AlKmaarscne Courant #1; m De terugkeer van Kiompvoef Scbaaferubriek. ii m a i m m m Damrubrieb. m m srii n m m m m m m i- m f»'1 i "si "mm iii mm imm m m m m w il B i i w 1A 3| GO N.V, Boek- en Han- delsdrukkerij voorh. Herms, Goster&Zn. ■_JB_H_.il._8 ja-. at a julj Zaterdag 4 April. Ooze vooruitstrevende boerea en de provinciale waterleiding. FE1J1LLETON. .-m f:sm S 9 B §i m V M M M M M m No. 80 1935 Honderd Zeven en Twinti^sfe faargang. Er was eens Er is Er zal weldra koinen Klinkt het niet sprookjesa'chtig als ik schrijf: Er was eens... een landbouwer in een van onze welvarende Noordhollandsche polders, die zich sterk kantte tegen het ge bruik van kunstmest op zijn bouw- of wei- land? En toch is een zoodanig polderbewoner iu de Noordhollandsche geschiedenis niet onbe- kend. Ieder, die met mij zijn herinneringen in onze lage landen een kwarteeuw kan laten teruggaan, weet, dat in dien tijd menig land bouwer en veehouder van beniesting met kunstmest niets moest hebben. Je haalt er je land mede thuis, beweerden velen. Deze uit- lating had dezelfde bedoeling als wanneer men spreekt van het slachten van de kip, die de gouden eieren legt Men meende n.l., dat in den bodem een bepaalde hoeveelheid voe- dingsstoffen aanwezig was en dat bemes- ting met kunstmest de strekking had, niet om aard en hoeveelheid van de voedingsstoffen te vermeerderen, maar alleen om het nu een- maat in beperkte mate aanwezig geachte voortbrengingsvermogen in een kleiner aan- tal jaren te doen verbruiken. 't Land werd door bemesting met kunstmest „schraalder en magerder", zoo zeide men. Tegenwoordig weet men wel beter en eigenlijk niemand zal nu nog willen ontken- nen, dat bemesting met kunstmest, toegepast op de wijze als de landbouwwetenschap ons leert, voor een goede opbrengst van den bo dem in tal van bedrijven onontbeerlijk moet worden geacht. Klinkt het niet evenzeer sprookjesachtig als ik schrijf: Er was eenseen tijd, dat in geheel Noordhollands noorderkwartier vrij- wel niets werd gedaan aan veredeling van fokvee? Nu j<i alweer ga ik een "kwart eeuw terug men hield wel eens een kuikalf aan van een „goeien gever", maar daarbij bleef het dan toch meestal. Of die moeder met hooge melkopbrengst ook uitmuntte in kwaliteit van de melk, daarvan wist men niets. Evenmin als van grootmoeder en over- grootmoeder of van de mannelijke afstam- ming. Terwijl toch ook in dit geval de zon- den der vaderen zuilen worden bezocht aan de kinderen tot in het derde en het vierde geslacht. Ik herinner het mij zoo goed uit de jaren, toen ik als jongeling werkzaam was in het veehoudersbedrijf van mijn ouders, dat de bullestiek een grooten stier kocht, met een kleinen er bij om den grooten vrind zoo noo- dig in al te drukke tijden een handle te hel per!. Men lette wel eenigermate op het uiter- lijk en men voederde de heeren met eieren. maar de vraag of zij waren van goede fami- lie. van goede komaf, werd niet gesteld. Velen hebben aanvankelijk glimlachend de schouders opgehaald als vooruitziende boe- ren, moedige pioniers, bij het aanhouden van fokvee op nog iets anders wilden letten dan op de vraag of moeder „een hoop melk" gaf. Maar dra is dat veranderd. Dat was van de flinke, vooruitstrevende Noordhol landsche boeren trouweris niet anders te ver- wachten. Wie ontkent nu nog het groote be- lang van melkonderzoek en aanhouding van melkstaten, van rundveestamboeken, van tu- berculose bestrijding onder het rundvee? Ik zou in denzelfden geest kunnen schrij- ven over verbetering van zaaizaad en poot- goed, over gemeenschappelijken aankoop van veevoeder, over graanmaleriien, over zuivel fabrieken en over nog vele ditigen meer. Waarom ik nu dit alles ophaal en wat dit nu te maken heeft met het welbegrepen eigenbelang van den Noordhollandschen vee houder bij de provincial waterleiding? Ik wil maar zeggen: er was eens.... groot be- zwaar tegen of onbekendheid met al deze, thans in de belangen van Noordhollands landbouvv en veeteelt zoo diep ingrijpende zaken. Dat bezwaar en die onbekendheid treft men thans over het algemeen bij onze vooruitstrevende landbouwende bevojking in Noordholland niet meer aan. Zoo durf ik te voorspellen dat .het ook zal gaan met het dienstbaar maken van de pro vincial waterleiding aan de belangen van de veehouderij. Men staat nu nog wel eens wat vreemd daartegenover. Maar het zal wel spoedig anders worden. Wat leidingwatergebruik voor den mensch aangaat kunnen we nu eigenlijk alreeds spre- ken van dien tijd: Er was eens.... Inder- daad, er was eens een tijd, waarin de Noord- hollander het water uit zijn regenwaterbak stelde boven al. De uitwerpselen van de vo- gelen op de daken achtte men geen kwaad; de vogeilijken in den goot evenmin. Een paar Door Valentine Williams. Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont. „Maar mynheer," drong de jonge man «an „ze zullen niet meer dan een oogenblik" blijven. Als aanzienlijke burgers van Rodri guez wilden ze graag de eer genieten van U te ontmoeten, U een beleefdheid te bewijzen. Ze hechten hier veel waarde aan zulke dingen en wanneer U weigert, ben ik bang, dat ze net zeer kwalijk zullen nemen Ik keek eens over boord. In een roeiboot on der aan de scheepsl adder zaten drie, in ge- fcleede jas gestoken, zwarte heeren, hun groo te, donkere oogen smeekend naar het dek van de Naomi" opgeheven. yVertel maar aan Uw vrienden," zei de miwionnair, „dat ik hun groote beleefdiheid zeer op pnjs stel en hoezeer ik het betreur, oat de omstandrgheden mij verhinderen hun bezoek aan boord te ontvangen. Kapitein Lawless, de sloep van den Vice-consul Lawless gaf een bevel en terwijl de dokter de ladder aidaalde en tot de mannen in de boot sprak, nam de Vice-Consul afscheid en maa! per jaar werd toch immers de gooi „uitgehaak!" en wat er in dien tusschentijd naar den regenwaterbak meevloeide had gee- nerlei, bezwaar. Al dat vuil bleef wel rustig op den bodem liggen, als je met het akertje 'naar voorzichtig schepte. Na een of een paar jaar werd de bak maar weer eens schoongemaakt, de meegevoerde vogeldrek en meer van die viezigheaen werden verwijderd en ook hierbij gold: wat in dien tusschentijd, vooral als de bak bijna tot den bodem leeg was, werd opgeschept had geen bezwaar. Dat je soms den neus over den regenwater bak zoudt dichtknijpen, och daarover dacht men ook liefst maar niet verder na. Soms ook was de bak lek en drong grondwater naar binnen of was hij aangebracht op een totaal ongeschikte plaats waar het water spoedig aan bederf onderhevig was. Is het wonder, dat in die plaatsen, waar het provinciale leidingwater binnenstroom- de, niemand het ooit meer zou willen missen? Vroeger moest men zich met hetgeen men had zoo goed mogelijk behelpen en deed men verstandig met er wat aan te wennen en er zoo weinig mogelijk over na te denken. Maar thans doet men onverstandig het leidingwa ter af te wijzen, daar waar men in de gele- fenheid is om het te bekomen. Gezondheids- elangen en de hoog vermaarde Hollandsche zmdelijkheid zijn hiermede in die mate ge- moeid, dat ik ieder, die geen voortreffelijk re- genwater beschikbaar heeft, van harte moet beklagen als hij niet op een of andere wijze in staat is de voor leidingwater noodige uit- gaven te bekostigen. Hulp van gemeen- schapswege zou dan stellig niet misplaatst zijn. Anders nog is het gesteld met leidingwater voor het vee. Er is wel eens beweerd, dat de Noordhollandsche boer in de eerste plaats denkt aan het welzijn van zijn vee en dat in de tweede plaats komen zijn vrouw en kinde ren. Die bewering is natuurlijk volslagen on- juist. Maar wel iuist is het als men zegt, dat de Noordhollandsche boer heel veel liefde heeft voor zijn vee en kan het anders voor de geldelijke resultaten van zijn bedrijf. De kosten van het leidingwater worden ruimschoots vergoed in de exploitatie-uit- komsten van de boerderij. Deze uitspraak heb ik nu al van verscheidene veehouders uit hun eigen ervaring hooren noemen. Het was de heer Kaaskooper, burgemeester van Oosthuizen, voorman in het landbouw- vereenigingsleven, bekend fokker, die zelf een boerderij exploiteert, met wien ik dezer dagen hierover een treingesprek voerde. Hij machtigde mij gaarne om zijn opmerkingen en mededeelingen te publiceeren. Men zief de beesten lijden in tijden van slecht drinkwater, zei me de heer Kaaskoo per. Dan moet soms de veearts er bij komen. Dat kost ook geld en de beesten gaan achter uit. De boeren zijn in dit opzicht nog wel eens kortzichtig, maar dat verandert toch al heel veel. Als ik voor 150 per jaar in mijn bedrijf van omstreeks 50 koeien leidingwater kan bekomen, dan pak ik het met beide handen aan. Ik heb,een beste norfonput in de Beemster. De rijksseruminrichting bevond onlangs het water uit dien punt onvoldoende. Menigmaal zeg ik, jullie weten niet hoe slecht het water soms kan wezen. Maag- en darmaandoeningen kunnen er het gevolg van zijn. De heer Kaaskooper noemde mij boerde- rijen, waar door slecht drinkwater de vee- stapel in den loop der jaren is achteruit ge- gaan. Op een vraag van mij lichtte hij me in, dat daar in den staltijd het drinkwater wordt gehaald uit slooten waarover de W. C. staat en waarop de gier uitloopt. Putten kan men er in den bodem niet maken! Leidingwater zou er een uitkomst zijn. Hij verhaalde mij over brak water van Schermerboezem, dat des zomers soms wordt binnengelaten in den Zeevang. En ik sprak met hem oyer zeewater, dat in mijn vroeger dorpje Wijdenes (o, mijn dorpje, vriendfijk dorpje!) bijna iederen zomer moet binnen- stroomen om de koeien drinkwater te ver- schaffen; drinkwater, waarvan de koeien gaan sellwaarvan ze mager worden en waardoor de melkopbrengst vermindert. Ik weet dat nog zoo goed uit den tijd toen ik zelf bij vader de koeien heb gemolken. Maar ik noemde den heer Kaaskooper het bezwaar om des zomers in tijden van water- gebrek het leidingwater naar het weiland te voeren. Ook hierover wilde ik hem graag eens hooren praten. En hij erkende de be- zwaren, hieraan verbonden. Maar de moeite en kosten ook hiervan worden naar zijn mee- ning ruim beloond. Ik heb hem de vraag gesteld of het gebruik van leidingwater niet alleen een goeden in- vloed heeft op den gezondheidstoestand van het vee, maar tevens op de hoeveelheid en de kwaliteit van de melk. Ook hierop weder een bevestigend antwoord, zooals ik het trou- wens een jaar geleden ook reeds van hem had gehoord en zooals ik het eveneens van ande re veehouders mocht vernemen. Trouwens, ik zou zoo zeggen, hoe kan het anders. dat verbelerde gezondheidstoestand met verb'e- terde melkw inning moet samengaan. Maar zegt de heer Kaaskpoper ten slotte ik weet wel het is voor menigeen een slechte tijd en 't is soms moeilijk meer geld uit te geven. Onmiddellijk echter en dit was het eind van ons gesprek waren we het er over eens, dat juist in minder goede tijden men tot grooter uitgaven moet durven over te gaan als dit kan leiden tot betere uit- komsten voor het bedrijf. Met mijn opmerking": je ziet ik heb het op- geschreven en ik zet dit eens in de krant, zijn we gescheiden. Ieder belanghebbende overdenke dit nu maar eens voor zichzelf en hij spreke er over met anderen; uit de wrijving van ge- dachten zal ook in dit geval wel weder het goede voortkomen. Men zie ook in landbouworganisaties dit vraagstuk ernstig onder de oogen. En dan hoop ik natuurlijk weet ik het met, maar hopen mag ik het toch zeker dat spoedig al het volgende gezegd zal kun nen worden, waarmede ik voor ditmaal be- sluit: Er was eenseen tijd, waarin men zijn arme beesten slecht water, brak water, door faecalien verontreinigd water te drinken moest geven, en dat de gezondheidstoestand en de melkopbrengst van menig beest er on der leden. Ei- iseen groote verbetering in dit op zicht, dank zij het gebruik van leidingwater in die bedrijven waar geen ander voortreffe lijk drinkwater voor het vee in voldoende ma te is te bekomen. Er zal komengrootere welvaart in ons £'elit:id Noordholland, dank zij de provinciale waterleiding. Purmerend. D. KOOIMAN. moet afruilen dus 19 Dg5 hg5 en zwart wint't paard op Ii4 dat riet weg kan. 16 Da5. a6 17. La6 ba6 18. Da6f KbS, 19. Pb5. Pb6. 20. Td3 Dg5f? Hier was Pc4 veel beter. 21. Kbl Ld6 "-Pfe, 22. Tb3 The8 23. a4 Wit gaat Dam halen vJ 23L!5 24. Pa7 Ld7. Zwart mag niet toe laten dat wit speelt Pc6. 25. a5 Dd2 26. abb Telt 27. Ka2. c6 28. Pb5! Zwart geeft op. 't Mat is uiet te gen te houden. Eindspel 52. (le wedstrijd-eindspel) i Mti i ging in zijn sloep. Vijf minuten later zette de „Naomi", snij- dend cloor de grcene golven, koers naar de be- groeide voorgebergten die den ingang van de haven vormden. Toen wij tussctien ae ha- venhoofden doorvoeren, drong het doffe ge- luid van een geweerschot tot ons door. Op hetzelfde oogenblik kwam temidden van op- spattend schuim een sloep de haven uitschie- ten, ais een klein stipje in het schitterende groen van de zee achter het schip. Naast mij op de brug, siond Garth te lachen. „Daar koint het bevel tot iu hechtenisne- ming!" zei hij. Kapitein, moet die boot daar- ginds ons achterhalen?" Lawless nam zijn sproeterige hand van het telegraaftoestel, dat de verbinding onder- hield met de machinekamer, en keek achteruit. „Hm!" bromde hij, „niet aan dezen kaut van de hel! En aan den anderen ook niet!" HOOFDSTUK VIII. Dr. Cuslrin, Het was eerst tegen dinertijd dat ik dien avond gelegenheid had kennis te maken met Dr. Custrin. De Naomi" stoomde voort in den gloed van den prachtigen zonsonder- gang en de warme glans van den wegstenren- Oplossjng Eindspel 51. 1 Lg7f Kg7. 2. Th7f!! Kh7. (Na 2. Kf6. volgt 3. Ph5 en Kg5 4. Dd2f en 5 Df4 mat). 3. f6-f Kh8. 4. Dh5f Ph6 5. Dh6 mat. N. T. te Alkmaar. Uw oplossing is niet goed. Uw opmerking dat in de diagramste1- ling een drukfout was, is ook oniuist' U speelt 1. Lg7t Kg7. 2 f6f. KhS?? Zwart maakt t dan wit wel erg gemakkelijk Hij kan immers ook spelen 2.... Pf6! en dekt dan prachtig punt h7., terwijl hij den tijd krijgt om zijn TfS te verpiaatsen naar h8 en tevens voor zijn koning een vluchtveld te maken op f8. Nu is zwart twee officieren voor en't is nog lang niet uitgemaakt dat wit wint. Met_den tekstzet bereikt men juist door 2. Th7f en 3 f6 dat zwart zijn paard niet kan verzetten. Zooals de belangstellende oplosser weet begint hier de wedstrijd in 't oplossen van problemen en eindstellingen. Tti kens na 3 weken worden de oplossingen vermeld met de oplossers. Ingekomen oplos singen na dien komen niet meer in aan- merking. RUSSISCHE PARTIJ. Wit: Dr. Lasker. Zw.: Marshall. (Winnerstournooi St. Petersburg) 1. e4 e5 2. Pf3 Pf6. Zw. speelt deze parti gaag. Toch heeft wit hier eenig voordee al is't weinig. 3. Pe5 d6. 4. Pf3 Pe4 5. De2. Dit schijnt de beste zet te zijn 5De7. 6. d3 Pf6 7. Lg5 Le6. Anders ruilt wi top f6 en is zwart genoodzaakt met den g-pion te rug te nemen. Beiden hadden wel Dame-ruil gewild dan hadden ze met den Looper kunnen terug nemen en dit stuk ontwikkeld. 8. Pc3 Om Pd5 te spelen. 8Pd7. Dekt Pf6 en en de Dame kan naar d8 wijken. 9. 0—0—0 (Nu dreigt 10. Tel. of 10 Pd4 of 10. Pb5.) 9h6. Dwingt wit zich te verk'a ren. 10. Lh4 g5 11. Lg3. Zwarts Koningsvleugel is ntu verzwakt terwijl wit zijn L. gedirigeerd heeft op aanval van den Zw. Dame- vleugel. Ph5. Die lastige looper moet weg en Zwart kan dan tevens Lg7 spe len en daarvoor een stuk op den witten vleugel richten. Wit dreigt met d4 en d5 12. c!4! Pg3 13. hg3 g4? 14. Ph4 Nu ziet men dat zwart geen vluchtveld meer heeft voor zijn Le6. 14d5 (gedwongen anders volgt 16. d5) 15. Db5(Na 16... Db4? volgt 17. Pd5! en wit wint minstens een pion). 15. 0—0—0 Hier heeft Marshall weer een van zijn vernuftige valletjes. Doch hij heeft Las ker tegenover zich. Lasker, de bedacht- zame Immers na 17. Pd5. Ld5 18. Dd5 speelt zwart 18Dg5!t en wit den dag streed met het zachte licht van de electrische kandelabres op de gedekte tafel, toen ik den salon binnenkwam. Garth stelde mij voor aan den dokter. Hij was een kalm, vriendelijk jong man met haar als zwart satijn en een keurig verzorg- den, kleinen zwarten knevel. Zijn handen en voeten waren klein en welgevormd en hij zou bijna iets vrouwelijks gehad hebben, als zijn [louding voor het overige niet zoo flink was geweest, zijn donkere oogen zou stoutmoedig en zijn stem zoo aangenaam. De afstand tus- schen de oogen was niet heel groot en ook dc stand van de neusvleugels dnd mij vermoe- den ik heb wel eenigen kijk op dergelijke dingen dat hij. zooals zijn naam ook uit- wees, waarschijnlijk van Joodsche afkomst was. Tijdens het gesprek kwam ik te weten, dat hij geboren was op Mauritius, opgevoed in Kaapstad. en dat hij gepromoveercT was aan het King's College Hospital in Londen Het bureau van Garth te New York had hem blijkbaar opgepikt in Colon, waar hij een studie maakte van. de wijze waarop kolonel Goethals daar de gele koorts en malaria be- streed. Lawless en Mackay, de hoofdmachinist, een kernachtige Schot, die zijn mond alleen open deed om een ruwheid te zeggen of om er eten en drinken in te doen verdwijnen, aten met ons. Garth plaatste mij naast Marjorie, die f Wit speelt. Wie wint en hoe? Oplossing prob'eem No. 53 (F. Gamage) Wit: Kh6 Da6 Te2 Lh8 Pg5 pi e4 en h2. Zw.: Kf4 Ta4 Lb3 en a7-Pc2 pi a5, e7 en g4. 1 Dc8 (dreigt Df5 mat). 1Le6 2. Dc7 mat! 12. Df8 mat! 1Pd4 2. Del mat! 1 p€3 2. Tf2 mat! 1Tf4: 2 Tf4: mat. In de eerste twee varianten de wederkeerige interference van L. en pion in de volgende twee die van L. door Zw. P., waaraan nog (na (Pd4) verbonden de doorgang van de D langs de c-lijn (cl). Kostelijk' werk! Oplossing No 54 (Semerad.) Wit: Kb5 Dg2 Pd6 en e4 Lh3. pi c2 en e3. Zwart: Kd5 Df5 Lb2 Pe7 pi d7, d3 en e5. 1 Pe8 (dreigend 2. Pc7 mat). 1j^e5 2. Pg5 mat. 1De4: 2. c4 mat! 1Df3 2. P4f6 mat! Zwart kan Pc7 niet bletten. Zijn verdedi- ging berust dus op't nemen van Pe4 of het onttrekken van dit stuk aan de dekking door de Dame op i"3 te plaatsen. Het met c4 na De4: is bepaald mooi! Probleem No. 56. (le Wedstrijd-probleem.) Zwart (2) 8 7 6 5 4 3 2 1 ■mm v'wm'""M mm abode fgh Wit (10) Onze probleernoplcssings wedsiriid. Vandaag plaatsen we het eerste probleem voor den wedstrijd. Zooals we al vroeger meedeelden, wordt alleen de sleutelzet ge- vraagd, tenzij een gedetailleerde oplossing verlangd wordt. We stellen ons voor de tijd voor inzending met een week te verlengen, dus oplossingen van No. 56 in te wachten tot uiterlijk 22 APRIL. Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 853. Stand Zwart: 10 schijven op 5, 6, 12, 18, 19, 23, 26, 29 34 36. Wit: 10 schijven op 16, 27, 32, 33, 43, 44, 45, 47, 49. 50. Oplossing: 1. 45—40 1. 34:45 2 44—40 2. 45 34 3. 43—39 3. 34 43 4. 27—21 4. 26 17 er allerliefst uitzag in een avondjapon van witte kant. „Zet de twee oorlogsveieranen naast elkaar!" commandeer de de mii'ionair. „Mijn meiske hier," legde hij mij uit, heeft' een auto bestuurd aan het front. Zij heeft ook de militaire medaille gekregen." „Daddy toch!" vermaanae Marjorie en een warme bios kleurde haar wangen. •>Ik zou nooit mijn toestemming gegeven hebben," voegde Garth er bij, „maar zij heeft er mij niet eens om gevraagd!" „Mijn beste oudjc", zei het meisje, „U maakt mij belachelijk, als U zooveel ophef maakt van mijn kleine, onbeduidende expedi- tietjes achter het front, terwiil ik er zeker van ben, dat Dr. Custrin en Majoor Okewood honderdmaal meer van den oorlog eezien hebben dan ik!" „Ik ben nooit ergens anders geweest dan aan het front in de Kaap", zei de dokter. „De Oost-Afrikaansche veldtocht heeft ons zoo bezig gehouden, dat niemand gemist kon worden. „En ik," was mijn antwoord, „ben na den slag aan de Somme nooit weer in Frankrijk terug geweest!" „Was U gewond?" vroeg Garth. «Erg?" vroeg Marjorie in antwoord op mijn bevestigenden hoofdknik. „Niet om veel drukte van te maken," ant- J d belast xich met HET VERVAARDIGEN VAN ALLE DRUKWERKEN. HET PLAATSEN VAN ADVER- TENTIEN IN ALLE BLADEN. HET LEVEREN VAN ALLE BINNEN- EN BITTENI,ANDSCHE BOEKEN. HET LEVEREN YAN ABONNE- MENTEN OP ALLE BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BLADEN. Voordam C 9, Alkmaar 5. 47—41 5 36 47 6. 16—11 6. 47:33 7. 11:24 7. 29 20 8. 49 7! Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: W. Blokdijk, D. Dekker, D. Gerling, A. List, G J. v. d. Ploeg, J. C Zwanenburg e:i P. Portegijs te Alkmaar. De vo'gende stand is van H J. A. v Gelder. m 'gp ma W mm L- Zwarto scnyven op 2o, 2/, 28, 31, 32.35. Wit: 6 schijven op 39, 41, 42, 45, 47, 50- Wi wint in clezen stand, door eerst schijf 39 te offeren en daarna af te ruilen door 41—37 en 47 36. Hierna is zwart verloren. Men ge- lieve dit vooral even na te gaan. EINDSPEL. Het volgende eindspel van den beroemdeti Mr. Blankenaar is zeer interessant. Zvyart: 4o en aam op 2o. Wit: 28 en drie dammen op 1, 41 en 48 Wij geven alleen de oplossing en laten de verschiilende varianten weg. Die zal de be langstellende lezer stellig met genoegen zelf zoeken. 't Is altijd de moeite waard Men dient dus na te gaan, hoe zwart verliest als hij andere zetten speelt dan hieronder aange- geven. De oplossing is: 1. 28—22 1. 25— 3 2. 41—14 2. 3:25 3. 22-17 3. 25— 3 4. 48—26 4. 3:21 5. 26 17 5 45—50 6. 16 en wint. Ter oplossing voor deze week: PROBLEEM No S54, van C. BLANKENAAR, Rotterdam. EINDSPEL. Een moeilijke opgave. Wit speelt en wint. Zwari: lo, 22 en twee aanunen op o en 47. Wit: 42, 46 en twee dammen op 15 en 45. Oplossingen voor of op 8 April, Bureau van dit Blad. woordde ik. „Toen ik uit het hospitaal kwam, ben ik bij het Informatie-departenvent ge weest." „Hoe geweldig interessant!" riep het meis je uit. „Was het niet ontzettend opwiudend?'" „Het was toch nier het front,' antwoorri- de ik. Na het diner was ik op het dek alleen met Marjorie Garth. De wljde, donkere hemel flonkerde van sterren. Een breede streep geel- achtig licht scheen door de ramen van "den rooksalon, waar de anderen zaten te praten onder het genot van hun koffie. "Boveii ons op de brug teekende zich de zwarte gestalte van den stuurman af. Wij liepen zwijgend op en neer. Ik voor mij was geheel onder den indruk van de majes- teit van den tropennacht op de zee. ,,Het Informatie-departement," vroeg- Mar jorie plotseling, „dat is immers de Geheime Dienst?" ,.Ja," stemde ik toe „U deed er zoo bescheiden over aan tafel," merkte zij op. Ik haalde de schouders op, en antwoordde: „Ik constateerde niet meer dan de eenvou- dige waarheid. In de gevechtslinie, denk daar eens aan, rekenen we dat op vijf menschenle- vens er een verloren gaat en drie maanden was de gemiddelde tijd. dat ;en peletonscom- mandant het leven hield!" (Wordt vervolgd). 201 - '///A V 'r¥\ -XV/// 'AA&ir&A 1 -0"-r -v'.j v.'W.; <5 ■Jr, A ■■/WWA i wri

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5