver-
slag van 1852 van de afdeeling Anna Pau-
lowna van de H. M. v. L.. dat vo'gens de in
dien polder opgedane ervaring alle gronden,
die niet uit de lichtste zandgronden bestaan,
minstens op 10 el afstand voorzien moeten
zijn van greppels van 60 a 70 c.M. diepte en
een wijdie van 80 a 90 c.M. op het maaiveld
en spits naar beneden toelcopend, dus zonder
bedembreedte, terwijl de slooten eenigszins
afveerend moeten wcrden gelegd. Op de lich-
tere grenden zal men misscliien met greppels
op 14 a 16 M. afstand kunnen volsta^n.
Hoos vermeldt eveneens de goede resulta-
ten, met dit greppelen bereikt in den Waard
en Groepolder tn Bosker geeft ditzelfde weer
over den Nieuwlan'teroolder in de Landbouw-
krant van 1862. Wij weten cok, dat in de
eerste cubuuriaren de resultaten in den I 'pol
der gunstiger waren, maar wij we'en cok, dat
zij verkaveld en vergreppel^ zijn verkocht.
Professor Van Bemihelen zegt in zijn tcelich-
ting op 't wetscntwerp tct droogmaking der
Zuiderzee in 1876, dat vast&raat, dat door de
betere ontwatering de kleibcdem in de te nra-
ken polders reeds spcedig geschikt is voor de
cultuur van allerlei trewassen. De heer Gro-
neman, die indertijd het toezieht had over
een groot complex' landerijen in de Anna
Paulowna, prefereerde minder diepe oreppels
maar op een kleiner afs'and. In de a'gemfene
vergadering van de H. M. v. L. van 1852 bij
iidf tfefiafaft' volgde op Sef versfag van cfen
voorzitter de Leeuw, kwam naar voren, dat
ook de ploegvoren vrij veel water hebben at-
gevoerd. Maar in 1857 schrijft de dijk
graaf, dat velen reeds met't oog op de groote
bezwaren de wijde greppels didi't ploegden,
door die te vervangen door een gewone diepe
ploegvoor. De conclusie, die spreker trekt, is
dat men dus moet beginnen met het maken
van diepe greppels. Wij kennen echter ook de
bezwaren: 10 pCt. landverlies ten koste van't
open houden van de greppels, de wilde groei
van het onkruid, en bovendien het bezwaar
tegen greppels voor het modernc landbouw-
bedrijf, dat met het oog op het werken met
machines gelijk land yraagt. Er zijn dus vele
motieven om geen diepe greppels te maken. De
vraag is a been, of het zonder zal kunnen.
Spreker vreest, dat ontwatering met draineer
buizen ook groote bezwaren zal hebben, mo-
gelijkheid van het verzakken en het verstoppen
der buizen bestaat.
Bovendien is het draineeren geen kleinig-
heid. Volgens een mededeeling van Hoos
stonden de gewassen daar waar de greppels
van draineerbuizen wgren voorzien en daarna
dicht gemaakt, beter dan elders. Men zou dus
kunnen zeggen, dat men maar diepe gaten
moest plcegen en dat men die dan maar weer
dicht moest maken en dat dit voor't eerste
jaar wel voldoende zou zijn. Het is hier een
uiterst practische kwestie. Spreker verheugde
zich dan ook in een gezelschap van boeren te
zijn en uitte den wensch, dat die daarover
straks hun meening zullen zeggen. Er is nog
een mogelijk he id door een nieuwe methode
voor drainage, die uit Engeland naar hier zal
overkomen. Men maakt daar gebruik van een
pl&eg, met er onder een mol, waardoor het
mogelijk wcrdt op een gewenschte diepte een
draineergang te maken, zonder omkleeding.
Deze plceg wordt met behulp van een tractor
door den grond getrokken en de ervaring in
Engeland leert. dat deze molgangen zeer
voldoen, zoodat het denkbaar is, dat ze cok
voor de Zuiderzeegrcnden van belang kunnen
zijn, al gelooft spr. dit nog niet, aangezien
die mclgangen meer zijn aangewezen op ge-
bieden met doorlaatbare bovenliggenden
grand. Spr. kan wel zeggen, dat de ervaring
van oudere landbouwers de overtuiging
schonk, dat het zonder greppels niet zal
gaanten eerste is draineering kostbaar, om-
dat men de kans heeft, dat men de buizen
spoedig weer meet opgraventen tweede kun
nen de buizen na kor'en tijd niet meer loo pen,
doordat ze verzakken, of is het mogelijk, dat
door het scheuren van den grond draineeren
overbodig is. En het derde mctief, waarom
zij voor het greppelen zijn is, dat de greppel-
grond buitengewoon gced gebruikt kan war
den als kiembed voor het cersta|ewas. De
greppelgrond heeft losgelegen^^doorgevro-
ren, cnizilt en dus een geschikt materiaal, om
in te zaaien. Men heeft zich dan ook altijd
de mceite getroost, om de greppels weer uit te
diepen, crndat men daardoor in jonge polders
steeds weer nieuw materiaal had voor
cultuur. Het is niet altijd een kwestie van af-
watering maar ook een van het op gang hel-
pen van het gewas.
In 1857 schreef Dijkgraaf De Leeuw, dat
de voornaamste mest nog steeds was de door-
gevroren grond uit de greppels. Hieruit blijkt
wel, dat het diep greppelen voor de ontwate
ring wel als de rarest belangrijke cntwate-
ringsmethede meet worden beschouwd.
De bezwaren zijn aan den anderen kant
zoo groot, dat niets achterwege nag blijven
om de gelegenheid te krijgen, op een anclere
wijze de drainage te orobeeren.
Het greppelen-toch van een 200.000 bun
der vorcieri een belangrijk kapitaal.
Terlcops decide spr. mede, dat het rapport-
Lovink een peil gewenscht acht van 1.40 M.
beneden het maaiveld. Dit rapport stelt hcoge
eiechen aan de ontwatering en dit niet zonder
reden, crndat de geschiedenis leert, dat vele
polders tientallen van jaren gesukkeld hebben,
tengevolge van een te veel aan water, waar
door gcede culluurresultaten tot de onmoge-
lijkheden behcorden. Vandaar, dat in den
vclksmcnd onder de landbcuwers hardnekkig
de meening zich gevestigd heeft, dat het eer
ste geslacht in een nieuwen polder dcodarm
wordt.
Spr meent, dat door verkaveling en ontwa-
tsring en gebruikmaking van de ervaring
bij vrcegere ponders, en de ontwikkeling van
de landbcuwweienschap, de ervaring in de
nieuwe polders in zeer veel opzichten gunsti
ger zal kunnen zijn dan de vroegere.
Nagaande over welke ervaring men thans
beschikt, cm die'aan den toekemstigen land-
bcuwer op de Zuiderzeegronden te kunnen
meegeven. stelde spr voorop, dat het niet
gemakelijk is geewest, die ervaringen te ver-
zamelen. Die ervaringen zijn achierhaald ge-
wcrden in familiepapieren en in pclderarchie-
ven en tenslotte door het verkrijgen van mon-
de'.inge inlichtingen. De laatste klopten niet
altijd met de schriftelijke. maar de landbou
wers, die mcndelinge inlichtingen konden ge-
ven, zijn mcnschen die.reeds in 1850 een oor-
deel over het in cu'tuur nemen van jonge pol
ders mcesten kunnen vormen. Het valt niet
mee cm van dergelijke oude landbouwers te
vernemen, wat men wil weten. In ieder geval
van Robert Louis Stevenson, geautoriseerde
vertaling van J. C. L. B. Pet.
31)
HOOFDSTUK XVII.
De dood van den Rooden Vos.
Den volgenden dag vond mr. Henderland
een man voor me, die eigenaar was van een
boot, en dien middag de Linnhe kreek zou
oveisteken om in Appin te gaan visschen. Hij
vertrouwde mij aan dien man toe die een van
zijn kudde was en op deze wijze spaarde ik een
dagreis uit en de prijs van twee publieke ve-
ren, die ik anders moest hebben overgestoken.
Het was bijna middag toen we van wal sta-
ken, een donkere dag met wolken, waartus-
schen zoo nu en dan de zon scheen. De zee was
hier zeer diep en stil en was bijna volkomen
glad, zoodat ik het water aan mijn lippen
moest brengen voor ik kon gelooven, dat het
zout was. De bergen aan weerskanien waren
hoog en onbegroeid en ruw, zeer zwart en
somber in de schaduw der wolken, maar vol
zilveren streepjes waar de zon op de water-
loqpen scheen. Het leek een harde streek dit
land van Appin, waar menschen als Alan
zcoveel van hidden. Er viel slechts een ding
te vermelden. Even nadat wij waren vertrok-
ken, scheen de zon op een klein beweeglijk
hcopje rood, dat langs den oever kwam, naar
het noorden. Het was hetzelide rood van de
scldatcnjasscn en nu en dan zag ik ook vo.ii;-
jes en liclite streepjes, alsof de zon fcnkeHe
p glimmend staal.
Ik vroeg mijn schipper wat het kon zijn en
hij antwoordde dat hij dacht dat he: een paar
van de noode soldaten waren, die van Fort
William naar Appin kwamen, tegen de arme
pachters uit de streek! Het was een droevig
gezicht voor mij en of het nu kwam door de
gedachie aan Alan of dcor ids prcfetisch in
mijn geest, ik droeg dezen troepen van ko-
ning George, ofschcon het pas de tweede keer
was, dat ik hem zag, geen goed hart toe.
Ten laatste kwamen wij zoo dicht bij de
landtong, aan de uitmcuding van de Leven
kreek, dat ik verzocht aan wal te wcrden ge-
zet. Mijn schipper, die een eerlijke kerel was
en zijn belcfte aan den catechist wencchte te
hcuden, wilde mij liever naar Balachulish
brengen, maar, daar dit verder ve'"wijderd
was van mijn geheinfe bestemming, hield ik
aan en werd tenslotte aan land gezet onder
het bcsch van Lebermcre (of Lettewore, zoo-
als ik het cok he'b hooren noemen) in Alans
land Appin.
'is voTdoencfe viasfgdtegtl geworifen, om ver-
schillmde belangrijke, waardevolle aanwij-
zingen te kunnen govern Naannate het mate
riaal zich uitbreidt, is het gemakkelijker, bete
re en goede eonclusies te trekken, waarom
spr. zich aanbevolen boudf voor het ontvan-
gen van gegevens.
De fout van vele landbouwers, in nieuwe
polders gemaakt, is, dat ze de eerste jaren
te hooge verwaehtingen van de te bereikfn
resultaten hebben gekoesterd. Te veel heeft
men zich op het standpunt gesteld, dat grand
uit zeewater te vergelijken zou zijn met kweJ-
dergronden. zooals we die in Groningen in
den Karel Koenraadpolcfer kennen en in
Zeeland. Men meent, de gronden uit het
zeewater op dezelfde wijze als die kwelder-
gronden in cultuur te kunnen brengen en ge-
raakt daardoor op een dwaalspoor. En land-
bouwkundig liggen de zeebodem cn de kwel-
dergrond heel ver uit elkander. De rijpe kwel
ders zijn in het algemeen vrij goed ontwa
terd. Ze zijn begroeid en bij afgraving blijkt,
dat zich laagsgewijze een humuslaag heeft
gevormd en juist die humuslaag heeft een
betere functionneering mogelijk gemaakt,
waardoor de verslechtering door het zout
wordt tegengegaan. Juist daarom is het te
verklaren, waarom die grond na het ploegen
bezaaid kan worden.
De grond. dien men na de droogmaking
van de Zuiderzee krijgt, is niet alieen zout
maar ook humusarm en bacterienarm en
daarom moet men bij het in cultuur nemen
van de gronden van de Wieringermeer geen
vergelijking maken met de kwelders, maar
met den Anna Paulownapolder, den Waard
en Groetpolcier en de daar omheen liggende
vrijwel gelijke gronden, die daarvoor in aan
merking komen.
Toch moeten de eonclusies vain de daar ge
kregen ervaringen onder reserve worden aan
vaard, omdat er altijd punten van verschil
zijn. Het belangrijke punt van verschil is het
ontbreken van de veenlaag, waarover van-
morgen werd gesproken.
Ten opzichte van de ontwatering beschouw
ik dat als een belangrijk iets, zoodat de toe
stand inderdaad gunstiger kon zijn. Maar
bovendien loopt de ondergrond op verschil-
lende plaatsen enorm uiteen. Waar het zout-
gehalte van den grond van zoo groote betee
kenis is voor de wijze, waarop de grond in
cultuur moet worden gebracht, wil ik nog
even ncemen, dat de Wieringermeer blijkens
het onderzoek 2 pCt. keu ken zout bevat, de
Z. W. polder 1 pCt., de Zuidelijke kom 3/4
pCt. en de Oostelijke polder 14 pCt.
Volgens de tegenwoordige plannen zal de
Wieringermeer het eerst worden ingepolderd
en komen dus de zoutste gronden het eerst
in cultuur en zullen de minder zoute gron
den een fecks van jaren worden blootges'eld
aan het zoetwater van het IJselmeer. Wat de
beteekenis daarvan is, kunnen wij niet zeg
gen, maar zeker kunnen wij aannemen, dat
eenige gunstige invloed daarvan het gevolg
zal zijn.
Voor het in cultuur brengen van de Wie
ringermeer zal men dus hec best gebruik
kunnen maken van de ervaringen van den
Anna Paulownapolder en den Waard en
Groetpolder.
De geschiedenis van de Anna Paulowna
en den Waard- en Groetpolder is uiivoerig be-
schreven in een bijlage van het rapport van
de Commissie-Lovink. En het is wel merk-
waardig, dat de hetr De Leeuw, die zoo goed
bekend is geweest met de groote bezwaren,
verbonden aan de in cultuurbrenging van den
Anna Paulownapolder, zoo'n groote vcor-
vechter is geweest voor de droogmaking van
de Zuiderzee en in het bijzonder van de Wie
ringermeer, zoodat wij wel kunnen zeggen,
dat hij de overtuiging. had, dat het beter en
anders kon dan hetgeen zich in den Anna
Paulownapolder afspeelde.
Wanneer wij nagaan, hoe de grand meet
worden aangepakt dan kunnen wij wel zeg
gen dat de grand zoo spcedig mogelijk moet
wcrden verkaveld in cppervlaklen van 20
bunders en eventueel door slooten in opper-
vlakten van 10 bunders. Verder is noodig, dat
diepe greppels worden gemaakt. Anders is
vclgens de Leeuw elke andere poging die tot
verbetering wordt aangewend, vruchteloos.
Ten tweede zal de greppelsloot als ze door-
gevrcren is, gebruikt moeten worden voor
overbeaarding. Het is denkbaar dat men
daardoor in den Ann,, Paulownapolder een
gunstige working had, omdat men vrij gauw
in de zeeklei kwam, waar nogal wat gips in
zit, zcodat structuurverbetering daardoor
niet ondenkbaar is. In ieder geval heeft men
herhaaldelijk na jaren de gunstige werking
ondervonden van de oVeraarding met den
greppelgrond. Bij het in cu'tuur brengen van
den Waard en Greet trad juist het scheuren
van den grond op en dat was juist oorzaak,
dat de grand ongelijkmatig en langzaam ont-
ziltte.
Men had hier te doc:- met zwaarderen grand
en juist bij zwaarderen grond is de capillaire
werking sterker. Ten derde is de zwaardere
grend veel meer aan structuur bederf onder-
heven dan zavel en zandgrond en uit dit
oogpunt is het gelukkig, dat de Wieringer
meer zoo'n grcot percentage lichtere grenden
Het was een herkenbosch, dat groeide op
een steile rotsachtige berghe.ling en over de
kreek bing. Er waren vele open plekken in en
varenplanten en een weg of rijpad liep mid
den er door van het noorden naar het zuiden,
en aan den kant van dit pad, ging ik bij een
bran ziien cm wat van het haverbrood van
mr. Henderland te eten en na te deilken over
mijn toestand.
Ik werd niet aleen gekweld dooi een zwerm
stekende muggen, maar nog meer door de cn-
zekerhcid van mijn toekomsr. Wat moest ik
dcen, waarcm zccht ik het gezelschap van een
verordeclde als Alan, waarom handelde ik
niet als ieder verstandig man zou handelen
en ging niet op eigen gelegenheid en eigen
verantwoording terug naar het zuiden? Wat
zou mr. Campbell, "of zelfs mr. Hendcland
denken van mij, als ze coif hcorden van mijn
dwaashcid en verlatenheid? Dit waren ge-
dacliien die nu vsterker dan ooit in mij opkwa-
men.
Terwijl ik daar zoo zat te denken, naderde
een geluid van menschen en paarden dcor het
bcsch, en even later zag ik cm een bocht van
den weg vier rufters kemen. Het pad was op
dat gedeclte zoo smal en ruw, dat zij achter
elkaar kwamen en hun paarden bij de teugels
hielden. De eerste was een grcote man met
rood haar en gebiedend, rood gezicht, die zijn
hoed :n de hand hield en zich koelte toewuifde,
heeft en de^vaardere'gfdffd eeh' lfchft'ren ott
dergrond. Spreker zal nu meer In bijzonder-
heden afzonderlijk bespreken, hoe gemeenc
wordt, dat de zand en zavelgrond in cultuur
moet worden gebracht en hoe dit met den
zwaren zavel en kleigrond moet geschieden
Spreker verduidelijkte dit nader door het aan-
geven van de versehillende grondscorten v
d. Wieringermeer op een kaari. Voor zand-
en zavelgrcnden zal alkreerst verkaveling
noodig zijn. Spreker neemt aan, dat het eerste
jaar na het aroogvallen geen gewas moet
worden gezaaid, omdat dc grond te vast en
te zout is, om redelijke resultaten te kunnen
verwaohten. Het eerste jaar zal dus de ver
zorging daarin moeten bestaan, dat de grep
pels en slooten open worden gehouden en de
afwatering zoo goed mogelijk.
In het tweede jaar zi£t men, dit leert de ge
schiedenis, ontstaan de natuuilijke begroeiing
van den grand met zeekoralen, melkkruid eh
ander onderkruid, en misschien eenig gras. Op
den zandgrond zullen wij die natuur'ijken
groei moeten bevorderen, omdat wij met gronc
te maken hebben, die lichte neiging heeft tot
verstuiven. Bij zavelgrond maakt men in den
zomer van het dkveede jaar de oppervlakte los.
aangezien deze grond anders te platerig
wordt, ten nadeele van de capillaire werking,
waardoor de grend dan te weinig profiteert
van den regenval vcor cntzouting.
Ten vierde, crndat het onkruid, dat op dien
grond groeit moet worden bestreden. In
Augustus van dat jaar kan men koolzaad
zaaien.
Loopt he! weer niet tegen, dan kan het
goed gaan, maar het kan ook tegen loopen en
dit was het geval in den Waara- en Groet
polder. Waar men pas op 24 September van
het jaar 1846 een regenval kreeg. Degenen,
die daarvoor gezaaid hadden, zagen er niets
van tereeht komen, terwijl zij, die dit later
deden, een gced gewas kregen. Het hangt
voorts ook van kleinigheden af, rraar in 't
algemeen mag men veronderstellen, dat er
wel iets van het koolzaad tereeht komt. Het
weer is voor het zaaien echter van grooten
invloed. Men moet dus voor alles het weer
aankijken. De grondbewerking zal nog zeer
cppervlakkig moeten zijn en in hoofdzaak
moeten bestaan in 't maken en 't verkruime-
len van een kiembed van den grond en uit
slooten en greppels. Men meet goed begrijpen,
dat plcegen op deze grenden in de eerste jaren
de s-ructuur kan beaerven. Ook wees spr. er-
op, dat de rust voor de natuurlijke verbete-
tering van den grond aan te bevelen is.
Op zand- en zavelgrcnden meet men zoo
gauw mogelijk grasland zien te krijgen en als
dekvrucht doet men het beste gerst, kanarie-
zaad en haver te nemen. De dekvrucht maakt
de financieele resultaten beter en maakt te-
vens, dat de verdamping van de bovenlaag
verminderd wordt, al wordt er in totaal we!
meer verdampt. Heeftm en een natten zomer,
dan verdient het wel aanbeveling, gras en
klaverzaad in te zaaien. Men zou dan Itali-
aansch zaaigras als dekvrucht kunnen gebrui-
ken, aannemende, dat men in't voorjaar zaait
dan zal de grand iets bewer-kt moeten wor
den. Men meet daarbij echter zeer vootzich-
tig zijn. Lichtplcegen is dan gewenscht, ook
om een s'.erke ontwikkeling van het onkruid
en eventueele opslag van koolzaad, tegen re
gaan.
In hoofdzaak zal het vcorjaarswerk bere-
kend mceten zijn op het tegen gaan van on
kruid. Op zavelgrond laat het zich denken,
dat eenige bemesting ncodig is. die door mid-
del van kunstmest kan geschieden.
Na het oogsten van de dekvrucht zal men
het beste met stalmest een lichte overbemesting
kunnen geven, -crndat men daardoor bacterien
in den grond brengt Men werkt daardoor
entend. Men zou cp deze wijze op lichten za
velgrond spoedig in korte jaren 'n gced gras
land hebben verkregen. Ook op zandgrond
meet het einddoel zijn een goed grasland te
verkrijgen. Men meent daar een andere weg
te moeten bewandelen. De natuurlijke be
groeiing, die op dezen grond 't spoedigst tot
stand komt, moet wcrden bevorderd, wat
dcor cveraarding en bemesting kan geschie
den. Dit is gewenscht, -cm verband te krijgen
in de losse zandmassa. Spcedig zal men
deze zandgronden .net schapen kunnen be-
weiden. Schapen eten zeekcraal, zeeasters,
enz. die een goed en gezond schapenvoer
vormen. Als zij niets anders krijgen, dan eten
zij al die onkruiden, en het vcordeel is, dat
de wortel van die onkruiden de losse zand
massa, zal het gewenscht zijn, den grond
groei eenig veTband heeft gebracht in de losse
zandmassa, zal het gewenscht zijn, de grend
licht te ploegen en in te zaaien me; gras- en
klaverzaad.
Het gebruik van dekvrucht, om verstuiving
tegen te gaan, is hierbij zeer gewenscht. In de
Anna Paulo-wna Polder is het een strijdpunt
geweest, of het inzaaien en ploegen niet ach
terwege kon blijven, omdat een goed gras
land wel verkregen kon worden door den na-
tuurlijken groei te bevorderen. Spreker staat
op het standpunt, dat de natuurlijke groei een
enmisbare scliakel is. Maar dat oie daarna
remmend kan werken en dat het dus noodig
is een goed mengsel in te zaaien. H?t zaad,
dat men strooit zou anders verstikken in 't
want hij had het erg warm. De tweede hield
ik cm zijn nette, zwarie Weeding en witte
pruik vcor een advocaat, de derde was een be-
diende, end rceg een geruite plaid, die aan-
toonde, dat zijn meester van Hooglandsche
familie was en of buiten ae wet stond of bij
zonder gced; vrienden "met het gouvernement
was, dear de gerui e plaid door de wet verbo-
den werd. Wanneer ik beter op de hcogte was
geweest van deze dingen, zou'ik hebben gewe
ten, dat de plaid dek leuren droeg van Argyle
of Campbell. De bediende had een flinken
koffer aan zijn paard gegespt en een netje met
ciiroenen om punch mce te maken, hing aan
dn zadelknop, zooals de gewoonte was van
rijke reizigers in dat deel van het land. Wat
den vierden b.-treft, die achteraan kwam, ik
had meer van zijn scort gezien en wist direct,
dat hij een cfficier van den schout was.
Ik had deze menschen nog niet gezien, cf
ik vatte he plan op waarom kon ik niet
zeggen dcor te gaan met mijn avontuur, en
teen de eerstcm ij voorbij kwam, stond ik op
van de varens en vroeg den weg naar
Aucharn.
Hij hield stil en keek me, naar ik dacht, een
beetje vreemd aan en zei teen tct den advo
caat: „Hungo, een heelebccl menschen zouden
meer aan deze waarschuwing hechtcn dan aah
twee waarzeggers. Hier ben ik cp weg naar
Duror, voor het zaakje, dat je kent en hier
vnft en men zal dus goed doen, om, als er
voldoende verband is in den natuurlijken groei
die licht om te ploegen en in te zaaien. Het
dan naar boven gebrachte grondlaagje is ge-
schikter voor inzaaiing dan de harde zoute
bovenlaag. Spreker gelopft, dat men langs
dezen weg spoedig gunstige resultaten zal
krijgen. Blijkens opgedane ervaring, kan het
voorkomen, dat na een of twee jaar, niet on -
kiemd klaverzaad, toch -cpkomt.
Waarom moeten de lichte zavel- en zand
gronden green gemaakt worden en niet be-
bouwd? Wanneer de zandgrond te vroeg
wordt bebouwd dan zullen de resultaten niet
meevallen omdat het arm land is. De grond
is brak, bebouwing zal dus veel kosten en een
geringe opbrengst geven. Bovendien krijgt
men dan geen verband in die gronden die
moeten worden ingebracht, anders heeft men
kans op verstuiving. Ook de zavelgrond moet
in de eerste jaren door plantengroei beter
worden. Tengevolge van de structuur, waar-
in de zavelgrond in de eerste jaren verkeert,
beloopt men de kans, door de bij bebouwing
ncodzakelijke bewerking, dien grond voor gc-
ruimen tijd te bederven. Deze ervaring heeft
men niet alieen in den Waard en Groet, maar
ook in den Anna Paulownapolder opgedaan.
Zelfs in het werkje over't octrooi 'van de
Wieringerwaard, geschreven in 1735, wordt
aan-gegeven, dat men de gunstigste resulta
ten had met het land 't eerste jaar groen te
laten en dan te ploegen en in te zaaien maar
dat men met dieploegen een slechtere struc
tuur van den grand kreeg. De schapenhoude-
rij in de eerste jaren op di t land van groote be
teekenis, omdat schapen het aanvankelijk
brakke slootwater, dat in den Wieringermeer-
polder nu wel spoedig zoet zal worden,
gemakkelijk vercfragen. Vooral wanneer het
water minder zout wordt zal men er lang-
zamerhand toe kunnen overgaan rundvee te
houden. Het bezwaar, dat men hierbij in den
Anna Paulownapolder door het brakke sloot
water en het gebrek aan voedsel en den win
ter had, zal zich in de Wieringermeer niet
doen gelden, omdat men ten eerste spoediger
het zoete water zal kunnen aanvoeren en ten
tweede's winters voldoende krachtroer zal
kunn|g krijgen. Op de zeezandgronden en de
Koegrss en de Zijpe heeft men altijd te kam-
pen gehad met het brakke water van het
Noord-Hollandsch Kanaal. In de Wieringer
meer zal men gunstiger resultaten kunnenrte-
reiken, omcjat naast den kunstmest spoedig
zoet water aanwezig zal zijn. De gronden in
Koegras en Zijpe zullen van dat zoete water
ook spoedig kunnen profiteeren. Spreker kan
zich ook indenken dat de ontzilting van de
Wieringermeer bespoedigd kan worden door
cp gezette tijden den geheelen polder leeg te
malen en weer opnieuw te vullen met zoet
water. Het voordeel daarvan is ook, dat dit
verfrisschend werkt. Verder zullen de diepe
greppels van buitengewone beteekenis zijn.
Niet alieen door de ontwatering en ontzil
ting, maar ook door den grend, die als kiem
bed beschikbaar komt. Bovendien kan men
in tijden van droogte de greppels veel beter
varn zoet water voorzien dan tot nog toe het
geval was.
Langs den hier aang;egeven weg zal het
mogelijk zijn, in korte jaren op zand- en za-
velgronden een vrij goede kwaliteit grasland
te verkrijgen. En deze zand- en lichte zavel
grond beslaan ongeveer een derde van de op
pervlakte van de Wieringermeer. Het is nu
zeer de vraag, of dit groene land groen
moet blijven. Wanneer die grond een aantal
jaren begroeid heeft gelegen, dan is die
grond van karakter venanderd en is die
grend van vrij gcede grondstructuur
geworden door de humusmassa. Spr.'meent
daarom, dat alsdan, de zavelgronden grooten-
deels aangewezen kunnen worden voor be-
ploeging en bebouwing. Zij kunnen natuuflijk
ook begroeid blijven. Dit hangt van econo-
mische factoren af. Ook de zeezandgronden
kunnen dan gescheurd worden, hoewel spr.
denkt, dat die natuurlijk meer aangewtfzen
zijn voor grasland en dus bij uitzondering
gescheurd zullen worden om een paar jaar te
l>ebouwen.
Wanneer men die zavelgronden gaat bebou-
wen, dan zal men moeten zorgen voor een
zeer zorgvuldige bewerking. De ondergrond
zal ook los moeten wordeti gemaakt. De za
velgronden zullen zeer zeker in goed en
vruchtbaar blijvend bouwland kunnen wor
den omgezet. Men zal er aan moeten denken,
a f en toe klaver in te zaaie®. Vooral in den
Anna Paulownapolder heeft men meermalen
gunstige resultaten verkregen met het in
zaaien van erwten en wikken, als dekvrucht
voor klaver. Klaver maakt de structuur, voor
al die van den ondergrond, aanzienlijk beter.
Bevorderd wordt daardoor het losser er
droger worden van den grond.
Spr. meent, dat in dit alles waardevolb
aanwijzingen voor den landbouw liggen, hex
de grond in gebruik moet worden "genomen
Die aanwijzingen toch berusten op de erva
ringen, in vroegere polders opgedaan.
De tweede categorie, de zwarie zavel- klei-
gronden in de Wieringermeer zullen van
de Zuiderzeegronden en polders veel mindet
spoedig gunstige resultaten geven. Zij zullen
komt een jongen uit de varens, en kijkt uit o!
ik op weg ben naar Aucharn."
„Glenure", zei de ander, „dir is geen onder-
werp om mee te spctten
Ze waren nu vlak bijgekomen en staarden
mij aan, terwijl de twee" laatsten ongeveer een
steenworp achter bleven.
„En wat zoek je in Aucharn?" zei Colin
Roy Campbell van G'enure, bijgenaamd d<»
Rco:!e Vos, want hij was het, die tot mij sprak
„Den man die daar woont", zei ik.
„James van de dalen", zei Glenure, pein-
zend, en toen, tot den advocaat: ,,Zou hij zij®
menschen bij elkaar roepen, denk je?"
„In elk geval", zei de advocaat, „doen w<
beter te blijven waar we zijn en de soldaten
bij ons tel at en komen."
„Als u bang bent voor mij", zei ik) „ik h or
niet tot zijn menschen, en ook niet tot de uwe.
maar ben een goed onderdaan van booing
George, die met niemand iets uit heeft tc
staan."
We!dat is gced cngemerkt", rnhvoordde
de agent. „maar mag ik zoo vrij zijn te vra-
gen, wat die goede onderdaan zoo ver van zijn
land doet? en waarom hij den broer van
Atdhiel bezoekt? Ik ben hier de baas, als jc
het soms niet wist Ik ben a,gent des konings
op verscheiden landgcderen en heb twaalf es-
cadrons soldaten tot mijn ^sehikking."
(Wordt rervolgd