Alkmaarsche Gourant Schaakrubriek. Damrubriek. .m m P m m m n m m m m a a m b m n mm m m m m Zatcrdag 14 Februari. FEU1LLKTON. B Ko. 37 1985 Honderd Zeven en Twinfigste Jaargang. Landbouw LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ. Graslandbemesting. Door doelmatige bemesting is de opbrengsi van vele stukken grasland nog steeds te ver- grooten, terwijl in vele andere gevallen door doelmatige bemesting dezelfde hoeveelheid product kan worden geoogst met aanmerke- lijk geringer geldelijke opofferingen. En het doel wat iedere landbouwer dient na te stre- ven is toch: Het verkrijeen van zoo groot mogelijke oogsten van zoo goed mogelijke kwaliteit tegen zoo laag mogelijke kosten Ter verwezenlijking van dit doel is het onder anderen noodig, rationed te bemesten. Ratio ned bemesten wil zeggen: zoodanig bemes ten, dat de olanten geen eebrek kunnen krij- gen aan plantenvoedsel, maar toch ook zoo danig dat geen overdadig groote hoeveelhdd meststof wordt uitgestrooid. Bovendien moet men het noodie eerelite p'antenvoedsel dan nog geven in den vorm, zooals dat onder de gegeven omstandieheden het meest ge- wenscht is te achten. Kan dus in vele gevallen de opbrengst van een stuk grasland worden verhoogd door be mesting, toch kan niet du'delijk penoeg ge- zegd worden, dat niet in alle gevallen van te geringe opbrengsten zijn toe te schrijven aan ondoelmatige bemesting. Ook andere facto- ren spelen een rol. Vele van die factoren ver mag de merseh net te wij zi pen (zonneschijn. temneratuur van den grond en de omrin- gende lucht, re^enval e.a 1 d^ch er ziin ook factoren waar de boer wel invited kan uit- oefenen en deze mai ft;; evenmin verwaar loozen als de vc-ed'H" dor r.i~rd°« die laatste facfnren botrofi dpo'-en wii in de al- lereerste plaats aan de watervoorzien'ng der planten. Voor de nrcductie van flinke hooi- oogsten zijn enorm oreo'e Ireveelheden wa ter noodig. Ten einde eenior inzich* te geven in de benoodigde W3terh~evee1heden. kan men aannemen da* voor d° vorm'ng van 1 K.G. droge stof m'nsfens 300 Kg. wafer noodig is. SteldA we ee" Min1'°n hooiooost (twee snedenl on 8000 K G hooi. waarin ongeveer 6000 K G droge stnf. dan vinden we, dat voor de vermin? van ormst de plantenwortels minsfens S0(U3p0 Kg. wa ter hebbrn moeten onnemen. D"''cnkt men verder. dat een groot deel van het water, betwelk in de bovenste gr~ndlagen zit door rechtstreeksche verdamn pg of door wegzak- king voor onname door de rdantenworteb verloren gaat. dan voW hieruit zeker wel. dat men voor niroote zoner heeft voor volcWnda water Men moet daar"ior 7<~rrrort omda' de hoe veelheid w'er die in <fr>n v—m van reign gednren^a hoi komt, in de mccs'e "ev'h niet nroot g"- noeg is om de rn"?«r>i"nter, ten aben tiide over vold-^iao fo w-.~ .-1. 'i.?n Groote grasoohreng-ten kan men d"s al- leen dan verwachten. indien de grond over een zekere waterreserve kan beschikken. Nu is wel bekend. dat kleigrcnden het vermooen hebben om groote hoevee'heden water vast te houden en dat zandgronden meer water vast kunnen houden naarmate zij riiker zijn aan humus en aan zeer kleine. z.g afslibbare deeltjes. De k'eigronden staan er dus wat de watervoorziening betreft het best voor. Voor- al indien de gronds eg. vs sarin ce r iv."or tels zitten, betrekke'ijk dik is, zal hier een water-iekon zich niet .-p e g voo. Anders is het gesteld met de zandgronden; daar zal, onaan..s een oehooriijk aumuige halte of een bchoorlijk gehaltc aan a'slib bare deelen toch nog een tijdelijk watertekort kunnen optredtn en daar za het dus wen- schelijk zijn dat zoc noodig een andere bron door de p antenwortels kan .worden aange- boord. hoe kleiner het wa.eivasthoudendver- mogen van den grono is. dus hoe meer men met een zuiverer, zandgrond te doen krijgt, hoe meer is het noooig oat het z g grondwa- ter voor de p,anien Lvs<.hikLaar moet zijn. Het grondwater wo;a' aoor de nauwste po- rien in den grono. de z.g. capii aire buis,es, een eindweegs naar boven gezogen. Van groot belang is her nu voor de laatst ge- noemde gronden, dat de diepste worteNet- takkingen zich bevinoen in de grond agen, welke voondurend van water worden voor- zien door de capi laire Ouisjes Op die gron den moet men dus zorgen voor een betrekke- lijk hoogen grondwaterstand of men moet trachten te bevorderen. dat de grasworte s zoo diep mogelijk den grond indringen. Eerst wanneer aan de graswortel te al'en tijde voldoende water ter beschtkking staat, kan men door rationee e b mesling n gegeven weersomstandigheden flinke gras- opbrengsten verwachten. Kan het dus voorkomen, dat de planten op oris grasland gebnek hebben aan water, met minder vaak ziet men het omgekeerde Dikwijls komt het voor, dat de graslanden tijdelijk of blijvend te lijden hebben van een waterovervloed en ook dit is even nadeelig voor de productie van veel en goed gras als een watertekort. Graslanden, die telken jare gedurende langer of korter tijd te nat zijn, kan men dikwijls herkennen aan tal van on- kruiden. Vooral russchen en biezen wijzen op een te veel aan water. De oorzaak van den geleidelijken achteruitgang van den graszo- de door overtollig water is voor het grootste deel hierin te zoeken, dat het water nu niet meer alleen zit hi de nauwste bo- demporien, doch ook in de meer wijdere. In deze l'aatste foehoort luchit te zitten, vooral zuurstofrijike lucht, want naast water en voedingsstoffen moet de plantenworiel ook de beschikking hebben over voldoende hoe veelheid zuurstot. Wil men de grootst moge lijke kans hebben op goed effect van zijn be mesting, dan dient men de waterhoeveelheid en de waterverdeeling in den grond dus meer of minder in ziin macht te hebben. Onder normale omstandigheden kan men zeggen dat een grondwaterstand van 50 tot 60 c.M. be- neden het maaiveld ae meestgewenschte toe- stand is. Al naar de plaa'.selijke gesteldheid v. d. grond en der onder elkaar liggende grondilageo zal van de gegeven cijfers meer of minder moeten worden afgeweken. Dat zijn even wel vraagsrukken, welke niet voor algemeene behandeling vatbaar zijnieder ge- val moet hier op zichzelf worden beoordeeld. In een vblgend artikeltje wil'len wij de be mesting van het grasland aan een korie be- spreking onderwerpen. W. 16. Pd3. Pg6. Om Pc5 te beletten door Lf8. 17. Tacl Tc6. Zw. verandert van tak- 18. Kh'l. h4 19. Pf2. h3>. 20. Pg4 Dg4 21. hg3. Dh3 23. Pd5. Ph4. 't Lijkt dat Zwart win- nen zal. Doch wit vindt den reddenden zet. 25. Tc8! Kd7 26. Tc7fl En Zwart geeft op: hij loopt mat. Men beproeve het maar eens. Eindspel 44. Wit? Anderssen. 1Dflf. 2. Dfl. Ld4f. 3. Le3 Te3! en mat op den volgenden zet. Goede oplossing ontvangen van D. de Boer, Alkmaar. Eindspel 45. Zw. Rosenthal. De volgende partij werd gespeeld met wit door den beroemden schaakspeler Morphy, die Pbl voorgaf, te New-York in 1857. Wit: Morphy. Zw.: Julien. 1. e4 e5 2. f4 ef4 3. Pf3 g5 4. Lc4 Lg7. beter dan 4g4. waarna Wit 5 Pe5 speelt en de moeie- lijkneden van 't Muzio-gambiet zich doen gevoelen. 5. 0—0 h6. Beter was eerst Lc8 een uitweg verschaffen naar e6 of g4. 6. c3 d6. 7. Db3. Nu kan Le6 niet meer. 7De7 8. d4. c6 Stukken ontwikkelen! dus Pc6 was beter, om Pa5 te spelen en den gevaarlijken Lc4 af te ruilen: 9. Ld2 Pd7 10. Tael Pb6 11. Ld3 Lg4. Die sterft straks een roemloozen dood. 12. a4 Lf3? Beter was Lh5 en Lg6. of Le6. 13. Tf3. Pd7? Om e5 te verhinderen en na 13 Db7 met Ta8 via b8 't witte spel in te dringen Maar de combinatie is fout zooais't vervolg doet zien. 14. Db7 Tb8 15. Dc6 Tb2 16 e5 Dat kan nu Pd7 gepeend is en dus uitgesloten is van de verdediging van e5. 16Td2? i_erst moest de e-lijn verstopt door 16ed5 17. ed5. 17. Dc8f Dd8 v 18. ed6f, Le5 19. Te5f Z"-ari had hoop op 19 de5: 19Pe5 20. Lb5f Pd7 21. Ld7f Zwart geeft op, hij verliest de Dame en de partij. 't Vo'eerde woeste partijtje werd gespeeld eeniee iaren geteden in en clubmatch van A. S. C. teeen't V. A. S., twee groote Am- -Wdamcrhe clubs. Wit- kroone. Zw.Lohr 1e4 e5 2. f4 ef4 3. Pf3 Pf6. Fen niet gewone verde- diiin<? van't Koningsgambiet maar wel sr»"e'baar. 4. e5 Ph5. 5. d4 d5 6. Le2 Speelt wit 5 ed6 en p? dan soeelt zwart 5 I d6 en hij staat eoed Im m»r? ook Ph5 vindt weder 't veld f6 open 7 00 c5! Om't witte centrum te broken. 7. Pel Om Ph5 aan te vallen en pi f4 te veroveren. 8Pc6. Beter lijkt ons Pg7. 9. Lh5 gh5. 10. Lf4. Beter is Dh5. dan kan Zw zijn vo'senden zet n;et doen en pf4 is dan ook niet meer te houden 10. Lg4. 12. c3 Tc8 Om straks de c-lijn te onerien en te beheerschen. 13. Le3. cd4 14. cd4. Dd7 Om mede met Tc8 en srebo'oen deo<- Lf5 c2 te bezetten. 15. Pc3 Pe7 a b c Wit: Zukertort Wit speelt en wint Oplossing No. 46 van J. A. Ros. Wit: Ka8 Dh7 Tf7 en h5 Pc3 en el Lbl en bSpi a7, b4 en d2. Zwart: Kd4 Tf6 en g5 Pe5 en f4 pi a6, b3, c4 en d5. Tfg6: 2. Pf4: mat Tgt"5 (h5:) 2. Dgl mat. Tff5f7:) 2. Db6 mat. Peg6: 2. Pf3 mat Pfg6: 2. Pe2' mat b2 2. Pc2 mat. a5 2. Pb5 mat a5 2. Pb5 mat. Viervoudige of andere dame offers als deze zijn niet meer in de mode. Eertijds wekten zij de bewondering op van den amateur-oplos- ser. 't Maakt dan ook een verbluffenden in- druk, zijn D. voor 4 zwarte stukken a preudre te zetten. Tot ze te veelvuldig voorkwamen en de aardigheid er af raakte. Veel verrassends evert het dame-offer in No. 46 echter niet op Direct ziet men, dat de matdreigingen door de witte. Ter voorkoming hiervan staan ook de pionnen op a6 en b3. No. 49. V. Marin. Zwart (7) van honort Louis oiovenson, geauiorrseerde vertaling van J. C. L. B. Pet. De mist trok op en verdween, zoodat wij het land kooden zien, dat zoo Olrlaten was als de zee, alleen het korhoen en de kievit ga- ven geluid, en ver naar het oosten bewcog als een klein vlekje een kudde nerten. Het meeste was rood van heide, veel van het overige was oneffen door gaten en kuillen en veen- plassen, sommige plekken waren door een heidevuur zwart verbrand, en ergens anders stond een woud van doode dennen, als skelet- ten. Een vervelender woestijo was niet te den- ken, maar er waren tenminste geen troepen, wat voor ons de hoofzaak was. We daalden overeenkomstig ons plan of in de vlakte en begonneo onzen moeilijken en kronkeligen weg naar den oostelijken rand. Rondom wa ren bergtoppen, vanwaar we ieder oogenblik kooden worden gezien, dus moesten we in de lage gedeelten van het veen blijven en wan neer deze niet op onzen weg lagen, met on- eindige zorg langs de kale oppervlakte bewe- gen. Sonis moesten we een halt bur achtereen van dm eenen heideatritik naar den anderen /ffl//, procfuctivrteft aan den dag legt: (1 e Wit (9) Wit geeft in 2 zetten mat. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 10. 11. 31—26 49—43 36—31 26—21 46-41 29—24 43—38 39 19 25—20 30 :17 34 5! 1. 2. 3 4. 5. 6. 7. 8. 42 22 16 :27 27 36 17 26 47 29 33 23 9 15:24 10. 12:21 36 20 47 14 Zwart: 14 schijven op 2, 5, 6, 9, 10, 14, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 29. 35. Wit: 14 schijven op 11, 27, 31, 32, 34, 37, 40, 41, 44/47, 49, 50. 1. Wit speelt: 47—42 1. 6:17 2. 27—21 2. 17 26 3 34—30 3. 25 34 4. 32—28 4. 23 32 5. 37 :28 5 26 48 6. 28—23 6. 19 28 7. 49—43 7. 48 39 8. 44 15 8. 35 44 9. 50 10 9. 5 14 10. 15 33! De tweede stand geeft een slagzet in een po- sitie van 15 schijven gelijk: Zwart: 15 schijven op: 17 20. 22, 24, 25, 29. Wit: 15 schijven op 26, 38/40, 42/45, 48, 49, 50. 3 7/10, 12, 14, 27, 28, 31, 33, 1. 28—23 1. 19 :28 2. 38—32 2. 29 47 3. 32 :23 3 18 29 4. 27 18 4. 12 23 5 43—38 5. 47 33 6. 39 30 6. 25 :34 7. 26—21 7. 17 37 8. 48—42 8. 37 48 9. 49—43 9. 48 39 10. 44 11 10. 34—39 11. 440—34 11. 39 30 12. 45—40! Ter oplossing voor deze week: PROBLEEM No 847 van P. KLFUTE !r„ den Haag. i j wM i Wei i 'm .'■i Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 846 (auteur P. Kleute). Stand Zwart: 15 schijven op 2, 4, 7, 8, 9, 10, 12, 4/18, 20, 23, 42 Wit: 16 schijven op 21, 25. 27, 29, 30, 31, 34, 36. 37, 39, 40, 44, 46, 48.. 49. Oplossing: Zwart: 13 schijven op 4, 5, 8, 9, 14, 17, 26, 27, 31, 35, 36, 40, 45. Wit: 14 schijven op 15, 18, 23, 25, 28, 29, 34, 37, 38. 39, 41, 42, 47, 50. Oplossingen voor of op 18 Februari, Bu reau van dit Blad. Goede oplossingen ontvingen wij van he heeren: W. Blokdijk, P. Dekker, D Gerling, G. J. v. d. Ploee. A. L'st te Alkmaar. COMBINATIES. De volgende combinaties ontvingen wij van den heer K'eute. die woderom een zHdzame kruipen, zooals jagers doen, die het wild be- sluipen. Het was weer helder dag met een brandende zon, het water in de brandewijn- flesch was gauw cp en als ik van te voren had geweten, wat het beteekende, den halven weg op mijm buik te kruipen en het meeste van de rest tot mijn knieen gebukt te loopen, zou ik zeker niet toegestemd hebben in die moordende onderneming. Zwoegend en rustend en weer zwoegend brachten wij den morgen door en tegen den middag legden wij ons in een dichten heide- struik te slapen. Alan betrok de eerste wacht en het leek mij toe, dat ik nauwelijks mijn oogen had gesloten, toen ik werd gewekt voor ed tweede. We hadden geen horloge en Alan sfak een takje hei in den grond, dat als zoo danig dienst deed, zoodat, wanneer de scha- duw van den struik langs het takje viel, ik wist, dat ik hem moest wekken. Maar ik was zoo moe, daf ik twaalf uur achter elkaar koo hebben geslapen, ik had de smaak er van beet, en zelfs mijn ledematen sliepen, wanneer mijn geest wakker was, de warmc geur van de heide en het gezoem van de v. i'lde bijen waren als een slaapdrank voor mij, ieder oo- lenblik werd ik met een schok wakker, en merkte dat ik weggedoezeld was. Toen ik de laatste maal wakker werd. scheen het mij, dat ik dieper had geslapen en dat de zon een heel eind langs den hemel had afgelegi Ik keek naar het heidetakje en kon hebben gehuild, want ik zijn vertrouwen te schande gemaakt. Ik werd bijna gek van angst en schaamte, want teen ik dm mij keek, over het veen, zag ik dat een troep bereden 9oldaten gedurende mijn s'aap naar beneden was gekomen en uit net zuidoostcn op ons toekwam, verspreid in den vorm van een waaier, en hun paarden heen en weer jagend van den eenen kui! naar den anderen. Teen ik Alan wckte keek hij eerst naar de soldaten, toen naar het merk en den stand van de zon, en fronste zijn wenkbrauwen met een vluggen blik: die het heele verwijt was dat ik kreeg. „Wat moeten we nu doen?" vroeg ik. „We zu'len het haasje moeten spelen," z« hij, „zie je dien 'berg?" en hij wees naar een top aan den noodoostelijken horizon. Ja", antwoordde ik. „Wel," zei hij, „daar moeten we heen. Hij heet Ben Alder, en is een woeste, verlaten berg, vol steilten en holten en als we er voor den morgen kunnen komen, hebben we nog een kans". „Maar Alan," riep ik, ,.dan moeten we vlak voor de soldaten langs." Dat ken ik precies," zei hij ,,maar als we teruggedTeven worden naar A on in, zijn we des doods. Nu David, flink op!" En met een bewoog hij zldi vwrt op han- n dmolens. De heer J. van Reenen te Bergen, inzake polderbemalingen zeer zeker deskundig, schrijft ons: Overal in den lande bestaat een drang om onze oude windmolens, waarvan vele reeds in 1500 gebouwd zijn om onze meren leeg te malen en de door die droogmaking ontstane polders van het overtollige wa ter te ontlasten, te vervangen door moto- ren die hun kracht ontleenen aan verbran- ding van steenkool, petroleum en benzine Door gemis aan bergen wordt in ons vlakke Nederland slechts weinig kracht gewonnen. door hoog gelegen of snel vhetend water 't omgekeerde is bij ons 't geval, wij moeten over aanzienlijke krachten beschikken om 't water dat in onze polders beneden de opper vlakte der zee ligt, op zoodanige hoogte op te malen, dat het in zee kan afvloeien. De overwegingen die er toe geleld hebben om onze oude windwatermolens door ver- brandingsmotoren te vervangen, zijn de vo,- gende: 1. Door meer intensieve cultuur van het weiland en door meerderen aan leg van bouw- land, voldoen de bestaande oude windwater molens bij gebrek aan wind, niet altijd aan den e^sch van een lagen waterstand. 2. De niet geringe onderhoudskosten en bediening van de oude windwatermolens. 3. De vereenvoudiging in de bemaling door middel van verbrandingsmotoren of electri- sche motoren, omdat deze met een veel groo- ter capaciteit gebouwd kunnen worden dan windmolens, zoodat een gemaal voorzien van een electrische of verbrandingsmotor meerde- re windmolens kan vervangen. „De Hollandsche molen" Vereeniging tot behoud van molens in Nederland heeft uaar aanleiding van bovengenoemde bezwaren een prijsvraag uitgeschreven, welker doel is, ont- werpen te verkrijgen tot het verbeteren van den Oud-Hollandschen Windmolen, waar- door hij aan de mededinging van moderne krachtwerktuigen het'hoofd zal kunnen bie- den, zonder aan schoonheid te verliezen. In de Bergermeer deed zich ook de behoelte gevoelen aan een gemaal dat bij windstiTte in staat was om den Polder naar wensch droog te houden. De Bergermeer werd in 1564 door drie windwatermolens waarvan in 1923 nog- twee in werking waren drooggemaakt In 1922 werd de „Dikk molen" staande bij het voormalige tolhek aan den Berger- weg, welke molen in slecliten toestand ver- keerde, afgebroken en op diens fundamenteo een electrisch gemaal gesticht, bestaande uit een centrifugaalpomp lage druk, die op 23 November 1922 in bijzijn van de Ingenieurs van den Provincialen Waterstaat en van he: Provinciaal-Electriciteitsbedrijf en verdere be- langhebbenden in werking werd gesteld. Ui: nauwkeurige waarnemingen bleek, dat de be- lasting 36 Kilowatt bedroeg bij een wata- verplaatsing van 68 kub. M. per minuut en een opvoerhoogte van 1.14 Meter, gevende alzoo een nuttig effect van 36 pet De Ge- meente Bergen levert den stroom zonder eenige bijberekening netto aan- d Bergermeer voor 7 cent per Kilowattuur. Aangezien de Centrifugaalpomp 68 kub meter water per minuut oppompt, wordt d-t per uur 68 maal 60 kub. M. is 4080 kub. M waarvoor bij een belasting van 36 Kilowatt in een uur 36 Kilowattuur a 7 cts. vereischt worden is 2.52 per uur. Indien het oppom- pen van 4080 kub. M. water 2 52 kost, dan kost 1 kub. M. water 252 4080 ds. is 0.0617 cts. Nu deed de vraag zich voor, is het bij den lagen stroomprijs van 7 cts per K.W.U. nog rendabel om den bestaanden Vyaanschen molen, die in uitstekenden staat verkeert te handhaven. Om deze vraag te kunnen beantwoorden stelde ik voor, de taats van de vijzelbalk van dien molen te verbinden met een slagenteller, die nauwkeurig elke omwentelng van den vn- zel opteekent. Dank zij de medewerking van den DLrec- teur van het Provinciaal Waterleidingbedriif den heer van Oldenborgh die een gebruikte slagenteller in bruikleen afstond en dank zij de medewerking van den Ingenieur van den Provincialen Waterstaat den heer Biezevelcl, die weer en wind trotseerende mij een keurig uitgewerkt diagram van de wateropbrengst van den vijzel per omwenteling deed toeko- men, werd de wateropbrengst van den vijzel per omwenteling op 1.35 kub. M. vastgesteld. Op 30 Augustus 1923 werd de slagentel ler aangebracht, deze noteerde 31 Dec/ 1923: 811.752 omwentelingen van den vijzel. Aan electriciteit werd daardoor bespaard 811752 maal 1.35 maal 0.0617 cts is 676.15. Gedurende het kalenderjaar 1924, van 1 Januari 1924 tot en met 31 December 1924 noteerde de slagenteller 1430257 omwente lingen van den vijzel, hetgeen een besparing gait aan electriciteit van 1430257 maal 1.35 maal 0.0617 cts is 1191.33. Thans kan door het Bestuur van de Berger meer door deze betrouwbare uitkomsten be oordeeld worden of de kosten van onderhoud en bediening van den Vyaanschen molen op- wegen tegen de besparing aan electrische en- ergie. Kapitaal en interest rekeningen kun nen hier buiten beschouwing blijven, omdat de Bergermeer reeds in't bezit van den mo len is en alleen dan 't sloopen van den mo len reden van bestaan heeft, indien volgens bovenstaande becijferingen, de kosten van on derhoud en bediening van den molen, de be sparing aan electriciteit overtreffen. De kosten van in stand houden en drijveu van den Vyaanschen molen met annex pol- derhuis, tevens woning van den molenaar hebben over 1924 rond een duizend gulden bedragen. Hieronder is begrepen de molen makers-, smids-, schilders-, zeilmakersr en rietdekkersrekening, het traktement van deu molenaar met geschatte emolumenten van vrije woning en landgebruik, brandassuran- tie, olie. reuzel e het teren en smeren van den molen. Indien het electrisch gemaal en de wind molen onmiddellijk naast elkander hadden kunnen staan. zoodat de bediening van beide door een en denzelfden persoon h?d lcunneii geschieden zoude dit eene belangrijke bespa rini hebben gegeven. Uit bovenstaande blijkt, dat de Vyaansche Het electrisch gemaal heeft in 1924 20159 den en knieen met ongelooflijke snelheid, alsof het zijn natuurlijke manier van loopen was. Den heelen tijd draaide hij de laagten van't veen in en uit, waar we het best verborgen waren. Sommige hiervan waren verbrand, of tenminste geschrceid door het vuur en daar steeg een verb'Andend, verstikkend stof, zoo fijn als rook in onze gezichten, die dicht bij den grend waren. Het water was al lang op en deze manier van loopen op handen er. knieen veroorzaakt een overwelaigend gevoel van zwaikte en moeheid, zoodat de gewrichten pijn doen en de polsen ^wikken onder het ge- wieht. Nu en dan, wanneer er een groote hei- strutk was, lagen we even en hijgden en ke- ken naar de aragonders tusschen de takjes door. Ze hadden" ons niet gezien, want ze reden recht door, een half escadron denk ik, die ongeveer twee miji bedektcn en overal het terrein doorkruisten waar ze kwamen. Ik was juist intijds wakker geworden, een oogenblik later en we hadden voor hen langs moeten vluchten, in plaats van op zij te kunnen ont- snappen. Zelfs nu kon het geringste ongeluk ons verraden en nu en dan, als een korhoen met geklepper van vleugels voor ons opvloog, lagen we doodstil en durfden nauwelijks ademhalen. De pijn en zwnkte van miin llchaam, het bonzen van mijn hart, de wonden aan mijn handen en het branden van mijn keel en oogen in den voortdurenden walm en het stof warn weldra zoo ondraaglijk geworden, dat ik het graag zou hebben opgegeven. Niets dan vrees voor' Alan gaf mij genoeg valschen moed om door te gaan. Wat hemzelf betreft (men bedenke, dat hij gehinderd werd door een overjas) hij was eerst purper geworden, maar later, begon de roode kleur onderbroken te worden door witte vlekjes, zijn keel gierde en floot, wanneer hij ademde, en zijn stem klonk, wanneer hij mij een opmerking in het cor fluisterde op onze rustpoizen, bijna niet meer mensehelijk. Toch scheen zijn geest- kracht niet verininderd te zijn, noch zijn levendlgheid, zoodat ik 's mans uithoudings- vennogen bewonderde. Ten laatste, bij het eerste schemeren van den nacht, hoorden we het geluid van een trompet en toen we van uit de hei terug keken, zagen we, dat de troep zich begon te verzamelen. Even daarna hadden ze vuur gemaakt en kampcerden voor den nacht, ongeveer midden in de vlakte. Daarop had en smeekte ik te mogen Hggen en slapen. „Er zal vannacht geen slaap zijn, as Alan, „van nu af zullen die vervelende dra- gonders in't veen bliiven en geen sterveling dan de vogels zal Appin uitkomen. We kwamen er op het nipperlje door en zullen we nu wagen, wat we gewonnen heb ben? Neen, neen, wanneer de dag komt, rM die ons vinden op een veilig plekje van den Ben Aider." (Wordt vervolgw). 22. Df2 f6. 24. Tc6! Tg2. 6. g6. 11. Dd2 Tg8 v>. 8. 9. 1 m

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 9