Alkmaarsche Courant T| Damrubriek. mm m m s ^onder Hoken t V. Boek- en Han- delsdrukkerij voorh, Herms. Coster Zn. Zaterdag 21 Februari. Boeken. FKU1LLET0N. IL_ tr*. 44 1925 Honderd Zeven en Twintlgste Jaargang, BURGEMEESTER en WETHOUDERS vau ALKMAAR brengen ter algemcene ken- nis, diat in het Gemeenteblad van Alkmaar zijn opgenomen de besluiten van den Raad dier gemeente van 11 en 12 Decembr j. L, waarbij zijn vastgesteld 1. Eene wijziging der verordening op het heifen van markt-, staan- en waaggelden. (Gemeenteblad nr.! 954) 2. Eene verordening op het heffen van op- centen op de hoofdsom der personeele be- lasting (Gemeenteglad nr. 955). Deze verordeningen zijn heden afgekon- digd en worden gedurende drie maanden ter femeentesecretarie ter lezing gelegd Afdruk- en van de betreffende gemeentebladen zijn, tegen betaling der kosten, ter gemeente-secre- tarie verkrijgbaar Alkmaar, 20 Februari 1925. Burgemeester en Wethouders voornoemd, WENDELAAR, Burgemeester. A KOELMA, Secretaris. De uitgeversmaatschappij Holland te Am sterdam heeft ongetwijfeld velen een dienst bewezen door eenage vertaalde werken van de Engelsche schrijfster Ruby M. Ay res in den handel te brengen. Het is prettige, luchtige lectuur, die men op reis oi lekker lui weggedoken in een bad- stoei kan lezen, maar desondanks bemerkt men al spoedig dat de talentvolle schrijfster allerminst naar sensatie gestreefd heeft en er in geslaagd is de ontspannigslectuur met eenige frische en boeiende werkjes te verrij- ken De man zonder geheugen is de geschiede- nis van een uit de loopgraven weergekeerden Engelschen officier, die door de oorlogsgru- welen zijn geheugen kwijt raakte. In Engeland teruggekeerd herkent hij. zijn verloofde niet meer en is totaal vergeten, dat hij op het punt stond met haar te trouwen Als het meisje ziet, dat zij absoluut geen indruk op hem maakt, is zij te fier om hem aan het verleden te herinneren en zoo leven zij langen tijd naast elkaar en beleven aller- lei avonturen voordat hij ten slotte weer on- der haar bekoring komt en op het punt staat haar ten tweede male ten huwelijk te vragen. Op dat oogenblik vemeemt hij toevallig de waarheid, een emotie geeft hem zijn ge heugen terug en het slot van de historie is natuurlijk een gelukkig huwelijk onder de meest gunstige omstandigheden en vooruit- zichten. Liefde en Leugen van dezelfde schrijfster behandelt een gehepl ander onderwerp. De afstammeling en eenige erfgenaam van een oud geslacht is als jongen naar Zuid- Afrika vertrokken. Als het oogenblik aan- breekt. dat hij titel en bezitingen kan erven is hij nergens te vinden en een zaakwaarne- mer van Miss Hillyard de aangenomen dochter gaat naar Zuid Afrika om den verdwenen erfgenaam op te sporen. Hij keert terug in de overtuiging dat David Scott overleden is en zijn weduwe spoorloos is verdwenen. Miss Hillyard zal daardoor erfgename van alle bezittingen worden en de geslepen zaakwaamemer heeft zich in stilte al met haar verloofd Hij vertelt zijn geschiedenis op het dek van de boot die hem van Zuid Afrika weer naar Engeland brengt aan den heer Rayner, een toevalligen reisgenoot en het "gesprek wordt afgeluisterd door mrs Betty Herbert die besluit zich voor David Scott's weduwe uit te geven Zij vertelt den voor vrouwen ongenaakba- ren Rayner haar zoogenaamd geheim en weet hem langzamerhand voor zich te winnen tot de zaakwaamemer haar in Engeland meeneemt naar het landgoed waarop zij als David's weduwe rechten kan later gelden. Daar ontmoet zij Miss Hillyard en het be drog komt uit. Vol zelverwijt staat de bekoor- lijke avonturierster off het punt te viuchtcn als Rayner andermaal ten tooneele verschijnt en haar ten huwe'iik vraagt Zij trouwen binnen enkele uren in Enge land blijkt dat wel mogelijk en dan ont- popt Rayner zich als de echte David Scott, die al dien tijd van haar bedrog geweten heeft maar haar toch als liefhebbend echtge- noot meesteresse van het landgoed laat wor den. Bruine suiker van deze schrijfster behoeft geen extra vermelding. Het tooneelstuk van denzelfden naam en inhoud heeft hier te lande al velen doen ge- nieten. De geschiedenis van de schouwburgkoriste, die een jongen lord tr'ouwt en daarna door zijn adelijke familie als een minderwaardige aanwinst beschouwd wordt, tot zij na een tijd vol ontmoediging en heftige familiescenes door haar eenvoud en eerlijkheid alter gene- genheid weet te winnen, heeft menigen lezer en schouwburgbezoeker reeds een aangename verpoozing bezorgd. De goed vertaalde werken van Ruby M. Ay res behooren wel tot de meest interessante lectuur welke tot dusver door de Maatschap- pij „Holland" is uitgegeven. Fanlastische Vertellingen door F. Borde- wijk (derde bundel). Uitgave W. L. en J. Brussels uitgevers-maatschappij. De schrijver heeft blijkbaar het bekende boek van Edgar Allan Poe „Tales of Misterie and imagination" als voorbeeld genomen Hier is inderdaad sprake van een zucht naar sensatie maar dan toch van sensatie van de betere soort waarmede de schrijver niet beoogt de lagere instincten wakker te roepen maar wel zijin geschiedenissen zoo spannend te maken dat zijn lezers zoo nu en dan even kippenvel krijgen en een koude rilling langs hun rug voelen loopen. Acht van de tien menschen die Marion Quinn, het eerste verhaal, op den laten avond lezen, wagen het niet meer in donker het huis door te loopen en steken hun hoofd onder de dekens bij elk gerucht dat zij op hun slaap- kamer nieenen te hooren. De geschiedenis is dan ook wel spannend en omvat de bekentenis van een gevangene die beschrijft hoe hij als jongen in donker opge- voed werd door een man dien hij alleen bij groen lamplicht te zier. kreeg. Deze straft hem voor het minste vergrijp met vreeselijke straffeu en eerst als de jongen groot is komt hij, onder geleide van zijn geheimzinnigen bewaker, voor't eerst op een avond in een der Londensche achterbuurten van Whitechapel, de beruchte misdadigers- wijk. Spoedig wordt hij afgericht op zakkenrol- len en inbreken en krijgt dan met behulp van een grooten leeren pop, les in het bespringen en plotseling doodsteken van zijin toekomsti- ge slachtoffers. Het leven van zijn ouden leermeester blijft een raadsel maar al spoedig is heel Londen vol ontzetting over de misdaden van den be- ruchten Jack the Ripper, die tallooze vrou wen moordde en slachtte en toch onvindbaar is gebleven. Met groote voldoening leest de oude boos- wicht's avonds bij het grcene licht zijn pupil voor wat de couranten voor bijzonderheden over deze gruwelijke misdaden mededeelen. Als de politic einde'ijk een spoor van den dader denkt te hebben, verdwijnt de oude plotseling om nimmer terug te keeren. Zijn leerling wischt al de sporen van mis- daad uit het steeds door dichte luiken in don ker gehouden en goed verborgen huis en trekt dan op avontuur de wereld in waar zijn misdadige aanleg hem spoedig in handen van het gerecht doet vallen. Voor zjjn dood heeft hij in de gevangenis zijn verschrikkelijke jeugdaVonturen beschre- ven. Het tweede verhaal „De Roode Grijsaard", de geschiedenis van een fijngevoelig en be- schaafd maar exentriek Indisch meisje, die op het punt staat met een als heer verkleeden Orang Oetang te trouwen is veel onnatuur- lijker en minder spannend omdat men de ont- knooping voorzien kan Het derde verhaal Alexa Lioesens geeft een interessante en knap geschreven liefdes- geschiedenis die evenwel niet onder de fantas- tische vertellingen gerangsehikt mag worden. Wij hebben de eerste bun dels van dezen schrijver niet gelezen maar zijn laatst uitge- komen werk doet zeker naar een hernieuwde kennismaking verlangen. Petersen en haar zusters door lngeborg Vollquartz. Uitgave van de Uitgeversmaal schappii „Elsevier" te Amsterdam. Dit uit het Deensch vertaalde boek is weer van een geheel ander genre. Men zou het een dames- of groote meisjes- boek kunnen noemen, het is een door en door gezond boek, frisch en eenvoudig geschreven en boeiend genoeg om er geze'lig bij den haard een paar prettige uurtjes mee door te brengen. De beschrijving van een officiersfamilie zonder geld in een kleine garnizoensplaats is a'tnd een r'rrkbaar onderwerp geweest en, evenals vele Duitsche auteurs^ is lngeborg Vo'lquartz er volkomen in geslaagd haar le zers als't ware iti den kring der door haar beschreven familie op te nemen en hen daar door de kleine en groote dagelijksche gebeur- van Room corns atevenson, geautonseerde vertaling van J. C. L. B. Pet. 46) „Ook goed," zei Alan, „zeg dan maar niets meer." En we Vervielen weer in ons vroegere stil- zwijgen en kwamen aan het eind van onze dagreis en aten en gingen slapen zonder ver- der een woord te spreken. De knecht zette ons over de Rannoch kreek in de schemering van den volgenden dag en uitte zijn meening over de beste route. Deze leidde direct naar de toppen der bergen, dan met een omweg, boven door het Lyondal, het Lochayaal en get Dochart-daJ,' om bij de klip- pen en den bovenstroom van de Forth in de Laaglanden uit te komen. Alan had weimg trek in een route, die ons door het land van zijn bloedvijanden, de Clenorchy Campbells leidde. Hij voerde aan, dat we door naar het oosten te gaan, bijna direct tusschen de A tho le Stewarts zouden komen, een clan van zijn eigen naam en stam, ofschoon ze een ander hoofd gehoorzaamden en bovendien langs 'n veel korteren en gemakkelijken weg ons doel zouden bereiken Maar de knecht, die het hoofd was van Quay's verkenners, had goede tenissen van ganscher harte te doen mee- leven. Petersen, haar ouders en haar zusters zijn in >hun verschillende karakters met talent beschreven. De schrijfster doorvoelt lief en leed van het kleine wereldje waar iij ons binnenvoert en weet door haar eenvoud en innigheid menigmaal te ontroeren. Geen wonder dat de eerste druk van Pe tersen in Denemarken reeds binnen tien da- gen uitverkocht was. Van de belofte van de uitgevers, elk jaar een of twee van de werken van deze schrijf ster in onze taal te dcen verschijnen, zal in breeden kring zeker met waardeering worden kennis genomen. Ten slotte rest ons nog de aandacht op en kele in den laatsten tijd uitgekomen tooneel- stukken te vestigen. Het beste daarvan is ongetwijfeld de Moe- derlegende van Dr. Hellmuth Linger, welke door Henri Decking in bet Hollandsch ver- taald is en door de Mtp. voor goede en goed- koope lectuur te Amsterdam wordt uitgege ven. Dit moderne mysteriespel in vijf bedrijven is inderdaad aangrijpend van zuivere men- schelijkheid en gevoelige verbeelding. Het omvat het verhaal van de mocderge- stalte die den Dood in zijn onherbcigzaam gebied opzoekt en hem het leven van haar op sterven liggend kindjt afsmeekt Zij verwisselt stilletjes de levenskaarsen, het bijna uitgebrande stukje van haar kind, met een groote en helder brandende kaars van een jongen zwerver. Dan beseft zij, dat wat zij meent dat haar kindje toekomt een ander ontstolen wordt maar de Dood geeft haar een kans. Zij zarl teruggaan naar de aarde en hem binnen een dag brengen wat ten mensch haar vrijwillig geeft als het liefste wat hij ^ezit- Zelfs de mannetjes uit het Diaconiehuis, wien zij om hun luttele, troostelooze nog res- tende levensdagen vraagt, keeren haar ver- ontwaardigd den rug toe het gesprek tus schen deze oudjes aoet aan een .'chopping van Heijermans denken en noch de woeke* raar, noch de blinde die zij ontmoet gunnen haar een deel van hun geld of het beetje licht dat nog in de oogen is achtergeb'evt-n Wanhopig keert zij, in het besef, dat het leven van den jongen zwerver in haar han den berust, naar het gebied van den Dood te rug. Zij biedt zich zelf als .pffer aan maar de Dood is onvermurwbaar en eischt het liefste wat zij heeft. Dat is haar kind. Wanhopig geeft de moeder toe en op het- zelfde oogenblik, dat zij in vertwijfeling neer- stort, klinkt er een diepe stem van den hooge, die verkondigt dat haar kindje gered is. De weiden worden een fonkeling van kleu- ren, de kerseboom bloeit en door een wereld vol wonderen snelt de moeder huiswaarts om er haar kleintje gezond en gelukkig terug te vinden. In Hovermans moderne toorteelbibliotheek te Naar den is een tooneelspel in drie bedrij ven door IJs. Vissel verschenen, getiteld ,JJe doodende straal. De bedoeling van den schrijver is de groo te gevaren te schiideren van de tegenwoordi ge uitvindingen op natuurkundig en chemisch gebied. f Een jonge door den oorlog van zijn nor maal denkvermogen beroofden baro»n heeft, na zijn verblijf in de loopgraven, de officiers- tenue aan den kapstok gehangen en is er in geslaagd een doodenden straal uit te vinden. Hij kan die zwak en sterk maken, zoodat hij er zijn slachtoffers mee bedwelmen of doo den kan. Een kanonnenfabrikant die concurrence met eigen moordtuig vreest, tracht den jon gen baron in zijn macht te krijgen maar dit mislukt door de waakzaamheid van een tuinqjansdochter. Als dank daarvoor wordt het kind van dit meisje door een „doodenden" straal verlamd en op hetzelfde oogenblik, dat de baron een „genezenden" straal zal uitzenden, krijgt hij zijn verstand terug, wat natuurlijk groote vreugde in den familiekring geeft maar de schaduwzijde heeft dat hij zich niets meer van de theorie der stralen herinnert en het kindje van de tuinmansdoch'ter dus verlamd moet blijven. Gelukkig duikt er een vriend op, dien hij in zijn verwarden tijd tot zijn assistant gemaakt heeft en dezen gelukt het't kindje met een genezenden straal weer gezond te maken De jonge baron herinnert zich dan, dat hi; bij het vertrek naar het front met de tuin- mansdochter getrouwd is en dat het kind ook van hem is. Mevrouw, de oude barones, is daarna na veel innerlijken strijd tusschen moeder- liefde en gekwetste ijdelheid zoo vriende- lijk om het tuinmansmeisje als schoondoeh- ter te accepteeren waarmee het stuk een ge lukkig slot krijgt. 't Is mogelijk dat vroegere werken van de zen schrijver met succes ten tooneele gebracht zijn. redenen voor al zijn aanwijzingen, noemde de sterkte der troepen in ieder district, en voerde eindelijk aan, voor zoover ik begreep, dat we nergens zoo weinig zouden worden Alan gaf tenslotte toe, maar half tevreden. „Het is een van de vervelendste stukken van Schotland," zei hij, „Ik weet er niets anders dan hei en kraaien en Campbells. Maar ik zie, dat je een scherpzinnig man bent en zal doen, wat je verlangt." We namen dus deze route en wandelden bijna drie nachten op geheimzinnige bergen tusschen de brennen van wilde rivieren, aik- wijls in mist gehuld en in een voortdurenden wind en regenven nooit opgevroolijkt door een straaltje zonneschijn. Overdag lagen wij te slapen in de druipende heide en 's nachts klommen we over onbegaanbaxe heuvels, tus schen wilde rotsen. We verdwaalden vaak en waren dikwijls zoo ingesloten door den mist, dat we moesten blijven waar we waren, tot het licht werd. Er was geen kwestie van vuur. Ons eenige vcedsel was „drammach" en een portie koud vleesch, dat we uit de kooi had- den meegenomen en wat drinken betreft, de hemel weet, dat we aan water geen gebrek hadden. Het was een vreeselijke tijd, die nog vree- selijker werd door het sombere weer en het landschap. Ik was nooit warm, mijn tanden klapperden op elkaar, ik werd gehmderd door een erg ontstoken keel, zooals ik op het ei- landje had gehad, ik had een pijnlijken steek in mijn zijde, die mij ncoit verliet en als ik in mijn natte bed sliep, terwijl de regen op mij neersloeg, en onder mij de modder sijpel- de, beleefde ik in mijn verbeelding weer de ergste deelen van mijn avonturen, ik zag den toren van Shaws. verlicht door den bliksem, Ransome wegdragen op den rug van den man, Sliuan sterven op den vloer van de ka- juit of Colin Campbells grijpen naar de s'ui ting van zijn jas. Uit zufke onderbroken slui meringen werd ik in de schemering wakker, om nog in dezelfde modder te zitten als waar- in ik had geslapen en koude „drammach" te eten, terwijl de regen scherp in mijn gezicht sloeg of langs mijn rug liep in ijskoude stroompjes en de mist ons insloot als in een sombere holte, of misschien als de wind cp- stak, plotseling verdween en ons den afgrond van een duistere vallei deed zien, waar de stroomen brulden Het geluid van een onme- telij'k aantal rivieren kwam van alle kanten Door deze gestadigen. regen waren alle bron- nen van het gelergte gaan vloeien, uit a'le dalen gutste het water als uit een vergaarbak, iedere beck was ovcrstroomd en was buiten haar oevers getreden, gedurende onze ver- moeiende nathtelijke reizen was het indruk wckkend hun stemmei te hooren in. de dalen beneden nu rollend als donder dan met een boos geraas. Ik begreep nu de geschiedenis van den Watergeest, aen demon der stroo- Maar De doodende straal lijkt ons een al- lesbehalve gelukkige keuze voor gezelschap- pen die hun beizoekers iets meer willen bieden dan wat nonsens, die men in een literaii en wetenschappelijk kleedje gestoken heeft om er een schijn van interessantheid en paeda- gogische waarde aan te geven. Het onbeduidende stuk heeft ons geen oogenblik ontroerd en slechts de herinnering van een geforceerde en nietszeggende vertoo- ning achter gelaten. Maskers en Wijn van Albert van Waasdiik en J. H. Speenhoff, eveneens in Havermans Moderne TooneelbibUotheek verschenen is een werk van een geheel ander gehalte. De namen der auteurs deden reeds vermoe- den. dat in dit stuk een zieleiecd vertclkt zou worden waarbij Van Waasdijk voor stijgende spanning en technisch vlot verloop der too- neelen met hun passende entourage zou zorgen, terwijl Speenhoff, de vertolker van het schrijnenae leed van de kinderen der zon- de, ons voor de droeve werkelijkheid zou plaatsen in het klein burgerlijk milieu dat hij zoo meesterlijk weet te teekenen. Fine, een jong meisje, bijna een kind nog, is door een hebzuchtige en alle eergevoei r.iissenden vader en moeder verkocht aan den ouden, riiken Blanken. een lekkerbek, die haar als een kostbare delicatesse beschouwt. Elk opkomend vleugje wroeging in het hart van vader en moeder wordt met een bankbiljet onderdrukt, maar op den Carna- valsavond laten deze het meisje gemaskerd naar een bal gaan waar zij een als Hamlet verkleeden student ontmoet die verliefd op haar wordt en haar thuis brengt. Daar treft hij midden in aen nacht het minderwaardige drietal aan en als de vader en Blanken den jongen Folkert op straat wil- ien werpen. ple.t 'Martine voor hem en weet gedaan te krijgen, dat hij haar den volgen den dag nog eens bezoeken mag. Het in haar prille jeugd verkochte en ont- eerde meisje heeft nu eerst de liefde leeren kennen en als de jonge student den volgenden middag overgelukkig op bezoek komt, is zij met hem alleen en samen bedroomen zij een gelukkige toekomst. Maar in Martine komt twijfel aan de standvastigheid zijner liefde op. In een mees terlijk in scene gezet tooneeltje houdt zij Fol kert spelenderwijs haar poppen voor. Er is er een die een ouden verleider moet verbeel- den en er is ook een klein popje dat zijn slachtoffer voorstelt. Het „sletje" wordt door Folkert voorgoed buiten de samenleving ge- bannen en in dit vonnis voorvoelt Martine het hare. Slechts met maskers en wijn, in de dolle uren van het carnaval, als ieder iets anders schijnt dan hij is, kan zij zich zelf zijn om dat ook haar ongereotheid en aantrekkelijk- heid slechts schijn zijn. De avond vindt alien opnieuw gemaskerd bijeen en op Martine's smeeken, den jongen Folkert toch de waarheid te zeggen komt zoo- wel in moeders- als in vadershart het besef boven, dat zij het levensgeluk van hun doch ter aan den meestbiedenden verkocht hebben. Zij trachten den jongen man de waarheid te vertellen. maar beiden draaien er om heen totdat ten slotte d£ oude Blanken in de klee- ren van een knecht ten tooneele verschijnt om ook zijn aandeel aan de maskeradepret te hebben. Hij kan zijn neus laten gloeien en doet in- tusschen zijn medeminnaar allerlei confiden- ties tot deze de waarheid beseft en vol weer- zin het wanhopige meisje achterlaat als het sletje dat geen genade te wachten heeft Als het twaalf uur slaat en de tijd voorbij is die Martine geheel voor haar zelf en haar geluk opgeeischt heeft, grijpt de oude weer naar zijn prooi die zich willoos aan hem overgeeft. Het ongelukkige verkochte en veroordeelde meisje en de hebzuchtigen die haar omrin- gen, de misdadige zwakkelingen die zoo nu en dan nog even vleugjes van menschelijk- heid en berouw krijgen, zijn naar het leven geteekende figuren uit de kringen waarin Speenhoff de sujetten voor zijn levensliedjes heeft gevonden. Het stuk is in den jaarlijkschen wedstrijd voor tooncelletterkunde te Antwerpen met den eersten prijs bekroond en door de N. V. Rot- terdamsch Hofstadtooneel met veel succes in den Grooten Schouwburg te Rotterdam op- gevoerd. belast >ich met HET VERVAARDIGEN VAN ALLE DRUKWERKEN. HET PLAATSEN VAN ADVER- TENTIEN IN ALLE BLADEN. HET LEVEREN VAN ALLE BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BOEKEN. HET LEVEREN VAN ABONNE- MENTEN OP ALLE BINNEN*EN BUITENLANDSCHE BLADEN. Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 847 (auteur P. Kleute). Stand: Zwart: 13 schijven op 4, 5, 8, 9, 14, 17, 26, 27, 31, 35, 36, 40, 45. Wit: 14 schijven op 15, 18, 23, 25, 28, 29, 34, 37, 38, 39, 41, 42, 47, 50. O p 1 o s s i n g 1. 28—22 1. 17 19 2. 18—13 2. 9 18 3. 38—32 3. 27 38 men, waarvan de fabel zegt, dat hij wec- klaagt en bruit aan de'doorwaadbare plaats tot de ten doode gedoemde reiziger komt. Ik zag dat Alan het geloofde, of hadi geloofde, en wanneer het geraas van de rivier hooger klonk dan gewoonlijk, verbaasde het mij wei nig, dat hij een kruis sloeg. Gedurende deze verschrikkelijke zwerftoch- ten waren wij niet vertrouwelijk cn spraken zelfs bijna niet. De waarheid is, dat ik dood- ziek was, wat mijn beste excuus is. Maar bo vendien was ik door mijn aard weinig ge- neigd te vergeven, ik was niet gauw beleedigd, maar vergat nog minder gauw, en was nu om twee redenen woedend op mijn metgezel. Bijna twee dagen was hij envermoeid met vriendelijkheden, wel zwijgend, maar altijd bereid om te helpen, en altijd in de hoop, zooals ik heel goed zag, dat mijn onaange- name stemming zou overwaaien. Al dien tijd was ik in mijzelf gekeerd, voedde mijn toorn, wees ruw zijn hulp af en keek hem even wei nig aan, als wanneer hij een struik of een steen was geweest. Den tweeden nacht, of liever den dageraad van den derden dag waren wij op een open heuvel, zoodat we niet cnze gewoonte konden vo-'.gen en direct gaan eten en Siapen. Voor we een schuilplaats haddrn bereikt, was het rij helder geworden, want, ofschoon het nog regende, waren de wolken hooger, en Alan keek mij aan met teekenen van bezorgdheid. „Je kunt mij beter je bagaye geven." zei Voordam C 9, Alkmaar 4. 42 33 4. 31 42 5. 47 38 5. 36 47 6. 34—30 6. 35 24 7 a 29 9 7. 4 13 8. 39—34 8. 40 29 9. 33 24 9. 47 20 10. 25 3! Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: W. Blokdijk, P. Dckker, D. Gerling. G. J. v. d. Ploeg en A. List te Alkmaar. In den volgenden stand van Henri Eyrand Zwart: 12 semjven op 4, 6, 9, 12, 14, 18, 19, 22, 23, 24, 28, 29. Wit: 12 schijven op 16, 21, 25, 30, 31, 32, 36, 37, 38, 40, 48, 50. speelt wit: 1. 31—27 1. 22 33 (3 sch.) 2. 36-31 2. 28 17 (3 sch.) 3. 16—11 3. 24:44 4. 11 24 4. 29 20 5. 50 10 5. 4 15 6. 25: 3! SLAGZET IN DE PARTIJ. De bekende problemist Defoy maakte in zijn dub in een partij tegen Parent een aardigr combinatie: Zwart: 9 schijven op 6, 8, 9,11,14,16, 19, 23 39. Wit: 9 schijven op 15, 21, 26, 27, 32. 34, 37,41,43. Wit speelde: 1. 34—30 1. 39 48 2. 30—24 2. 48 13 (gedw 3. 32—27 3. 13 20 4. 25 2 4. 16 27 5. 2:10! Zwart had in plaats van 33—39 als laat sten zet 3338 moeten spelen. Ter oplossing voor deze week: PROBLEEM No. 848 van P. KLEUTE Jr., den Haag. hij, misschien voor de negende maal sedert we gescheiden waren van den verkenner, aan den oever van de Rannoch kreek. „Het gaat heel goed, dank je," zei ik zoo koud als ijs. Alan werd bloedrood. „Ik zal het niet weer aanbieden," zei hij, „ik ben niet erg geduldig, David," Dat heb ik nooit gezegd," antwoordde ik, wat precies de ruwe, dwaze manier van spre ken was van een jongen van tien jaar. Alan gaf op dat oogenblik geen antwoord, maar zijn gedrag antwoordde voor hem. Het bleek, dat hij van nu af zichzelf had verge ven voor de zaak met Cluny, hij zette zijn hoed weer zwierig, wandelde opgewekt, floot deuntjes en keek me van opzij aan met uit- dagenden glimlach. Den derden avond trok- ken we door het westelijke eind van het land Balguhidder. Het was helder en koud, met iets vorstigs in de lucht en een noordenwind, die de woiiken wegblies en de sterren helder deed schijnen. De stroomen waren natuurlijk vol en maakten nog veel lawaai tusschen de heuvels, maar ik merkte op, dat Alan met meer aan den Watergeest dacht, en uitste- kend geluimd was. Wat n^j bctreft, de veran- dering van het weer kwam te laat voor mij,, ik had zoo lang in de modder gelegen, dat ik van mijn eigen kleeren walgde, ik was dood- moe, en ziek en pijnlijk en huiverig, de koude wind ging door me heen en het geluid er van verdoofde mijn ooren. (Wordt vervolgd asea= worden blouses, waschechte stoffen, linten, kanten, stof-handsehoenen, flor-kousen, enz. spoedig en prachtig geverfd met de wereld- beroemde echte KOUI'WATKRVERF merk „VOSSFKOP IiV STER". Koudwaterverf merk „Vossekop in ster" spaart den verver. Te verkrijgen bij de flrma's W. Hartog, Spoorst.raat 41 F. Renr. Hofplein 53. ———a 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 9