Alkmaarsche Gourant Op bet boord De terugkeer van Klompvoet Dnnderdag 23 April. FElilLLETON. Rechtszafeen. Xo. 95 1925 Honderd Zeven en Twintigsfe Jaargang. door H. BUYS. (Nadruk verboden.) Toevallig had Hans, de koorddanser, era blik opgevangen, dien roode Julie Max, die achter hem aankwam, had toegeworpen. Jaloezie vlamde in hem op. Onopvallend, inaar scherp observeerde hij beiden. Hij werd gewaar, dat onuitgesproken woorden tus- schen hen op en neer gingen. Een afgrond scheen zich voor Hans te ope- nen. Maar hij wilde niet gelooven, wat die oogen hem zeiden. Droomerig, peinzend liep hij langs den straatweg voort, naast den wagen, die de schamele bezittingen van het reizend circus vervoerde. De zon blakerde. Eindelijk maakte men halt aan den rand van een bosch. Hans en een jonge, blonde jongen, die van zijn ouders was weggeloopen, om met het circus de wijde wereld in te trekken, gingen vooruit naar de naburige provinciestad, waar zij de volgende dagen dachten te spelen. ,,Wat zeg je weinig", zeide de blonde jon- gen. „Houd je mond", blafte Hans hem aan Maar toen hij het verschrikte gezicht van den pongen zag, streek hij hem vergoeilijkend over het haar. „Hct was niet kwaad ge- meend." De gedachten van den koorddanser dansten om het onbegrijpelijke. Had Julie hem geen trouw gezwoven? Had hij haar niet vertrouwd als geen ander ter we reld? En nu bemoeide zij zich met een ander, met iemand, dien zij kortgeleden onderweg "hadden opgepikt en die bij hen als clown zijn brood verdiende NeeHet was niet mogelijk! Het waren hersenschimmen. De onrust dreef hem vroeger, dan hij ge- dacht had, terug. De circusmenschen lageu nog altijd in de schaduw van het geboomte. De meesten sliepen. Else, het kind van den koorddanser stond bij den wagen te wachten. Zij danste naar haar vader toe en kuste hem. Hans keek haar in de donkere oogen. Die oogen herinnerden hem altijd aan zijn vrouw, die ergens in Noord-Brabant begraven lag. Maar het andere doezelfde deze herinne- ring weg. „Waar is Julie?" vroeg hij haastig aan het kind. „In het bosch." Nieuw wantrouwen kwam hij Hans op. Hij keek naar de slapenden en wierp een blik in den wagen, waar het magere paard voor stond te grazen. Max, de clown was er niet Toen ging Hans het bosch in. Zachtjes sloop hij tusschen de struiken door Koorts joeg hem voorwaarts. Zijn bloed kookte. Tusschen het grcene gewas plotseling een rood schijnselhet roode haar van Julie waar de avondzon over stoeide Op handen en voeten kroop de koorddanser naderbij. Hij hoorde fluisteren herkende de stem van Julie en van den clown En zag, op een afstand van misschien honderd passen, dat zij elkaar omhelsden. Hij beet op" zijn lippen, om het niet uit te schreeuwen. Zijn vingers woelden in het mos. Hij zuchtteen staarde toen gefascineerd naar de plek, waar zijn geluk in scherven lag. Onhoorbaar kroop hij terug. Hij ging naar de anderen, alsof er niets gebeurd was. En toen Julie later ook kwam, sprak hij met haar over onbeduidende dingan. Alleen Else, zijn kind, keek dien dag dik- wijls naar haar vader. Zijn strcef gelaat boe- zemde haar vrees in. En het gebeurde vaak, dat zij bij hem kwam en ziin hand greep Dan zag hij haar met starende oogen aan, alsof hij zijn kind niet meer kende. Op het Marktplein van de kleine stad had den zij hun schamele tent opgeslagen. Hoog in de lucht hing het touw. A1 voor de eerste voorstelling waren er veel toeschouwers, die geestdriftig het optre- den van de circusmenschen volgden. Het meest bewonderden zij Hans en roode Julie die, afzonderlijk of te zamen, zich op het Door Valentine Williams. Geautoriseerde vertaling van VV. E. Pont. 35) Klompvoet knikte tevreden. „ijo, so!" mompelde hij, en zijn dikke lippen lieten in een sluwen glimlach de geelachtige tanden zien. „U heeft d-us mijn raad opge- volgd. Gut, gut Maar toen wierp hij mij een blik toe vol aehterdocht en bedreiging. „Geen streken!" waarschuwde hij op hee- schen, bevelenden toon. Himmelkrauzsakra- ment nochmall Wanneer je mij bedriegt, val- sche hond, dan zal ik je hersens uit elkaar la ten springen! Nu, laat nu je handen langzaam zakken en bedenk, dat een verdachte beweging je het leven kost!" „Wees bedaard, Herr Dokiorantwoordde ik. ,,Ik wc-et wanneer ik geslagen ben!" En ik wilde de portefeuille op den steen naast hem leggen. Maar hij was een voorzichtig heer, die Klompvoetzoo echt die angstig-grondige voorzichtigheid van de Duitschers, die een kerel, die hun in handen viel, zoo weinig kans gaven. Hij wilde geen risico loopen. Met een gebiedend gebaar hield hij mij tegen en liet mij het bericht zelf uit de portefeuille ha- len. „En gooi het nu op den grond voor je en iraai je om!" Ik liet het kleine in fl-anel gewikkelde pakje voor zijn voeten vallen en draaide mij om. Ik hoorde den manke steunen van opwinding, toen hij zich bukte: ik kon mii de aretigheid koord ver'toonden. Na het avondeten zat Julie voor den wa gen Else, het kind van den koorddanser, kwam naar haar toe. „Julie, ik zou zoo graag weer eens op het touw willen!" Roode Julie keek opzij, waar de clown een sigaret zat te rooken. „Je weet, dat je vader dat sedert je moeder gestorven is niet meer wil hebben!" antwoord de zij bits. Het meisje hield vol. „Maar ik zou het zoo graag willen. Vroe ger deed ik het zoo graag! En ik verlang er zoo naar! „Het gaat niet!" De oogen van het kind schitterden. „Het is zoo heerlijk, wanneer je zoo hoog staat, de menschen diep onder je, "hun stem- men hoor je als uit de verte Roode Julie plukte aan den dock, dien zij coquet over het haar droeg. Zij zweeg. „Laat mij morgen in jouw plaats dansen'" zeurde het kind. „Je vader wil het niet!" klonk het ongedul- dig. Ging het kind maar weg! Julie keek naar den clown. Een scattering in de oogen van het kind. „Weet je, hoe we het doen? Wanneer vader zich laat blinddoeken, om je langs het koord tegemoet te gaan, klim ik gauw in jouw plaats op het koord en wanneer ik dan voor hem sta en hij men aan mijn stem herkent, dan zal hij tccli zeker blij zijn, denk je ook niet?" Roode Julie stond op. Het meisje zou haar zin hebben. Anders ging het tocli niet weg. En daar verderop wachtte toch Max, de clown! Hans zou haar uitschelden. Maar wat deed dat er toe. Zij ging er toch over een paar dagen vandoor Toen de anderen sliepen, stond Hans op van den stoel, waar hij zwijgend had gezeten „Wat is er aan de hand?" vroeg" roode Julie, slaapdronken. „Het touw was vandaag niet strak genoeg Ik zal het eens nazien. „Nu in den nacht?" „Ja. Anders ligt misschien morgenochten! het heele zaakje op den grond. Alleen kun je toch niets beginnen!" „E>e jongen moet mij helpen Hij stootte den blonden jongen aan. Ver- scbrikt stcnd hij uit zijn slaap op. Toen de jongen in het maanlicht stond, dat zacht over het plein en over de grillige bcoinen sproeide, toen kwam het heimwee dat hem de iaatste dagen al gekweld had, met macht over hem. Zacht begon hij te snikken. „Het touw is niet strak/lk moet naar bo- ven, om te zien wat er aan mankeert", had de koorddanser hem gezegd. De jongen had de wcorden echter slechts als van verre ge- hoord. Het kwam hem voor, dat hij verdwaald was onder de menschen. Waarom was hij van vader en mceder weggeloopen? Door een floers van tranen zag hij dat Hans naar boven op het touw ging.... hij verbaasde zich er een beetje over, waarom de koorddanser in het midden zoo I2ng buk te ook zag hij iets blinken als het schijn sel van een spiegel of een mes De koorddanser was alweer bij hem. „Nu is het in orde!" zeide hij tot den jon gen. Zijn stem was hard. Er kicnk iets on- heilspellends in. Daar zag hij de betraar.de oogen van den jongen. „Ga slapen! Morgen sturen we je naar huis! Je past niet bij ons' Toen de koorddanser later zijn slapend kind voorbijging, legde hij zijn hand op het hooge heldere voorhoofd van het meisje! Dat kalmeerde den stroom van zijn gedachten een beetje, zijn gedachten, die alle op een doel cirkelden. Hij klom den touwladder op en dacht daar- bij heel koelbloedig en doodkalm: nu komt de afrekening! De ander kan zijn weg gaan. Maar Julie moet haar schuld betalen! De blonde jongen, die hem den doek voor de oogen deed, zeide bezorgd: „U beeft!" „Hou je mond! Maak voort!" Nu was het donker om hem heen. Hij tastte met den voet op het koord. Hij hoorde, dat het publiek beneden stil werd. Nu zou Julie uit den wagen komen, aan den anderen kant van den touwladder opklimmen dan zou- den zij elkaar tegemoet gaan tot het mid den van het koord En dan! Een schor gekreun ontsnapte aan zijn borst. Maar waarom was het zoo Iang stil? Waarom kwam Julie nog steeds niet? Jaloezie vlamde in hem op. Zou zij ook nu weer bij den ander Stemmen drongen tot hem dood. Uitroepen vcorstcllen, waarmee hij het bericht weggris- te. Een oogenblik strife; toen verzocht hij mij hem weer aan te zien. „Ik denk, dat je verstandig Seed," zei hij met zijn zuren glimlach. „BahJe hadt geen schijn van kans. Kijk maar Hij blies driemaal kort op een zilveren fluitje, dat hij uit zijn vestjezak haalde. On- middelljjk schoot een bende manncn uit het geboomte achter hem. Het waren er misschien een half dozijn. Zij zagen er schurkachtig uit met uitzonde- ring van een frisch, goed geschoren jong man, wiens blanke gelaatskleur en blond haar een scherpe tegenstelling vormden met de zwar- ten gezichten en stoppelige wangen van zijn metgezellen. Ik herkende in hem den man, die naast het graf gestaan had. In het bij- zonder viel mij op een dikke, groote kerel met een lap over zijn eene oog, het andere keek dom en kwaadaardig. Zijn gezicht had een geelachtige kleur, en groote plukken stoppe- fig blauwzwart haar bedekten zijn wangen vanaf de kaak tot in de slappe plooien van zijn cnderkin, terwijl een neus, die scheef en afgeplat was, alsof een zware hand er teg aan had gebeukt het heele gelaat den indruk van iets verwrongens gaf. Gemeener geizcht heb ik, geloof ik, nooit gezien. Uit Adam's beschrijving herkende ik dadelijk Zwarte Pablo Grundt hield hen met een gebiedend ge baar tegen. „Herr Major," merkte hij vriendelijk op, „ik h-oef U niet langer op te houden. Maar nog een raad, de raad van een vriend. Nu U dus de gelegenheid heeft U zelf te wijden aan dat werk onder toezicht van het Couverne ment, waarvoor U natuurlij'k op Cock Island kwam, zou ik willen voorstellen, dat U Uw werkzaamheden beperkt tot de kust van 1 wacht eens, hoe heet dat ook weerAch van verwondering van blijdschap, van span ning. De kordnser zette zich in postuur Hij wist; nu komt ze. Beneden was het weer stil geworden. Bo ven, aan den anderen kant beefde het koord. Toen wist hij, dat zij boven was. Zijn linker- voet zette hij op het touw, de rechter volgde. Een duizeling scheen hem aan te grijpen. maar snel had de staaf, die hij in de handen droeg, hem weer in evenwicht gebracht. Beneden: uitroepen van bewondering. En daartusschen plotselingtegenover hem een zachte, ingehouden kreet, zooals kin- deren uitstooten, wanneer zij gelukkig zijn En nu weer De voet van den koorddanser aarzelde. Tet bloed klopte hem in de slapen. Plotseling drong het tot hem door, dat het touw niet zoo strak aantrok als gewoonlijk, wanneer roode Julie er op liep. Zijn handen lieten den staaf los, die naar beneden suisde. Hij rukte den blinddoek van oogen. Daar aan den overkantop het touwstond zijn kind Roode wolken joegen voor zijn oogen op en neer. Was dat het werk van den duivel? Hoe kwam zijn kind daar? Julie moest daar toch staan, moest naar het midden loopen met hem in de diepte vallen, dood, de dood, dien zij verdiende En nu stond daar zijn kind in het roode opgelapte jurkje... den staaf in de smalle bleeke handen lachend, een juichkreet op de lippen „Terug!" gilde de koorddanser schor. De glimlach verdween vaji de lippen van het meisje toen, het de huiveringwekkende lclank in de stem van vader hoorde. Verschrikt angstig, tastte het weer terug Hans rende over het touw, alsof hij het zoo voor het gevaar kon behoeden. En zag niet anders dan de vroolijke, donkere oogen die hem aan zijn vrouw herinnerdendie ergens in Brabant lag begraven Eeif kreet ontsnapte aan de-toeschouwers De koorddanser was in de diepte gestort. Men meende, dat hij was uitgegleden Maar toen ontdekte men, dat het dikke touw was gebrokenaan beide zijden hingen de stukken neer. Boven stond het kind van den koorddanser en staarde, schreiend, in de diepte. Max, de clown, klom snel den touwladder op en droeg het kind naar beneden. Hij wilde het naar roode Julie brengen; die moest het kind on der haar bescherming nemen. Maar roode Julie hoorde niet wat hij haar zeide. Zij stond als verstijfd en lachte plotse ling als een krankzinnige Den volgenden morgen was roode Julie verdwenen. Ook Max, de clown, wist niet, waar zij was heengegaan. DE AANSLAG OP DEN RINGWEG. De dader voor de rechtbank. Een jaar geeischt. Als men in het donker langs onbekende wegen op de fiets naar een bepaald doel rijdt en men hoort achter zich een fietser aanko- men ,is het zeer verklaarbaar, dat men dezen opwacht en hem vraagt of hij den weg kent en dezelfde richting uitgaat en op zijn beves- tigend antwoord, hem verzoekt de reis samen te vervolgen. Indien hij echter, na een geanimeerd ge- sprek, op een splitsing van den weg gekomen, U adviseert rechts af te slaan en zelf recht doorgaat, U echter even later achterop komt rijden en een revolveraanslag op U pleegt, is dit op zijn zachtst uitgedruktzonderling. Een dergelijk geval speelde zich, zooals men zich wellicht herinneren zal, af in den avond van 5 Januari j.l. op den Ringweg na- bij de Hembrug en de vermoedelijke dader, de 27-jarige fabrieksarbeider Nic. Kuil, wonende te Beverwijk, had zich gisteren voor de Vierde Kamer der Rechtbank te Amsterdam te ver- antwoorden. De dagvaarding legde bekl. thans gedetineerd in het'Huis van Bewaring te Amsterdam, ten laste, dat hij op 5 Januari p.l. te Amsterdam op of nabij den Ringweg opzettelijk gepoogd heeft Johannes Jaspers, betonijzerwerker, van het leven te berooven, althans hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met dat opzet uit een vuurwa- pen op korten afstand twee schoten op hem af te vuren, zijnde het door hem voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen tengevolge van de van zijn wil onafhankelijke omstandighe- den, dat de kogel gelost bij het eene schot na door of langs de kleeding van Jaspers te zijn gegaan, slechts een schaafwond veroorzaakte iets boven de linkerheup, terwijl die gelost bii het andere miste. Als hoofdgetuige werd gehoord genoer betonijzerwerker Johannes Jaspers, een flin- ke jonge man van 27 jaar met blozend gelaat. Hij vcrklaarde, dat hij op 5 Januari des mor- gens half tien, per fiets van zijn woonplaat; 's Gravenhage was vertrokken om, daar hij werkloos was, over. Leiden, Hillegom, enz. naar IJmuiden te rijden en te trachten in laatstgenoemde plaats werk te krijgen bij den sluisbouw. Zijn pogingen faalden en tegen een uur of zes in den middag ving hij den te- rugtocht aan, dat wil zeggen, met Amster dam als doel. President Mr. Eekhout: Had U veel geld bij zich? Get.: Niet veel, circa tien gulden. Te Velsen dron-k get. in een herberg een glas bier. Het was langzamerhand donker geworden en hij kende den weg niet. Op den veerpont had hij er nog naar gevraagd. en" men had hem ge- antwoord langs het kanaal te gaan. Toen hij een oogenblik langs het kanaal reed, zag hij achter zich iemand op de fiets aankomen. Hij stapte af en wachtte den fietser, een man van flink postuur, af. „Gaat U ook naar Amsterdam?" vroeg get „Nee, naar Zaandam, klink het antwoord. „Dan kunnen we zoover samenrijden," zei get. De man vond dit goed en het tweetal ver- volgde den tocht. Onderweg praatten zij over alles en nog wat. De wederzijdsche werk zaamheden kwamen ter sprake, waarbij de tijdelijke metgezel o.m. vertelde, dat hij te Zaandam op de oliefabriek „Wilhelmina" werkzaam was. Get. vond den man, die zeer spraakzaam was, aanger.aam gezelschap. Toen zij cngeveer een uur samengereden had den, beiden brandden hun lantaarn, zei de man op een gegeven moment, toen zij dicht bij de Hembrug waren: „Kijk, dat is de Hembrug, sla jij nu rechts af, dan ga ik recht door, 't Was intus- schen zoowat half acht geworden. De man had nog tot get. gezegd: „Wat een prachtige fiets heb jij." Pres.: „Hoelang had U haar al?" Get.: „Nou, zoowat 15 maanden". Na bovengenoemd kort gesprek reed get. alleen den Ringweg op en zag in een schuur een man aan den arbeid, wien hij vroeg of hij op den goeden weg naar Amsterdam was Een oogenblik later keek hij om en zag achter zich op 50 Meter afstand eenf ietsrijder aan komen, zonder licht. Get. stapte af en riep: „Mijnheer, rijdt U mee naar Amsterdam De man stapte ook af en zei kortweg „Nee." Get. stapte weer op. Ineens kwam de man naast hem rijden. Getuige schrok vreeselijk, want in een onderdeel van een seconde her kende hij in hem zijn metgezel van zooeven. Voor get. iets kon zeggen, schoot de man. Get die nog op de fiets zat, zag de vuurstraal in zijn richting gaan. De man reed op de fiets aan get. linkerzijde op nog geen halven me ter afstand. Het schot ging door den linker- bouw van de jekker van get. en veroorzaakte een schaafwonde iets boven de linkerheup. Di rect daarop loste de man een tweede schot, dat miste, hoewel get. de kruitdamp in zijn gezicht voelde. Get. had geen tijd om wat te doen en schreeuwde alleen, dadelijk na het eerste schot: „Hulp"! Hij liet zijn fiets liggen en liep op een draf naar de boerderij, waar hij den weg gevraagd had. De bewoners deden hem, ver- moedelijk denkend met een inbreker te doen te hebben, niet open, dcch zeiden hem, dat even verder een agent van politie woonde- Pres.: Weet U zeker, dat dit de man is?" Get.: Absolufit zeker, edelachtbare" Pres.: 't Is me eei^raadsel, hoe de man het gedaan kan hebben, wat voor redenen hij heeft gehad". Get.: Mij ook. Get. is met de politie naar Amsterdam ge gaan, waar hij is verbonden. Zijn wond is thans hersteld, alleen het litteeken is nog zichtbaar. De beklaagde, die vervolgens werd ge hoord, zeide, dat hetgeen get. betreffende hun ontmoeting en gesprek verteld had, juist was Dat hij hem later echter achterop gereden zou hebben en twee schoten zou hebben gelost, cntkent hij ten stelligste. Hij fietste zonder bepaald doel en was des avonds om 10 uur weer thuis en is om half elf naar bed gegaan. Pres.: U schijnt tegen kennissen gezegd te hebben, dat U dien nacht niet naar bed ben* geweest". Get.: Dat is niet waar. Pres.: Uw revolver is gevonden met een paar schoten eruit gelost. Hoe kwam U eraan?" Bekl.: „Ik heb hem van mijn vader gekre- ja van Horseshoe Baai. Het binnenland van dit heerlijke eiland, zegt men, is hoogst ongezond en het zou mij zeer spijten, wanneer U daar iets overkwam. Hij zweeg even en streek peinzend met zijn vinger over zijn dikke kin. loch eins! wanneer U scms door een licht gevoel van geraaktheid over een of ander wat ik heb gezegd, of gedaan geneigd zoud't zijn represaillemaatregeelen te nemen of welke maatregelen ook met het doel U te mengen in eh in het onderzoekingswerk van mijzelf en mijn metgezellen, laat mij U dan waar- schuwen, dat ik de middelen bezit om U" hij zweeg even en voegde er toen veelbeteeke- nend bij „en Uw vriend tot rede te bren gen. Kinder!" Zijn stem klonk triomfantelijk, toen hij zich tot zijn metgezellen wendde. „lch hab'sl" Met een schreeuw van opwinding verdrong de ha-velooze bende zich om hem heen. Zij waren schijnbaar .tetaal vergeten. Ik wierp een laatsten blik op Grundt, die zwaar op zijn stok leunde en in zijn eenen, grooten ha- rigen klauw het kleine stukje geolied papier hoog in de lucht hief. Verslagen sloop ik heen. HOOFDSTUK XIV. „Die Fiinf-und-achtziger." Wie mij van achter zag heensluipen, het hoofd omlaag, de schouders moedeloos naar voren hangend, moet cngetwijfeld den indruk hebben gekregen van oen diep-verslagen onge- lukkige, zooals ik daar langzaam het ravijn afdaalde. Maar zoodra ik uit het gezicht van de kwaadaardige troep op de rots was. sprong ik in het dichtste deel van het bosch en na mijzelf een honderd meter met moeite door oor liet plaatsen van advertenties in andere bladen adres N. Y. Koek- en Ifandelsdrukkerij v.h. Herns. Cos ter Zoou. Voor- daiu C'.l, Alkmaar het dikke struikgewas heen geworsteld te heb ben, viel ik warm en ademloos neer. Het kon mij niet schelen of ik gevolgd werd of niet. Ik wilde alleen zijn om mijn gedach ten te ordenen, om na te denken. Mijn hoofd tolde nog van den schok, dien mijn onver- hoopt geluk mij bezorgd had. Vijf minuten ge- leden zou ik nauwelijks een kwartje op mijn leven hebben durven verwedden. En nu had ik mijn vrijheid terug, had ik ouden Klomp voet door hem een gemakkelijke overwinning te bezorgen, in den waan gebracht, dat hij „boven Jan" was en had ik de oplossing van het moeilijkste punt van het heele codebericht. Bij de gedachte, dat het Grundt zelf was, die mij de oplossing had gegeven, waarnaar ik tot op dat oogenblik vergeefs had gezocht, leunde ik achterover en lachte. „Na de Somme en de Hindenburglinie", had hij gezegd, „hebben onze dappere ,,Vijf- en-tachtigers" even hard het land aan juliie Engelschen als onze zeelui „Unsere braven Fiinf-und-achtiger die Duitsche woorden had hij gebruikt en mij daarmee plotseling een beetje matrozentaal voor den geest gebracht, dat ik zoo lang ge- leden gehoord had, maar al weer bijna ver geten was! „Die Fiinf-und-achtziger!" Hoe- veel herinneringen aan de dagen van voor den oorlog wekten die woorden "op! Een diner in Kiel in den salon van een Duitsch oorlogs- schip waar alles schitterde van decoraties op de blauw met goud uniformen; een feestmaal- tijd aan de gemeenschappelijke tafel van de Keizer-Frans-Huzaren in Stettin en altijd waren leger en vloot „het" gesprek geweest aan tafel. Voor de Keizerlijke Marine bestond het Duitsche leger (met een tikje geringschat- ting, want de rival iteit tusschen die beiden was groot) uit ..die Fiinf-und-achtziger," om- dat het 85ste Regiment infanterie bet garni- ZOCD vormde, van Kiel, Duitschlands eerste gen en hem wel eens geprobeerd. Ik heb er misschien wel twintig schoten uit gelost". Daarna vroeg de verdediger van bekl. mr. D. S. Jessurun Cardozo aan getuige Jaspers of hij in Velsen sterken drank heeft gebruikt Jaspers: „Een glas bier en een kats." Op een volgende vraag van den verdediger zegt get., dat hij aan het hoogovenbedrijf"bi.i kennissen soep heeft gegeten en des middags in Hillegom wat brood,, een paar eieren en Wee glazen warme melk Leeft genuttigd" Mr. Cardozo: ..Heeft bekl. U ook lets over zichzelf gezegd?" Jaspers: (na eenig nadenken): Ja, hij heeft mij gezegd, dat hij in Zaandam ge- woond heeft." Bekl. ontkent dit. Mr. Cardozo: Heeft getuige aan beklaagde verteld, dat hij zonder werk was en nog meer van zijn leven?" Get.: .,1k heb hem verteld,, dat ik zonder werk was. Ik heb ook nog verteld, deze week naar Roermond te zullen'gaan, want ik wilde perse werk hebben. Bekl. zei hifrop: „Nou, jij liever dan ik." Mr. C.: „Hoe was bekl. gekleed?" Get.: „Hij had een colbertcostuum aan". Mr. C.: „Hce heeft U hem herkend?" Get.„Ik herkende hem niet alleen aan zijn gezicht, doch ook aan zijn kleeren, kortom, ik wist dadelijk dat hij het was. Ik herkende hem echter het beste aan zijn gezicht." Mr. C.: „Die carbidlantaarn van U straal- de die veel licht uit?" Get.„Er zat een vergrootglas in en hij geeft sterk licht." Verder bleek nog, dat get. ook de fiets van bekl. herkend had door het met een veer aan het stuur bevestigde belastingplaatje, welk systeem get. niet kende en waarover zij eenige woorden gewisseld hadden. Als volgende getuige werd gehoord een seinhuiswachter, die zijn post nabij de Hem brug heeft en die des avonds na den aanslag „moord!" had hooren roepen. Hij zag toen iemand op een fiets, waarvan het rammelen hem bijzender opviel en die geen licht had, voorbijgaan. Ook had hij schoten hooren vallen. Hij waarschuwde onmidedllijk der; agent van politie, die dicht bij hem woondc. Deze wilde zich naar de onheilsplaats bege ven, doch cntmoette zijn collega, bij wien het slachtoffer was binnengeloopen. De seinhuisw:achter verklaarde nog, dat, toen hem reeds den volgenden dag de fiets werd getoond, bij het rijden hetzelfde ram- melende geluid constateerde, dat hem den vo- rigen avond was opgevallen. Rechercheur de Metz, did het onderzoek in deze zaak had geleid, verklaarde, als getuige gehoord, dat hij door het slachtoffer te weten kwam, dat bekl. te Zaandam werkte. Deze werd daar den volgenden dag op aanwijzing van bekl. op de oliefabriek „\Vilhelmina" ge- arresteerd. Toen get. in de fabriek verschcen. keek bekl. recht voor zich uit en deed of hij het tweetal niet zag, hetgeen get. bijzondei opviel. Toen hij werd ondervraagd, ontkende hij eerst den vorigen avond met Jaspers te hebben gefietst, doch gaf dit even later toe Bij bekl. thuis is later in een kist de revol ver gevonden. Een der rechters: „Bekl., U is al eens meer wegens moord vervclgd." Bekl. zegt hierop, dat hij vroeger op de kermis ruzie met iemand heeft gehad en dezen heeft gestoken, met het gevolg, dat he! slacht offer overleed. Ter terechtzitting is hij toen van den ten laste gelegden doodslag vrijge- sproken, doch wegens poging tot zware mis- handeline tot twee jaren gevangenisstraf veroordeeld. Hierna kwam bet O. M., mr. Wolfson, aan het woord. Volgens dezen officier staat bet vast, dat op 5 Januan's avonds 8 uur de eex'sle getuige oorlogshaven. Het garnizoen van Kiel! Klompvoet stond, zooals de heele omgeving van zijn meester in nauwe betrekking tot de vloot, de eigen schepping van den Keizer. Die Marine uitdrukking kwam hem van zelf in den mond, en terwijl hij de woorden uit- sprak, schoot mij onmiddell'ijk het codebericht te binnen. „Flimmer,' flimm^-r', viel Die Garnison van Kiel"' Het garnizoen van Kiel stelde het getal 85 vcor. Wat beteekende het bericht dus? Heliograaf. 85. Kompaspeiling op 27o. Vijf en tachtig, begreep ik dadelijk, was df de hcek voor den heliograaf, dus luidde het bericht Stel den heliograaf op een boek van 85o (d. i. vanaf de waterpasinrichting, aangezien hij zoo was bevestigd. dat hij alleen maar van boven naar beneden ken bewegen) bij een kompaspeiling van 27o Het gevoel, dat de kleine spiegel veilig in mijn zak zat, gaf mij inoed. Klompvoet,"dat wist ik, zou in de toespeling cp het garnizoen van Kiel onmiddellijk het getal 85.herkennen Maar de spiegel was het uitgangspunt voor het heele beridit. En hij had nooit gewcten, dat er 'n spiegel cp het graf wasDie maakte cp de wijze waarop hij gevestigd was, de eer ste helft van het bericht zoo klaar als de dag. Zonder dit punt, waar alles cm ging, zou het getal zelfs geen waarde hebben voor Klomp voet. Zelfs "wanneer zijn merkwaardig slim brein de toespeling cp een heliograaf in dien eersten revel zou vermoeden, had hij nog de*' I spiegel niet! (Wordt vggvolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5