Alkmaarsche Gourant
ZJ L
JI
FEUILLETON.
Woensdag 25 Februari.
Ontvoerd,
No. 41 1925
Honderd Zeven en Twintigste Jaargang.
Stadsiiieiiws.
DE ONTWAPENINGSLEUZE
EN HAAR BEDROG.
(Vervolg).
De vraag of nationale ontwapenling moge-
lijk is, werd door spr. na een korte pauze
behandeld.
Hij hcrinnerde aan het ontwapenmgsdebai
tusschen generaal Suijders en prof, van
Embden. Beidco stelden zich op het standpunt
der vaderlandsliefde. De heer Snijders wilde
daar alles, geld en goed en bloed desnoods,
voor offeren.
Wij, zei spr., staan niet op dit standpunt,
omdat wij geen vaderland erkennen.
De redeneering van prof, van Embden was
minderwaardig, omdat hij erkende wel een
vaderland te hebben en ook daarvan te hou-
den, maar vanwege het gevaar wilde hij het
niet verdedigen.
Hij begreep, aldus de heer Constandse, dat
de eerstvolgende oorlog een strijd tegen het
achter het front gelegen land zal zijn. Zoo-
lang alleen het leger nog maar gevaar loopt,
zijn de burgerlijken niet zoo erg tegen oorlog,
maar nu ook de burgerlijke bevolking onmid-
dellijk in den strijd wordt betrokken, keeren
zij zich daar tegen.
Het argument tegen oorlog, dat er geen
geld zou zijn, noemde de heer Constandse be-
fachelijk, omdat het nationale vermogen voort-
durend stijgt.
Dat ons land niet te verdedigen zal zijn, is
een ander argument, dat vaak wordt aange-
voerd door allerlei partijen, zelfs de bolsje-
wiki, die meenen dat een leger overbodig is.
Eigenaardig echter, dat Wijnkoop en de zij-
nen een leger wel mooi en nuttig achten ter
verdediging van een eventueele sovjet-repu-
biiek.
Een vraag is het overigens volgens prof.
Stonn van Leeuwen nog of ons land niet te
verdedigen is, omdat men volgens dien prof,
toch door gifgassen de grens kan doen eerbie-
digen. Evenwel andere landen kuonen wel
eens nog weer sterkere gifgassen hebben.
Weer een ander argument is door den heer
March ant voor ontwapening aangevoerd:
vrees voor revolutie.
De heeren willen zoogenaamcl ontwapenen,
zei spr.. en voor het aanvalsleger een poli-
tieleger in de plaats stellen. Zoo is het ook
met Denemarken's ontwapening. Een politie-
leger acht men noodig om de binnenlandsche
orde te handhaven. En deze „orde" noemde
spr. een groote wanorde.
Over een koloniaal leger spreken onze voor-
standers van ontwapening niet, omdat zij we-
ten, dat onze kolonien in het brandpunt van
den toekomstigen oorlog liggen. Ned. Indie is
van het allergrootste oorlogsbelang en de
zeestraten zijn buitengewoon gewiditig, om
dat zij toegang geven tot de zeeen, die China
beheerschen, het doel van den toekomstigen
krij.,.
Kan een staat de ontwapening willen?
Neen, zei spr., want de staat is een instituut,
dat door dwang aan zijn wil kracht moet kun-
nen bijzetten.
Een radicaal middel om tot ontwapening te
kcmen zou zijn de afschaffing van dienstplicht
en geen der politieke partijen heeft die in zijn
vandel geschreven, behoudens „St. Michael",
dat het echler alleen maar deed om van de
R. K. Staatspartij zooveel mogclijk toegestaan
te kunnen krij gen.
De Staat kan den dienstplicht niet missen
en als men al de ernstige dienstweigeraars
van militairen dienst vrij stelde, dan legde
men hun den burgerlijken dienstplicht op, die
hveemaal zoo lang duurt.
De politieke partijen zulien geen ontwape
ning brengen en daarom kan men die niet ver-
trouwen. al zeggen zij ook: „steunt ons en de
zaak komt in orde".
De soc.-dem. leiders, die bij den aanvang
van den oorlog zeiden, dat het nuttig was de
grenzen te verdedigen, erkenden later, tevoren
reeds in geheime regeeringszittingen gezegd
k hebben, dat verdediging geen nut had en
dat bij een eventueelen oorlog de soldaten
slechts in den dood werden gejaagd.
Hoewel de soc.-dem. vdor ontwapening zeg
gen te zijn, hebben zij toegegeven ter wille
van samenwerking met andere partijen, als
zij regeeringspartij worden, voor bewapening
te zijn, mits 50 millioen wordt bezuinigd en
de lichtingen niet gaan boven 13000 man.
Vermindering der bewapening wil zelfs de
conservatieve regeering van het Britsche rijk.
MacDonald bouwde nog nieuwe oorlogssche-
pen, die de begrooting met ettelijke millioenen
verhoogden.
In Frankrijk steunen de soda listen Herriof,
die nieuwe Ruhrcredieten vroeg, hoewel zii
aanvankelitk de bezetting van de Ruhr een
fflisdaad noemden.
Spr rich Hp het oog voorts op Duitschland
van Robert Louis Stevenson, geautoriseerde
vertaling van J. C. L. B. Pet.
49)
Andere menschen hebben een geheim met
twee of drie goede vrienden en op een of an
dere manier lekt het uit, maar tusschen deze
clanmenschen wordt het verteld aan een heele
landstreek en ze zullen het een eeuw bewaren.
Er gebeurde maar iets noemenswaardigs en
dat is het bezoek, dat ik kreeg van Robin,
Oig, een van de zoons van den beruchten Rob
Roy. Hij werd overal gezochf, omdat hij een
jonge vrouw had ontvoerd uit Balfron en
haar, naar beweerd werd, tegen haar zin had
gehuwd, toch stapte hij door Balguhidder als
een edelman in zijn eigen ommuura park. Hij
was het ook, die James Maclaren achter zijn
ptoeg had doodgeschoten, een veete, die nooit
beslecht was, en toch wandelde hij het huis
van zijn doodsviianden binnen als een han-
delsreiziger een herberg.
Duncan had tijd, mij te vertellen, wie het
was en we keken elkaar bezorgd aan. Men
moet begrijpen, dat het toed ongeveer den tijd
was van Alan's komst, en het was weinig
en Belgie en concludeerde, dat van de Neder-
landsche regeering geen ontwapening is te
verwachten, waar alle regeeringen rondom
haar, socialistische zoowel als andere, voor
bewapening blijven
De regeeringen kunnen ook niet anders, zei
spr., omdat zij afhankelijk zijn van de bankcn
en de industrieen. Zij blijven zichzelf gelijk.
Spr. herinnerde er nog aan, dat de leider
der Engelsche spoorwegmannen reeds te ken-
nen gaf, dat de arbeiders bij een eventueelen
oorlog niet zouden staken. Dit geeft te den-
ken, zei spr.
Wij zijn voor ontwapening, omdat wij wer-
kelijk den oorlog willen voorkomen en de re
geering machteloos willen maken. Wij pro-
pageeren uit revolutionnaire overwegingen de
ontwapening, wij zijn voor staking in de be-
drijven, als er oorlog komt. Uit eigen overtui-
ging moeten de arbeiders daartoe komen en
niet door een bevel van het I. V. V., dat ge
zegd heeft bij een eventueelen overval de al-
gemeene staking te zullen uitschrijven.
Maar zal dit bevel komen? vroeg spr. Hdi
betwijfelde dit zeer.
Slechts een middel is er tegen mobilisatie,
z.ei spren dat is de revolutie. Wij willen die
zoo bloedeloos mogelijk doen zijn en willen
daarom door ontwapening aan de regeering
alle kracht ontnemen om chvang uit te oefenen
Men heeft te kiezen: voor de regeering en
voor bewapening of tegen de regeering en
voor ontwapening Voor hen, die niet de
bourgeoisie willen steunen en nog machtiger
maken, is de keuze niet moeilijk.
De arbeiders hebben te begriipen, dat zij de
internationale broederschap hebben te verde
digen en niet het vaderland op last der bour
geoisie.
Een daadwerkelijke strijd tegen het militai-
risme wordt thans nog niet gevoerd, ondanks
het ontwapeningsbesluit van het I. V. V.
De arbeiders zullen moeten vertrouwen op
eigen kracht, indien zij inderdaad tot ontwa
pening willen komen.
De heer Vernee noemde in een slotwoord
de rede van den heer Constandse zeer leer-
zaam en wekte op om wel te bedenken, als
men gaat stemmen, wien men zal kiezen. Do
oarlementaire partijen beweren steeds veel te
hebben bereikt, mar spr. betoogde dat dit al-
'es kwam door de mentaliteit des volks. De so-
ciale wetten van 1018 bewezen dit.
Met een woord van dank sloot spr. hierop
ue vergadering.
VIJFDE WINTERLEZING
,.WAAKT EN BIDT".
De vijide en tcvens laatste der winterlezin-
gen in het gebouw „Waakt en Bidt" werd gis-
teravond gehouden door ds. T. Kloosterman,
Ned. herv. predikant te Voorburg. De titel
van het onderwerp luidde: „De profeet Elia".
Gezongen werd ps. 68 10 en 17, waarna
ds. Kloosterman het opemugsgebed uitsprak
om daarna zijn lezfng aan te vangen als
volgt (nadat hij nog gelegenheid had gehad
om zijn genoegen er over uit te spreken we-
der hier aanwezig te kunnen zijn)
Ik ga u vanavond lezen over den profeet
Elia. Deze was een mensch van gelijke bewe-
ging ais wij. Aldus getuigt van hem de apos-
tel Jacobus, een latere gesdiiedschrijver,
voorgclfcht door den Heiligen Geest.
Deze merkwaardige verschijning heeft op
ons echter een gansch anderen indruk ge-
maakt. Hij was een eeniing, een enkeling. Is
het wonder, dat deze Elia, die geheel onver-
wacht, zonder dat men zijn afkomst kon na-
rekenen, die als van uit den hemel verschijnt
en even onverwacht weer verdwijnt, door de
menschen voor geheel anders werd aangezien
dan zij waren?
Wij staan bij hem voor een raadsel of een
wonder! Wat al tegenstrijdigheden in hem!
Moeten wij hem noemen een kind Gods? Die
titel lijkt voor hem te alledaagsch. Veeleer is
hij een man Gods of een held Gods.
Laat ons vanavond uitkomen bij het wo :rd
van Jacobus: Elia was een mensch van ge
lijke beweging als wij.
En/dus een zondaar, een zondaar echter,
die heeft verstaan, dat wij zonder God zwak
zijn.
Bepalen wij ons eeret bij den tijd van Elia,
aldus spr.
De 9e eeuw voor Christus werd hem de
predikersmantel omgehangen. Wie in die da-
gen door de straten van Samaria of langs het
paleis van Jisrael wandelde kreeg wondere
dingen te zien. Israel had de wegen van Je
hovah verlaten en zich gericht naar heiden-
sche afgoden.
Spr, vergeleek dit met onze dagen, waarin
z. i. ook zoovele vormen van godsdienst tot
uiting komen, zooals theosofie, Oostersche
godsdienst en ook het socialisme, dat niet al
leen voor maatschappelijke belangen strijd
doch een soort religie is geworden.
Maar wat ontbreekt is de gehoorzaamheid
de waarachtige gehoorzaamheid aan het
woord van God, zooals die door Elia wera
gepredikt. Spr. zeide, dat van dezen profeet
weinig bekend is: wie zijn ouders zijn, waar
hij geboren is, of hij een leerschool doorloo-
pen heeft enz.
Hij verscheen ineens als een donderbui op
een vroegen voorjaarsdag. Plotseling ver-
waarschijnlijkjdat die twee het goed zouden
kunnen vinden en toch was het zeker, dat een
zoo bedreigd man als de Macgregor argwaan
zou koestercn, wanneer we bencht zonden of
een sein gaven.
Hij kwam binnen met veel vertoon van be-
leefdheid, maar als een man tegenover zijn
minderen, nam zijn mute af voor mrs. Mac
laren maar zette hem weer op zijn hoofd,
toen hij tot Duncan sprak en nadat hij a'dus,
naar hij zal hebben gedacht, behoorlijk had
te kennen gegeven, waar hij stond, kwam hij
naast mijn bed en boog.
„Dc heb gehoord,mijmheer," zei hij „dat
u Balfour heet."
„Tot uw dienst/' zei ik, „mijn naam is Da
vid Balfour."
„Ik zou u mijn naam wel willen noemen,
mijnheer," antwoordde hij, „maar die is den
laatsten tijd belasterd, en het is misschien vol-
doende, als ik u zeg, dat ik een eigen broer
ben van James More Drummond of Mac
gregor, van wien u zeker zult hebben ge
hoord."
„Zeker mijnheer," zei ik, een beetje vei'-
schrikt, „evenals van uw vader, MacgTegor
Campbell." En ik ging zitten en boog in bed,
want ik meende, dat ik het best deed hem ter
wille te zijn, voor het geval hij er trotsch op
wae een vogelvrij veitlaarde tot vader to heb-
scheen hij op het hof van Achab",
Hij heeft niet geschreven als andere groo
te profeten. Hij was geen wetgever als Mozes.
Hij is veeleer een slooper en een breker dan
een bouwer. Hij is ook geen denker. Hij heeft
geen gedachte, hij heeft slechts een gedachte.
Hij was zelfs niet de man van het woord. Hij
is de man van de daad. Hij is niet belangrijk
door het woord, maar door de daad. Alles
aan hem is kracht, bovenmenschelijke kracht
Van hem is nog bekend, dat hij een sterk
lichaam had; hij leefde langen tijd op water
en't voedsel dat de raven hem brachten Doch
sterker dan zijn lichaam was zijn ziel: Hier
is wat men noemt: een gezonde geest in een
gezond lichaam.
De naam Elia is de aanduiding van het
wezen; de man, die gelooft, dat God is. Het
thema van Elia's leven is: God is God. Meer
niet en minder niet. De rest is bijzaak.
Omdat God God is, is er ook een verbond
van God, is er ook een volk van God: Israel.
Het leven van Elia is een hartstochtelijk
begeeren naar een daad Gods. Och, dat ae
hemelen wilden scheuren, dat Elia God ware!
Elia's kracht was zijn eenzijdigheid, ver-
volgde spr.
Hij was in alle opzichten paradoxaal, hij
was vol tegenstrijdigheden. Hij was een een
iing, iemand, die op zichzelf stond, en toch
had hij het gansche volk Israels lief.
Hij was volbloed revolutionnair, die gansch
Israel wilde omkeeren, toch conservatief toch
behoudend.
Hij was een sombere ernstige verschijning,
toch vol van humor.
Hij was dapper als 'n leeuw, daarbij schuw
als een konijn.
Hij was nu eens hard, dan weer zacht als
een kind.
Zooals zijn kemelharen kleed was, was
Elia zelf. Zoo staat hij voor ons als een der
wonderlijken der wonderlijkenr, vooral nu het
Christendom door de cultuur is geworden een
kunstmatig Christendom, in elk geval een slap
en verslapt Christendom.
Och, dat er een man opstond in dc kracht
van Elia! riep spr. uit en vervolgde: Maar
nu de keerzijde. Ik kom tot Elia's leven.
Alvorens daartoe over to gaan werd gezon
gen van gezang 156 1 en 4.
Bij het bespeken van Elia's weg. aldus ver
volgde ds. Kloosterman moeten wij naar vo-
ren brengen een van de hachtelijkste oogen-
bliken van zijn leven, als hij ligt, uitgeput,
onder de jeneverstruik in een kale onherberg-
zame wildernis.
Alles is mislukt en hij verlangt te sterven
Hij uit een bittere klacht tot den engel, >iie
hem vraagt: „Wat maakt gij hier, Elia?"
Men maakt er zich wat gemakkelijk van af
als men dit moment in Elia's leven als een
z.g. zwak oogenblik aanduidt, dat ieder grool
tnan heeft.
Dit is eerder een crisis in Elia's leven
Het gaat thans er op of er onder. En Elia
gaat onder.
Aanvankelijk is de weg van Elia een weg
van succes, betoogde spr., het onderschexl
uiteenzettend, dat er z.i. is tusschen succes
en zegen. Bij het eerste helpt de mensch ook
mede, is er echter van zegen sprake, dan
wordt de mensch uitgeschakeld en moet men
erkennen, dat God dezen zegen bracht.
Spr. vertelde daarna van het werk van
Elia. hoe het hem aanvankelijk goed ging bij
wat hij ondernam. Als hij gebeden heeft, komt
er een wolkje aan den horizon, dat grooter
en grooter wordt en even later plast de regen
neer in een land, waar het in geen drie jaar
en zes maanden regende. Zou ook Elia met
gedacht hebben: dat heb ik gedaan, aldus spr
Toen kwam het oogenblik, dat hij zou ne-
derliggen op den rots, moedeloos en geslagen,
want Isebel had overwonnen.
Spr. betoogde vervolgens, dat heden zoo-
velen verkeeren in de positie van Elia. Ook
zij hebben het gezocht in den weg naar suc
ces, doch ook zij liggen moedeloos neder en
worden bitter tegen God.
Een andere toepassing, aldus spr., is het
gebruik maken van het Christendom om voor
zich zelf naam te maken, zichzelf succes te
verzekeren. Dan staat niet God, doch de
mensch zelf in het middelpunt.
In den weg van het succes is echter geen
zaligheid. „Zoo wie zijn leven zal willen be-
houden, zal het verliezen, maar wie zijn le
ven wil verliezen, die zal het behouden."
Spr. maakte nog een toepassing. Toen Elia
langs den weg van succes de man in Israel
werd, dacht hij, dat hij Isebel zou overwinnen.
Hij dacht, dat zijn wijsheid zou zegevieren in
plaats van Gods wijsheid. Daarom moest hij
weer door de diepten nedergaan, om weer een*
kind Gods te worden.
God gaat met zijn kinderen langs verschii-
lende wegen. Bij den een moet dit gebeuren.
bij den ander moet dat mislukken. God sta-
pelt tegenspoed op tegensooed, totdat wij uit
komen met Elia en neerzinken onder de jene
verstruik met de klacht: „Alles is weg, ik ben
alleen overgebleven en mij zoeken ze te doo-
den."
Spr. behandelde vervolgens de visioenen
van Elia, de storm, de aardbeving, het vuur
en de stilte. Het treffende daarin is, dat Elia
wordt uitgeschakeld, want Hazel, Jehu en
ben.
Hij boog terug. „Maar waarvoor ik geko-
men ben, mijnheer," vervolgde hij, „is het
volgende. In het jaar vijf en veertig riep mijn
broer een deel van de .Gregara" te wapen en
vocrde zes compagnien aan, om te strijden
voor de goede zaak en de dokter die met onze
clan meetrok cn mijn hroeder-s heen genas,
toen het in het gevecht bij Preston Paus was
gebrcken, was een heer, die denzelfden naam
droeg als u. Hij was een broer van Balfour
Van Baith, en als u familie van hem bent, al
is het in de verte, ben ik bereid u de diensten
van mij en mijn lieden te verleenen."
Nu meet men bedenken, dat ik niet meer
van mijn afstamming wist dan een trekhond,
mijn oom had zeker over onze hooge bloed-
verwanten gepraat, maar niets gezegd, waar
ik nu iets aan had en er schoot mij niets over
dan met schaamte te bekennen, dat ik het niet
wist.
Robin zei kortaf, dat het hem speet, mij
lastig te hebben gevallen, draaide mij den
rug toe, zonder iets dat op een groet leek en
toen hij naar de deur ging, kon ik hem tot
Duncan hooren zeggen, dat ik „maar een al-
leenstaande lummel was, die zijn eigen vader
niet kende." Boos als ik was over deze woor-
den en beschaamd over mijn eigen onwetend-
heid, kon ik toch niet nalateo te glimlachen
Elisa zullen datgene doen, dat Elia gedacht
had te zullen doen. Jehovah had zijn IK ge-
steld tegenover het i k van Elia, het succes
God gaf te verstaan dat 7000 menschen de
laiieen niet hadden gebogen voor Baal. En
dat is niet Elia's, doch Gods werk. De groote
profeten hebben groote dingen gedaan, maai
tenslotte God doet het werka God is de
God van de daad, maar deze daad is: de
stilte, de verborgen zegen.
Elia ging weg. Zijn opvolger was Elisa,
een klein man, een gewoon man en deze is,
toen hij zijn mantel kreeg, naar de Jordaan
gegaan en heeft gezegd: Waar is de God van
Elia.
Dat wij dit alien mogen zeggen!
Ds. Kloosterman ging voor in de dankzeg-
ging nadat gezongen was het 8ste vers van
psalm 89.
Gemengd Nieuws
PROVINCI ALE STATEN VAN
NOORD-HOLLAND.
Gistermorgen half-elf is de vergadering
van de Staten voortgezet.
Aan de orde kwam het voorstel ten aanzien
van de huisvesting van de provinciate griffie
De heer Kleerekoper noemt het voorstel niet
van eenvoudigen aard.
Het is zuinigheid aan den verkeerden kant,
als men een provinciate griffie verhindert zijn
werk naar behooren te verrichten. Het voor
stel, een bestaand gebouw te verbouwen ?n
daarachter een nieuw gebouw te zetten vind
spr. onsympathiek.
Het Paviljoen mag misschien een schoou
gebouw zijn, voor het nieuw gestelde doel is
het absoluut ongcschikt, en het is ook onzin-
nig, daarachter een gebouw voor de ambtena-
ren te zetten. We wenschen geen groot bedrag
te verklungelen, en dank zij de welwillendheid
van het gemeentebestuur van Haarlem, heb
ben de Staten een nieuwe vergaderzaal niet
noodig. Hij zou het beter vinden, als de huis
vesting maar aan de provincie en niet meer
aan het Rijk werd overgelaten.
Andere provincies hebben voldoende gebou-
wen gekregen, betaald uit's Rijks kas. Het is
absurd, de provinciate belastingbetalers in
Noord-Holland ben nieuw gebouw te laten be-
talen.
De heer Kleerekoper meent dus, dat het
voorstel moet worden aangehouden; daarom
heeft hij met nog eenige andere leden een
desbetreffende motie ingediend. Hij ziet niet
veel verschil tusschtn deze motie en die van
dc heeren Spier c. s.
De heer Spier zegt, dat de huisvesting voor
de provinciate griffie onvoldoende is en meent,
dat de regeering tegenover de Staten een eere-
plicht heeft te vervullen. Hij verdedigd zijn
motie. Het is z. i. voorbarig, nu reeds een
oordeel te vormen, omdat dit een ongewensch-
ten invloed op de Tweede Kamer bij de behan-
deling van het wetsontwerp tot aankoop van
een terrein aan dat Kinderhuissingel te Haar
lem voor de stichting van een nieuw gouver-
nementsgebouw zou uitoefenen. Wij moeten,
aldus spreker, den weg niet afsnijden voor
een degelijke en radicate oplossing van de
kwestie betreffende de huisvesting van de pro
vinciate griffie. Anders krijgt men nooit een
betere huisvesting/ Spreker beveclt aanneming
van zijn motie aan, omdat de Tweede Kamer
het betrokken wetsontwerp in korten termijn
zal behandelen.
De heer dr. Droog klaagde er over, dat za-
ken als deze altijd zooveel jaren eischen, oer
een oplossing verkregen wordt.
De heer Verschure ziet ook de noodzakelijk-
heid in van een verandering in de huisvesting
van de provinciate griffie.
De heer Ketelaar was er heilig van over-
tuigd, dat er verandering in. de huisvesting
moet komen.
De heer Hendrix (Ged. Staten) was dank-
baar, dat alle sprekers het er over eens zijn,
dat de tegenwoordige huisvesting van de pro
vinciate griffie niet gehandhaafd kan blijven.
Met het aannemen van de moties der heeren
Kleerekoper en Spier worden GedepuieerJe
Staten evenwel het slechtst geholpen. Spre
ker kan zich meer vereenigen met wat de hee
ren Verschure en dr. Droog gezegd hebben.
Hij herinnert aan de lange voorgeschiedenis
van dit voorstel, aan de veeljarige onderhan-
delingen met de regeering. Spr. achtte het in
gebruik nemen van het paviijoen een aan-
vaardbare oplossing. Het is onmogeliik, het
werk in het tegenwoordige gebouw naar be
hooren te verrichten. De beer Kleerekoper
heeft wel gezegd, dat de Staten de macht aan
zich moeten houden, maar dat kan toch niet.
Men moet toestemming aan den Haag gaan
vragen. Wat de moties van de heeren Kleere
koper en Spier betreft, spreker deelde mede,
dat Gedeputeerde Staten aan het daarin uit-
gedrukte verlangen niet kunnen voldoen. Er
is geen kans op, dat er een nieuw gebouw zal
komen. Uitstel zou beteekenen, dat men intus-
schen ook het paviljoen lrwijt zou raken. De
Maatschappij van Nijverheid loert er ook op.
Als het den Staten ernst is met hun bewering.
dat de bestaande toestand niet bestendigd kan
worden, dan moeten zij de beide moties ver-
werpen en het voorstel van Ged. Staten aan
nemen. Het paviljoen en het daarachter neer
omdat de man die door de wet werd vervolgd
en werkelijk ongeveer drie jaar later werd ge-
hangen, zoo teergevoelig was op het punt van
afstamming van zijn kennissen.
Juist toen hij bij de deur was, kwam Alan
binnen en beide deinsden terug en keken el
kaar aan als vreemde houden. Ze waren geen
van beiden groot, maar ze schenen op te zwel-
len van trots. Beiden droegen een zwaard, en
brachten met een beweging van de dij het
gevest naar voren, zcoaat het gauwer kon
worden gegrepen en de kling getrokken
„Mr. Stewart, als ik het wel heb," zei Ro
bin.
„Op mijn woord, nu*. Margregor dat is
geen naam om beschaamd voor te zijn," ant
woordde Alan.
„Ik wist niet, dat u in mijn land was,
mijnheer," zei Robin.
„Ik dacht, dat ik in het land was van mijn
vrienden."
„Dat is een lastig geval," zei de ande,,
„daar zou nog over te praten zijn. Maar ik
meen te hebben gehoord, dat u kondt omgaan
met het zwaard?"
„Tenzij je doof geboren werd, mr. Macgre-
gcr, zul je nog heel wat meer hebben gehoord,
zei Alan. „Ik ben niet de eenige man, die met
het staal kan omgaan in Appin, en ik heb
nooit gehoord, dat de Macgregor er goed af
N.V. BOEK- EN HANDELSBRUKKERIJ
voorh. HERMS. COSTER EN ZOON.
ZIET UWE DRUKWERKEN NA
ONZE ZETMACHINES STEL
LEN ONS IN STAAT U VLUG
TE BEDIENEN
VOORDAM C 9 ALKMAAR
te zetten gebouw kunnen heel goed gesehikt
gemaakt. worden voor het werk van de provin
ciate griffie. Het is heelemaal niet noodzake-
lijk dat alle ambtenaren in het paviljoen
werken Spreker beval aanneming van het
voorstel aan.
Na de pauze deelt de heer Kleerekoper mee,
dat hem gebleken is, dat een groot aantal le
den de voorkeur geeft aan de motie-Spier bo
ven zijn motie. Daarom heeft hij met zijn on-
derteekenaars besloten, zijn motie in te trek-
ken en die van den heer Spier te steunen.
De motie van den heer Spier wordt aange-
nomen met 33 tegen 25 stemmen.
Het voorstel inzake huisvesting van de pro
vinciate griffie is dus tijdelijk van de baan.
VOORRAAD STAPELGROENTEN IN
NOORD-HOLLAND.
De inventarisatie naar de hoeveelheden sta-
pelgroenten, aanwezig bij de tuinders in
Noord-Holland, die bij den Provincialen
Bond van Veilingen zijn aangesloten, gaf tot
uitkomst een totaal van ruim 3700 wagons
van 10.000 K.G. Er is dus nog een voorraad,
die wel 75 pCt. grooter is dan verleden jaar
op denzelfden tijd.
POSTDIENST TEN PLATTELANDE.
Het dagelijksch bestuur der Zeeuwschc
Landbouwmaatschappij heeft een telegram
gezonden aan den voorzitter der Tweede Ka
ma- waarin het zegt, „dat onder geen beding
op zoodanige wijze op den postdienst bezui
nigd mag worden, dat daardoor de platte-
landsbelangen geschaad worden." Het zou
zich, hoewel noode, kunnen vereenigen met
de omzetting van de plattelands-postkanto-
ren in stations, indien deze een grooter aantal
uren en later op den dag, dan nu het geval
is, voor het publiek werden opengesteld, en
het aantal bestellingen als gevolg van deze
verandering, niet verminderde.
RIJKSSUBSIDIE VOOR DE OLYM-
PISCHE SPELEN.
Aan de Tweede Kamer is het volgende
adres gezonden
Het Nederlandsche Christelijke Gymna-
stiek Verbond, met verwondering en ontstem-
ming het regeeringsvoorstel om voor de in
1928 te Amsterdam te houden Olympiade uit
's Rijks schatkist een subsidie van een mii-
lioen gulden te verleenen veruomen hebbend,
neemt de vrijheil, aan de Kamer te verzoe-
ken, dit voorstel niet aan te nemen, en wel om
de volgende redenen:
De uitgave wil adressanten voorkomen on-
billijk en ongemotiveerd,
lo. wij 1 scnerpe maatregelen kortelings tot
bezuiniging moesten worden gepomen, en
volgens de verklaring des ministers voorzich-
tighsid in den komenden tijd geboden blijft;
2o wijl voor de lichamelijke opvoeding vele
subsidies niet gehandhaafd konden blijven;
3o. wijl gebleken is, dat het particulier
initiatief en de stem uit de belangenkringen
aanmerkelijk beneden een redelijken eisch
bleven
4o. wijl het Rijk-door aldus een subsidie te
voteereu, een grooten last gaat leggen op de
financien van sommige overheidslichamen ia
stad en provincie;
5o. wijl met het welslagen van de Olym
piade niet gemoeid1 is een volksbelang, doch
dc belangen van slechts groepen uit deelne-
mendc landen;
6o. wijl evenmin de lichamelijke opvoeding,
noch de gymnastiek, maar de dikwijls tot ex-
cessen leidende wedstrijdinanie wordi gebaat;
7o. wijl bovendien door geen te dezen op-
zichte beperkende voorwaarden de Zondags-
heiliging wordt verzekerd en dus een groot
deel van ons volk in zijn heilige gevoeiens
wordt gekrenktv
So. wijl ten siotte het belang misschien
voor de plaats der Olympiade bestaande,
voor het overige Nederland in hooge mate
twijfelachtig mag worden genoemd.
De Bond van melkveehouders gevestigd
te Rotterdam, heeft gistermorgen in Amicitia
aldaai-, onder voorzitterschap van den heer
A. N.Vaandrager, een algemeene vergadering
gehouden, o. m. ter bespreking van een melk-
prijsverlaging.
kwam, toen mijn bloedverwant en overste.
Ardshiel, een kw-estie had met een heer van
uw naam, niet zoo vele jaren geleden."
„Bedoelt u mijn vader, mijnheer?" vroeg
Robin.
„Nu misschien wel," zei Alan, „de heer
dien ik op het cog heb, had den slechten
smaak Campbell achter zijn naam te olak
ken."
„Mijn vader was een oud man," antwoord
de Robin, „de kansen waren ongelijk. Wi
zouden een beter paar vormen, mijnheer."
„Daar dacht ik ook aan," zei Alan.
Ik was half uit bed en Duncan stond vlak
achter de twee kemphanen, om op het laatste
oogenblik tusschenbeide te kcmen. Maa: toen
dat woord gesproken was, was het nu of nooit
en Duncan met een beetje bleek gezicht, wierp
zich tusschen hen.
„Heeren", zei hij, ,,ik heb aan iets heel co
ders gedacht. Hier zijn mijn fiuiten, en hiet
bent u tweeen, beide erkende pijpers. Het is
een oude strijdvraag. wie van u de beste is.
Dit is een mooie gelegenheid haar te beslis-
sen."
Wel, mijnheer", zei Alan, nog altijd tot
Rcbin sprekend, van wie hij zijn cogen geen
seconde had afgehouden, evenmin als Robin
van hem, „wel mijnheer, ik heb daarover wef
eens hooren spreken. Kunt u muziek Kunt v
een fluitspcler worden genoemd?"
(Wordt y«cvolgd.»