Aikmaarsche Courant
Er
E
Zaterdag 31 Januari.
FEUILLETON.
r1925
Mo. 38
Honderd Zeren en Twinfrgste Jaargang,
De beteekenis van de afsluiting en droog-
making der Zuiderzee voor den Landbouw
in Nederland en de in cultuurbrenging
der gronden.
Vervolg).
Steeds zal men, jaar op jaar, als de grond
wat droger is geworden, wat dieper moeten
gaan ploegen. De bestudeering van de me-
trologie is dus alleszins gewenscht. Als win-
tergewassen komen in aanmerking koolzaad,
wintertarwe en wintergerst, terwijl in het
volgend voorjaar zomergerst, kanariezaad,
vlas, gele en bruine mosterd en misschien
nog andere gewassen in aanmerking komen.
De grondbewerking moet uiterst voorzich-
tig geschieden en ploegen is dan nog haast
niet denktaar. Ook zal men aan laat zaaien
de voorkeur moeten geven boven het op tij'd
zaaien, in ontijdig bewerkten gjrond Het in-
zaaien van klaver verdient met het oog op
de verbetering van de structuur van den
grond ten zeerste aanbeveling. De aanslag
van dit gewas zal op de zwaarste gronden
evenwel het minst spoedig verloopen Hoe de
gewassen het zullen doen, hangt voor een
groot deel at van de ontzilting en de regen-
verdeeling. Een langdurige droogte in de
groeiperiode kan in dat jaar noodlottig zijn.
Door een sterke droogte en de inklinking zul
len in den ondergrond scheuren ^ontstaan,
waardoor het regenwater snel afvloeit. Een
spoedige ontwikkeling van de gewassen zal
daardoor worden tegengehouden en men
zal dan ook in dien zomer duchtig de wied-
machine moeten gebruiken. Regenbuien met
niet.te groote tuschenpoozen en het 's win
ters goed doorvriezen van den grond bevor
deren de cultumresultaten en zullen de struc
tuur van den grond ten goede komen. Over
het algemeen kan gezegd worden, dat bij niet
te ongunstige cmstandigheden de cultuurre-
sultaten bevredigend zullen zijn. Daarna zal
het noodig zijn, den grond een dieper bewer
king te geven. De ondergrondsploeg zal
hierbij misschien kunnen helpen, maar is
toch een werktuig, waarmee men uiterst voor-
zichtig moet zijn.
Moet er op deze gronden blijvend grasland
worden aangelegd?
Ik meen van niet. In ieder geval bewijst de
envaring, opgedaan in den Waard- en Grcet-
polder en in den IJpolder, dat het grasland
het op die gronden de eerste jaren buitenge-
woon slecht doet. De grond verdrccgt te
gauw. Wei kunnen klaverweiden worden be-
weid, maar blijvend graSland is daar niet
wenschelijk voor de structuur van den onder
grond, die juist zoo spoedig mogelijk moet
worden verbeterd.
Meekrapteelt kan ook de gewensehte struc-
tuurverbetering brengen. Wanneer men al
deze dingen to aanmerking neemt, dan kan
men de teleurstellingen van vroeger ont-
loopen. Overgaande tot de bespreking van
het in cultuur brengen van de andere Zuider-
zeepolders, zeide spr., dat die in totaal kun
nen gebeuren, omdat het zouigehaltc daar
niet uiteenloopt en ligt binnen den grens van
het gevaarlijke voor den plantengroei.
Bovendien mag men veronderstellen, dat
het zoet water van het IJselmeer ^nigermate
ontziltend zal werken op die gronden. De
verwachting mag dan ook worden, uitgespro-
ken, dat aanvankclijk de cultuurresultaten
daar beter zullen zijn dan op de zware Wie-
ringermeergronden. Naast een goede ontwa-
tering van den grond ^en een verzorging van
de greppels, moet men toch alvorens den
grond te bewerken, uiterst voorzichtig zijn,
tot de grond voldoende is opgedroogd. Een
natte grond kan niet bewerkt worden. Prof.
Van Bemmelen deelt mede, dat op grond van
zijn onderzoekingen aangenomen mag wor
den. dat de gronden in de overige Zuiderzee-
polders vergelijkbaar zijn met de IJpolder-
gronden. Alle IJpolders werden in den
Herfst, volgende op het tijdstip van droog-
valling, bezaaid met koolzaad. En waar die
gronden, die wij op het oogenblik beschou-
wen, met die van de IJpolders, overeeri ko
men, daar zal dit ook hier wel kunnen ge
schieden. De uiterste voorzichtigheid met de
grondbewerking blijft zaak. De weersgesteld-
heden in den daarop volgenden zomer zullen
van invloed zijn op de oogstresultaten. In
het algemeen zijn die in de IJpolders gunstig
geweest. Ook in het volgend jaar, na bet
oogsten van het koolzaad, zal nog aan een
oppervlakkige bewerking van den grond de
voorkeur gegeven moeten worden. Met het
bog op het omwerken van de stoppel, en de
bestrijding van onkruid, zal dun geploegd
moeten worden, waardoor tevens voldoenden
van Robert Louis Stevenson, geautoriseerde
vertaling van J. C. L. B. Pet.
32)
„Ik had al gehoord dat u geen gemakkelijk
man was", zei ik, cm weinig geprikkeld.
Hij bleef mij aankijken alsof hij twijfelde.
„Wel" zei hij tenslotte, „je spreekt boud,
maar ik houd van openhartigheid. Als je me
den weg had gevraagd naar James Stewart op
iederen anderen dag dan dezen, zou ik je den
weg hebben gewezen en je een gcede reis
hebben gewnscht, maar vandaag, he Mungo
En hij wendde zich weer tot den reehtsge-
leerde.
Maar juist toen hij zich omdraaide, viel
een schot, hooger den heuvel op en tegelijk
met het geluid viel Glenure op het pad.
„0 ik ben dood", riep hij, verscheiden kee-
ren achtereen. De advocaat had hem opge-
vangen en hield hem in zijn armen, terwijl
zijn bediende handenwringend toekeek. En nu
zag de gewonde van den een naar den ander
met verschriktc oogen en zijn stem was zoo
veraderd, dat het door mijn hart ging.
J>enk om jezelf", zei hij, „ik ten dood".
Hij trachtte zijn kleeren open te maken, als
om naar de wond te kijken, maar zijn vingers
van de knoopcn. Tegelijk gaf hij een
vhoo^d viel op zijn schoucjer
!ossen"^^d \^fdt"verkregeii voor het in' den
Herfst zaaien van tarwe. In het derde jaar
kan voorjaars na een lichte bewerking over-
gegaan worden tot het zaaien van haver,
vlas en paardeboonen. Geleidelijk moet wor
den overgegaan den grond dieper te bewer
ken. Hoe meer slooten en greppels, hoe spoe-
diger^en diepere bewerking mogelijk wordt
en hoe beter de gewassen en hoe spoediger
de ontzilting heeft plaats gehad.
Blijkens de ervaring verdient het geen aan
beveling om den grond jaren grasland) te la-
ten of als kumstweide te laten liggen, met
het oog op het optreden van ritnaalden. Bij
goede ontwatering, doelmatig gebruik van
den grond zullen deze ndeuwe gronden spoe
dig in een zoodanigen cultuurtoestand wor
den gebracht, dat men zonder eenige temes
ting van allerlei gewassen uitmuntende op-
brengsten mag verwachten.
De zware gronden in het Hoomsche Hop
zullen in verband met het gemiddeld iets
hoogere zoutgehalte, na de droogmaking
wellicht in een eenigszins minder gunstigen
foestand verkeeren. Het verschil is echter niet
zoo groot. De lichtere gronden in de overige
Zuiderzeepolders zullen op dezelfde wijze
moeten worden aangepakt, maar omdat men
mag aannemen, dat de ontzilting daar in
sterkere mate dan bij die meer zware gronden
•zal zijn opgetreden, kan men daar een vrij-
gunstigen toestand van die gronden voor de
cultuur verwachten. De grootste bezwaren
zal men ondervinden op de zware gronden
in de Wieringermeer. Men is echter nu ge-
waarschuwd en kan veel teleurstelling voor-
komen, door niet te vroeg veel te verwachten
en niet dadelijk te veel uit te geven. In hoofd-
zaak meet men dien grond een paar jaar rust
gunnen. Met de andere gronden staat het
veel gunstiger en dit te meer omdat men kan
steunen op de vroegere ervaringen. Nog tal
van open vragen blijven onbeantwoord en de
Commissie Lovink heeft daarom voorgesfeld,
een proefpolderijc te laten makeh bij Andijk,
om die open vragen aan de praktijk te toet-
sen. Een schets-van dezen polder werd door
spr. nader verklaard. Het voordeel van dit
proefpoldertje is, dat dit verschillende grond
soorten bevat, die in de Wieringermeer ge-
vonden zullen worden. Wanneer de zaak
wordt aangepakt, dan zal het proefpoldertje
zes jaar in cultuur kunnen zijn, voor de Wie-
ringermeergronden in gebruik'genomen kun
nen worden. Dit kost wel geld, maar spr.
meent, dat de ervaring, die men daardoor
zal opdoen,. men denke daarbij alleen maar
aan de ontwatering van den grond, die uit-
gaven volkomen wettigen. Het zal schatten
kosten om de gronden ontwaterd te krijgen
en met het vinden van de beste methode zal
men gemakkelijk het geld terug verdienen,
dat het proefpoldertje zal kosten.
In "/at spr. vertelde, ligt veel ervaring
van de praktijk en spr. hoopte dan ook, dat
men bij het in gebruik nemen van die gron
den, rekening zou houden. Nog meerdere ge-
gevens moeten verzame'd worden, omdat er
groote belangen op het spel staan. Spr. hoop
te, dat degenen, die in staat waren, de ver-
kregen gcgevens te vermeerdereh, daarvoor
eenige meeite zul'en dcen, door hem daarmee
in kennis te stellen. Hij wilde gaarne nog
meer moeite doen om aan de kinderen, die de
toekomstige landbouwcrs zullen zijn, de noo-
dige kennis mee te geven. Spr. hoopte, dat
men vandaag de overtuiging had gekregen,
dat thans al'.es gedaan moet worden 6m de
vcorlichting zoo volmaakt mogelijk te doen
zijn. (Applaus.)
D: heer Jm. Blaauboer Gz. infer-
meerde naar de mogeltjkheid van bebeuwing
met bieten op de nieuwe gronden.
De.- heer Smeding antwoordde, dat
men moet bedenken, dat een biet vrij hooge
eischen stelt aan de structuur van den grond.
Spr. vreest, dat een hebouwing met bieten het
eeiVte jaar cp de zoute gronden we! eens niet
kon meevallen door de structuur van den
grend. Overigens is de biet een plant, die het
zout vrij gced kan verwerken en als zoutplant
zou de biet dus wel aangewczen zijn. Na de
overstrooming in den Anna Paulownapolder
deed de biet het in 1917 goed, maar het daar
op volgend jaar was dit niet zoo best. Ook is
de structuurtcestand van den ondergrond
niet zender belang. Als de grond langzamer-
hand in een betere structuur is gekomen, dan
kan bebeuwing met b eten buitengewoon goed
zijn. maar om er mee te beginnen, zou spr
te riskant vinjen.
De "heer V i s s e r vrceg, of een verka-
veling van 400 bij 500 Meter met het oog op
het van het land halen van de prcducten niet
beter was.
De heer Smeding zeide, dat de Com
missie Lovink op grond van een uitvoerig on-
derzoek voor een v/rkaveling van 250 bij
800 was. Men meet niet alleen rekenen met
een maat, die men als landbouwer het meesi
geschikt rekent, met het oog op het transport,
maar cok mcest gerekend worden met den
aanleg van kanalen en wegen. Gebleken is,
dat ook voor den landbouw de maat van 800
bij 250 meer dan Voldoende is. Het is hier
hen hij stierf.
De advocaat sprak geen woord, maar zijn
gezicht was zoo scherp ais eeii mes en even
wit als dat van den dcode, de bediende brak
uit in een huilbui en weende als een kind en
ik stond naar hen te staren in een soort ver-
dooving. De officier van den schout, was op
het geluid van het schot teruggerend om de
koinst van de soldaten te bespoedigen.
Ten laatste legde de advocaat den doode
neer in pjn bloed op het pad en kwam wan-
k'clcnd overeind.
Ik geloof dat ik door deze beweging mijn
zinnen terug kreeg, want hij stend nauwelijks,
toen ik den heuvel opvloog en riep: „De
moordenaar, de moordenaar!"
Zoo gauw was alles gegaan dat, toen ik
den top van de eerste lioogte bereikte en een
deel van het bergterrein kon overzien de moor
denaar op betrekkelijk kleinen afstand weg-
liep. Het was een groote man in een zwarle
jas met metalen knoopen en droeg een lang
ganzenroer.
„Hier!" schreeuwde ik. „Ik zie hem!"
Toen de moordenaar dat hoorde, wierp hij
een viuggen htik over zijn schouder en begon
te rennen. Het volgende oogenblik was hij
verdwenen in een randje berken, toen werd hij
weer zichtbaar daarboven, waar ik hem tag
klimmen als een aap, want dat deel was weer
erg steil en dook toen achter een heuvelrug,
waarna ik hem niet meer terug zag.
Al dezen tijd was ik hem achterna geloo-
pen en was een heel eind weg toen een stem
ook een kwestie' van econoiftie. Het B^zwaSf
van den heer Blaauboer zal wel grootendeels
zijn opgeheven, wanneer hij verneemt, dat
elke kavbl minstens langs ten zijde vaarwa-
ter heeft en het peil zoodanig zal zijn, dat
naar de andere polders kan worden doorge-
varen. Met het oog op transport van bieten
en andere producten is dit van groote betee
kenis.
De heer R a a p vond het tegenstrijdig,
dat het gewenseht was om het eerste jaar
de bewerking van den grond na te laten, ter
wijl tevens wordt aantevolen om den grond
uit greppels en slooten over het land te
brengen. Ook oordeelde spr. het tegenstrij
dig, dat de ontzouting de structuurverslech-
teri-ng in de hand werkt, terwijl aan den ande
ren kant de ontzouting den grond geschikt
maakt voor de cultuur en dit vooral, omdat
de gewassen daar het best staan, waar de
greppels zijn dichtgemaakt. Voorts vroeg spr.
of het voordeel kon opleveren, om zooveel mo
gelijk wellen te slaan om den toevoer van zoet
water te bevorderen. Spr. nam aan, dat de
klaver nooit meer dan ten jaar aangehouden
moet worden.
De heer Smeding gaf toe, dat er in-
derdaad iets tegenstrijdigs in ligt, om de om-
werking, van den grond na te laten en toch
den greppelgrond voor aanaarding te gebrui
ken. Spr. merkte echter op, dat hij beweerd
had, dat de grond zoo weinig mogelijk be
werkt meet worden Herhaaldelijk had hij ge
wezen op de wenschelijkheid van een ooper-
vlakkige bewerking. Toch is er inderdaad in
het gebruik van den greppelgrond iets niet
heelemaal verklaarbaar. De praktijk heeft hec
voordeel daarvan echter uitgewezen. De grep
pelgrond komt goed droog te liggen, kan dus
beter on-tzilt zijn en ook het doorvriezen kon
dien greppelgrond geschikt maken tot grond
voor het maken van een kiembed. De struc-
tuurverbetering door vorst is buitengewoqn
groot.
De heer R aap: Maar het is toch nooit
aan te raden, den grond diep te ploegen, al
kwam er een strenge winter.
De heer S m e d i n g zeide, dat men dan
inderdaad meer kan bederven dan door de
vorst kan worden goed gemaakt. De sloot- en
"Tepptfgrond kemt over het algemeen niet
door plceoen op den kant te liggen en komt
dus opener te liggen. dan met ploegen het ge
val zou zijn. Er is dus inderdaad verschil
tusschen greppelgrond, die op den kant ligt
en doorgevroren is en de opengeploegde
grond, die doorgevroren is. Maar ool: al was
dit niet het geval, dan zou de risico van het
diepploegen veel te groot zijn, omdat niemand
kan garandeeren, dat er vorst komt. Wat het
slaan van waterwellen tetreft, laat men de
zaak toch niet te ingewTkeld maken. Het
IJselmeer toch levert al heel gauw zoet wa
ter. Dit, afgezien van de vraag, of er zoetwa-
terwellen te slaan zijn.
Wat de klaver tetreft, spr. zou die cok het
tweede jaar laten liggen en de eerste snee
maaien en de iweede snee laten groeien en in
den herfst onderploegen. Het groote vcordeel
is, dat dan de klaverwortel naar den onder
grond gaat.
Devoorzitter zegde den heer Smeding
hartelijk dank voor zijn lezing. Spr. gdoofde,
dat men door de lezing wel den mdiuk had
gekregen, hce later de Zulderzeegeschiedenis
zich zal cntwikkelen. Het werk, door den heer
Smeding en anderen verricbf, zal zeker een
ruggesteun zijn voor de boeren, die nader-
hand de drooggelegde gronden van de Zui
derzee zullen bewonen.
Spr. dankte den heer Smeding nogmaals
voor zijn zeer verzorgdc lezing.
(Applaus.)
De heer P. Stapel bracht den voorzit-
ter namens Hell. Noorderkwartier hartelijk
dank voor de aan de leden van H. N. K. ge-
dane uitneodiging, deze cursugvergadering
te komen bijwonen. Er was spr. gezegd, dat de
leden van die uitnoodiging niet dikwijls ge
bruik maaklen. Spr. verzekerde, dat dit niet
kwam uit gebrek aan belangstel'ing. Men
weet, dat het vereenigings'even veel belang-
stelling vraagt en zeker is de telangstel-
ling van de leden van Hell. Noorderkwarfier
een zoodanige, dat men kan aannemen, dat,
wanneer doorgegaan werd met de leden uit te
ncodigen. meer bezoek zal volgen. Spr. hoop
te dan ook, dat de vereeniging met het beleg-
gen van deze cursusvergaderingen met onder-
werpen, zco buitengewoon sympathiek als
vandaag. zou door gaan. (Applaus.)
Uit etize Staatsmachine.
DE STAATSLOTER1J.
Het onlangs ingediende wetsontwerp be-
treffende de Staatsloterij heeft den vrij on-
schu'digen titel: Maatregden tot afsc/wffing
van de Staatsloterij. Er wordt dus niet te-
dceld een bruuske afschaffing van die instel-
ling, maar het wettigen van maatregelen, die
tot de afschaffing moeten leiden. De*" Minister
van Financien wil geen doodslag plegen,
maar de instelling laten wegkwijnen. En de
grond van het vermomde doodvonnis is de
onzedelijkheid van de loterij; maar dit dikke
mij toeriep te blijven staan.
Ik was aan den bovenrand van het bosch
en toen ik stilstcnd en omkeek zag ik de open
helling van den heuvel onder mij.
De advocaat .en de officier van den schout
stonden juist beven den weg en riepen en
wuifden mjj terug te komen, en links van ben
begennen de roodjassen, het musket in de
hand, een voor een het lagere woud uit te
kruipen.
„Waarom zou ik terugkomen?" riep ik.
„kcmen jullie liever hier.'N
„Tien pond, als je dien jongen vangt!" riep
de advocaat, ,.hij is medeplichlig. Hij was
hier geposteerd om ons aan de praat te hou
den."
Bij dat woord, dat ik duidelijk kon hooren,
ofschcon he. den solclaten, niet mij werd toe-
geroepen, klopte mijn hart in miin keel, dcor
een geheel nieuw soort angst. Het is dan cok
heel iets anders zijn leven te veruedigen, dan
te vluchten voor het gevaar dat le>en en repu-
tatie beireigt. De zaak was bovendien zco
plctseling gekomen als een donderslag uit
een he!deren*lieme!. dat ik hulpeloos van ont-
zetting was. I>e soldaten verspreidden zich,
semmige liepen mij achterna, anderen rich'-
ten liun geweren cp mij en nog stond ik stll.
„Duik hier tusschen de boomen", zei een
stem vlakbij.
Ik wist nauwelijks wat ik deed, maar ge-
hcorzaamde en juist teen ik bukte, hcorde ik
het knallen van de scho'en en het giercn van
de kc-gels door de >ergen.
N.V. BOEK- EN
voorh. HERMS,
HANDELSDRUKKERIJ
COSTER EN ZOON,
ZIET UWE DRUKWERKEN NA
ONZE ZETMACHINES STEL-
LEN ONS IN STAAT U VLUG
TE BEDIENEN r.
VOORDAM C 9,'
ALKMAAR
woord wordt ook weer vermomd: het heet
de zucht van de Regeering om de speelharts-
tocht niet te exploiteeren.
Onwillekeurig zouden wij ons laten verlei-
den om dit wetsvoorstel te beoordeelen en dat
is toch niet onze bedoeling.
De Staatsloterij is zeer oud, eeuwenoud, en
/lus hebben al heel wat regeeringen zich aan
het exploiteeren van den speelhartstocht be-
zondigd. Evenals zooveel zaken heeft „de
Fransche tijd" ook de Staatsloterij een poos
buiten working gesteld, maar kort nadat Wil-
lem I het bewind als Souvereine Vorst had
hervat, stelde hij de Staatsloterij opnieuw in
en toch behoorde hij niet tot een groep, die
het met de onzedelijkheid en het toegeven aan
hartstocht niet al te nauw nam. En sedert
dien tijd hebben zooveel brave menschen hun
„twintigje" gespeeld, dat een lijst van hun
namen e&nige folianten zou vullen.
Onze tegenwoordige Loterijwet wel te
or.derscheiden van de wet op de Staatsloterij
is van 1905; zij is te danken of te wij-
ten aan het Ministerie-Kuyper, dat van
19011905 zitting had. In die wet van 6
Juni 1905 is van de Staatsloterij aileen in
dien zin sprake; dat de bepalingem van de
algemeene loterijwet slechts op een paar on-
dergeschikte punten toepasselijk zouden zijn
op de Staatsloterij, waarvan de afschaffing
bij afzonderlijke wet zou worden geregeld.
Een voorstel tot geleidelijke afschaffing is
ook inderdaad ingediend op 6 Juni 1903 dus
op een oogenblik, waarop de behandeling van
het wetsontwerp in het verre versehiet mocht
wofden geacnt. Tot die behandeling is het
niet gekomen. De verkiezingen van 1905
brachteni een vrijzinnige meerderheid en het
Ministerie-de Meester trok het wetsontwerp
in.
De tegenwoordige Minister van Financien
belreurt het. dat het ontwerp van 1903 niet
is tehandeld; ook hij meent, dat de Staatslo
terij behoort te verdwijnen, ten eerste omdat
zij, zooa's wij reeds aanhaalden, den speel
hartstocht zou bevorderen of althans exploi
teeren; maar ten tweede, omdat de afschaf
fing de konsekwentie is van onze faestaande
en nog geldende loterijwet van 1905 Opmer-
kelijk is het echter, dat het Ministerie-Heems-
kerk (1908—1913) geen poging tot afschaf
fing heeft gedaan en dat het Ministerie:Ruys,
dat in verschillenden vorm reeds sedert 1918
aan het bewind is, eerst nu in haar nadagen
met een afschaffingsvoorstel komt.
De Staatsloterij ineens afschaffen, acht de
Minister van Financien echter niet wensche
lijk, omdat daardoor de collecteurs (-trices)
ineens hun bron van inkomsten zouden zien
opdrogen. De loten worden n.l. zooals be-
kend mag heeten onder een aantal daar
voor aangewezen personen verdeeld; zij be-
ta'en gen vastgestelde som voor elk lot en
verkoopen die loten aan de liefhebbers teg-en
een hoogeren, ook vastgestelden, prijs; in dit
verschil zit de winst, waarop gerekend wordt.
Vooral in de latere jaren zijra als collecteurs
en collectrices aangewezen personen, die geen
voldoende inkomsten hadden om in hun le-
vensonderhoud te vcorzien of hun stand op
te houden. Zoo zijn b. v. weduwen van
ambtenaren als collectrice benoemd. Deze
menschen plotseling broodeloos te maken,
acht de Minister bedenkelijk. Hij wi! geleide
lijk tot afschaffing geraken. Telkens wanneer
een collecteur(trice) sterft of ontslagen
wordt, zal het aantal loten, dat aan dezen
wordt verstrekt, vervallen; er - zal dus geen
cnvclgeristerl worden benoemd. En telkens
als het aantal vervallen loten 420 is of een
vclevoud- daarvan, wordt de prijs van het lot
vcrminderd en ook het verschil tusschen het-
geen de collecteurs betalen en hetgeen zij
mogen vragen. Zoodoende verminderen de
baten voor de collecteurs maar ook de baten
voor de Schatkist. Nu heeft de Minister uit-
gerekend, dat het voordeel voor den Staat
ophoudt als het aantal loten gedaald is tot
5250. Is het zoo ver. dan wordt de Staats
loterij opgeheven bij Koninklijk Besluit. Wan
neer dat zal zijn gesteld dat het wetsont
werp wordt aangenomen, wat niet te ver
wachten is kan niemand bepalen, omdat
In de schiulplaats tusschen de bcomen vond
ik Alan Breck met een vischhengel in zijn
hand. Hij groette mij niet daarbij, er was
geen tijd voor beleefdheden, alleen zei hij:
,,kcm" en rende weg langs de terghelling in
de richting van Balachulish eii ik volgde hem
als een scliaap.
Nu eens renden we tusschen de berken, dan
bukten we achter lage buiten op de berghel-
ling. dan weer kropen wij op handen en vce-
ten door de heide. De snelheid was doodelijk,
mijn hart scheen tegen mijn ribben te boiizen
en ik had tijd noch adem om te spreken. Al
leen herinner ik mij, dat een ding mij verwon-
derde, dat Alan nu en dan in zijn voile
lengte overind ging staan en terugkeek en
iedere maal dat hij dit deed, hoorde ik van ver
het gercep der soldaten.
Een kwartier later stoptc Alan, sloeg plat
neer in de hei en wendde zich tot mij.
„Nu", zei hij, „is het ernst. Doe als ik,
want het gaat om je leven."
En met dezelfde snelheid maar nu met on-
eindig nicer omzichtigheid, kwamen we weer
de berghelling langs over hetzclfde spoor dat
we cerst hadden genomen of misschien hooger
op tct Alan neerviel boven.in he bosch \'an
Lettermore, met zijn hcofd in de varens en
hijgde als een hend.
Mijn zijden deden pijn, mijn hoofd was zoo
duizelig en mijn tong hing zco uit mijn mond
dc-oj- hitte en droogte, dat ik naast hem neer-
1 viel als een doode.
dat tijdstip afhankelijk' is van Teven en ster-
ven der collecteurs.
De Minister voelt zclf, dat het wel een wat
eigenaardigen indrulc moet maken, dat hij te
midden van zijn pogingen om de begrooting
te doen sluiten behalve met voorstellen tot be-
lastingheffing, ook komt met een voorstel om
de inkomsten van den Staat te verminderen.
Hij verontschuldigt dit met de opmerkin-g,
dat de vermindering van inkomsten zeer ge
leidelijk gaat en dus voorloopig de jaarlijk-
sehe inkomsten maar zeer weinig verminde
ren.
Wij hebben de kosten en de baten der
Staatsloterij, zooals die voor 1925 zijn ge-
raamd in de Staatsbegrooting nagegaan. In
Hoofdstuk VII B (Financien) vonden wij als
uitgaven vermeld: J
traktement van den Directeur f 7700
traktement van 6 ambtenaren 14470
bijkomende kosten 19000
te zamen 41170
ueze som moet nog vermeerderd worden
met kinderbijslagen.
In de Midde'enwet wordt aangevoerd, dat
de inkomsten gemiddeld over 3 "jaar hebben
bedragen 662.436. maar dat de Minister de
inkomsten voor 1925 raamt op 665.000,
omdat tegenwoordig advertenties of reclames
op de loten worden gedrukt. De zuivere in
komsten zouden dus ten hoogste voor 1925
kunnen bedragen 665.000 41.170
623.830.
Als een voorbeeld van de geleidelijke ver
mindering van baten, haalt de Minister nog
aan, dat als er door het afvallen van collev-
teurs'2100 loten zijn vervallen, de Staat
57.60 per lot ontvangt en de collecteur
64.80 zoodat de collecteur per lot f 7.20
verdient (nu 8.00); heeft hij dus 100 loten
dan vermirtdert zijn winst al met 80 per
loterij of, daar er 3 loterijen per jaar zijn,
met 240 per jaar.
Daaruit schijnt te volgen, dat men ook tot
afschaffing zou kunnen komen door de loterij
op andere wij^e over de jaren te verdeelen.
Wij zei den reeds, dat wij de aannaming
van het voorstel niet vei wachten. Ook geloo-
ven wij niet, dat door de Staatsloterij de
speelhartstocht sferk geprikkeld wordt.
Landbouw
DE GROND ALS PRODUCTIE.viIDDEL.
door
P. A. VAN DER BAN,
L. I.
Bij ieder landbouw bedrijf is de grond een
der voornaamste pi ociuctiemiddclen.
De cultuurgrond is in de eerste plaats een
natuurgave. De mensch heeft deze gave der
natuur door bedijking, door verkaveling, door
drooglegging meer waardevolle eigenschap-
pen gegeven.
Bij de tegenwoordige cultuur wenscht men
nu, dat de grond ieder jaar. een opbrengst
levert. Deze wordt verkregen met een bewer
king en temesting van den grond en ceil ver-
pleging van het gewas. Men heeft zich dus
voor ieder gewas een zeker reproductiemoeite
te getroosten.
Met een bepaalde productiemoeite is op
de verschillende gronden een zeer verschillen
de hoeveelheid producten te verkrijgen. Op
een goeden klei- of zavelgrond verkrijgt men
veel meer dan op een schralcn zandgrond.
Het opbrengend vermogen is op eerstgenoem-
de gronden dus veel grooter. Het is daarom
duidelijk, dat deze gronden duurder zijn zoo-
wel om te koopen als om te pachten.
Op een tepaald perceel wordt nu de op
brengst grooter, wanneer er meer productie-
moeite op dit perceel aangewend wordt. Het
is echter duidelijk, dat ieder gewas een maxi
mum opbrengst heeft, die bepaald wordt door
de erfelijke eigenschappen der planten. Boven
deze opbrengst, is ook door bijzooder goede
bewerking en temesting van den grond en
door buitengewone zorg te tesfeden aan de
verpleging van het gewas, niet te komen.
Wanneer de opbrengst dit maximum aa-
dert, kost het buitengewone moeite ze nog
iets op te Voeren. Een met een geringe pro-
ductie moeite verkregen lage opbrengst kan
door het verdubbelen van de productiemoeite
met een flink bedrag verhoogd worden. Wan
neer men nu de onkosten weer met eenzelfde
bedrag venneerdert, dani neemt de of^rcngst
met een geringer bedrag toe dan eenst. Zoo
gaat het telkens door.
In de beginne zal de meer opbrengst tel
kens grooter zijn dan de daartoe benoodigde
meer kosten. De uitbreiding der produotic le-
vert dus meer winst.
Er komt een fout, waarbij de laatst aange-
wende kosten gelijk zijn aan de daarmee ver
kregen opbrengst. Dit noemt men dan de
grens van rentabiliteit der cultuur. De land
bouwer zal dus zijn opbrengst niet boven die
grens opvoeren. In de praktijk komt dit dus
hierop neer, dat hij telkens weer overwecgt of
het toepassen van betere bewerking en hemes*
ting van den grond, van betere verpleging
van het gewas nog voordeel op zal leveren
HOOFDSTUK XVIII.
tk spretk met Alan in het bosch van
Lettermore.
Alan bekwam het eerst. Hij stond op, ging
naar deji rond van het bosch," keek een' poosjc
rend en kwam toen terug en ging zitten.
„Wel", zei hij, „dat was op het karnje, Da
vid".
Ik zei niets, lichtte zelfs mijn gezicht niet
van de varens op. Ik had moorcl gezien en een
groote, blozende, joviale man in enkele oogen-
hlikken zien sterven, en het afgrijzen van dien
aanblik was nog leven dig in mij, maar dar
was slechts een van de dingen, die mij bezig
hidden. Hiei- was de man vennoond, dien
A'an haatte, hier verborg Alan ziph tussdien
de boomen en vluditte en of het nn
zijn hand was getveest. die had ge-
vuurd, of zijn mond, die het bevel had gege
ven maakte weinig uit. Mijn eenige vriend
in dit onbekende land was bloedsdnildig in de
hevigste mate; hij vervuldc mii met afgrij
zen, ik duri'de niet naar zijn geiaat te zien, ik
zou liever alleen in den regeu op mijn koude
eilandje hebben gdegen dan in de teschlif
ting van het bosch naast een moordenaar.
„Ben je nog moe?" vroeg hij weer.
„Neen". zei ik, nog met mijn gezicht in (te
varens, „ik ten niet meer moe en Iran no
spreken. Jij en ik moeten scheiden. Ik heb
veel van je gehouden. Alan, maar jou weg is
do niijue niet en om kort ie gaan wij moeten
scheiden./'
- ..te