AiKmaarsche Gourant
Scbaakrnbri«b.
m&m
mX
a.
*mm
mlijuif
I au iiim m
Mtteim
Damrobrleb.
m m m m 'm
m m m mi
m ii a m m
-1 "U
m m m mm
m mj
¥erft zonder koken
i 11'm. m m
FEUILLETON.
I A 1* X
Zaterdag 7 Maart.
Over raafacbtige vogels.
l i k
i m E
m m
El m I I
t* M M M
"ii 'm m
K#. 56 1925
Honfierd Zeven en Twintigste Jaargang,
In het nummer van Zaterdag 21 Februari
werd het een en ander gezegd over de Raaf,
de Zwarte Kraai, de Bonte Kraai er. de Roek.
Nu resten nog de Kauw, de Ekster, de
Vlaamsche Gaai, de Notenkraker en dt A1
penkauw.
Ook de Kauw (Coloeus momednla) kan on-
der de vrij onsehuldige vogels gerangschikt
worden. 't Is maar een klein raa; je en ten
aardige, vroolijke verschijning, vlug in hare
bewegingen, en het mooie, glanzige zwart
van haar vederkleed yalt wel op. Ze voedt
zich wel met bloembollen en vruchten, en in
zooverre is ze sehadelijk te r.oemen, maar
overigens dient ze de menschen door het ver-
orberen van alkrhande insecten, die sehade
lijk zijn.
De Kauw, die ook Toren- en Kerkkatiw ge-
noemd wordt, is, behalve aan haar mindere
grootte, dok te kennen aan de witgrijze vede-
ren van hals en nek, die men bij de andere
kraaivogels niet aanlreft. Ook geldt de korte
snavel als kenteeken. Haar nest vindt men
op onderscheidene plaatsen, doch altijd hoog.
Ongebruikte schoorsteenen, bouwvallen, holle
boomen, enz. zijn haar de liefste plaatsen
voor vermenigvuldiging.
Heeft men dus in Roek en Kauf raafachti
ge vogels van meer nut dan schade te zien,
niet hetzelfde kan gezegd wotden van de
Ekster (Pika pika) die zeker de slimste van
alle is. Wel is het een mooie vogel, vooral
door den breeden, trapsgewijze aanzienlijk
verlengden staart, maar ook door het helder-
wit van borst, buik en schouders en door het
glimmend zwart der overige vederen, dat op
de'vleugels een metaalblauwen en op de bo-
venzijde van den staart een gouagroenen
weerschijn vertoont. En als nestbouwer heeft
de Ekster haar wedergade niet. Zeer stevig
wordt het nest bevestigd in een meidoom of
in den top vain een hoogen boom, en een door-
nen kap komt er over heen, zoodat de inhoud
van bovenaf niet gezien kan worden, terwijl
een tamelijk verborgen zijdelingseh vlieggat
voor het eksterpaar voldoenden toegang ver-
leent. Zoo ooit, dan heeft men hier te denken
aan het spreekwoord- „Zoo de waard is,
vertrouwt hij zijn gasten". want, waar uit de
nestkap blijkt, dat de ekster beducht is voor
de rooverijen van andere vogels, daar is zij
zelve de grootste dievegge. die zich denken
laat. Vooral in den broedtijd worden eieren,
ideine vogels, hoenderkuikens en jonge eenden
in groot aantal weggenomen. Ook de vroege-
re lijsterstrikkers hebben steeds veel schade
van eksters ondervonden, doordat ze de ge-
vangen vogels verscheurden. Eksters zijn
schuwe en tevens oplettende dieren, die zich
door den jager niet gemakkelijk laten ver-
schalken. Zijn de jongen uitgevlogen, dan
blijft de familie nog langen tijd in een groep
bijeen. Wordt het voedsel schaarsch, dan
trachten ze wel op den boer te teren, door een
bezoek te brengen aan de troggen der var-
kens, vooral, wanneer deze op eenigen af-
stand van de boerderijen zijn. Doch altijd
houdt er een de wacht, om te waarschuwen,
zoodra er onraad nadert. Ze zien heel goed,
wanneer er iemand aankomt met een geweer;
ook reeds, wanneer men een stok over den
arm houdt, zien ze daarin iets gevaarlijks en
ze vluchten dan al, als men nog wel 200 M.
van ze verwijderd is, terwijl men ze anders
meermalen tot op een 100 M. kan naderen.
Een niet minder groote booswicht is de
Vlaamsche Gaai (Garrulus glandarius L.),
die ook in alle deelen van ons land voorkomt,
vooral in het najaar, wanneer vele exempla-
ren op den trek voorkomen.
Van dezen vogel moet ook gezegd worden
„mooi, doch gevaarlijk." Allerhande lokmid-
delen weet hij te bezigen, om vogels in zijn
r.abijheid te krijgen, en wee den argelooze,
die het wagen durft, hem te naderen. Dikwijls
is de Gaai tevreden met de weeke hersenen
van zijn slachtoffer, waartoe hij het den
schedel openpikt, terwijl overigens het cada
ver onaangeroerd blijft liggen.
Komt men den Gaai in zijin onedel werk
storen, dan laat hij een luid krijschend ge-
schreeuw hooren.
Dikwijls ziet men hem ook bezig met het
oppeuze"cn van eikels, terwijl hij ook wel an-
blouses, wascheehte kleeren, kanten, linten,
stof-handschoenen, tlorkousen enz met de
wereldberoemde eehte KOUDWATERVERF
merk; „VOSSEKOP IN STER". Koudwater-
verf merk „Vossekop in ster" spaart den
verver. Te verkrijgen bij de Firma's W.
Hartosr, Spoorstraat 41, F. Berg, Hofplein 53.
dere vruchten eet.
Aan den patrijzenstand kan hij evenwel
zeer groot nadeel ioebrengen, door het veror-
beren van eeiren en jongen.
Ten slotte hebben we nog onder de Neder
landsche Raafachtige Vogels te rekenen den
Notenkraker (Nucifraga caryocatactes
Brehm), die evenwel niet bij ons broedt. Hij
is een onregelmatig verschijnende voorjaars-
gast, die in sommige jaren tamelijk veelvul
dig op den trek voorkomt, en zich in andere
jaren weer weinig of niet laat zien. In vorm
komt de Notenkraker geheel met de raafach
tige vogels overeen, inzonderheid met de
kraaien, doch hij is dadelijk aan zijn kteuren
te kennen. Ine hoofdzaak is het vederkleed
rosachtig bruin, en elke veder is voorzien
van een witte, druppelvormige vlek. Aan zijn
broedplaatsen, die men in bergachtige streken
heeft te zoeken. rooft ook dit bontgevlekte
kraaitje veelvuldig eieren en jonge vogels,
waartoe hij bij ons in zijn bezoektijd geen ge-
legenheid heeft. Hier voedt hij zich met spar-
rezaad, hazelnoten, eikels en andere vruch
ten. doch ook kleine voge3s zijn in zijin nabij-
heid niet veilig.
Hiermede zijn de in ons land voorkomende
raafachtige vogels genoemd. Van den Alpen-
kauw (Phyrrhocorax graculus L.) moet eens
bij Winterswijk een voorwerp geschoten zijn,
terwijl men overigens deze soort nooit gezien
heeft, zoodat ze noode tot onze avifauna ge-
rekend kan worden.
Nu is het wel jammer, dat. wanneer van
een uitlandsche vogelsoort eens een enkel
voorwerp gastvrijheid in ons land komt vra-
gen. dadelijk jacht op zoo'n <Rer gemaakt
wordt, hoe gaarne men ook een zeldzaam
exempiaar in een verzameltng wil hebben.
Waar tegenwoordig overal het schild van de
Vereeniging tot Besehermin-g van dierem uit-
hangt, met het bekende opschrift: „Behandel
de dieren-met zachtheid; spaar de vogels!"
daar geldt dit ook voor de zeldzame en wei
nig voorkomende sooften. Wanneer men deze
voorwerpen hier rustig laat vertoeven, dan
zullen ze zeker hunne bezoeken herha'en en
meerdere voorwerpen niede brengen Zoo zou
de Nederlandsche avifauna rijker aan vormen
kuiiinen worden, wat uit een oogpunt van ver-
heffing toch zeer wenschelijk is. Laat daar-
om ieder, die eens een zeidzamen vogel ont-
dek,t niet dadelijk naar het geweer grijpen,
om zoo'n dier door het moordend lood te
treffen.
Nog al te veel leest men in de bladen, dat
het hier of daar gelukt is een vogel te schie-
ten. die zich nooit of bijna nimmer in ons
land heeft vertoond. Gelukkig, wanneer zul-
ke dieren aan de aandacht ontsnappen. zoo-
als dit voor een aantal jaren met de Zilver-
gpijze Zeezwaluw het geval was. Van deze
soort, die op een'gen afstand volkomen op het
Vischdiefje gelijkt, werd beweerd, dat zij bij
na nimmer in ons land voorkwam en dat zij
er nog nimmer gebroed had. Toen er ten
slotte door den heer Mr. R. Baron Snouckaert
van Schauburg onderzoek naar gedaan werd,
bleek het dezen autoriteit op Ornithologisch
gebied, dat deze soort op T ex el niet alleen
veelvuldig voorkwam, maar er ook in groot
aantal broedvogel was.
Zoo kan het ook gaan met andere species,
wanneer men de zeldzaamheden haar gang
laat gaan.
J. DAALDER Dz.
van Robert Louis Stevenson, geautoriseerde
vertaling van J. C. L. 13. Pet.
57)
„Ja," zei mr. Ranheillor, „en toch gelcof
ik, dat het heel natuurlijk was. Hij kon niet
meenen, dat hij een mooie roi had gespceld.
Degenen, die de gesehiedenis kenden, lieten
hem links leggenanderen, die haar niet ken
den en een broer zagen verdwijmen, praatten
van mcord, zoodat hij ftoor iedcreen gemsden
werd. Geld was alles wat hij door de zaak
kreeg, wel tenslotte dacht hij aan niets an
ders dan geld. Hij was zelfzuchtig, toen hij
jong was, hij is zelfzuchtig nu hij end is en
hoever die eigenschap kan gaan heb je zelf
ondervonden."
„Wel mijniheer," zei ik, „en hoe is na dit
alles mijn positie?"
„Het landgocd is ongctwijfeld van jou, ant-
woordde de advccaat, ,,het doet er niets toe,
wat je vader teekende, jij bent de erfgeuaam
van de bezitting. Maar je com is een man
om voor het onmogelijke te vechten en waar-
schijuliik zal hii je idenf'tcit in twijfel trdeken.
Een rechtb&nk is altijd kostbaar en een fami-
liezaak verwekt altijd sebandaal, bovendien
zou het kunnen gebeuren, dat we onze vin-
gers hadden gebrand als iets uitlekte van je
Oplossi-ng probl. eindspel 47 (Roegner).
1 Ta2f 2. Ka2 gedwongen. 2
Pclft 3- Kb2 (op 3 Kal volgt Da2 mat)
3Da2+- 4. Kcl (gedwongen) d2|. 5.
Pfd2 (op Pbd2 volgt 6. La3 mat). 5
Da3f 6. Pa3 (gedwongen) La3 mat.
Goede oplossingen van N. Termaat te Alk-
maar en P. te L.
Betreffende den wedstrijd voor de oplossin
gen van de problemen efi eindspel vermelden
wij 't volgende:
De wedstrijd vangt niet aan 7 Maart maar
4 April en zal een half jaar'duren dus loopen
over 26 problemen en 26 eindspelen. We zul
len de brortnen en auteurs vermelden bij de
antwoorden, die telkens na 14 dagen gegeven
worden.
Omtrent de problemen zij nog't volgende
vermeld
Wanneer niet anders gevraagd wordt is
het inzenden van den sleuteflzet voldoende.
Hiervoor wordt 1 punt toegekend.
Indien gevraagd, worden ook de varianten
ingezonden, met 1 punt voor elke variant.
Eventueele nevenoplossingen w orden met
Yi punt genoteerd.
Bij de eindspelen moeten alle varianten
worden ingezonden, die tot't doel leiden, zoo
dat er heele, gedeeltelijke en foutieve oplos
singen zijn, die bepumt worden met 1, LI of
0 punten. De redactie verzockt ieder, die zich
voorneemt, mee te dingen, hiervan bericht te
wi'llen zenden, opdat wij zien kunnen of we
den wedstrijd kunnen laten doorgaan. Opga-
ven worden gaarne voor 21 Maart a.s. in-
gewacht.
Wie de meeste punten behaald wordt prijs-
winnaar. Zijn er meer dan een hoogst uitko-
avonturen van mr. Thomson. Het ontveeren
zou natuurlijk een jterke kaart in onze hand
zijn, als we het maar kenden bewijzen. Maar
dat kon wel eens moeilijk blijken tc zijn, en
mijn advies is, een gemakkelijke overeenkomst
met je com te tnaken, hem misschien ze-lfs op
de Shaws te laten, waar hij is vastgegrocia,
een kwart eeuw lang cn jezclf met een billijke
uitkeering tevreden te stellen.
Ik zei hem, dat ik bereid was, tcegeeflijk
te zijn, en dat ik natuurlijk ervoor terugdeins-
de stappen te nemen, waardoor familie kwss-
ties publiek werden.
Ondertusschen dacht ik na, en vormde in
groote trekken het plan, waamaar we later
te werk gingen. „De groote moeilijkheid",
vroeg ik, ,,is de cntvoering te bewijzen?"
„Zeker," antweordde mr. Ranheillor, „en
als het mogelijk is, buiten het gerecht om
Want denk eraan, mr. David, we zouden zon-
der twijfel een paar mannen van de „Cove-
nant" kunnen vinden, die wilden zweren op je
ontvoering, maar als ze eenmaal in de ge-
tuigenbank zitten, kunnen we hun getuigenis
niet langer tegenhouden, en er moest iets uit-
lekken van je vriend mr. Tliomson. Wat, naar
wat je hebt losgelaten mij niet wensohelijk
„Wel mijnheer," zei ik, dit is mijn cplos-
sing" en ik verteldc hem mijn plan.
„Maar dat zou tengevolge hebben, dat ik
dien Thomson moest ontmoekn vroeg hij
toen ik klaai' was.
mende, dan wordt onder dezen geloot
De prijzen zullen bestaan uit mooie schaak-
werken.
Goede oplossingen ontvangen van N. Ter
maat te Alkmaar van probleem 51.
Van D. de Boer te Alkmaar van probl. 46
en 50.
Van een „onbekende" een foutieve oplos-
sing van probl 49 en probl. 50. (Zie s.v.p.
de oplossingen van den auteur.)
Oplossingen Nr. 50 van A. van Eelde.
Wit: Ke3 Th5 Lfl en f4 Pe6 pi c2, c5, g4
en g5.
Zwart: Kd5 Lh4 pi c6 en d7 en f2.
1 Ld6 (dreigt Pc7 en Pf4 mat.)
1 Ke6: 2. Lc4 mat.
1de6: 2. c4 mat.
1Lg3 2. Pc7 mat.
1 Lg5:| 2. Pf4:! mat.
In zijn eenvoud een zeer genietbaar 2-zetje.
Ook hier echter een hinderlijke dubbeildrei-
ging met uiteraard weinig weerlegging. De
matjes na het nemen van 't paard zijn ver-
dienstelijk, vooral dat na Ke6: (rein mat).
Het gepend staan van den schaakgevenden
looper zal menigeen verrast hebben.
No. 52 W. Meredith.
Zwart (7)
iH W;
mm
i Wm
a be d e f
Wit (9)
Wit geeft mat in 2 zetten.
Eindspel 48.
Mm
i 4 <s?
Wit speelt en wint.
KONINGSGAMBIET.
Wit: Stevens. Zwart: Frost.
(Gespceld in 1913 in de Ctiy of London
Chess Club.)
1. e4 e5
2. f4 ef4
3. Pf3 Pf6
4. e5 Pd5. (Ph5 moet gebeuren).
5. d4, Pf3? 't Paard wordt op zijn
3en zet genomen door den' L. dit betee-
kent tempo-verlies terwijl de zwarte pion
die op e3 komt te staan niet te houden
is.
6. Le3 fe3.
7. Lc4 c5? Zwart had hier d5 moe
ten spelen.
S. c3 cd4
9. cd4 Da5f
10. Pc3 Lb4.
11. Tel. Beter dan 11. 00. Hierop volgt
11Lc3 12. Pg5 d5!
11b5?
12. Lf7!f Kf7
13. Pg5| Ke7. (Kg6 is fout wegens 14.
Dd3 en zwart loopt mat.)
14. 0—0 Lc3
15. Tc3. Lb7. Noodig anders volgt Df3
16. d5.b4
17. d6t Ke8f
18. TcSf Lc8.
19. Df3. De5
20. Df7f KdS
21. DfSf! Zwart geeft op. Immers na
21De8 volgt 22. Pf7 mat, of na
21. DfS Tf8. 22. Tf8f DeS. 23. Pf7 mat.
Voor het plaatsen
van advertenties
in andere bladen
is uw adres:
N.V. Boek- en
Handelsdrukkery
v.h. Herms. Cos
ter Zoon, Voor-
dam C9, Alkmaar
8. 31—27
9. 26 19
10. 35:33!
3. 32 43
4. 37 48 of 23 32
5. 23 32 of 37 48
7. 18:29
8. 32 21
9. 30 19
Mooi!
Goede oplossingen ontvingen wij van de
heeren: w. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling,
A- List. G. J. v. d. Ploeg en D. Stam te Alk
maar.
CORRESPONDENTS
P. K. te den Haag. Zullen uw laatste
probleem trachten op te lossem Hartelijk
dank.
OUDE DAMLITTERATUUR.
De Telegraaf van j.l. Dindsdagavond be-
vatte een zeer belangrijk bericht, wat de oud-
Hollandsche damlitteratuur betreft. De heer
Gortmans te Londen heeft n.l. in de catalogus
van een Amerikaanscbe bibliotheek een ma
nuscript van I. van Embden. zoon van den
bekenden Ephraim, gevonden en dit door tus-
sehenkomst van den schaakhistoricus Murray
ter inzage gekregeoo. a. wordt er in geschre-
ven van een wedstrijd te Purmerend in 1799
om een marmeren dambord. Het bevatte de
volgende merkwaardige partij. de oudste uit
onze litteratuur (wij geven ze in onze tegen-
woordige notatie)
33—28, 18—23, 39—33. 12—18, 44—39,
7—12, 50—44, 1—7, 34—30. 20—24, 30—25,
15—20, 40—34, 10—15, 34—30, 17—21,
31—27, 24—29, 33 24, 20 29, 37—31.
21—26, 39—33. 26 37, 33 24, 23—29!
24 :33?? (42 :31 moest), 19—23, 28 10 en
zwart wint met 37 50!
De zetten staan achter elkaar.
De beide volgende combinaties ziin van on-
zen bekenclen problemist P K'eute. Wie ze
zelf wil zoeken, slaat zeker de hieronder ver-
melde ooPssin^en wel over:
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van Probleem No. 849.
Stand
Zwart: 10 schijveu op 1, 13, 18, 19. 20,
22, 23 24 32, 37.
Wit: 10 schijven op 11, 26, 30, 31, 33. 35,
40, 42, 43, 48.
O p 1 o s s i n g
1. 11— 7 1. 1 12
2. 33—28 2. 22 33
„Ik geloof wel, mijnheer", antwcorckle ik.
„Gcede genade!" riep hij, zijn hoofd krab-
bend, goede genade. Neen mr. David, ik
vrees, dat je plan onuitvoerbaar is. Ik zeg
niets van je vriend, mr. Thomson: ik weet
niets van hem, en als ik iets wist, onthoud dit,
mr. David, zou het mijn plicht zijn, hem te
la-ten arresteeren. Nu vraag ik je, is het ver-
standig hem te ontm-ceten Hij kan iets ge
daan hebben, wat strafbaar is. Hij kan je niet
alles hebben verteld. Misschien heeft hij niet
eens Thomsonriep de advocaat, glunderend,
„want dergelij-ke kerels vinden namen bij den
weg, als een ander eikels."
HJ moet het beoordeelen, mijnheer", zei ilk.
Maar het was mij duidelijk, dat mij-n plan
vat op hem had gekregen, want hij bleef zit
ten nadenken, toen we voor het diner werden
geroepen, in gezelscha-p van mr. Ranheillor,
en die dame had ons nauwelijks weer aan ens-
zelven en een flesch wijn overgelaten, toen hij
weer over mijn voors-tel begon. Wanneer en
waar ik mijn vriend, mr. Thomson zou ont-
m-oeten, of ik zeker was van mr. T.'s discretic,
of ik bereid was tot zoo'n en zoo'n overeen
komst, als de oude vos in de val liep deze
en dergelijke vragen bleef hij mij met lange
tusschen-tiiden stellen, terwijl hij in gedachten
den wij-n over zijn- tong lict vloeien. Toen ik
ze alle beantwoord had, verzon-k hij nog d'ieper
in gepeins, waarin hij zelfs den wijn vergat.
Toen nam hij een vel papier en een potlood,
en ging aan het schrijven, ieder woord over-
Zwart: 15 scliijven op 8, 11/14, 18, 19, 21,
23, 24, 26, 27, 29, 30, 45.
Wit: 13 schijven op 28, 32, 33, 35/39, 43,
44, 46, 47, 49.
Hier wint wit door:
1.
36—31
1.
27 36
2.
47—41
2.
36 47
3."
28—22
3!
18 27
4.
37—31
4.
26 28
5.
33 31
5.
47 33
6.
39 28
6.
23 32
7.
44—40
7.
45 34
8.
43—39
8.
34 43
9.
49 :20
9
24 15
10.
35 2!
De tweede stand volgt hieronder
m m M M
Zwart: 12 scnijven op 10, 12, 13, 14, 16,
20, 22, 24, 25, 28, 29, 32.
Wit: 11 schijven op 21, 31, 36, 39. 41/44,
48/50.
wegend, tot hij ten laatste de bel trok cn zijn
klerk binnen liet kemen.
„Torrancc", zei hij, „dit moot tegen van-
avend netjes zijn ovcrgeschreven, en wanneer
je klaar bent, wil je dan zoo vriendclijk zijn,
je hoed op te zetten, en met dezen heer en mij
naar buiten gaan, want je zult waarschijnlij-k
noodig zijn als getuige.'
„Wat, mijnheer," riep ik, toen de klerk weg
was, „waagt u het erop?"
„Dat schijnt zoo",zei hij, terwijl hij zijn
glas vulde, „maar laten we niet meer over
zaken spreken. Toen ik Torrance zttg, dacht
ik ineens aan een grappig voorval, dat
dat ik een paar jaar geleden beleefde, toen ik
een afspraak met den sukkel had bij het kruis
van Edinburgh. Ieder had zijn eigen bood-
schappen gedaan en teen het vier uur was,
had Torrance een glaasje op en kende zijn
eigen baas niet meer, en ik was, doordat ik
mijn bril vergeten had, zoo blind, dat ik mijn
eigen knecht niet meer kende." En daaro-p
lachte hij hartelijk.
Ik zei, dat het een gek geval was en lachte
uit beleefdheid, maar waarovcr ik mij den
ganschen namiddag verwenderdehij kwam
telkens weer terug op deze gesehiedenis, en
vertelde haar weer met nieuwe details en uit-
bundig gelacli, zoodat ik eindelijk heelemaal
uit de stemming raakte en me schaamde voor
de dwaasheid van mijn vriend. Tegen den
tijd, dien ik met Alan had afgespro-ken, ver-
trokken we van huis, mr. Ranheillor en ik,
Wit speelt en wint <3oor:
1. 42—38 1. 16:27
2. 41—37 2. 32:41
4. 47—41 4. 36 47
5. 38—32 5. 28 37
7. 39 30 7. 25 34
8. 48—42 8 37 48
9. 49—43 9. 48 39
10. 44: 4! De eindstand is nog heel aar-
dig!
Ter oplossing voor deze week
PROBLEEM No. 850
van F. VERZANTFOORT, den Bosch.
(N. Haarl. Crt.)
Zwart: 10 scnijven op 7, 9, 12, 13, 16, 18,
19, 22, 25, 28.
Wit: 10 schijven op 21, 27, 29, 31, 33, 34,
35, 41, 43, 47/
Oplossingen voor of op 11 Maart, Bureau
van dit Blad.
Stadsnieuws
GENOOTSCHAP TOT ZEDELIJKE
VERBETERING DER GEVANGENEN.
AFDEELING ALKMAAR.
Jaarverslag over 1924.
He^is met een gevoel van weemoed om den
Ambtenaar. die ons ontviel, dat dit jaarver
slag aanvangt. Hij wiens dagelijksch werk
het was anderen te sieunen, moest tegen het
einde van het jaar de taak, die hem zoo lief
was, neerleggen en op Sint Nicolaasdag ston-
den wij aan de groeve. Welke de verdiensten
van dm heer Muliring geweest zijn, geduren-
de de vele jaren dat liij hier werkte, het is
duidelijk op verschillende plaatsen gezegd en
wij hebben aan dien onvoorwaardelijken lof
niets tee te voegen. Maar als kleine bijzonder-
iieid, die aan de meesten niet bekc-nd is, wii ik
nog melding maken, hoe nagenoeg in alle
brieven van degenen wicr gevallcn door hem
waren onderzochi, spentjan na zijn overlij-
den dc gevoelcns tot uiting kwamen die hij
bij hen had gewekt. Hier heb ik er een voor
mij
„Naar aanleiding van uw hedenmorgen
ontvangen schrijven, waaruit ik moest vemc-
men tot mijn leedv/ezen het verscheiden van
den WclEdden Heer Muhriag, dtwelkc ik tij-
dens het enkele bezoek als een waar vertrou-
wensman heb keren kennea cn dkntengevolge
heb leeren hcogach ten", enz.
Zcggen zulke eenvoudige woorden niet ge-
noeg voor dea invlced ten goede die van dien
vertrouwensman zal uitgaan?
De gewone rubrieken ook weer dit jaar na-
gaande. komcn wij tot het volgende:
RAPPORTEN omtrent aard en vroeger
leven van beklaagden ten dienste der Recht-
bank uitgebracht.
Het aantal dier rapporten bedroeg dit jaar
80 (vorige jaren resp. 73 en 94). Ze adviseer-
den in 40 geva lcn tct voorwaardelijke \eroor-
deeling, in 7 tot onvoonvaardelijke gevangc-
nisstraf, in 9 vot geldboete, in L tot onderzoek
door een psychiater, in 1 tot voorwaardelijke
geldboete, in 5 tot niet vervolgen, in 9 geval-
len betrof het Cv.n onderzoek naar de finan-
cieele draagkracht van den beklaagde, 1 rap
port vond termcn zoowel voor onvoonvaarde
lijke gevangenissiraf als voor geldboete, ter
wijl in 7 gev.iien inhchdngcn verstrekt wer
den zonder b-^aalde conch sie.
In dc meeste gevalen geschiedde de uit-
soraak overetokomstig ens advics, slecltts 5
gevallcn hadden een ander verloop, n.l. 2 on-
voorwaardelijk in plaats van de voorgcstelde
voorwaardelijke straf. 1 boete in plaats van
voorwaardelijk, 1 voorwaardelijk in plaats
van boete. Dikwijls zijn het grensgevallen.
Het laatste geval was zeer opmerkelijk. Het
rapport van het Genootschap strektc tot voor
waardelijk niet vervolgen. Dc Officier van
Justitie veremigde zich aanvankcijlk met dit
advies, doch ging, nadat wijziging Iiad plaats
gevonden in zekere omstandiglveden, waarop
het advies mede was gegrond, tot vervolging
over. De Rechtbank sprak vrij, het Hof ver-
cordeelde tot onvoonvaardelijke gevangenis-
straf.
Het aantal voorwaardelijk veroordcelden,
waarover het toezicht aan de afdeeling werd
cpgedragen, bedroeg dit jaar 34 (het vorige
jaar 37). Van de 30 eitidigde de proeftijd met
gunstig gevolg, terwijl van 8 de voorwaarde
lijke straf ten uitvoer gelegd werd (7 in het
vorige jaar). Het aantal onder toezicht ge-
stelden was zoodoende aan het einde des
jaars 74, tegen 78 in het begin daarvan.
Bovendien staan een paar personen coder
arm in arm, en Torrance achteraan met de
aqtie in zijn zak en een gesloten mand in zijn
hand. Den heelen weg door de stad boog de
advccaat links en rechts en werd voortdurend
aangeklampt door heeren, over zaken van al-
gemeen of nersoonlijk belang en ik kon zien
dat hij in hoog aanzien stend in de streek.
Ten laatste waren wij buiten de huizen en
liepen langs den havenkant en naar de Ha-
wes-herberg en de pier van den veer, het too-
neel van mijn ongeluk. Ik kon niet op de
plaats terugzien zonder aandoening, en dacht
er aan, hoe velen daar met mij waren geweest,
die er nu niet meer warenRansome, naar ik
durfde hopen bchced voor veel kwaad, Shuan,
daarheen. waar ik hem niet durfde volgen en
de arme kerels, die met de brik waren gezon-
ken in haar laatste onderdompebng. Al de
ze eh de brik zelf had ik overleefd, en ik was
alle ontberingen en doodsgevaar doorgeko-
men zonder letee! Mijn eenige gedachte
moest een van dankbaarheid zijn, maar toch
kon ik de plaats niet terugzien. zonder droef-
heid om de anderen en cen rilling van angst
bij de herinnering.
Ik liep daaraan te denken. toen plofseling
mr. Ranheillor een kreet slaakte, zijn handen
op ziin zak-ken s-lceg en begon te lachen.
,,Wel", riep hij, „als dat geen grappig toe-
val is. Na alles wat ik ie heb verteld, heb ik
nog miin bril vergeten!"
(Wordt ytrvolgd.y
-.m y/' 'j
7
3.
4.
43—38
4S 28
5. 40—34
6. 30—25
7. 25 23
6. 48 30
3. 36 47 3. 27 36
6. 43—38 6. 47 33