Alkmaarsche Gourant ZJ L JI FEUILLETON. Woensdag 25 Februari. Ontvoerd, No. 41 1925 Honderd Zeven en Twintigste Jaargang. Stadsiiieiiws. DE ONTWAPENINGSLEUZE EN HAAR BEDROG. (Vervolg). De vraag of nationale ontwapenling moge- lijk is, werd door spr. na een korte pauze behandeld. Hij hcrinnerde aan het ontwapenmgsdebai tusschen generaal Suijders en prof, van Embden. Beidco stelden zich op het standpunt der vaderlandsliefde. De heer Snijders wilde daar alles, geld en goed en bloed desnoods, voor offeren. Wij, zei spr., staan niet op dit standpunt, omdat wij geen vaderland erkennen. De redeneering van prof, van Embden was minderwaardig, omdat hij erkende wel een vaderland te hebben en ook daarvan te hou- den, maar vanwege het gevaar wilde hij het niet verdedigen. Hij begreep, aldus de heer Constandse, dat de eerstvolgende oorlog een strijd tegen het achter het front gelegen land zal zijn. Zoo- lang alleen het leger nog maar gevaar loopt, zijn de burgerlijken niet zoo erg tegen oorlog, maar nu ook de burgerlijke bevolking onmid- dellijk in den strijd wordt betrokken, keeren zij zich daar tegen. Het argument tegen oorlog, dat er geen geld zou zijn, noemde de heer Constandse be- fachelijk, omdat het nationale vermogen voort- durend stijgt. Dat ons land niet te verdedigen zal zijn, is een ander argument, dat vaak wordt aange- voerd door allerlei partijen, zelfs de bolsje- wiki, die meenen dat een leger overbodig is. Eigenaardig echter, dat Wijnkoop en de zij- nen een leger wel mooi en nuttig achten ter verdediging van een eventueele sovjet-repu- biiek. Een vraag is het overigens volgens prof. Stonn van Leeuwen nog of ons land niet te verdedigen is, omdat men volgens dien prof, toch door gifgassen de grens kan doen eerbie- digen. Evenwel andere landen kuonen wel eens nog weer sterkere gifgassen hebben. Weer een ander argument is door den heer March ant voor ontwapening aangevoerd: vrees voor revolutie. De heeren willen zoogenaamcl ontwapenen, zei spr.. en voor het aanvalsleger een poli- tieleger in de plaats stellen. Zoo is het ook met Denemarken's ontwapening. Een politie- leger acht men noodig om de binnenlandsche orde te handhaven. En deze „orde" noemde spr. een groote wanorde. Over een koloniaal leger spreken onze voor- standers van ontwapening niet, omdat zij we- ten, dat onze kolonien in het brandpunt van den toekomstigen oorlog liggen. Ned. Indie is van het allergrootste oorlogsbelang en de zeestraten zijn buitengewoon gewiditig, om dat zij toegang geven tot de zeeen, die China beheerschen, het doel van den toekomstigen krij.,. Kan een staat de ontwapening willen? Neen, zei spr., want de staat is een instituut, dat door dwang aan zijn wil kracht moet kun- nen bijzetten. Een radicaal middel om tot ontwapening te kcmen zou zijn de afschaffing van dienstplicht en geen der politieke partijen heeft die in zijn vandel geschreven, behoudens „St. Michael", dat het echler alleen maar deed om van de R. K. Staatspartij zooveel mogclijk toegestaan te kunnen krij gen. De Staat kan den dienstplicht niet missen en als men al de ernstige dienstweigeraars van militairen dienst vrij stelde, dan legde men hun den burgerlijken dienstplicht op, die hveemaal zoo lang duurt. De politieke partijen zulien geen ontwape ning brengen en daarom kan men die niet ver- trouwen. al zeggen zij ook: „steunt ons en de zaak komt in orde". De soc.-dem. leiders, die bij den aanvang van den oorlog zeiden, dat het nuttig was de grenzen te verdedigen, erkenden later, tevoren reeds in geheime regeeringszittingen gezegd k hebben, dat verdediging geen nut had en dat bij een eventueelen oorlog de soldaten slechts in den dood werden gejaagd. Hoewel de soc.-dem. vdor ontwapening zeg gen te zijn, hebben zij toegegeven ter wille van samenwerking met andere partijen, als zij regeeringspartij worden, voor bewapening te zijn, mits 50 millioen wordt bezuinigd en de lichtingen niet gaan boven 13000 man. Vermindering der bewapening wil zelfs de conservatieve regeering van het Britsche rijk. MacDonald bouwde nog nieuwe oorlogssche- pen, die de begrooting met ettelijke millioenen verhoogden. In Frankrijk steunen de soda listen Herriof, die nieuwe Ruhrcredieten vroeg, hoewel zii aanvankelitk de bezetting van de Ruhr een fflisdaad noemden. Spr rich Hp het oog voorts op Duitschland van Robert Louis Stevenson, geautoriseerde vertaling van J. C. L. B. Pet. 49) Andere menschen hebben een geheim met twee of drie goede vrienden en op een of an dere manier lekt het uit, maar tusschen deze clanmenschen wordt het verteld aan een heele landstreek en ze zullen het een eeuw bewaren. Er gebeurde maar iets noemenswaardigs en dat is het bezoek, dat ik kreeg van Robin, Oig, een van de zoons van den beruchten Rob Roy. Hij werd overal gezochf, omdat hij een jonge vrouw had ontvoerd uit Balfron en haar, naar beweerd werd, tegen haar zin had gehuwd, toch stapte hij door Balguhidder als een edelman in zijn eigen ommuura park. Hij was het ook, die James Maclaren achter zijn ptoeg had doodgeschoten, een veete, die nooit beslecht was, en toch wandelde hij het huis van zijn doodsviianden binnen als een han- delsreiziger een herberg. Duncan had tijd, mij te vertellen, wie het was en we keken elkaar bezorgd aan. Men moet begrijpen, dat het toed ongeveer den tijd was van Alan's komst, en het was weinig en Belgie en concludeerde, dat van de Neder- landsche regeering geen ontwapening is te verwachten, waar alle regeeringen rondom haar, socialistische zoowel als andere, voor bewapening blijven De regeeringen kunnen ook niet anders, zei spr., omdat zij afhankelijk zijn van de bankcn en de industrieen. Zij blijven zichzelf gelijk. Spr. herinnerde er nog aan, dat de leider der Engelsche spoorwegmannen reeds te ken- nen gaf, dat de arbeiders bij een eventueelen oorlog niet zouden staken. Dit geeft te den- ken, zei spr. Wij zijn voor ontwapening, omdat wij wer- kelijk den oorlog willen voorkomen en de re geering machteloos willen maken. Wij pro- pageeren uit revolutionnaire overwegingen de ontwapening, wij zijn voor staking in de be- drijven, als er oorlog komt. Uit eigen overtui- ging moeten de arbeiders daartoe komen en niet door een bevel van het I. V. V., dat ge zegd heeft bij een eventueelen overval de al- gemeene staking te zullen uitschrijven. Maar zal dit bevel komen? vroeg spr. Hdi betwijfelde dit zeer. Slechts een middel is er tegen mobilisatie, z.ei spren dat is de revolutie. Wij willen die zoo bloedeloos mogelijk doen zijn en willen daarom door ontwapening aan de regeering alle kracht ontnemen om chvang uit te oefenen Men heeft te kiezen: voor de regeering en voor bewapening of tegen de regeering en voor ontwapening Voor hen, die niet de bourgeoisie willen steunen en nog machtiger maken, is de keuze niet moeilijk. De arbeiders hebben te begriipen, dat zij de internationale broederschap hebben te verde digen en niet het vaderland op last der bour geoisie. Een daadwerkelijke strijd tegen het militai- risme wordt thans nog niet gevoerd, ondanks het ontwapeningsbesluit van het I. V. V. De arbeiders zullen moeten vertrouwen op eigen kracht, indien zij inderdaad tot ontwa pening willen komen. De heer Vernee noemde in een slotwoord de rede van den heer Constandse zeer leer- zaam en wekte op om wel te bedenken, als men gaat stemmen, wien men zal kiezen. Do oarlementaire partijen beweren steeds veel te hebben bereikt, mar spr. betoogde dat dit al- 'es kwam door de mentaliteit des volks. De so- ciale wetten van 1018 bewezen dit. Met een woord van dank sloot spr. hierop ue vergadering. VIJFDE WINTERLEZING ,.WAAKT EN BIDT". De vijide en tcvens laatste der winterlezin- gen in het gebouw „Waakt en Bidt" werd gis- teravond gehouden door ds. T. Kloosterman, Ned. herv. predikant te Voorburg. De titel van het onderwerp luidde: „De profeet Elia". Gezongen werd ps. 68 10 en 17, waarna ds. Kloosterman het opemugsgebed uitsprak om daarna zijn lezfng aan te vangen als volgt (nadat hij nog gelegenheid had gehad om zijn genoegen er over uit te spreken we- der hier aanwezig te kunnen zijn) Ik ga u vanavond lezen over den profeet Elia. Deze was een mensch van gelijke bewe- ging ais wij. Aldus getuigt van hem de apos- tel Jacobus, een latere gesdiiedschrijver, voorgclfcht door den Heiligen Geest. Deze merkwaardige verschijning heeft op ons echter een gansch anderen indruk ge- maakt. Hij was een eeniing, een enkeling. Is het wonder, dat deze Elia, die geheel onver- wacht, zonder dat men zijn afkomst kon na- rekenen, die als van uit den hemel verschijnt en even onverwacht weer verdwijnt, door de menschen voor geheel anders werd aangezien dan zij waren? Wij staan bij hem voor een raadsel of een wonder! Wat al tegenstrijdigheden in hem! Moeten wij hem noemen een kind Gods? Die titel lijkt voor hem te alledaagsch. Veeleer is hij een man Gods of een held Gods. Laat ons vanavond uitkomen bij het wo :rd van Jacobus: Elia was een mensch van ge lijke beweging als wij. En/dus een zondaar, een zondaar echter, die heeft verstaan, dat wij zonder God zwak zijn. Bepalen wij ons eeret bij den tijd van Elia, aldus spr. De 9e eeuw voor Christus werd hem de predikersmantel omgehangen. Wie in die da- gen door de straten van Samaria of langs het paleis van Jisrael wandelde kreeg wondere dingen te zien. Israel had de wegen van Je hovah verlaten en zich gericht naar heiden- sche afgoden. Spr, vergeleek dit met onze dagen, waarin z. i. ook zoovele vormen van godsdienst tot uiting komen, zooals theosofie, Oostersche godsdienst en ook het socialisme, dat niet al leen voor maatschappelijke belangen strijd doch een soort religie is geworden. Maar wat ontbreekt is de gehoorzaamheid de waarachtige gehoorzaamheid aan het woord van God, zooals die door Elia wera gepredikt. Spr. zeide, dat van dezen profeet weinig bekend is: wie zijn ouders zijn, waar hij geboren is, of hij een leerschool doorloo- pen heeft enz. Hij verscheen ineens als een donderbui op een vroegen voorjaarsdag. Plotseling ver- waarschijnlijkjdat die twee het goed zouden kunnen vinden en toch was het zeker, dat een zoo bedreigd man als de Macgregor argwaan zou koestercn, wanneer we bencht zonden of een sein gaven. Hij kwam binnen met veel vertoon van be- leefdheid, maar als een man tegenover zijn minderen, nam zijn mute af voor mrs. Mac laren maar zette hem weer op zijn hoofd, toen hij tot Duncan sprak en nadat hij a'dus, naar hij zal hebben gedacht, behoorlijk had te kennen gegeven, waar hij stond, kwam hij naast mijn bed en boog. „Dc heb gehoord,mijmheer," zei hij „dat u Balfour heet." „Tot uw dienst/' zei ik, „mijn naam is Da vid Balfour." „Ik zou u mijn naam wel willen noemen, mijnheer," antwoordde hij, „maar die is den laatsten tijd belasterd, en het is misschien vol- doende, als ik u zeg, dat ik een eigen broer ben van James More Drummond of Mac gregor, van wien u zeker zult hebben ge hoord." „Zeker mijnheer," zei ik, een beetje vei'- schrikt, „evenals van uw vader, MacgTegor Campbell." En ik ging zitten en boog in bed, want ik meende, dat ik het best deed hem ter wille te zijn, voor het geval hij er trotsch op wae een vogelvrij veitlaarde tot vader to heb- scheen hij op het hof van Achab", Hij heeft niet geschreven als andere groo te profeten. Hij was geen wetgever als Mozes. Hij is veeleer een slooper en een breker dan een bouwer. Hij is ook geen denker. Hij heeft geen gedachte, hij heeft slechts een gedachte. Hij was zelfs niet de man van het woord. Hij is de man van de daad. Hij is niet belangrijk door het woord, maar door de daad. Alles aan hem is kracht, bovenmenschelijke kracht Van hem is nog bekend, dat hij een sterk lichaam had; hij leefde langen tijd op water en't voedsel dat de raven hem brachten Doch sterker dan zijn lichaam was zijn ziel: Hier is wat men noemt: een gezonde geest in een gezond lichaam. De naam Elia is de aanduiding van het wezen; de man, die gelooft, dat God is. Het thema van Elia's leven is: God is God. Meer niet en minder niet. De rest is bijzaak. Omdat God God is, is er ook een verbond van God, is er ook een volk van God: Israel. Het leven van Elia is een hartstochtelijk begeeren naar een daad Gods. Och, dat ae hemelen wilden scheuren, dat Elia God ware! Elia's kracht was zijn eenzijdigheid, ver- volgde spr. Hij was in alle opzichten paradoxaal, hij was vol tegenstrijdigheden. Hij was een een iing, iemand, die op zichzelf stond, en toch had hij het gansche volk Israels lief. Hij was volbloed revolutionnair, die gansch Israel wilde omkeeren, toch conservatief toch behoudend. Hij was een sombere ernstige verschijning, toch vol van humor. Hij was dapper als 'n leeuw, daarbij schuw als een konijn. Hij was nu eens hard, dan weer zacht als een kind. Zooals zijn kemelharen kleed was, was Elia zelf. Zoo staat hij voor ons als een der wonderlijken der wonderlijkenr, vooral nu het Christendom door de cultuur is geworden een kunstmatig Christendom, in elk geval een slap en verslapt Christendom. Och, dat er een man opstond in dc kracht van Elia! riep spr. uit en vervolgde: Maar nu de keerzijde. Ik kom tot Elia's leven. Alvorens daartoe over to gaan werd gezon gen van gezang 156 1 en 4. Bij het bespeken van Elia's weg. aldus ver volgde ds. Kloosterman moeten wij naar vo- ren brengen een van de hachtelijkste oogen- bliken van zijn leven, als hij ligt, uitgeput, onder de jeneverstruik in een kale onherberg- zame wildernis. Alles is mislukt en hij verlangt te sterven Hij uit een bittere klacht tot den engel, >iie hem vraagt: „Wat maakt gij hier, Elia?" Men maakt er zich wat gemakkelijk van af als men dit moment in Elia's leven als een z.g. zwak oogenblik aanduidt, dat ieder grool tnan heeft. Dit is eerder een crisis in Elia's leven Het gaat thans er op of er onder. En Elia gaat onder. Aanvankelijk is de weg van Elia een weg van succes, betoogde spr., het onderschexl uiteenzettend, dat er z.i. is tusschen succes en zegen. Bij het eerste helpt de mensch ook mede, is er echter van zegen sprake, dan wordt de mensch uitgeschakeld en moet men erkennen, dat God dezen zegen bracht. Spr. vertelde daarna van het werk van Elia. hoe het hem aanvankelijk goed ging bij wat hij ondernam. Als hij gebeden heeft, komt er een wolkje aan den horizon, dat grooter en grooter wordt en even later plast de regen neer in een land, waar het in geen drie jaar en zes maanden regende. Zou ook Elia met gedacht hebben: dat heb ik gedaan, aldus spr Toen kwam het oogenblik, dat hij zou ne- derliggen op den rots, moedeloos en geslagen, want Isebel had overwonnen. Spr. betoogde vervolgens, dat heden zoo- velen verkeeren in de positie van Elia. Ook zij hebben het gezocht in den weg naar suc ces, doch ook zij liggen moedeloos neder en worden bitter tegen God. Een andere toepassing, aldus spr., is het gebruik maken van het Christendom om voor zich zelf naam te maken, zichzelf succes te verzekeren. Dan staat niet God, doch de mensch zelf in het middelpunt. In den weg van het succes is echter geen zaligheid. „Zoo wie zijn leven zal willen be- houden, zal het verliezen, maar wie zijn le ven wil verliezen, die zal het behouden." Spr. maakte nog een toepassing. Toen Elia langs den weg van succes de man in Israel werd, dacht hij, dat hij Isebel zou overwinnen. Hij dacht, dat zijn wijsheid zou zegevieren in plaats van Gods wijsheid. Daarom moest hij weer door de diepten nedergaan, om weer een* kind Gods te worden. God gaat met zijn kinderen langs verschii- lende wegen. Bij den een moet dit gebeuren. bij den ander moet dat mislukken. God sta- pelt tegenspoed op tegensooed, totdat wij uit komen met Elia en neerzinken onder de jene verstruik met de klacht: „Alles is weg, ik ben alleen overgebleven en mij zoeken ze te doo- den." Spr. behandelde vervolgens de visioenen van Elia, de storm, de aardbeving, het vuur en de stilte. Het treffende daarin is, dat Elia wordt uitgeschakeld, want Hazel, Jehu en ben. Hij boog terug. „Maar waarvoor ik geko- men ben, mijnheer," vervolgde hij, „is het volgende. In het jaar vijf en veertig riep mijn broer een deel van de .Gregara" te wapen en vocrde zes compagnien aan, om te strijden voor de goede zaak en de dokter die met onze clan meetrok cn mijn hroeder-s heen genas, toen het in het gevecht bij Preston Paus was gebrcken, was een heer, die denzelfden naam droeg als u. Hij was een broer van Balfour Van Baith, en als u familie van hem bent, al is het in de verte, ben ik bereid u de diensten van mij en mijn lieden te verleenen." Nu meet men bedenken, dat ik niet meer van mijn afstamming wist dan een trekhond, mijn oom had zeker over onze hooge bloed- verwanten gepraat, maar niets gezegd, waar ik nu iets aan had en er schoot mij niets over dan met schaamte te bekennen, dat ik het niet wist. Robin zei kortaf, dat het hem speet, mij lastig te hebben gevallen, draaide mij den rug toe, zonder iets dat op een groet leek en toen hij naar de deur ging, kon ik hem tot Duncan hooren zeggen, dat ik „maar een al- leenstaande lummel was, die zijn eigen vader niet kende." Boos als ik was over deze woor- den en beschaamd over mijn eigen onwetend- heid, kon ik toch niet nalateo te glimlachen Elisa zullen datgene doen, dat Elia gedacht had te zullen doen. Jehovah had zijn IK ge- steld tegenover het i k van Elia, het succes God gaf te verstaan dat 7000 menschen de laiieen niet hadden gebogen voor Baal. En dat is niet Elia's, doch Gods werk. De groote profeten hebben groote dingen gedaan, maai tenslotte God doet het werka God is de God van de daad, maar deze daad is: de stilte, de verborgen zegen. Elia ging weg. Zijn opvolger was Elisa, een klein man, een gewoon man en deze is, toen hij zijn mantel kreeg, naar de Jordaan gegaan en heeft gezegd: Waar is de God van Elia. Dat wij dit alien mogen zeggen! Ds. Kloosterman ging voor in de dankzeg- ging nadat gezongen was het 8ste vers van psalm 89. Gemengd Nieuws PROVINCI ALE STATEN VAN NOORD-HOLLAND. Gistermorgen half-elf is de vergadering van de Staten voortgezet. Aan de orde kwam het voorstel ten aanzien van de huisvesting van de provinciate griffie De heer Kleerekoper noemt het voorstel niet van eenvoudigen aard. Het is zuinigheid aan den verkeerden kant, als men een provinciate griffie verhindert zijn werk naar behooren te verrichten. Het voor stel, een bestaand gebouw te verbouwen ?n daarachter een nieuw gebouw te zetten vind spr. onsympathiek. Het Paviljoen mag misschien een schoou gebouw zijn, voor het nieuw gestelde doel is het absoluut ongcschikt, en het is ook onzin- nig, daarachter een gebouw voor de ambtena- ren te zetten. We wenschen geen groot bedrag te verklungelen, en dank zij de welwillendheid van het gemeentebestuur van Haarlem, heb ben de Staten een nieuwe vergaderzaal niet noodig. Hij zou het beter vinden, als de huis vesting maar aan de provincie en niet meer aan het Rijk werd overgelaten. Andere provincies hebben voldoende gebou- wen gekregen, betaald uit's Rijks kas. Het is absurd, de provinciate belastingbetalers in Noord-Holland ben nieuw gebouw te laten be- talen. De heer Kleerekoper meent dus, dat het voorstel moet worden aangehouden; daarom heeft hij met nog eenige andere leden een desbetreffende motie ingediend. Hij ziet niet veel verschil tusschtn deze motie en die van dc heeren Spier c. s. De heer Spier zegt, dat de huisvesting voor de provinciate griffie onvoldoende is en meent, dat de regeering tegenover de Staten een eere- plicht heeft te vervullen. Hij verdedigd zijn motie. Het is z. i. voorbarig, nu reeds een oordeel te vormen, omdat dit een ongewensch- ten invloed op de Tweede Kamer bij de behan- deling van het wetsontwerp tot aankoop van een terrein aan dat Kinderhuissingel te Haar lem voor de stichting van een nieuw gouver- nementsgebouw zou uitoefenen. Wij moeten, aldus spreker, den weg niet afsnijden voor een degelijke en radicate oplossing van de kwestie betreffende de huisvesting van de pro vinciate griffie. Anders krijgt men nooit een betere huisvesting/ Spreker beveclt aanneming van zijn motie aan, omdat de Tweede Kamer het betrokken wetsontwerp in korten termijn zal behandelen. De heer dr. Droog klaagde er over, dat za- ken als deze altijd zooveel jaren eischen, oer een oplossing verkregen wordt. De heer Verschure ziet ook de noodzakelijk- heid in van een verandering in de huisvesting van de provinciate griffie. De heer Ketelaar was er heilig van over- tuigd, dat er verandering in. de huisvesting moet komen. De heer Hendrix (Ged. Staten) was dank- baar, dat alle sprekers het er over eens zijn, dat de tegenwoordige huisvesting van de pro vinciate griffie niet gehandhaafd kan blijven. Met het aannemen van de moties der heeren Kleerekoper en Spier worden GedepuieerJe Staten evenwel het slechtst geholpen. Spre ker kan zich meer vereenigen met wat de hee ren Verschure en dr. Droog gezegd hebben. Hij herinnert aan de lange voorgeschiedenis van dit voorstel, aan de veeljarige onderhan- delingen met de regeering. Spr. achtte het in gebruik nemen van het paviijoen een aan- vaardbare oplossing. Het is onmogeliik, het werk in het tegenwoordige gebouw naar be hooren te verrichten. De beer Kleerekoper heeft wel gezegd, dat de Staten de macht aan zich moeten houden, maar dat kan toch niet. Men moet toestemming aan den Haag gaan vragen. Wat de moties van de heeren Kleere koper en Spier betreft, spreker deelde mede, dat Gedeputeerde Staten aan het daarin uit- gedrukte verlangen niet kunnen voldoen. Er is geen kans op, dat er een nieuw gebouw zal komen. Uitstel zou beteekenen, dat men intus- schen ook het paviljoen lrwijt zou raken. De Maatschappij van Nijverheid loert er ook op. Als het den Staten ernst is met hun bewering. dat de bestaande toestand niet bestendigd kan worden, dan moeten zij de beide moties ver- werpen en het voorstel van Ged. Staten aan nemen. Het paviljoen en het daarachter neer omdat de man die door de wet werd vervolgd en werkelijk ongeveer drie jaar later werd ge- hangen, zoo teergevoelig was op het punt van afstamming van zijn kennissen. Juist toen hij bij de deur was, kwam Alan binnen en beide deinsden terug en keken el kaar aan als vreemde houden. Ze waren geen van beiden groot, maar ze schenen op te zwel- len van trots. Beiden droegen een zwaard, en brachten met een beweging van de dij het gevest naar voren, zcoaat het gauwer kon worden gegrepen en de kling getrokken „Mr. Stewart, als ik het wel heb," zei Ro bin. „Op mijn woord, nu*. Margregor dat is geen naam om beschaamd voor te zijn," ant woordde Alan. „Ik wist niet, dat u in mijn land was, mijnheer," zei Robin. „Ik dacht, dat ik in het land was van mijn vrienden." „Dat is een lastig geval," zei de ande,, „daar zou nog over te praten zijn. Maar ik meen te hebben gehoord, dat u kondt omgaan met het zwaard?" „Tenzij je doof geboren werd, mr. Macgre- gcr, zul je nog heel wat meer hebben gehoord, zei Alan. „Ik ben niet de eenige man, die met het staal kan omgaan in Appin, en ik heb nooit gehoord, dat de Macgregor er goed af N.V. BOEK- EN HANDELSBRUKKERIJ voorh. HERMS. COSTER EN ZOON. ZIET UWE DRUKWERKEN NA ONZE ZETMACHINES STEL LEN ONS IN STAAT U VLUG TE BEDIENEN VOORDAM C 9 ALKMAAR te zetten gebouw kunnen heel goed gesehikt gemaakt. worden voor het werk van de provin ciate griffie. Het is heelemaal niet noodzake- lijk dat alle ambtenaren in het paviljoen werken Spreker beval aanneming van het voorstel aan. Na de pauze deelt de heer Kleerekoper mee, dat hem gebleken is, dat een groot aantal le den de voorkeur geeft aan de motie-Spier bo ven zijn motie. Daarom heeft hij met zijn on- derteekenaars besloten, zijn motie in te trek- ken en die van den heer Spier te steunen. De motie van den heer Spier wordt aange- nomen met 33 tegen 25 stemmen. Het voorstel inzake huisvesting van de pro vinciate griffie is dus tijdelijk van de baan. VOORRAAD STAPELGROENTEN IN NOORD-HOLLAND. De inventarisatie naar de hoeveelheden sta- pelgroenten, aanwezig bij de tuinders in Noord-Holland, die bij den Provincialen Bond van Veilingen zijn aangesloten, gaf tot uitkomst een totaal van ruim 3700 wagons van 10.000 K.G. Er is dus nog een voorraad, die wel 75 pCt. grooter is dan verleden jaar op denzelfden tijd. POSTDIENST TEN PLATTELANDE. Het dagelijksch bestuur der Zeeuwschc Landbouwmaatschappij heeft een telegram gezonden aan den voorzitter der Tweede Ka ma- waarin het zegt, „dat onder geen beding op zoodanige wijze op den postdienst bezui nigd mag worden, dat daardoor de platte- landsbelangen geschaad worden." Het zou zich, hoewel noode, kunnen vereenigen met de omzetting van de plattelands-postkanto- ren in stations, indien deze een grooter aantal uren en later op den dag, dan nu het geval is, voor het publiek werden opengesteld, en het aantal bestellingen als gevolg van deze verandering, niet verminderde. RIJKSSUBSIDIE VOOR DE OLYM- PISCHE SPELEN. Aan de Tweede Kamer is het volgende adres gezonden Het Nederlandsche Christelijke Gymna- stiek Verbond, met verwondering en ontstem- ming het regeeringsvoorstel om voor de in 1928 te Amsterdam te houden Olympiade uit 's Rijks schatkist een subsidie van een mii- lioen gulden te verleenen veruomen hebbend, neemt de vrijheil, aan de Kamer te verzoe- ken, dit voorstel niet aan te nemen, en wel om de volgende redenen: De uitgave wil adressanten voorkomen on- billijk en ongemotiveerd, lo. wij 1 scnerpe maatregelen kortelings tot bezuiniging moesten worden gepomen, en volgens de verklaring des ministers voorzich- tighsid in den komenden tijd geboden blijft; 2o wijl voor de lichamelijke opvoeding vele subsidies niet gehandhaafd konden blijven; 3o. wijl gebleken is, dat het particulier initiatief en de stem uit de belangenkringen aanmerkelijk beneden een redelijken eisch bleven 4o. wijl het Rijk-door aldus een subsidie te voteereu, een grooten last gaat leggen op de financien van sommige overheidslichamen ia stad en provincie; 5o. wijl met het welslagen van de Olym piade niet gemoeid1 is een volksbelang, doch dc belangen van slechts groepen uit deelne- mendc landen; 6o. wijl evenmin de lichamelijke opvoeding, noch de gymnastiek, maar de dikwijls tot ex- cessen leidende wedstrijdinanie wordi gebaat; 7o. wijl bovendien door geen te dezen op- zichte beperkende voorwaarden de Zondags- heiliging wordt verzekerd en dus een groot deel van ons volk in zijn heilige gevoeiens wordt gekrenktv So. wijl ten siotte het belang misschien voor de plaats der Olympiade bestaande, voor het overige Nederland in hooge mate twijfelachtig mag worden genoemd. De Bond van melkveehouders gevestigd te Rotterdam, heeft gistermorgen in Amicitia aldaai-, onder voorzitterschap van den heer A. N.Vaandrager, een algemeene vergadering gehouden, o. m. ter bespreking van een melk- prijsverlaging. kwam, toen mijn bloedverwant en overste. Ardshiel, een kw-estie had met een heer van uw naam, niet zoo vele jaren geleden." „Bedoelt u mijn vader, mijnheer?" vroeg Robin. „Nu misschien wel," zei Alan, „de heer dien ik op het cog heb, had den slechten smaak Campbell achter zijn naam te olak ken." „Mijn vader was een oud man," antwoord de Robin, „de kansen waren ongelijk. Wi zouden een beter paar vormen, mijnheer." „Daar dacht ik ook aan," zei Alan. Ik was half uit bed en Duncan stond vlak achter de twee kemphanen, om op het laatste oogenblik tusschenbeide te kcmen. Maa: toen dat woord gesproken was, was het nu of nooit en Duncan met een beetje bleek gezicht, wierp zich tusschen hen. „Heeren", zei hij, ,,ik heb aan iets heel co ders gedacht. Hier zijn mijn fiuiten, en hiet bent u tweeen, beide erkende pijpers. Het is een oude strijdvraag. wie van u de beste is. Dit is een mooie gelegenheid haar te beslis- sen." Wel, mijnheer", zei Alan, nog altijd tot Rcbin sprekend, van wie hij zijn cogen geen seconde had afgehouden, evenmin als Robin van hem, „wel mijnheer, ik heb daarover wef eens hooren spreken. Kunt u muziek Kunt v een fluitspcler worden genoemd?" (Wordt y«cvolgd.»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5