Alkmaarsche Gourant
Op bet boord
De terugkeer van Klompvoet
Dnnderdag 23 April.
FElilLLETON.
Rechtszafeen.
Xo. 95
1925
Honderd Zeven en Twintigsfe Jaargang.
door
H. BUYS.
(Nadruk verboden.)
Toevallig had Hans, de koorddanser, era
blik opgevangen, dien roode Julie Max, die
achter hem aankwam, had toegeworpen.
Jaloezie vlamde in hem op. Onopvallend,
inaar scherp observeerde hij beiden. Hij werd
gewaar, dat onuitgesproken woorden tus-
schen hen op en neer gingen.
Een afgrond scheen zich voor Hans te ope-
nen. Maar hij wilde niet gelooven, wat die
oogen hem zeiden.
Droomerig, peinzend liep hij langs den
straatweg voort, naast den wagen, die de
schamele bezittingen van het reizend circus
vervoerde.
De zon blakerde. Eindelijk maakte men
halt aan den rand van een bosch.
Hans en een jonge, blonde jongen, die van
zijn ouders was weggeloopen, om met het
circus de wijde wereld in te trekken, gingen
vooruit naar de naburige provinciestad, waar
zij de volgende dagen dachten te spelen.
,,Wat zeg je weinig", zeide de blonde jon-
gen.
„Houd je mond", blafte Hans hem aan
Maar toen hij het verschrikte gezicht van den
pongen zag, streek hij hem vergoeilijkend
over het haar. „Hct was niet kwaad ge-
meend."
De gedachten van den koorddanser dansten
om het onbegrijpelijke.
Had Julie hem geen trouw gezwoven? Had
hij haar niet vertrouwd als geen ander ter we
reld? En nu bemoeide zij zich met een ander,
met iemand, dien zij kortgeleden onderweg
"hadden opgepikt en die bij hen als clown zijn
brood verdiende
NeeHet was niet mogelijk! Het waren
hersenschimmen.
De onrust dreef hem vroeger, dan hij ge-
dacht had, terug. De circusmenschen lageu
nog altijd in de schaduw van het geboomte.
De meesten sliepen.
Else, het kind van den koorddanser stond
bij den wagen te wachten. Zij danste naar
haar vader toe en kuste hem.
Hans keek haar in de donkere oogen. Die
oogen herinnerden hem altijd aan zijn vrouw,
die ergens in Noord-Brabant begraven lag.
Maar het andere doezelfde deze herinne-
ring weg.
„Waar is Julie?" vroeg hij haastig aan het
kind.
„In het bosch."
Nieuw wantrouwen kwam hij Hans op. Hij
keek naar de slapenden en wierp een blik in
den wagen, waar het magere paard voor
stond te grazen.
Max, de clown was er niet
Toen ging Hans het bosch in. Zachtjes
sloop hij tusschen de struiken door Koorts
joeg hem voorwaarts. Zijn bloed kookte.
Tusschen het grcene gewas plotseling een
rood schijnselhet roode haar van Julie
waar de avondzon over stoeide
Op handen en voeten kroop de koorddanser
naderbij. Hij hoorde fluisteren herkende
de stem van Julie en van den clown En
zag, op een afstand van misschien honderd
passen, dat zij elkaar omhelsden.
Hij beet op" zijn lippen, om het niet uit te
schreeuwen. Zijn vingers woelden in het mos.
Hij zuchtteen staarde toen gefascineerd
naar de plek, waar zijn geluk in scherven lag.
Onhoorbaar kroop hij terug. Hij ging naar
de anderen, alsof er niets gebeurd was. En
toen Julie later ook kwam, sprak hij met
haar over onbeduidende dingan.
Alleen Else, zijn kind, keek dien dag dik-
wijls naar haar vader. Zijn strcef gelaat boe-
zemde haar vrees in. En het gebeurde vaak,
dat zij bij hem kwam en ziin hand greep Dan
zag hij haar met starende oogen aan, alsof
hij zijn kind niet meer kende.
Op het Marktplein van de kleine stad had
den zij hun schamele tent opgeslagen. Hoog
in de lucht hing het touw.
A1 voor de eerste voorstelling waren er
veel toeschouwers, die geestdriftig het optre-
den van de circusmenschen volgden. Het
meest bewonderden zij Hans en roode Julie
die, afzonderlijk of te zamen, zich op het
Door Valentine Williams.
Geautoriseerde vertaling van VV. E. Pont.
35)
Klompvoet knikte tevreden.
„ijo, so!" mompelde hij, en zijn dikke lippen
lieten in een sluwen glimlach de geelachtige
tanden zien. „U heeft d-us mijn raad opge-
volgd. Gut, gut
Maar toen wierp hij mij een blik toe vol
aehterdocht en bedreiging.
„Geen streken!" waarschuwde hij op hee-
schen, bevelenden toon. Himmelkrauzsakra-
ment nochmall Wanneer je mij bedriegt, val-
sche hond, dan zal ik je hersens uit elkaar
la ten springen!
Nu, laat nu je handen langzaam zakken
en bedenk, dat een verdachte beweging je het
leven kost!"
„Wees bedaard, Herr Dokiorantwoordde
ik. ,,Ik wc-et wanneer ik geslagen ben!"
En ik wilde de portefeuille op den steen
naast hem leggen.
Maar hij was een voorzichtig heer, die
Klompvoetzoo echt die angstig-grondige
voorzichtigheid van de Duitschers, die een
kerel, die hun in handen viel, zoo weinig
kans gaven. Hij wilde geen risico loopen. Met
een gebiedend gebaar hield hij mij tegen en
liet mij het bericht zelf uit de portefeuille ha-
len.
„En gooi het nu op den grond voor je en
iraai je om!"
Ik liet het kleine in fl-anel gewikkelde pakje
voor zijn voeten vallen en draaide mij om.
Ik hoorde den manke steunen van opwinding,
toen hij zich bukte: ik kon mii de aretigheid
koord ver'toonden.
Na het avondeten zat Julie voor den wa
gen Else, het kind van den koorddanser,
kwam naar haar toe.
„Julie, ik zou zoo graag weer eens op het
touw willen!"
Roode Julie keek opzij, waar de clown een
sigaret zat te rooken.
„Je weet, dat je vader dat sedert je moeder
gestorven is niet meer wil hebben!" antwoord
de zij bits.
Het meisje hield vol.
„Maar ik zou het zoo graag willen. Vroe
ger deed ik het zoo graag! En ik verlang er
zoo naar!
„Het gaat niet!"
De oogen van het kind schitterden.
„Het is zoo heerlijk, wanneer je zoo hoog
staat, de menschen diep onder je, "hun stem-
men hoor je als uit de verte
Roode Julie plukte aan den dock, dien zij
coquet over het haar droeg. Zij zweeg.
„Laat mij morgen in jouw plaats dansen'"
zeurde het kind.
„Je vader wil het niet!" klonk het ongedul-
dig. Ging het kind maar weg! Julie keek naar
den clown.
Een scattering in de oogen van het kind.
„Weet je, hoe we het doen? Wanneer vader
zich laat blinddoeken, om je langs het koord
tegemoet te gaan, klim ik gauw in jouw plaats
op het koord en wanneer ik dan voor hem
sta en hij men aan mijn stem herkent, dan
zal hij tccli zeker blij zijn, denk je ook niet?"
Roode Julie stond op. Het meisje zou haar
zin hebben. Anders ging het tocli niet weg.
En daar verderop wachtte toch Max, de
clown! Hans zou haar uitschelden. Maar
wat deed dat er toe. Zij ging er toch over een
paar dagen vandoor
Toen de anderen sliepen, stond Hans op
van den stoel, waar hij zwijgend had gezeten
„Wat is er aan de hand?" vroeg" roode
Julie, slaapdronken.
„Het touw was vandaag niet strak genoeg
Ik zal het eens nazien.
„Nu in den nacht?"
„Ja. Anders ligt misschien morgenochten!
het heele zaakje op den grond.
Alleen kun je toch niets beginnen!"
„E>e jongen moet mij helpen
Hij stootte den blonden jongen aan. Ver-
scbrikt stcnd hij uit zijn slaap op.
Toen de jongen in het maanlicht stond,
dat zacht over het plein en over de grillige
bcoinen sproeide, toen kwam het heimwee
dat hem de iaatste dagen al gekweld had, met
macht over hem. Zacht begon hij te snikken.
„Het touw is niet strak/lk moet naar bo-
ven, om te zien wat er aan mankeert", had
de koorddanser hem gezegd. De jongen had
de wcorden echter slechts als van verre ge-
hoord. Het kwam hem voor, dat hij verdwaald
was onder de menschen. Waarom was hij van
vader en mceder weggeloopen?
Door een floers van tranen zag hij dat
Hans naar boven op het touw ging.... hij
verbaasde zich er een beetje over, waarom
de koorddanser in het midden zoo I2ng buk
te ook zag hij iets blinken als het schijn
sel van een spiegel of een mes
De koorddanser was alweer bij hem.
„Nu is het in orde!" zeide hij tot den jon
gen. Zijn stem was hard. Er kicnk iets on-
heilspellends in.
Daar zag hij de betraar.de oogen van den
jongen. „Ga slapen! Morgen sturen we je
naar huis! Je past niet bij ons'
Toen de koorddanser later zijn slapend
kind voorbijging, legde hij zijn hand op het
hooge heldere voorhoofd van het meisje! Dat
kalmeerde den stroom van zijn gedachten een
beetje, zijn gedachten, die alle op een doel
cirkelden.
Hij klom den touwladder op en dacht daar-
bij heel koelbloedig en doodkalm: nu komt de
afrekening! De ander kan zijn weg gaan.
Maar Julie moet haar schuld betalen!
De blonde jongen, die hem den doek voor
de oogen deed, zeide bezorgd:
„U beeft!"
„Hou je mond! Maak voort!"
Nu was het donker om hem heen. Hij tastte
met den voet op het koord. Hij hoorde, dat
het publiek beneden stil werd. Nu zou Julie
uit den wagen komen, aan den anderen kant
van den touwladder opklimmen dan zou-
den zij elkaar tegemoet gaan tot het mid
den van het koord En dan!
Een schor gekreun ontsnapte aan zijn
borst.
Maar waarom was het zoo Iang stil?
Waarom kwam Julie nog steeds niet?
Jaloezie vlamde in hem op. Zou zij ook nu
weer bij den ander
Stemmen drongen tot hem dood. Uitroepen
vcorstcllen, waarmee hij het bericht weggris-
te. Een oogenblik strife; toen verzocht hij
mij hem weer aan te zien.
„Ik denk, dat je verstandig Seed," zei hij
met zijn zuren glimlach. „BahJe hadt geen
schijn van kans. Kijk maar
Hij blies driemaal kort op een zilveren
fluitje, dat hij uit zijn vestjezak haalde. On-
middelljjk schoot een bende manncn uit het
geboomte achter hem.
Het waren er misschien een half dozijn.
Zij zagen er schurkachtig uit met uitzonde-
ring van een frisch, goed geschoren jong man,
wiens blanke gelaatskleur en blond haar een
scherpe tegenstelling vormden met de zwar-
ten gezichten en stoppelige wangen van zijn
metgezellen. Ik herkende in hem den man,
die naast het graf gestaan had. In het bij-
zonder viel mij op een dikke, groote kerel met
een lap over zijn eene oog, het andere keek
dom en kwaadaardig. Zijn gezicht had een
geelachtige kleur, en groote plukken stoppe-
fig blauwzwart haar bedekten zijn wangen
vanaf de kaak tot in de slappe plooien van
zijn cnderkin, terwijl een neus, die scheef en
afgeplat was, alsof een zware hand er teg
aan had gebeukt het heele gelaat den indruk
van iets verwrongens gaf. Gemeener geizcht
heb ik, geloof ik, nooit gezien. Uit Adam's
beschrijving herkende ik dadelijk Zwarte
Pablo
Grundt hield hen met een gebiedend ge
baar tegen.
„Herr Major," merkte hij vriendelijk op,
„ik h-oef U niet langer op te houden. Maar
nog een raad, de raad van een vriend. Nu U
dus de gelegenheid heeft U zelf te wijden aan
dat werk onder toezicht van het Couverne
ment, waarvoor U natuurlij'k op Cock Island
kwam, zou ik willen voorstellen, dat U Uw
werkzaamheden beperkt tot de kust van
1 wacht eens, hoe heet dat ook weerAch
van verwondering van blijdschap, van span
ning.
De kordnser zette zich in postuur Hij
wist; nu komt ze.
Beneden was het weer stil geworden. Bo
ven, aan den anderen kant beefde het koord.
Toen wist hij, dat zij boven was. Zijn linker-
voet zette hij op het touw, de rechter volgde.
Een duizeling scheen hem aan te grijpen.
maar snel had de staaf, die hij in de handen
droeg, hem weer in evenwicht gebracht.
Beneden: uitroepen van bewondering. En
daartusschen plotselingtegenover hem
een zachte, ingehouden kreet, zooals kin-
deren uitstooten, wanneer zij gelukkig zijn
En nu weer
De voet van den koorddanser aarzelde. Tet
bloed klopte hem in de slapen. Plotseling
drong het tot hem door, dat het touw niet
zoo strak aantrok als gewoonlijk, wanneer
roode Julie er op liep.
Zijn handen lieten den staaf los, die naar
beneden suisde. Hij rukte den blinddoek van
oogen. Daar aan den overkantop het
touwstond zijn kind
Roode wolken joegen voor zijn oogen op en
neer.
Was dat het werk van den duivel? Hoe
kwam zijn kind daar? Julie moest daar toch
staan, moest naar het midden loopen
met hem in de diepte vallen, dood, de dood,
dien zij verdiende
En nu stond daar zijn kind in het roode
opgelapte jurkje... den staaf in de smalle
bleeke handen lachend, een juichkreet op
de lippen
„Terug!" gilde de koorddanser schor.
De glimlach verdween vaji de lippen van
het meisje toen, het de huiveringwekkende
lclank in de stem van vader hoorde. Verschrikt
angstig, tastte het weer terug
Hans rende over het touw, alsof hij het
zoo voor het gevaar kon behoeden. En zag
niet anders dan de vroolijke, donkere oogen
die hem aan zijn vrouw herinnerdendie
ergens in Brabant lag begraven
Eeif kreet ontsnapte aan de-toeschouwers
De koorddanser was in de diepte gestort. Men
meende, dat hij was uitgegleden
Maar toen ontdekte men, dat het dikke touw
was gebrokenaan beide zijden hingen de
stukken neer.
Boven stond het kind van den koorddanser
en staarde, schreiend, in de diepte. Max, de
clown, klom snel den touwladder op en droeg
het kind naar beneden. Hij wilde het naar
roode Julie brengen; die moest het kind on
der haar bescherming nemen.
Maar roode Julie hoorde niet wat hij haar
zeide. Zij stond als verstijfd en lachte plotse
ling als een krankzinnige
Den volgenden morgen was roode Julie
verdwenen.
Ook Max, de clown, wist niet, waar zij
was heengegaan.
DE AANSLAG OP DEN RINGWEG.
De dader voor de rechtbank.
Een jaar geeischt.
Als men in het donker langs onbekende
wegen op de fiets naar een bepaald doel rijdt
en men hoort achter zich een fietser aanko-
men ,is het zeer verklaarbaar, dat men dezen
opwacht en hem vraagt of hij den weg kent
en dezelfde richting uitgaat en op zijn beves-
tigend antwoord, hem verzoekt de reis samen
te vervolgen.
Indien hij echter, na een geanimeerd ge-
sprek, op een splitsing van den weg gekomen,
U adviseert rechts af te slaan en zelf recht
doorgaat, U echter even later achterop komt
rijden en een revolveraanslag op U pleegt, is
dit op zijn zachtst uitgedruktzonderling.
Een dergelijk geval speelde zich, zooals
men zich wellicht herinneren zal, af in den
avond van 5 Januari j.l. op den Ringweg na-
bij de Hembrug en de vermoedelijke dader, de
27-jarige fabrieksarbeider Nic. Kuil, wonende
te Beverwijk, had zich gisteren voor de Vierde
Kamer der Rechtbank te Amsterdam te ver-
antwoorden. De dagvaarding legde bekl.
thans gedetineerd in het'Huis van Bewaring
te Amsterdam, ten laste, dat hij op 5 Januari
p.l. te Amsterdam op of nabij den Ringweg
opzettelijk gepoogd heeft Johannes Jaspers,
betonijzerwerker, van het leven te berooven,
althans hem zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, door met dat opzet uit een vuurwa-
pen op korten afstand twee schoten op hem
af te vuren, zijnde het door hem voorgenomen
misdrijf niet voltooid, alleen tengevolge van
de van zijn wil onafhankelijke omstandighe-
den, dat de kogel gelost bij het eene schot na
door of langs de kleeding van Jaspers te zijn
gegaan, slechts een schaafwond veroorzaakte
iets boven de linkerheup, terwijl die gelost bii
het andere miste.
Als hoofdgetuige werd gehoord genoer
betonijzerwerker Johannes Jaspers, een flin-
ke jonge man van 27 jaar met blozend gelaat.
Hij vcrklaarde, dat hij op 5 Januari des mor-
gens half tien, per fiets van zijn woonplaat;
's Gravenhage was vertrokken om, daar hij
werkloos was, over. Leiden, Hillegom, enz.
naar IJmuiden te rijden en te trachten in
laatstgenoemde plaats werk te krijgen bij den
sluisbouw. Zijn pogingen faalden en tegen
een uur of zes in den middag ving hij den te-
rugtocht aan, dat wil zeggen, met Amster
dam als doel.
President Mr. Eekhout: Had U veel geld
bij zich?
Get.: Niet veel, circa tien gulden. Te Velsen
dron-k get. in een herberg een glas bier. Het
was langzamerhand donker geworden en hij
kende den weg niet. Op den veerpont had hij
er nog naar gevraagd. en" men had hem ge-
antwoord langs het kanaal te gaan. Toen hij
een oogenblik langs het kanaal reed, zag hij
achter zich iemand op de fiets aankomen. Hij
stapte af en wachtte den fietser, een man van
flink postuur, af.
„Gaat U ook naar Amsterdam?" vroeg get
„Nee, naar Zaandam, klink het antwoord.
„Dan kunnen we zoover samenrijden," zei
get.
De man vond dit goed en het tweetal ver-
volgde den tocht. Onderweg praatten zij over
alles en nog wat. De wederzijdsche werk
zaamheden kwamen ter sprake, waarbij de
tijdelijke metgezel o.m. vertelde, dat hij te
Zaandam op de oliefabriek „Wilhelmina"
werkzaam was. Get. vond den man, die zeer
spraakzaam was, aanger.aam gezelschap.
Toen zij cngeveer een uur samengereden had
den, beiden brandden hun lantaarn, zei de
man op een gegeven moment, toen zij dicht
bij de Hembrug waren:
„Kijk, dat is de Hembrug, sla jij nu
rechts af, dan ga ik recht door, 't Was intus-
schen zoowat half acht geworden. De man
had nog tot get. gezegd:
„Wat een prachtige fiets heb jij."
Pres.: „Hoelang had U haar al?"
Get.: „Nou, zoowat 15 maanden".
Na bovengenoemd kort gesprek reed get.
alleen den Ringweg op en zag in een schuur
een man aan den arbeid, wien hij vroeg of hij
op den goeden weg naar Amsterdam was
Een oogenblik later keek hij om en zag achter
zich op 50 Meter afstand eenf ietsrijder aan
komen, zonder licht. Get. stapte af en riep:
„Mijnheer, rijdt U mee naar Amsterdam
De man stapte ook af en zei kortweg „Nee."
Get. stapte weer op. Ineens kwam de man
naast hem rijden. Getuige schrok vreeselijk,
want in een onderdeel van een seconde her
kende hij in hem zijn metgezel van zooeven.
Voor get. iets kon zeggen, schoot de man. Get
die nog op de fiets zat, zag de vuurstraal in
zijn richting gaan. De man reed op de fiets
aan get. linkerzijde op nog geen halven me
ter afstand. Het schot ging door den linker-
bouw van de jekker van get. en veroorzaakte
een schaafwonde iets boven de linkerheup. Di
rect daarop loste de man een tweede schot,
dat miste, hoewel get. de kruitdamp in zijn
gezicht voelde. Get. had geen tijd om wat te
doen en schreeuwde alleen, dadelijk na het
eerste schot: „Hulp"!
Hij liet zijn fiets liggen en liep op een
draf naar de boerderij, waar hij den weg
gevraagd had. De bewoners deden hem, ver-
moedelijk denkend met een inbreker te doen te
hebben, niet open, dcch zeiden hem, dat even
verder een agent van politie woonde-
Pres.: Weet U zeker, dat dit de man is?"
Get.: Absolufit zeker, edelachtbare"
Pres.: 't Is me eei^raadsel, hoe de man
het gedaan kan hebben, wat voor redenen hij
heeft gehad".
Get.: Mij ook.
Get. is met de politie naar Amsterdam ge
gaan, waar hij is verbonden. Zijn wond is
thans hersteld, alleen het litteeken is nog
zichtbaar.
De beklaagde, die vervolgens werd ge
hoord, zeide, dat hetgeen get. betreffende hun
ontmoeting en gesprek verteld had, juist was
Dat hij hem later echter achterop gereden zou
hebben en twee schoten zou hebben gelost,
cntkent hij ten stelligste. Hij fietste zonder
bepaald doel en was des avonds om 10 uur
weer thuis en is om half elf naar bed gegaan.
Pres.: U schijnt tegen kennissen gezegd te
hebben, dat U dien nacht niet naar bed ben*
geweest".
Get.: Dat is niet waar.
Pres.: Uw revolver is gevonden met een
paar schoten eruit gelost. Hoe kwam U
eraan?"
Bekl.: „Ik heb hem van mijn vader gekre-
ja van Horseshoe Baai. Het binnenland
van dit heerlijke eiland, zegt men, is hoogst
ongezond en het zou mij zeer spijten, wanneer
U daar iets overkwam.
Hij zweeg even en streek peinzend met zijn
vinger over zijn dikke kin.
loch eins! wanneer U scms door een licht
gevoel van geraaktheid over een of ander wat
ik heb gezegd, of gedaan geneigd zoud't zijn
represaillemaatregeelen te nemen of welke
maatregelen ook met het doel U te mengen in
eh in het onderzoekingswerk van mijzelf
en mijn metgezellen, laat mij U dan waar-
schuwen, dat ik de middelen bezit om U"
hij zweeg even en voegde er toen veelbeteeke-
nend bij „en Uw vriend tot rede te bren
gen. Kinder!"
Zijn stem klonk triomfantelijk, toen hij zich
tot zijn metgezellen wendde.
„lch hab'sl"
Met een schreeuw van opwinding verdrong
de ha-velooze bende zich om hem heen. Zij
waren schijnbaar .tetaal vergeten. Ik wierp
een laatsten blik op Grundt, die zwaar op
zijn stok leunde en in zijn eenen, grooten ha-
rigen klauw het kleine stukje geolied papier
hoog in de lucht hief.
Verslagen sloop ik heen.
HOOFDSTUK XIV.
„Die Fiinf-und-achtziger."
Wie mij van achter zag heensluipen, het
hoofd omlaag, de schouders moedeloos naar
voren hangend, moet cngetwijfeld den indruk
hebben gekregen van oen diep-verslagen onge-
lukkige, zooals ik daar langzaam het ravijn
afdaalde. Maar zoodra ik uit het gezicht van
de kwaadaardige troep op de rots was. sprong
ik in het dichtste deel van het bosch en na
mijzelf een honderd meter met moeite door
oor liet plaatsen
van advertenties
in andere bladen
adres
N. Y. Koek- en
Ifandelsdrukkerij
v.h. Herns. Cos
ter Zoou. Voor-
daiu C'.l, Alkmaar
het dikke struikgewas heen geworsteld te heb
ben, viel ik warm en ademloos neer.
Het kon mij niet schelen of ik gevolgd werd
of niet. Ik wilde alleen zijn om mijn gedach
ten te ordenen, om na te denken. Mijn hoofd
tolde nog van den schok, dien mijn onver-
hoopt geluk mij bezorgd had. Vijf minuten ge-
leden zou ik nauwelijks een kwartje op mijn
leven hebben durven verwedden. En nu had
ik mijn vrijheid terug, had ik ouden Klomp
voet door hem een gemakkelijke overwinning
te bezorgen, in den waan gebracht, dat hij
„boven Jan" was en had ik de oplossing van
het moeilijkste punt van het heele codebericht.
Bij de gedachte, dat het Grundt zelf was, die
mij de oplossing had gegeven, waarnaar ik
tot op dat oogenblik vergeefs had gezocht,
leunde ik achterover en lachte.
„Na de Somme en de Hindenburglinie",
had hij gezegd, „hebben onze dappere ,,Vijf-
en-tachtigers" even hard het land aan juliie
Engelschen als onze zeelui
„Unsere braven Fiinf-und-achtiger
die Duitsche woorden had hij gebruikt en mij
daarmee plotseling een beetje matrozentaal
voor den geest gebracht, dat ik zoo lang ge-
leden gehoord had, maar al weer bijna ver
geten was! „Die Fiinf-und-achtziger!" Hoe-
veel herinneringen aan de dagen van voor
den oorlog wekten die woorden "op! Een diner
in Kiel in den salon van een Duitsch oorlogs-
schip waar alles schitterde van decoraties op
de blauw met goud uniformen; een feestmaal-
tijd aan de gemeenschappelijke tafel van de
Keizer-Frans-Huzaren in Stettin en altijd
waren leger en vloot „het" gesprek geweest
aan tafel. Voor de Keizerlijke Marine bestond
het Duitsche leger (met een tikje geringschat-
ting, want de rival iteit tusschen die beiden
was groot) uit ..die Fiinf-und-achtziger," om-
dat het 85ste Regiment infanterie bet garni-
ZOCD vormde, van Kiel, Duitschlands eerste
gen en hem wel eens geprobeerd. Ik heb er
misschien wel twintig schoten uit gelost".
Daarna vroeg de verdediger van bekl. mr.
D. S. Jessurun Cardozo aan getuige Jaspers
of hij in Velsen sterken drank heeft gebruikt
Jaspers: „Een glas bier en een kats."
Op een volgende vraag van den verdediger
zegt get., dat hij aan het hoogovenbedrijf"bi.i
kennissen soep heeft gegeten en des middags
in Hillegom wat brood,, een paar eieren en
Wee glazen warme melk Leeft genuttigd"
Mr. Cardozo: ..Heeft bekl. U ook lets over
zichzelf gezegd?"
Jaspers: (na eenig nadenken): Ja, hij
heeft mij gezegd, dat hij in Zaandam ge-
woond heeft."
Bekl. ontkent dit.
Mr. Cardozo: Heeft getuige aan beklaagde
verteld, dat hij zonder werk was en nog meer
van zijn leven?"
Get.: .,1k heb hem verteld,, dat ik zonder
werk was. Ik heb ook nog verteld, deze week
naar Roermond te zullen'gaan, want ik wilde
perse werk hebben.
Bekl. zei hifrop: „Nou, jij liever dan ik."
Mr. C.: „Hoe was bekl. gekleed?"
Get.: „Hij had een colbertcostuum aan".
Mr. C.: „Hce heeft U hem herkend?"
Get.„Ik herkende hem niet alleen aan zijn
gezicht, doch ook aan zijn kleeren, kortom, ik
wist dadelijk dat hij het was. Ik herkende
hem echter het beste aan zijn gezicht."
Mr. C.: „Die carbidlantaarn van U straal-
de die veel licht uit?"
Get.„Er zat een vergrootglas in en hij
geeft sterk licht."
Verder bleek nog, dat get. ook de fiets van
bekl. herkend had door het met een veer aan
het stuur bevestigde belastingplaatje, welk
systeem get. niet kende en waarover zij eenige
woorden gewisseld hadden.
Als volgende getuige werd gehoord een
seinhuiswachter, die zijn post nabij de Hem
brug heeft en die des avonds na den aanslag
„moord!" had hooren roepen. Hij zag toen
iemand op een fiets, waarvan het rammelen
hem bijzender opviel en die geen licht had,
voorbijgaan. Ook had hij schoten hooren
vallen. Hij waarschuwde onmidedllijk der;
agent van politie, die dicht bij hem woondc.
Deze wilde zich naar de onheilsplaats bege
ven, doch cntmoette zijn collega, bij wien het
slachtoffer was binnengeloopen.
De seinhuisw:achter verklaarde nog, dat,
toen hem reeds den volgenden dag de fiets
werd getoond, bij het rijden hetzelfde ram-
melende geluid constateerde, dat hem den vo-
rigen avond was opgevallen.
Rechercheur de Metz, did het onderzoek in
deze zaak had geleid, verklaarde, als getuige
gehoord, dat hij door het slachtoffer te weten
kwam, dat bekl. te Zaandam werkte. Deze
werd daar den volgenden dag op aanwijzing
van bekl. op de oliefabriek „\Vilhelmina" ge-
arresteerd. Toen get. in de fabriek verschcen.
keek bekl. recht voor zich uit en deed of hij
het tweetal niet zag, hetgeen get. bijzondei
opviel. Toen hij werd ondervraagd, ontkende
hij eerst den vorigen avond met Jaspers te
hebben gefietst, doch gaf dit even later toe
Bij bekl. thuis is later in een kist de revol
ver gevonden.
Een der rechters: „Bekl., U is al eens meer
wegens moord vervclgd."
Bekl. zegt hierop, dat hij vroeger op de
kermis ruzie met iemand heeft gehad en dezen
heeft gestoken, met het gevolg, dat he! slacht
offer overleed. Ter terechtzitting is hij toen
van den ten laste gelegden doodslag vrijge-
sproken, doch wegens poging tot zware mis-
handeline tot twee jaren gevangenisstraf
veroordeeld.
Hierna kwam bet O. M., mr. Wolfson, aan
het woord.
Volgens dezen officier staat bet vast, dat op
5 Januan's avonds 8 uur de eex'sle getuige
oorlogshaven. Het garnizoen van Kiel!
Klompvoet stond, zooals de heele omgeving
van zijn meester in nauwe betrekking tot de
vloot, de eigen schepping van den Keizer.
Die Marine uitdrukking kwam hem van zelf
in den mond, en terwijl hij de woorden uit-
sprak, schoot mij onmiddell'ijk het codebericht
te binnen.
„Flimmer,' flimm^-r', viel
Die Garnison van Kiel"'
Het garnizoen van Kiel stelde het getal 85
vcor. Wat beteekende het bericht dus?
Heliograaf.
85.
Kompaspeiling op 27o.
Vijf en tachtig, begreep ik dadelijk, was df
de hcek voor den heliograaf, dus luidde het
bericht
Stel den heliograaf op een boek van 85o
(d. i. vanaf de waterpasinrichting, aangezien
hij zoo was bevestigd. dat hij alleen maar
van boven naar beneden ken bewegen) bij
een kompaspeiling van 27o
Het gevoel, dat de kleine spiegel veilig in
mijn zak zat, gaf mij inoed. Klompvoet,"dat
wist ik, zou in de toespeling cp het garnizoen
van Kiel onmiddellijk het getal 85.herkennen
Maar de spiegel was het uitgangspunt voor
het heele beridit. En hij had nooit gewcten,
dat er 'n spiegel cp het graf wasDie maakte
cp de wijze waarop hij gevestigd was, de eer
ste helft van het bericht zoo klaar als de dag.
Zonder dit punt, waar alles cm ging, zou het
getal zelfs geen waarde hebben voor Klomp
voet. Zelfs "wanneer zijn merkwaardig slim
brein de toespeling cp een heliograaf in dien
eersten revel zou vermoeden, had hij nog de*'
I spiegel niet!
(Wordt vggvolgd