Alkmaarsche Courant De Zusters De terugkeer van Klompvoet Donderdag 9 April. FEUILLETON. VOOR SPOEOICEAFLEVE- RIKG VAN ALLE HANDELS- DRUKWERK IS UW AORES K». 84 1925 Honderd Zeven en Twlntigste Jaargang. door ELISABETH ZERNIKE. (Nadruk verboden). Mijn vriend vertelde mij Toentertijd kwam ik bij twee zusters, die maar weinig in leeftijd verschilden. Ze wa- ren beiden jong en woonden bij hun moeder, die hen heel lief had Als ik met ook jong geweest was, zou ik waarschijnlijk naar de hand van de moeder gedongen hebben, want soms zag ik dat zij de moiste en beminnelijk- ste was van de drie. Ze had een soepelen geest, ze wist de kleine, onbeduidende dingen van de meer gewichtige te onderscheiden, watt zoo-weinig vrouwcn kunnen, en haar glim- lach was vol leven Ik had haar dan ook lief en vereerde haar, maar nooit zonder bijge- dachte aan de dochters. Als ik bloemen voor haar meebracht en ik schikte ze in een vaas, dan vrceg ik me af wat Lydia, de oudste, zou denken, en Marjan zeggen zou. Zelden gaf ik iets aan een van beiden. Ik noodigde hen tiit voor een concert of schouwburg de moeder bleef dan meest thuis maar eenige voorkeur doen blijken kon ik niet. Je- moet weten dat ik hen veel zag, minstens tweemaal in de week. We leenden elkaar boeken, we raaakten muziek, we lazen verzen voor. En zoolang deze vriendschap in haar opkomst was, had ze een groote en zuivere bekoring voor me. Ik herinner me de dagen, dat ik me nog niet afvroeg: hoe moet dit eindigen? Lydia, de oudste, was lang en blond. Ze had een teer, blank gezicht, met warme, bruine oogen, en om heur goud-blonde haar speelden vaak de smalle. bleeke vingers. Ze wist, heimelijk, dat ze mooi was, maar ze was verlegen met haar lange lichaam, en zwaaide te veel met armeu en beenen. Ze zong; ze had een ongeoefende, weelderige alt, en dan speel- de Marjan de piano-partij. Maar als i k zong, wilde ik liefst dat Lydia me begeleidde. Ik vroeg haar eens, waarom ze niet voor zange- res studeerde. want als ze stond te zingen, leek ze haar lichaam volkomen te beheerschen en ze was muzikaal heel begaafd. Ze schudde haar hoofd en zei dat haar zenuwen daarvoor allenninst waren berekend, en ik wist toen dat ze fel en hartstochtelijk kon voelen. Marjan was anders, niet groot, goed gevormd en don- ker. Ik zag daj ze van elkaar hielden om het contrast van hun wezens Lydia bewonderde Marjan, die zich ge- makkelijk en zelfbewust bewoog en wier ie- vendige, scherpe geest niet werd belemmerd door een al te fijn gevoel He, Marjan zei ze vaafe, voor ze lachte om een pittig woord Want ze lachte wel omdat ze zelf een fris- schen geest had en geen jalouzie kende. Mar jan had grijs-blauwe oogen en kort geknipt, donkerbruin haar. Ze kon niet zingen en speelde piano met oppervlakkige virtuositeit. Lydia meende ik al gauw gehecl te kennen Marjan, die minder diep voelde, had' meer het vrouwelijk-raadselachtige voor me. Ze werk- ten beiden voor hun brood, de een op een kantoor, de ander bij de post. De moeder werkte hard in het kleine huisze was gezond en heel bek\vaam in alle naaldwerk. Zoo had- den ze een zekeren welstand bereikt, die rustig en uiterst solide aandeed. Na het eerste halve jaar van ouze vriend schap, verbeeldde ik me, dat ik op Marjan ver- liefd was. En ik voelde groote behoefte, daarover met Lydia te praten. Ik stelde me voor, dat ik alleen met haar zijn zou, dat ik haar groote, slappe handen zou nemen en zeggen neen, wat ik zeggen zou, wist ik niet. Want ik wilde Lydia geen verdriet doen, en ik vermoedde vaag, dat ze van me hield. Soms dacht ik ook de moeder te raadplegen maar dan zag ik haar wijze glimlachje en hoorde haar zeggen: beste jongen, hoe kan een ander je daarin raden, of: zoolang je aar- zelt, heb je hen 'geen van beiden lief. Ik vroeg me af: als Marjan er niet was, zou je dan met Lydia trouwen? en omgc- keerd. Maar ik "wist geen antwoord. En graag zong ik het oude liedje, dat ik eens van onzen grooten Messchaert had gehoord, de reidans van de maagden om de bruid, met het refrein ,.'t Zal nog wel komen, Zit niet te droomen, 't Zal nog wel komen, is't letste besluit'V efi ik herinnerde me diens fijn ironisch lachje. Door Valentine Williams. Geautoriseerdc vertaling van W. E. Pont. 24) Dit gebeurde cp den dercfen dag nadat wij Rodriguez verlaten hadden. Bij het diner dien avond kondigde de kapitein aan, dat wij, als alles goed ging, Cock Island op den morgen van den tweeden dag zouden- zien. Dien avond in de kaartenkamer pleittc Custrin bij mij of ik toch niet op mijn besluit, hem niet mee aan land te nemen, wilde terug- ikomen. Ik vertelde hem zoo vriendelijk moge- Jij'k, dat al onze maatregelen genomen waren en nu niet meer veranderd konden worden.. Toen vroeg hij mij of ik hem het gedicht dan eens wilde laten zien. Nu had ik dit niet aan Garth laten zien (noch aan iemand anders, behalve aan Bard) en ik had onzen gastheer ook geen enkele mededeeling gedaan op dat punt. Ik tastte nog zoo in het duister om- trent de beteekenis ervan en ik waardeerde het in Garth, dat hij niet verder aandrong op dit onderwerp. Dus zei ik aan Custrin, dat ik nog bezig was dat bericht te ontcijferen en dat ik het aan nicmand kon laten zien „Neem mij niet kwalijk," zei hij dadelijk, „ik wilde niet onbescheiden zijn, Okewood. Maar ik ben nogal op de hoogte van talen Fransch, Spaansch, Hollandsch of Duitsch en dergelijke. Ik dacht, dat ik misschien van dienst kon zijn. Of is het misschen in cijfer- schrift?" Custrin's voorgewende achteloosheid was prachtig. Maar ik heb indertijd zooveel erva- rifflg opgedaan van dergelijke manieren van Op een avond kwam Lydia bij me Ze stond heel schuchter in de deuropening, maar haar oogen gloeiden. Ik vroeg haar of ze wat bleef, en zei dat ik heel verrast was. Ze ont- deed zich van hoed en mantel met groote, zwierende bewegingen, en ging toch op mijn divan zitten, de saamgeknepen handen in haar schoot. Ik kwam naast haar ik rook, voor't eerst, de geur van haar lichaam, en wist niet meer wat ik doen moest. Zoo moet de bemanning van een zeeschip zich voelen, wanneer in de mist plotseling een ander schip opdoemt, nabij en ontzaglijk. Ik wist, dat ze spreken kon, en dat ik haar niet meer kon ont- komen; dus wachtte ik af. Ze begon met wat inleidingen, het was wel ongewoon wat ze kwam doen, ik moest niet verbaasd zijn en zoo wat meer. Toen vrceg ze me of ik haar man wi-lde' wordenze had me lief ze. zou een goede vrouw voor me zijn. Ik dorst haar niet aankijken, terwijl ze sprak. Ik geloof dat ze voor zich uit staar- de, alsof ik ver weg was. Maar toen ze zweeg, wendden we ons gezicht naar elkaar toe. Haar lippen beefden en ze zag heel bleek. Ik had haar nog nooit zoo mooi gezien. Maar wat me het meest trof: er was niets onvrou- welijks in haar. Ze had haar liefde bekend ze schaamde zich niet ze achtte mij haar liefde waar- dig. Ik nam haar in mijn armen, ik kuste haar, vast en teeder, en fluisterde hoezeer ik haar lief had en hoe ik haar vereerde voor wat ze had gedaan. Weinig vrouwen zouden dat kunnen, zou- den durven inzien, dat liefde-geven hoogste vrcuwendeugd was. Het viel me heel gemakkelijk, haar dit alles te zeggen, en haar te liefkoozen. Ja, nooit had ik me zelf zoo goed en overtuigend hooren praten. Zoo zei ik ook, dat ik haar eerder had willen vragen, maar de houding van Marjan had het me moeilijk gemaakt. Ik meende te weten dat Marjan van me hield. en wilde haar geen verdriet doen. Ter wijl ik zei, leek het me geen leugen maar plot seling geopenbaarde waarheid. Ik weet dat de gedachte door me heen ging: hoe zou dit leugen kunnen zijn? ik heb er niet naar gezccht ik zou toch zoo ^lot niet kunnen liegen. We hadden een heerlijken avond. Lydia en ik; we zaten in elkaar's omarming en kus- ten met warme, gretige monden. Aan het eind spraken we af, dat ik den avond van den volgenden dag zou komen, en we dan onze verloving zouden fcckendl maken. De dag kwam, en er was een tintelende, lichte vreugd in me. Lydia en ik hielden van elkaar we zouden elkaar weer kussen en heel gemeen- zaam zijn. Maar 's middags vond ik een brief. Ze schreef dat ik niet meest komen, dat ze er geen vrede mee had. Ik had haar de oogen geopend voor M at j art's liefde ze wist niet, wat er gebeurd zou zijn, als Marjan in haar plaats was geweest, of ik niet ook Marjan zou hebben gekust. Ze zag nu in, dat ze heel verkeerd had gedaan door te spreken maar ze werd er wel voor gestraft, want ze zou nu nooit weten of ik haar waarlijk lief had. Ik antwoordde dat niet Marjan bij me was gekemen, maar Lydia. Dat ik Lydia lief had om die mooie, echt vrouwelijke daad, dat ze heel gauw schrijven meest, wanneer ik mocht komen. Ze schreef opnieuw, dat ik niet komen mocht. Ik had geaarzeld fusschen hen beiden, dat was cluidclijk. Nu had zij me in een be- paalde richting gedrapgen door te spreken. Dit was niet fair tegenover Marjan, die nooit het eerst haar liefde zou bekennen, omdat ze daarvoor te trotsch was. Dus stelde ze voor, dat ik een bezoek van Marjan zou afwachten. Ik moest hun huis mijden ze zouden dan over me gaan praten en zeggen dat een van hen eens naar mijn kamer moest gaan om te hooren of ik misschien ziek was. Marjan zou dan komen ik zou ook haar kans hebben. Ik schreef terug, dat ik er niets meer van begreep. Marjan, die nooit spreken zou, moest haar kans hebben! Ik antwoordde: het was billijk dat ik Marjan ook eens alleen op mijn kamer had, dat ik haar op mijn di van zag zitten. Ik werd kwaad en verweet haar, dat ze, wat ze zoo mooi was begonnen, nu zoo leelijk verknoeide. Daarop kwam geen antwoord meer. Waarom ik niet eenvou- dig toch naar haar huis stapte en mijn verlo ving met Lydia bekend maakte? Dat weet ik niet. Ik denk nu, na zooveel jaren, dat ik haar toch zeker niet lief had. Na veertien dagen kwam Marjan. Ze legde haar goed niet af, zooals Lydia had gedaan; ze liep rond door mijn kamer en bekeek alle dingen met critischen blik. Dus ziek was ik niet. Waar had ik zoo lang gezeten? Ik iemand uithooren, dat ik zonder moeite een tikje verlangen in zijn stem ontdekte. Een zeer nieuwsgjerig jongmensch, was de aantee- kening, die ik in mijn brein maakte. Maar hard op zei ik: „Dank U voor het aanbod, dokter. Ik zal er aan denken. Wanneer ik meen, dat twee hoofedn betcr zijn dan cen, zal ik het U laten weten Dat was duidelijk genoeg, zou men gedacht hebben. Maar hij was een volhardende bede- laar, die Custrin. Ik mag een boon zijn, wan neer hij Garth niet overhaalde mij eens uit te hooren. De vrij enhandige diplomatieke po- gingen van onzen waarden gastheer waren echter niet moeilijk af te slaan en ik vond ge- lukkig de manier om het bericht voor mijzelf te houden zonder zijn eigenliefde te kwetsen. Ik zou aan het heele incident niet meer ge dacht hebben, als zich niet den volgenden avond een vreemd, nogal onrustbarend geval had voorgedaan. Ik was naar beneden gegaan met het plan mij ter ruste te begeven 11a een nieuwe ver- -cngelukte ontmoeting met Marjorie. Toen ik van de brug af kwam na mijn beurt aan het stuur, vond ik haar alleen staan bij de ver- sehansing. Sedert onze kleine schermutseling dien eersten avond had zij mij, hoewel ze mij niet merkbaar had vermeden, toch niet de gelegenheid gegeven tot een tweede tete-a-tete. iHaar vader, schcen het, had haar verteld, dat zij niet met ons aan land kon gaan op Cock Island en zij wilde, dat ik, als zijnde de leider van de expeditie, voor haar een goed woordje bij hem zou doen. Wij zouden door dik en dun moeten gaan op het eiland en een vrouw zou daar onmo- geliik mee kunnen. Dat vertelde ik haar. Ik achtte het ook zeer waarschijnlijk, dat de zaadbank waarvan Adams gesproken had zeiHet is je misschien niet opgevallen, maar ik heb ruzie gehad met Lydia, en daardoor had ik geen lust om te komen. Met Lydia? Maar wanneer dan? Ze heeft me niets gezegd. Ze is op een avond bij me geweest enne En hebben jullie toen gekibbeld? Ja. Nou zoo je wilt; misschien leg jullie het nog bij en anders Ja antwoordde ik weer. Toen ging ze. Daarna had ik Lydia kunnen schrijven: je zuster heeft haar kans gehad ik wensch er niet aansprakelijk voor te zijn, dat ze niet op mijn divan heeft gezeten. Maar ik heb dat niet gedaan ik voelde dat alles uit was. Kort daarna is Marjan getrouwd en twee jaar later Lydia. Ik heb toen de moeder een gelukwensch gestuurd. Soms heb ik lust naar haar toe te gaan en haar alles te vertel- len. Ik denk dat ze er om lachen zou maar och je komt niet meer tot zulke dingen. Mijn vriend zweeg en begon in het vuur te poken. Stadsnieuws. EEN LEZING OVER NOORWEGEN. Gisteravond hield de afd. Alkmaar van de Ned. Reisvereeniging haar laatste vergade- ring in dit winterseizoen, maar, gelijk de voor- zitter, de heer C. Nannes Gorter, in zijn openingswoord opmerkte, daarmee is geen rustperiode ingetreden. De zomercampagne is reeds mgezet, plannen voor de naaste toe- komst zijn al weer gemaakt: 26 April trein- en fietstocht naar de bloemententconstelling te Heemstede, 4 Mei weer eenzelfde fiets<ochd 10 Mei een spinnewebtocht naar die tentoon- stelling en Hemelvaartsdag een tocht naar Geesterland. Voor aile werk, aan de rege- ling van dit alles verbonden, bracht spr dank aan de secretaresse, mej. J. C. M. RoL danus. Daarna was het woord aan den heer D. van Staveren, directeur van de gemeentelijke bioscoop te den Haag, die aan de hand van een paar kaartjes en vele lantaamplaatjes al- lerlei vertelde van Noorwegen, het land dat m ,cle,Jaatste Jaren steeds meer toeristen trekt t Was slechts een deel van dat wonder- mcoie bergland, dat spr behandelde. n.l. het getyed van het Sognefjord en de noordelijk daarvan gelegen gletscher Jostedalsbrae, die nog grooter is dan ons heele land. Hij vertel de hoe de fjorden zijn ontstaan door het schuien van de gletschers gedurende eeuwen: welk een ontzaglijke diepte ze op vele ounten hebben (het Songnefjord is een 1200 M. diep en 183 K M. lang, dat is meer dan de breed- te van Kederland); deelde mee wat de oorza ken zijn- dat het water in de fjorden nooit be- vriest, hoewel op de bergen des winters ont- zettende kou heerscht en op 1600 M. hooote de eeuwige sneeuw reeds aanvangt en vlocht daar tusschendoor allerlei bijzonderheden o\ei het land, dat arm en dor is met weinig landbouw en veeteelt en welks bevolkin« bif- na uitsluiteud langs de kust en de fjorden woont. Wegen zijn er slechts weinige, door- dat de rotsen zich ioodrecht verheffen boven de wateren, zoodat alle verkeer te water moet geschieden, wat tot gevolg heeft, dat de No- ren sinds vele eeuwen reeds kloeke zeelieden zijn. De tijd van de invallen dcr Noormannen in ons land, Frankrijk en Engeland bewijst dat en een voorbeeld van den laatsten tijd zijn de overwinningen der Noren op do Olymni- sche spelen. 1 Noorwegen is een land met een nog onge- cultiveerde natuur en juist daarom zoo mooi. een dorado voor wie van de woeste, krachtige natuur houdt. De bevolking is beschaafd. Dan liet spr. plaatjes zien, genomen bij het noorderlicht, een der meest indrukwekken de natuurverschijnselen, dat in ons land slechts hoogst zelden in al zijn heerlijkheid is te zien. Maar spr. benijdde de menschen ei niet om, want tegenover den dag van dris maanden staat een" evenlange nacht. Het mooiste vuurwerk is nog slechts prulwerk bij het vlammende noorderlicht, zei de heer van Staveren. Noorwegen is, behalve het land van de middernachtszon, ook het land van de vvater- vallen en korte, snelstroomende rivieren, als gevolg van de steil uit zee opstijgende rotsen. De waterkracht wordt gebruikt voor het op- wekken van electrischen stroom en het in be- weging brengen van fabrieken, veelal papier- fabrieken, maar ook voor houtindustrie, waar- voor de bosschen, waarmee de bergen groo tendeels begroeid zijn, het materiaal leveren Van het kappen van het hout (een werk dat uitsluitend's winters gebeurt in verband men vindt dergelijke banken a-ltijd rondom af- zonderlijkgelegen eilandjes zooals dit) een landing gcvaarlijk zou maken en wij mochten blij zijn, veronderstelde ik, als wij er met een nat pak afkwamen. Marjorie deed eerst smcekend, toen veronit- waardigd, en eindelijk werd zij kwaad. Ik herkende het opvliegende karakter van haar vader in de manier waarop zij haar hoofd achtcrover wierp met blijkbaren afkeer van mijn cnvcrmurwbaarheid. Zij draaide zich om en liet mij cp het dek staan. En met het misdadig gevoel, dat ieder man heeft, wan neer hij een bekoorlijlc meisje onaangenaam is geweest, sloop ik naar mijn hut. Ik had mijn pijama aangetrokken, toen Custrin, die een hut naast de mijne had, zijn hcofd om de deur stak. „lk ga juist naar boven om een „zoopje" te halen," zei hij. „U ziet eruit, alsof U er cok wel een gebruiken kon. Zal ik er U een mee- brengen Een frissche drank was juist waarnaar ik snakte in den gemcedstoestand, waarin ik mij bevond en dus nam ik zijn aanbod dankbaar aan. „Maak het maar wat sterk!" riep ik hem nog na. Carstairs, die dien heelen avond als een Trojaan bezig was geweest, had gepakt, geweren gesmeerd en laarzen ingevet, kwam mij weghalen naar een soort van bijkeukentje aan het eind van het dek, dat zijn speciale domeiu was, om met mij te overleggen welke kleeren ik zou meenemen. Toen ik in mijn hut terugkwam, stond een groot glas voor mij op mijn tafel. Geen spoor van Custrin te be kennen. Carta-irs, in zijn overhemd, zwom letterlijk. Hij zag er doodverm-oeid uit. „Hier," zei ik. „ik geloof, dat jij een „zoop- je" meer uoodig hebt daa ik, Carstairs. Als met vervoermogelijkheid en omdat dan de vischvangst de arbeidskracht minder noodig heeft) toonde de spreker een aantal zeer mooie kieken, evenals van het vervoer naar de fabrieken, waarbij een groote mate van uithoudingsvermogen tegen kou en ook van be hendigheid vereischt wordt, want als er iemand te water valt, is tengevolge van den Snellen stroom redding onmogelijk. Ook van de vischvangst zagen we vele foto's en hoorden we veel bijzonderheden. In verband hiermede kregen we kiekjes van Ber gen, de vroolijke, mooie Noorsche stad, waar de grootste vischmarkt der wereld is. Wij kunnen natuurlijk niet alles noemen, waarover de heer van Staveren op dikwijis geestige wijze sprak en nog veel minder iets vertellen van alle kiekjes, die getoond wer- de-n. De sehitterende berggezichten, met daav- tusschen meren, rivieren en watervallen en de gehuchten met hunne houten huizen zelfs die in Bergen zijn nog voor een zeer groot deel van hout laten zich niet be schrijven. Na zijn lantaamplaatjes liet de heer van Staveren een film afdraaien (drie deelen) „Op weg naar het land van de middernachts zon, waarin veel van hetgeen hij reeds verteld had, nog eens verduidelijkt werd en boven- dien schitterend een tocht over de Jostedals brae werd weergegeven, een stoutmoedige tocht van vier matrozen van een Duitsch oorlogsschip, gefilmd door een officier van dat schip. De spreker had in die film inge- lasclit een Noorsche bruiloft, verleden jaar opgenomen door een Hollandsch gezelschap. Hierin kwamen de typischc bruiloftskleeder- drachten mooi uit, alsmede de gewoonten bij een trouwpartij, speciaal de volksdansen. Vooral dit stuk film was een stuk volksle- ven. Inderdaad, wel mocht de heer Nannes Gorter aan het slot van den avond den spre ker namens de heele zal er was veel pu- bliek, dat dankbaar applaudisseerde dan- ken voor't vele mooie dat gezien was en voor alles wat op zoo'n prettige manier was ver teld. De laatste avond van de N. R. V. afd Alkmaar is niet de slechtste geweest, dat zijn wij met den voorzitter eens. KAi'N. Dr. Anton Wildgans' „Kai'n", dat Louis de Vries den 2en Paaschdag met zijn gezelschap hier zal spelen, is voorzeker een zeer bijzon- der werk. Dit treurspel. dat overal in den lande een ongekend succes had, behandelt het groote probleem van den strijcl tusschen het goede en het kwade. Het aloude bijbelverhaal is in deze tragedie yeiAverkt op een wijze, die in dezen modemen tijd past en de stroomingen van deze dagen zijn terug te vinden in het dualisme van een Kai'n; de matte modieid van het eerste men- schenpaar, na hun verdrijving uit het Para- dijs, het idealisme van een Abel. Voornamelijk echter heeft Wildgans zich bezig gehouden met de teekening van de Kai'n-figuur; met het ontkden van de psyche van dien oermensch, om zijn handclwijze te verklaren en misschiente rechtvaardigen. En hij heeft dit gedaan met een kracht, die aan het geniale grenSt. Het Alkmaarsche publiek zal zeker deze ge legenheid weten te waardeeren en in grooten getale naar „de Harmonie" trekken. Nog melden wij, dat in „Kai'u", dat door Mr. fi. W. J M. Keuls werd vertaald, optre- c'en: Louis de Vries in de titelrol, H. K. Ten- ne als Adam, Henriette van Kuyk als Eva, en Johan Lamer* als Abel. BOUWVEREENIGING „RCX:HDALE". Gister (Woensdag) avond hield de Arbei- ders Woningbouwvereeniging „Rochdale*' haar jaarvergadering in „De Unie", welke uitstekend was bezocht. Door den Voorzitter, den heer Wester/iof, werd den leden het welkoni toegeroepen, waarna hij zijn genoegen uitsprak, dat ge durende d« vijfjarige periode van de bouw- vereeniging een mooi stuk maatschappelijk werk is verricht en nu ongeveer 200 wonin- gen gereed zijn en bijna alle betrokken. De volkshuisvesting is door onze bouwvereeni- ging op uitmuntende wijze gediend. Wij heb ben goede woningen gebouwd, hetwelk een mooi stukje levensvreugde is. Hiema werd door den Secretaris, den heer Zeegers, de notulen gelezen, welke onveran- derd werden vastgesteld en geteekend. De Jaarverslagen van den Secretaris (den heer Zeegers) en den Penningmeester (der. heer Koopal) werden zonder op- of aanmer- kingen goedgekeurd. Bij monde van den heer Oukes, werd na mens de controle-commissie, gerapporteerd en medegedeeld, dat de boeken en bescheiden jij dat glas nu eens nam en liet zien, of je er weg mee weet." Het aanbod strcokte niet heelemaal met de regcls van discipline op de „Naomi" en Cars tairs keek voorziclitig de gang in voordat hij het glas durfde nemen en met een gefluisterd: „Op Uw gezondheid, mijnheer!" Tcdigde hij het. Ik weet niet hce lang ik geslapen had, toen ik ontwaakte met den indruk, dat de deur van mijn hut opengedaan was. Toen herinnerde ik mij plotseling, dat ik, toerf ik die had will-en afsluiten voor ik in mijn kooi ging, den sleu- tel gemist had. Vergeefs had ik op den vloer van mijn hut en in de gang er naar gezocht. Carstairs was al naar bed gegaan en ik had hem niet willen storen na zijn ingespannen werkdag. De maan scheen niet dien nacht en het was pikdenker in mijn hut. De „Naomi" trilde tel- kens wanneer de schreef stampte. en bij dc waschtafel tinkelde een of ander vooreerp, clat heen en weer kon bewegen een vroolijk deuntje. Voor het overige was alles stil. Ik was op het punt mij weer om te draaien om weer te gaan slapen, toen een licht geluid mijn oor trof. Onmiddellijk vloog mijn hand naar het knopje van het elcctrische licht en de hut was helcler verlicht. Custrin stond in de deur. Hij was bloots- voets, in zijn pijama. Zijn oogen waren geslo- ten en de eene hand rustte op d-s ccmmode, die juist om den hoek stond. Hij mompelde in zichzclf. Toen ik uit mijn kooi sprong, draa;de hij zich om en ging, steeds in zichzelf mompe- lend, naar zijn kamer terug, die naast de mij ne lag. Ik sprong hem achterna. De gang was pik denker en toen ik eindelijk hot knopje in Cus trin's hut gevonden had, lag de dokter in zijn bed, en sliejo vreedzaani alsof er aie.ts gc- N.T. BOEK- EN HANDELS- DRl KKERI.T v/h. HERM8. (OSIER EN ZOON, VOOR- DAM C 9, ALKMAAR van den Penningmeester in goede orde waren. Voorts werd door den heer Oukes een woord van dank gebracht voor de accuratesse, waar- mede een en ander verzorgd was. De nieuwe controle-commissie werd samen- gesteld uit de heeren Bartelds. Dekker en Hoogeboom. Als voorzitter werd herkozen de heer Wes- terhof, fn als commissarissen de heeren Man tel en S. Schermer. Tot commissaris werd he- ncemd de heer G. Oukes. Na de gebruikelijke rondvraag volgde slui- ting der vergadering. Oement?d JVieuws. WERKSTAKINGEN IN DRENTI EN FRIESLAND. Het Leeuw. Nwsbl. meldt: Er is sinds Vrijdag een kentering gekonien in den toestand. hen kentering in de houding der stakers, een kentering eveneens in de publieke waard-eering van hun zaak. Ze gaan niet met harde koppen in tegen de van over- heidswege genomen inaatregeten tot herstel en het bewaren van de orde; er wordt niet meer rondgegaan, om werkwilligea uit fa brieken en werkplaatsen te halen, of welken arbeid ook te beletten; de orde is terugge- keerd. En nu gee ft het publiek vrijwillig. wat het afgedwongen niet wilde geven: zijn sym- pathic met het streven tot lotsverbetering van de stakers. Van versdiil'lende zijden springt men nu voor hen in de bus, om 'den ministcr te overtuigen. dat een loon van 35 rents per uur bij een 45-jarige werkweek to:h waaiiijk geen onredelijk verlangen- is en er met een loon van J 0 a f 10 en bij misweer vaak nog minder absoluut niet is rond te komen Uit zEngwirden zijn, met machtiging van den minister, 17 man weer te werk gesteld in den Haskerveenpolder; uit Haskerland en Schoterland zijn er eveneens weer te werk ge- togen. Bij de werkverschtaffing aan den Ouden Dijk, onder Buitenpost, hebben nagenoeg alle arbeiders (pl.m. 100) het werk hervat In Langezwaag wordt nu overal weer ge- werkt. Naar we te Langezwaag hoorden zou de heer Roorda zich als leider der beweging hebben teruggetrokken. Aangaande liet doorsteken van de water- keering in den Z.-W.-polder te Beets, verna- men we, dat het spoedig werd gema'kt, zoo dat dadelijk niaatregelen konden worden ge nomen, om den polder weer droog te maken. Na een uur of vier hard werken en malen was het terrein weer droo^f. De werkzaamhe- den bij vele particulieren in Opsterland zijn ook weer aangevangen, b.v. in de fabrieken te Gorredijk, waar alien weer aan het werk zijn. Er hebben zich te Beetsterzwaag nog geen werkwilligen aangemeld. Te Boornbergum in Smallingerland zijn pirn. 40 man in de werkvevschaffing steeds aan het werk gebleven. Dezen hebben dus niet mee gestaakt De oorzaak hiervan moet waarschijnlijk gezocht worden in het feit, dat in Smallingerland alleen georganiseer- den aan het werk zijn, die onder (discipline van hun vakorganisatie staan. In Smallinger land is dan ook eigenliik geen staking ge weest. De werkverschaffing wordt er wel door de politie bewaakt, maar in deze ge- meente is niets van belang voorgevallen. Omtrent het doorsnijden van telefoondra-' den hoorden we, dat dit zeer d-eskundig is geschied. Alleen de hoofdlijnen zijn doorge- sneden, niet de lijnen naar de abonnee's. Dit wijst er op, dat deskundiger. bezig zijn ge weest. Te Haulerwijk is een vergadering gehou den, waarin bij schriftelijke stemming is ge- stemd over het al of niet opheffen van de beurd was. „Vcrtrouw iedereen, maar iioud ze in de smiezen!" is een geliefkoosd gezegdc van mijn broer Francis. Zoolang ik het bewuste gcheimschrift in mijn bezit had, was ik er niet op gesteld door bezoekers verrast te worden, zelfs niet al waren het slaapwandelaars. ik verweet mijzelf mijn nalatigheid, dat ik Cars tairs niet naar den sieutel van mijn deur had laten zocken. Rechtstreeks ging ik naar zijn hut. Carstairs lag op zijn rug n snorkte lusiig. Ik klopte eens"tegen den rand van zijn kooi, en teen ik merkte, dat hij lrcrdooi niet wak- ker werd, schudde ik hem bij de arm. Hij ver- roerde zich niet. Het snurken hield op, inaar hij bleef slapen. Ik schudde hem ncg eens flink door elkaar. Nooit had ik een mensch zoo vast in slaap gezienMot beide handen pakte ik hem onder zijn schouders, heeseh hem overeind en schud de hem heen en weer. Maar hij bleef als een blok onder mijn handen en slicp door. Ik hoorde een stap in de gang buiten. Ik stak mijn hoofd buiten de deur en zag Mar- kay, den machinist, die op weg Was naar ziin hut. „Psst!" fluisterde ik, „Markay, wat denk jij ervan? Ik kan Carstairs niet wakker krij- gen Mackay stak zijn grijzen kop in de hut, boog zich over den slapenden man en snoof hoorbaar. „De vent is dronkenzei hij op van-zclf- sprekenden toon. Mijn geweten maakte mij een vcrwijt. Maar toen daclit ik na. Kon een borrel Carstairs. die altijd een voorbeeld was, in dozen staat gebracht hebben? Tenzij hij natuurlijk van Te voren dien avond reeds veel gedrenken had. Ik had niets aan hem gemerkt •v- (Wordt vervQlgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5