Alkmaarsche Courant
De Zusters
De terugkeer van Klompvoet
Donderdag 9 April.
FEUILLETON.
VOOR SPOEOICEAFLEVE-
RIKG VAN ALLE HANDELS-
DRUKWERK IS UW AORES
K». 84
1925
Honderd Zeven en Twlntigste Jaargang.
door
ELISABETH ZERNIKE.
(Nadruk verboden).
Mijn vriend vertelde mij
Toentertijd kwam ik bij twee zusters, die
maar weinig in leeftijd verschilden. Ze wa-
ren beiden jong en woonden bij hun moeder,
die hen heel lief had Als ik met ook jong
geweest was, zou ik waarschijnlijk naar de
hand van de moeder gedongen hebben, want
soms zag ik dat zij de moiste en beminnelijk-
ste was van de drie. Ze had een soepelen
geest, ze wist de kleine, onbeduidende dingen
van de meer gewichtige te onderscheiden, watt
zoo-weinig vrouwcn kunnen, en haar glim-
lach was vol leven Ik had haar dan ook lief
en vereerde haar, maar nooit zonder bijge-
dachte aan de dochters. Als ik bloemen voor
haar meebracht en ik schikte ze in een vaas,
dan vrceg ik me af wat Lydia, de oudste, zou
denken, en Marjan zeggen zou. Zelden gaf
ik iets aan een van beiden. Ik noodigde hen
tiit voor een concert of schouwburg de
moeder bleef dan meest thuis maar eenige
voorkeur doen blijken kon ik niet. Je- moet
weten dat ik hen veel zag, minstens tweemaal
in de week. We leenden elkaar boeken, we
raaakten muziek, we lazen verzen voor. En
zoolang deze vriendschap in haar opkomst
was, had ze een groote en zuivere bekoring
voor me. Ik herinner me de dagen, dat ik me
nog niet afvroeg: hoe moet dit eindigen?
Lydia, de oudste, was lang en blond. Ze
had een teer, blank gezicht, met warme,
bruine oogen, en om heur goud-blonde haar
speelden vaak de smalle. bleeke vingers. Ze
wist, heimelijk, dat ze mooi was, maar ze was
verlegen met haar lange lichaam, en zwaaide
te veel met armeu en beenen. Ze zong; ze had
een ongeoefende, weelderige alt, en dan speel-
de Marjan de piano-partij. Maar als i k zong,
wilde ik liefst dat Lydia me begeleidde. Ik
vroeg haar eens, waarom ze niet voor zange-
res studeerde. want als ze stond te zingen,
leek ze haar lichaam volkomen te beheerschen
en ze was muzikaal heel begaafd. Ze schudde
haar hoofd en zei dat haar zenuwen daarvoor
allenninst waren berekend, en ik wist toen dat
ze fel en hartstochtelijk kon voelen. Marjan
was anders, niet groot, goed gevormd en don-
ker. Ik zag daj ze van elkaar hielden om het
contrast van hun wezens
Lydia bewonderde Marjan, die zich ge-
makkelijk en zelfbewust bewoog en wier ie-
vendige, scherpe geest niet werd belemmerd
door een al te fijn gevoel He, Marjan zei
ze vaafe, voor ze lachte om een pittig woord
Want ze lachte wel omdat ze zelf een fris-
schen geest had en geen jalouzie kende. Mar
jan had grijs-blauwe oogen en kort geknipt,
donkerbruin haar. Ze kon niet zingen en
speelde piano met oppervlakkige virtuositeit.
Lydia meende ik al gauw gehecl te kennen
Marjan, die minder diep voelde, had' meer het
vrouwelijk-raadselachtige voor me. Ze werk-
ten beiden voor hun brood, de een op een
kantoor, de ander bij de post. De moeder
werkte hard in het kleine huisze was gezond
en heel bek\vaam in alle naaldwerk. Zoo had-
den ze een zekeren welstand bereikt, die rustig
en uiterst solide aandeed.
Na het eerste halve jaar van ouze vriend
schap, verbeeldde ik me, dat ik op Marjan ver-
liefd was. En ik voelde groote behoefte,
daarover met Lydia te praten. Ik stelde me
voor, dat ik alleen met haar zijn zou, dat ik
haar groote, slappe handen zou nemen en
zeggen neen, wat ik zeggen zou, wist ik
niet. Want ik wilde Lydia geen verdriet doen,
en ik vermoedde vaag, dat ze van me hield.
Soms dacht ik ook de moeder te raadplegen
maar dan zag ik haar wijze glimlachje en
hoorde haar zeggen: beste jongen, hoe kan
een ander je daarin raden, of: zoolang je aar-
zelt, heb je hen 'geen van beiden lief.
Ik vroeg me af: als Marjan er niet was,
zou je dan met Lydia trouwen? en omgc-
keerd. Maar ik "wist geen antwoord. En
graag zong ik het oude liedje, dat ik eens van
onzen grooten Messchaert had gehoord, de
reidans van de maagden om de bruid, met het
refrein
,.'t Zal nog wel komen,
Zit niet te droomen,
't Zal nog wel komen, is't letste
besluit'V
efi ik herinnerde me diens fijn ironisch lachje.
Door Valentine Williams.
Geautoriseerdc vertaling van W. E. Pont.
24)
Dit gebeurde cp den dercfen dag nadat wij
Rodriguez verlaten hadden. Bij het diner dien
avond kondigde de kapitein aan, dat wij, als
alles goed ging, Cock Island op den morgen
van den tweeden dag zouden- zien.
Dien avond in de kaartenkamer pleittc
Custrin bij mij of ik toch niet op mijn besluit,
hem niet mee aan land te nemen, wilde terug-
ikomen. Ik vertelde hem zoo vriendelijk moge-
Jij'k, dat al onze maatregelen genomen waren
en nu niet meer veranderd konden worden..
Toen vroeg hij mij of ik hem het gedicht dan
eens wilde laten zien. Nu had ik dit niet aan
Garth laten zien (noch aan iemand anders,
behalve aan Bard) en ik had onzen gastheer
ook geen enkele mededeeling gedaan op dat
punt. Ik tastte nog zoo in het duister om-
trent de beteekenis ervan en ik waardeerde
het in Garth, dat hij niet verder aandrong
op dit onderwerp. Dus zei ik aan Custrin,
dat ik nog bezig was dat bericht te ontcijferen
en dat ik het aan nicmand kon laten zien
„Neem mij niet kwalijk," zei hij dadelijk,
„ik wilde niet onbescheiden zijn, Okewood.
Maar ik ben nogal op de hoogte van talen
Fransch, Spaansch, Hollandsch of Duitsch
en dergelijke. Ik dacht, dat ik misschien van
dienst kon zijn. Of is het misschen in cijfer-
schrift?"
Custrin's voorgewende achteloosheid was
prachtig. Maar ik heb indertijd zooveel erva-
rifflg opgedaan van dergelijke manieren van
Op een avond kwam Lydia bij me Ze stond
heel schuchter in de deuropening, maar haar
oogen gloeiden. Ik vroeg haar of ze wat
bleef, en zei dat ik heel verrast was. Ze ont-
deed zich van hoed en mantel met groote,
zwierende bewegingen, en ging toch op mijn
divan zitten, de saamgeknepen handen in
haar schoot. Ik kwam naast haar ik rook,
voor't eerst, de geur van haar lichaam, en
wist niet meer wat ik doen moest. Zoo moet
de bemanning van een zeeschip zich voelen,
wanneer in de mist plotseling een ander schip
opdoemt, nabij en ontzaglijk. Ik wist, dat ze
spreken kon, en dat ik haar niet meer kon ont-
komen; dus wachtte ik af.
Ze begon met wat inleidingen, het was
wel ongewoon wat ze kwam doen, ik
moest niet verbaasd zijn en zoo wat meer.
Toen vrceg ze me of ik haar man wi-lde'
wordenze had me lief ze. zou een goede
vrouw voor me zijn.
Ik dorst haar niet aankijken, terwijl ze
sprak. Ik geloof dat ze voor zich uit staar-
de, alsof ik ver weg was. Maar toen ze zweeg,
wendden we ons gezicht naar elkaar toe.
Haar lippen beefden en ze zag heel bleek.
Ik had haar nog nooit zoo mooi gezien. Maar
wat me het meest trof: er was niets onvrou-
welijks in haar.
Ze had haar liefde bekend ze schaamde
zich niet ze achtte mij haar liefde waar-
dig. Ik nam haar in mijn armen, ik kuste
haar, vast en teeder, en fluisterde hoezeer
ik haar lief had en hoe ik haar vereerde voor
wat ze had gedaan.
Weinig vrouwen zouden dat kunnen, zou-
den durven inzien, dat liefde-geven hoogste
vrcuwendeugd was.
Het viel me heel gemakkelijk, haar dit
alles te zeggen, en haar te liefkoozen. Ja,
nooit had ik me zelf zoo goed en overtuigend
hooren praten. Zoo zei ik ook, dat ik haar
eerder had willen vragen, maar de houding
van Marjan had het me moeilijk gemaakt.
Ik meende te weten dat Marjan van me
hield. en wilde haar geen verdriet doen. Ter
wijl ik zei, leek het me geen leugen maar plot
seling geopenbaarde waarheid. Ik weet dat
de gedachte door me heen ging: hoe zou dit
leugen kunnen zijn? ik heb er niet naar
gezccht ik zou toch zoo ^lot niet kunnen
liegen.
We hadden een heerlijken avond. Lydia
en ik; we zaten in elkaar's omarming en kus-
ten met warme, gretige monden. Aan het
eind spraken we af, dat ik den avond van den
volgenden dag zou komen, en we dan onze
verloving zouden fcckendl maken. De dag
kwam, en er was een tintelende, lichte vreugd
in me. Lydia en ik hielden van elkaar we
zouden elkaar weer kussen en heel gemeen-
zaam zijn.
Maar 's middags vond ik een brief. Ze
schreef dat ik niet meest komen, dat ze er
geen vrede mee had. Ik had haar de oogen
geopend voor M at j art's liefde ze wist niet,
wat er gebeurd zou zijn, als Marjan in haar
plaats was geweest, of ik niet ook Marjan
zou hebben gekust. Ze zag nu in, dat ze heel
verkeerd had gedaan door te spreken maar
ze werd er wel voor gestraft, want ze zou
nu nooit weten of ik haar waarlijk lief had.
Ik antwoordde dat niet Marjan bij me was
gekemen, maar Lydia. Dat ik Lydia lief had
om die mooie, echt vrouwelijke daad, dat ze
heel gauw schrijven meest, wanneer ik mocht
komen.
Ze schreef opnieuw, dat ik niet komen
mocht. Ik had geaarzeld fusschen hen beiden,
dat was cluidclijk. Nu had zij me in een be-
paalde richting gedrapgen door te spreken.
Dit was niet fair tegenover Marjan, die nooit
het eerst haar liefde zou bekennen, omdat ze
daarvoor te trotsch was. Dus stelde ze voor,
dat ik een bezoek van Marjan zou afwachten.
Ik moest hun huis mijden ze zouden dan
over me gaan praten en zeggen dat een van
hen eens naar mijn kamer moest gaan om te
hooren of ik misschien ziek was. Marjan zou
dan komen ik zou ook haar kans hebben.
Ik schreef terug, dat ik er niets meer
van begreep. Marjan, die nooit spreken zou,
moest haar kans hebben! Ik antwoordde:
het was billijk dat ik Marjan ook eens alleen
op mijn kamer had, dat ik haar op mijn di
van zag zitten. Ik werd kwaad en verweet
haar, dat ze, wat ze zoo mooi was begonnen,
nu zoo leelijk verknoeide. Daarop kwam
geen antwoord meer. Waarom ik niet eenvou-
dig toch naar haar huis stapte en mijn verlo
ving met Lydia bekend maakte?
Dat weet ik niet. Ik denk nu, na zooveel
jaren, dat ik haar toch zeker niet lief had.
Na veertien dagen kwam Marjan. Ze legde
haar goed niet af, zooals Lydia had gedaan;
ze liep rond door mijn kamer en bekeek alle
dingen met critischen blik. Dus ziek was
ik niet. Waar had ik zoo lang gezeten? Ik
iemand uithooren, dat ik zonder moeite een
tikje verlangen in zijn stem ontdekte. Een
zeer nieuwsgjerig jongmensch, was de aantee-
kening, die ik in mijn brein maakte. Maar
hard op zei ik:
„Dank U voor het aanbod, dokter. Ik zal
er aan denken. Wanneer ik meen, dat twee
hoofedn betcr zijn dan cen, zal ik het U laten
weten
Dat was duidelijk genoeg, zou men gedacht
hebben. Maar hij was een volhardende bede-
laar, die Custrin. Ik mag een boon zijn, wan
neer hij Garth niet overhaalde mij eens uit
te hooren. De vrij enhandige diplomatieke po-
gingen van onzen waarden gastheer waren
echter niet moeilijk af te slaan en ik vond ge-
lukkig de manier om het bericht voor mijzelf
te houden zonder zijn eigenliefde te kwetsen.
Ik zou aan het heele incident niet meer ge
dacht hebben, als zich niet den volgenden
avond een vreemd, nogal onrustbarend geval
had voorgedaan.
Ik was naar beneden gegaan met het plan
mij ter ruste te begeven 11a een nieuwe ver-
-cngelukte ontmoeting met Marjorie. Toen ik
van de brug af kwam na mijn beurt aan het
stuur, vond ik haar alleen staan bij de ver-
sehansing. Sedert onze kleine schermutseling
dien eersten avond had zij mij, hoewel ze mij
niet merkbaar had vermeden, toch niet de
gelegenheid gegeven tot een tweede tete-a-tete.
iHaar vader, schcen het, had haar verteld, dat
zij niet met ons aan land kon gaan op Cock
Island en zij wilde, dat ik, als zijnde de leider
van de expeditie, voor haar een goed woordje
bij hem zou doen.
Wij zouden door dik en dun moeten gaan
op het eiland en een vrouw zou daar onmo-
geliik mee kunnen. Dat vertelde ik haar. Ik
achtte het ook zeer waarschijnlijk, dat de
zaadbank waarvan Adams gesproken had
zeiHet is je misschien niet opgevallen, maar
ik heb ruzie gehad met Lydia, en daardoor
had ik geen lust om te komen.
Met Lydia? Maar wanneer dan? Ze
heeft me niets gezegd.
Ze is op een avond bij me geweest
enne
En hebben jullie toen gekibbeld?
Ja.
Nou zoo je wilt; misschien leg jullie
het nog bij en anders
Ja antwoordde ik weer.
Toen ging ze.
Daarna had ik Lydia kunnen schrijven:
je zuster heeft haar kans gehad ik wensch
er niet aansprakelijk voor te zijn, dat ze niet
op mijn divan heeft gezeten. Maar ik heb dat
niet gedaan ik voelde dat alles uit was.
Kort daarna is Marjan getrouwd en
twee jaar later Lydia. Ik heb toen de moeder
een gelukwensch gestuurd. Soms heb ik lust
naar haar toe te gaan en haar alles te vertel-
len. Ik denk dat ze er om lachen zou maar
och je komt niet meer tot zulke dingen.
Mijn vriend zweeg en begon in het vuur te
poken.
Stadsnieuws.
EEN LEZING OVER NOORWEGEN.
Gisteravond hield de afd. Alkmaar van de
Ned. Reisvereeniging haar laatste vergade-
ring in dit winterseizoen, maar, gelijk de voor-
zitter, de heer C. Nannes Gorter, in zijn
openingswoord opmerkte, daarmee is geen
rustperiode ingetreden. De zomercampagne
is reeds mgezet, plannen voor de naaste toe-
komst zijn al weer gemaakt: 26 April trein-
en fietstocht naar de bloemententconstelling
te Heemstede, 4 Mei weer eenzelfde fiets<ochd
10 Mei een spinnewebtocht naar die tentoon-
stelling en Hemelvaartsdag een tocht naar
Geesterland. Voor aile werk, aan de rege-
ling van dit alles verbonden, bracht spr
dank aan de secretaresse, mej. J. C. M. RoL
danus.
Daarna was het woord aan den heer D.
van Staveren, directeur van de gemeentelijke
bioscoop te den Haag, die aan de hand van
een paar kaartjes en vele lantaamplaatjes al-
lerlei vertelde van Noorwegen, het land dat
m ,cle,Jaatste Jaren steeds meer toeristen trekt
t Was slechts een deel van dat wonder-
mcoie bergland, dat spr behandelde. n.l. het
getyed van het Sognefjord en de noordelijk
daarvan gelegen gletscher Jostedalsbrae, die
nog grooter is dan ons heele land. Hij vertel
de hoe de fjorden zijn ontstaan door het
schuien van de gletschers gedurende eeuwen:
welk een ontzaglijke diepte ze op vele ounten
hebben (het Songnefjord is een 1200 M. diep
en 183 K M. lang, dat is meer dan de breed-
te van Kederland); deelde mee wat de oorza
ken zijn- dat het water in de fjorden nooit be-
vriest, hoewel op de bergen des winters ont-
zettende kou heerscht en op 1600 M. hooote
de eeuwige sneeuw reeds aanvangt en vlocht
daar tusschendoor allerlei bijzonderheden
o\ei het land, dat arm en dor is met weinig
landbouw en veeteelt en welks bevolkin« bif-
na uitsluiteud langs de kust en de fjorden
woont. Wegen zijn er slechts weinige, door-
dat de rotsen zich ioodrecht verheffen boven
de wateren, zoodat alle verkeer te water moet
geschieden, wat tot gevolg heeft, dat de No-
ren sinds vele eeuwen reeds kloeke zeelieden
zijn.
De tijd van de invallen dcr Noormannen
in ons land, Frankrijk en Engeland bewijst
dat en een voorbeeld van den laatsten tijd zijn
de overwinningen der Noren op do Olymni-
sche spelen. 1
Noorwegen is een land met een nog onge-
cultiveerde natuur en juist daarom zoo mooi.
een dorado voor wie van de woeste, krachtige
natuur houdt. De bevolking is beschaafd.
Dan liet spr. plaatjes zien, genomen bij
het noorderlicht, een der meest indrukwekken
de natuurverschijnselen, dat in ons land
slechts hoogst zelden in al zijn heerlijkheid
is te zien. Maar spr. benijdde de menschen
ei niet om, want tegenover den dag van dris
maanden staat een" evenlange nacht. Het
mooiste vuurwerk is nog slechts prulwerk bij
het vlammende noorderlicht, zei de heer van
Staveren.
Noorwegen is, behalve het land van de
middernachtszon, ook het land van de vvater-
vallen en korte, snelstroomende rivieren, als
gevolg van de steil uit zee opstijgende rotsen.
De waterkracht wordt gebruikt voor het op-
wekken van electrischen stroom en het in be-
weging brengen van fabrieken, veelal papier-
fabrieken, maar ook voor houtindustrie, waar-
voor de bosschen, waarmee de bergen groo
tendeels begroeid zijn, het materiaal leveren
Van het kappen van het hout (een werk dat
uitsluitend's winters gebeurt in verband
men vindt dergelijke banken a-ltijd rondom af-
zonderlijkgelegen eilandjes zooals dit) een
landing gcvaarlijk zou maken en wij mochten
blij zijn, veronderstelde ik, als wij er met een
nat pak afkwamen.
Marjorie deed eerst smcekend, toen veronit-
waardigd, en eindelijk werd zij kwaad. Ik
herkende het opvliegende karakter van haar
vader in de manier waarop zij haar hoofd
achtcrover wierp met blijkbaren afkeer van
mijn cnvcrmurwbaarheid. Zij draaide zich
om en liet mij cp het dek staan. En met het
misdadig gevoel, dat ieder man heeft, wan
neer hij een bekoorlijlc meisje onaangenaam is
geweest, sloop ik naar mijn hut.
Ik had mijn pijama aangetrokken, toen
Custrin, die een hut naast de mijne had, zijn
hcofd om de deur stak.
„lk ga juist naar boven om een „zoopje"
te halen," zei hij. „U ziet eruit, alsof U er cok
wel een gebruiken kon. Zal ik er U een mee-
brengen
Een frissche drank was juist waarnaar ik
snakte in den gemcedstoestand, waarin ik mij
bevond en dus nam ik zijn aanbod dankbaar
aan.
„Maak het maar wat sterk!" riep ik hem
nog na. Carstairs, die dien heelen avond als
een Trojaan bezig was geweest, had gepakt,
geweren gesmeerd en laarzen ingevet, kwam
mij weghalen naar een soort van bijkeukentje
aan het eind van het dek, dat zijn speciale
domeiu was, om met mij te overleggen welke
kleeren ik zou meenemen. Toen ik in mijn hut
terugkwam, stond een groot glas voor mij
op mijn tafel. Geen spoor van Custrin te be
kennen.
Carta-irs, in zijn overhemd, zwom letterlijk.
Hij zag er doodverm-oeid uit.
„Hier," zei ik. „ik geloof, dat jij een „zoop-
je" meer uoodig hebt daa ik, Carstairs. Als
met vervoermogelijkheid en omdat dan de
vischvangst de arbeidskracht minder noodig
heeft) toonde de spreker een aantal zeer
mooie kieken, evenals van het vervoer naar
de fabrieken, waarbij een groote mate van
uithoudingsvermogen tegen kou en ook van be
hendigheid vereischt wordt, want als er
iemand te water valt, is tengevolge van den
Snellen stroom redding onmogelijk.
Ook van de vischvangst zagen we vele
foto's en hoorden we veel bijzonderheden. In
verband hiermede kregen we kiekjes van Ber
gen, de vroolijke, mooie Noorsche stad, waar
de grootste vischmarkt der wereld is.
Wij kunnen natuurlijk niet alles noemen,
waarover de heer van Staveren op dikwijis
geestige wijze sprak en nog veel minder iets
vertellen van alle kiekjes, die getoond wer-
de-n. De sehitterende berggezichten, met daav-
tusschen meren, rivieren en watervallen en
de gehuchten met hunne houten huizen
zelfs die in Bergen zijn nog voor een zeer
groot deel van hout laten zich niet be
schrijven.
Na zijn lantaamplaatjes liet de heer van
Staveren een film afdraaien (drie deelen)
„Op weg naar het land van de middernachts
zon, waarin veel van hetgeen hij reeds verteld
had, nog eens verduidelijkt werd en boven-
dien schitterend een tocht over de Jostedals
brae werd weergegeven, een stoutmoedige
tocht van vier matrozen van een Duitsch
oorlogsschip, gefilmd door een officier van
dat schip. De spreker had in die film inge-
lasclit een Noorsche bruiloft, verleden jaar
opgenomen door een Hollandsch gezelschap.
Hierin kwamen de typischc bruiloftskleeder-
drachten mooi uit, alsmede de gewoonten bij
een trouwpartij, speciaal de volksdansen.
Vooral dit stuk film was een stuk volksle-
ven.
Inderdaad, wel mocht de heer Nannes
Gorter aan het slot van den avond den spre
ker namens de heele zal er was veel pu-
bliek, dat dankbaar applaudisseerde dan-
ken voor't vele mooie dat gezien was en voor
alles wat op zoo'n prettige manier was ver
teld. De laatste avond van de N. R. V. afd
Alkmaar is niet de slechtste geweest, dat zijn
wij met den voorzitter eens.
KAi'N.
Dr. Anton Wildgans' „Kai'n", dat Louis de
Vries den 2en Paaschdag met zijn gezelschap
hier zal spelen, is voorzeker een zeer bijzon-
der werk.
Dit treurspel. dat overal in den lande een
ongekend succes had, behandelt het groote
probleem van den strijcl tusschen het goede en
het kwade.
Het aloude bijbelverhaal is in deze tragedie
yeiAverkt op een wijze, die in dezen modemen
tijd past en de stroomingen van deze dagen
zijn terug te vinden in het dualisme van een
Kai'n; de matte modieid van het eerste men-
schenpaar, na hun verdrijving uit het Para-
dijs, het idealisme van een Abel.
Voornamelijk echter heeft Wildgans zich
bezig gehouden met de teekening van de
Kai'n-figuur; met het ontkden van de psyche
van dien oermensch, om zijn handclwijze te
verklaren en misschiente rechtvaardigen.
En hij heeft dit gedaan met een kracht, die aan
het geniale grenSt.
Het Alkmaarsche publiek zal zeker deze ge
legenheid weten te waardeeren en in grooten
getale naar „de Harmonie" trekken.
Nog melden wij, dat in „Kai'u", dat door
Mr. fi. W. J M. Keuls werd vertaald, optre-
c'en: Louis de Vries in de titelrol, H. K. Ten-
ne als Adam, Henriette van Kuyk als Eva, en
Johan Lamer* als Abel.
BOUWVEREENIGING „RCX:HDALE".
Gister (Woensdag) avond hield de Arbei-
ders Woningbouwvereeniging „Rochdale*'
haar jaarvergadering in „De Unie", welke
uitstekend was bezocht.
Door den Voorzitter, den heer Wester/iof,
werd den leden het welkoni toegeroepen,
waarna hij zijn genoegen uitsprak, dat ge
durende d« vijfjarige periode van de bouw-
vereeniging een mooi stuk maatschappelijk
werk is verricht en nu ongeveer 200 wonin-
gen gereed zijn en bijna alle betrokken. De
volkshuisvesting is door onze bouwvereeni-
ging op uitmuntende wijze gediend. Wij heb
ben goede woningen gebouwd, hetwelk een
mooi stukje levensvreugde is.
Hiema werd door den Secretaris, den heer
Zeegers, de notulen gelezen, welke onveran-
derd werden vastgesteld en geteekend.
De Jaarverslagen van den Secretaris (den
heer Zeegers) en den Penningmeester (der.
heer Koopal) werden zonder op- of aanmer-
kingen goedgekeurd.
Bij monde van den heer Oukes, werd na
mens de controle-commissie, gerapporteerd en
medegedeeld, dat de boeken en bescheiden
jij dat glas nu eens nam en liet zien, of je er
weg mee weet."
Het aanbod strcokte niet heelemaal met de
regcls van discipline op de „Naomi" en Cars
tairs keek voorziclitig de gang in voordat hij
het glas durfde nemen en met een gefluisterd:
„Op Uw gezondheid, mijnheer!" Tcdigde hij
het.
Ik weet niet hce lang ik geslapen had, toen
ik ontwaakte met den indruk, dat de deur van
mijn hut opengedaan was. Toen herinnerde ik
mij plotseling, dat ik, toerf ik die had will-en
afsluiten voor ik in mijn kooi ging, den sleu-
tel gemist had. Vergeefs had ik op den vloer
van mijn hut en in de gang er naar gezocht.
Carstairs was al naar bed gegaan en ik had
hem niet willen storen na zijn ingespannen
werkdag.
De maan scheen niet dien nacht en het was
pikdenker in mijn hut. De „Naomi" trilde tel-
kens wanneer de schreef stampte. en bij dc
waschtafel tinkelde een of ander vooreerp,
clat heen en weer kon bewegen een vroolijk
deuntje. Voor het overige was alles stil. Ik
was op het punt mij weer om te draaien om
weer te gaan slapen, toen een licht geluid mijn
oor trof. Onmiddellijk vloog mijn hand naar
het knopje van het elcctrische licht en de hut
was helcler verlicht.
Custrin stond in de deur. Hij was bloots-
voets, in zijn pijama. Zijn oogen waren geslo-
ten en de eene hand rustte op d-s ccmmode, die
juist om den hoek stond. Hij mompelde in
zichzclf. Toen ik uit mijn kooi sprong, draa;de
hij zich om en ging, steeds in zichzelf mompe-
lend, naar zijn kamer terug, die naast de mij
ne lag.
Ik sprong hem achterna. De gang was pik
denker en toen ik eindelijk hot knopje in Cus
trin's hut gevonden had, lag de dokter in
zijn bed, en sliejo vreedzaani alsof er aie.ts gc-
N.T. BOEK- EN HANDELS-
DRl KKERI.T v/h. HERM8.
(OSIER EN ZOON, VOOR-
DAM C 9, ALKMAAR
van den Penningmeester in goede orde waren.
Voorts werd door den heer Oukes een woord
van dank gebracht voor de accuratesse, waar-
mede een en ander verzorgd was.
De nieuwe controle-commissie werd samen-
gesteld uit de heeren Bartelds. Dekker en
Hoogeboom.
Als voorzitter werd herkozen de heer Wes-
terhof, fn als commissarissen de heeren Man
tel en S. Schermer. Tot commissaris werd he-
ncemd de heer G. Oukes.
Na de gebruikelijke rondvraag volgde slui-
ting der vergadering.
Oement?d JVieuws.
WERKSTAKINGEN IN DRENTI
EN FRIESLAND.
Het Leeuw. Nwsbl. meldt:
Er is sinds Vrijdag een kentering gekonien
in den toestand. hen kentering in de houding
der stakers, een kentering eveneens in de
publieke waard-eering van hun zaak. Ze gaan
niet met harde koppen in tegen de van over-
heidswege genomen inaatregeten tot herstel
en het bewaren van de orde; er wordt niet
meer rondgegaan, om werkwilligea uit fa
brieken en werkplaatsen te halen, of welken
arbeid ook te beletten; de orde is terugge-
keerd. En nu gee ft het publiek vrijwillig. wat
het afgedwongen niet wilde geven: zijn sym-
pathic met het streven tot lotsverbetering van
de stakers. Van versdiil'lende zijden springt
men nu voor hen in de bus, om 'den ministcr
te overtuigen. dat een loon van 35 rents per
uur bij een 45-jarige werkweek to:h waaiiijk
geen onredelijk verlangen- is en er met een
loon van J 0 a f 10 en bij misweer vaak nog
minder absoluut niet is rond te komen
Uit zEngwirden zijn, met machtiging van
den minister, 17 man weer te werk gesteld in
den Haskerveenpolder; uit Haskerland en
Schoterland zijn er eveneens weer te werk ge-
togen.
Bij de werkverschtaffing aan den Ouden
Dijk, onder Buitenpost, hebben nagenoeg alle
arbeiders (pl.m. 100) het werk hervat
In Langezwaag wordt nu overal weer ge-
werkt. Naar we te Langezwaag hoorden zou
de heer Roorda zich als leider der beweging
hebben teruggetrokken.
Aangaande liet doorsteken van de water-
keering in den Z.-W.-polder te Beets, verna-
men we, dat het spoedig werd gema'kt, zoo
dat dadelijk niaatregelen konden worden ge
nomen, om den polder weer droog te maken.
Na een uur of vier hard werken en malen
was het terrein weer droo^f. De werkzaamhe-
den bij vele particulieren in Opsterland zijn
ook weer aangevangen, b.v. in de fabrieken
te Gorredijk, waar alien weer aan het werk
zijn.
Er hebben zich te Beetsterzwaag nog geen
werkwilligen aangemeld.
Te Boornbergum in Smallingerland zijn
pirn. 40 man in de werkvevschaffing steeds
aan het werk gebleven. Dezen hebben dus
niet mee gestaakt De oorzaak hiervan moet
waarschijnlijk gezocht worden in het feit,
dat in Smallingerland alleen georganiseer-
den aan het werk zijn, die onder (discipline
van hun vakorganisatie staan. In Smallinger
land is dan ook eigenliik geen staking ge
weest. De werkverschaffing wordt er wel
door de politie bewaakt, maar in deze ge-
meente is niets van belang voorgevallen.
Omtrent het doorsnijden van telefoondra-'
den hoorden we, dat dit zeer d-eskundig is
geschied. Alleen de hoofdlijnen zijn doorge-
sneden, niet de lijnen naar de abonnee's. Dit
wijst er op, dat deskundiger. bezig zijn ge
weest.
Te Haulerwijk is een vergadering gehou
den, waarin bij schriftelijke stemming is ge-
stemd over het al of niet opheffen van de
beurd was.
„Vcrtrouw iedereen, maar iioud ze in de
smiezen!" is een geliefkoosd gezegdc van
mijn broer Francis. Zoolang ik het bewuste
gcheimschrift in mijn bezit had, was ik er niet
op gesteld door bezoekers verrast te worden,
zelfs niet al waren het slaapwandelaars. ik
verweet mijzelf mijn nalatigheid, dat ik Cars
tairs niet naar den sieutel van mijn deur had
laten zocken. Rechtstreeks ging ik naar zijn
hut.
Carstairs lag op zijn rug n snorkte lusiig.
Ik klopte eens"tegen den rand van zijn kooi,
en teen ik merkte, dat hij lrcrdooi niet wak-
ker werd, schudde ik hem bij de arm. Hij ver-
roerde zich niet. Het snurken hield op, inaar
hij bleef slapen.
Ik schudde hem ncg eens flink door elkaar.
Nooit had ik een mensch zoo vast in slaap
gezienMot beide handen pakte ik hem onder
zijn schouders, heeseh hem overeind en schud
de hem heen en weer. Maar hij bleef als een
blok onder mijn handen en slicp door.
Ik hoorde een stap in de gang buiten. Ik
stak mijn hoofd buiten de deur en zag Mar-
kay, den machinist, die op weg Was naar ziin
hut.
„Psst!" fluisterde ik, „Markay, wat denk
jij ervan? Ik kan Carstairs niet wakker krij-
gen
Mackay stak zijn grijzen kop in de hut,
boog zich over den slapenden man en snoof
hoorbaar.
„De vent is dronkenzei hij op van-zclf-
sprekenden toon.
Mijn geweten maakte mij een vcrwijt. Maar
toen daclit ik na. Kon een borrel Carstairs.
die altijd een voorbeeld was, in dozen staat
gebracht hebben? Tenzij hij natuurlijk van
Te voren dien avond reeds veel gedrenken had.
Ik had niets aan hem gemerkt
•v- (Wordt vervQlgd.)