Alkmaarsche Oourant
i k m m
De terugkeer van Klompvoet
i ii'i i 1 i
fM i IS
Schaakrubriek.
Damrnbrieb.
m
~wrm m m m
i m m m m
m fa m m m
i m m i
I m m m 0
tm -
n m m m
s
s
m m.
m m m m m
m i m
i, m m m m
m m m m -
s m m m m
De reigerkolonie in hetbosch te Bergen.
Zaterdag 25 April.
FEUll.LETON.
I mM a m
In en om de hooidstad.
97 19251
Honderd Zeven en Twintigste Jaargang,
Wanneer men spreekt van reigers, dan
denkt men het eerst aan den Blauwen Reiger
(Ardea cinerea L.), dien men in vele moeras-
sige streken van ons vaderland en ook aan
de zeekusten kan vinden; hier en daar vindt
men broedkolonies in de bosschen, hoog in
het geboomte, zoodat de nesten tot op verren
afstand te zien zijn. Waar boomen ontbreken,
weten de reigers zich aan de omgeving aan
te passen, door hun nesten op den bodem in
het riet te bouwen. Waar in boomen vele nes
ten bijeen zijn, spreekt men van „reigerbos-
schen
Wat was de Blauwe Reiger vroeger, in de
dagen der valkenjachten een veel gezochte
vogel, ook daar, waar nu Egmond, Bergen
en Schoorl liggen. Hoe menig oog van Edel-
vrouw en Edelman heeft daar getuurd in het
ver verschiet, om in het blauw der lucht ten
6tipje te ontdekken, waarin men den reiger-
vorm hoopte te zullen ontwaren. Duidelijker
en duidelijker werd hij en eindelijk zag men
den verlangden vogel. De heldin' van den
6toet, meermalen de 'Gravin, werd dan uit
jgenoodigd haar valk er op te laten jagen.
De kap van inkarnaat werd den valk van
hooge waarde ontnomen, en bliksemsnel door-
kliefde het edele dier weldra het luchtruim
tot boven den argeloozen reiger. Met span
ning werden alle bewegingen van de dieren
gadegeslagen, en om ze zoo goed mogelijk
te kunnen waarnemen, rende men te paard
inede in de richting, waar hoog in de lucht de
ongelijke strijd tusschen valk en reiger ge-
streden werd. Wat was het een geren en ge-
draaf daar op de vlakte! Menig oude prent
laat ons dat nog duidelijk zien. Meermalen
gaven ook de jonkvrouwen blijk zeer bedreven
te zijn in het paardrijden, want soms ging
het over slooten en heiningen. Zulk een sport
mocht gezond genoemd worden.
Gewoonlijk had de reiger zich dapper ver-
dedigd, maar zijn aanvailer afslaan gelukte
maar hoogst zelden. Strijdensmoede daaide
het slachtoffer ten slotte naar den grond, en
de overwinnaar nam er bij plaats, niet om
zich te goed te doen aan den reigerbout,
maar om den overwonnene te bewaken, tot-
dat zijn hooge Meesteres hem met een ver-
snaperin£, tal van liefkoozingen en teere
maampjes zou beloonen. De valk had immers
geleerd, het gevangene niet te verslinden. In
dien zij dit gedaan zou hebben, was ze den
naam van jachtvalk onwaardig geweest en
nimmer zou zij meer aan het „weispel" heb
ben mogen deelnemen.
In Snellen draf naderdc men de plaats,
waar de edele valk bij haar prooi het loon
verbeidde. De arme reiger hijgde van ver-
jnoeidlieid en vrees, maar gewoonlijk bleck
het, dat zijn wonden van weinig beteekenis
waren en spoedig zouden genezen. Zou men
het afgematte dier nu geheel afmaken? Dat
lag geenszins in de bedoeling van deze wei-
delijke jacht. De reigers werden niet gevan-
gen om hun vleesch, maar alleen om de in-
teressante vertooning en om de lange vederen,
waarvan de mooiste werden uitgetrokken en
overhandigd aan de jonkvrouwen. Voor da-
delijke hoedenversiering hadden zij ze niet
noodig, daar ze gewoonlijk huiven droegen;
evenwel konden de hoofdstellen der paarden
er iraai mee gedecoreerd worden Ook wer
den ze geschonken aan jonkers, die er hun
baretten mee tooiden.
A Is de reiger niet erg gehavend was. werd
hij in handen gesteld van de „hondenj m
gens", die hem naar het slot brachten. De
vogel -kreeg' dan om een der pooten een ring,
rvaarop gegraveerd was het adellijk wapen,
benevens het jaartal en de naam van de
plaats, waar hij gevangen was. Was de vogel
van de emotie en vermoeidheid bekomen, dan
kreeg hij de vrijheid terug, om misschien la
ter hier of in een ander land opnieuw door
een valk aagevaHen en op den grond ge-
bracht te worden. Men kon dan aan den ring
veten, dat de reiger reeds eerder met valken-
ilauwen kennis had gemaakt en zijn sierve-
ieren voor een adellijken ring had moeten af-
.taan.
Aan valkenjacht wordt in de omstrelcen
van Bergen niet meer gedaan en de reigers
zijn doodgewone vogels geworden Rauw
klinken gedurig hun krettn vooral bij stillen
nacht. En tochDeze vogels blijven als
voorwerpen van verheffing passen in het
„lage land aan zee", en de Bergenaren doen
wel, ze zooveel mogeliik te beschermen, daar
ze een attractie vormen voor de vele honder-
den menschen, die ook in het vroege voorjaar
■hun mooie bosschen bezoeken 't Is dan ook
wel een raadsel, dat er in een zitting van den
Raad der Gemeente stemmen opgingen, die
op verdelging hiervan wezen.
In de Paaschweek heb ik gezeten op de
bank aan het einde van de Sparrenlaan, waar
in de hooge beukeboomen tientallen nesten
van reigers zijn waar te nemen en waar men
het liefdeleven van deze steltloopers kan be-
spieden. Ik heb er bij genoten, doch met zeer
gemengde gevoelens heb ik die plaats verla-
ten. Daar toch vertelde men mij, dat er soms
zeer wreed gehandeld wordf. Oude dieren
worden er meermalen bij de nesten doodge-
schoten en ook jaagt men het moordend lood
door de nesten, in de meening, dat zoo de
jonge vogels gedood worden. Dat zal zeker
wel gebeuren, maar niet steeds. Men kan
zich ook vodrstellen, dat er jonge dieren ge-
kwetst worden en da ze zoo ellendig gekweld
den hongerdood te gemoet gaan. Arme, arme
dieren! Wat zijt ge er veel slechter aan toe,
dan uw voorouders in de dagen van de val
kenjacht!
Er werden mij meer wreedheden van een
paar geweerdragers verteld. Zoo moet er in
het kamp der herten wel eens een dier gedood
worden en ook dan is een der jagers bereid,
om, ten aanschouwe van de jeugd, zoo'n hert
met het geweer af te maken en wel op zeer
afgrijselijke wijze. Zoo schoot men een bok
eerst in een der djjen, om het dier toen op er-
gerlijke wijze te vervolgen. Stellig gevoelde
de vreeselijke jager zich groot en verbeeldde
hij zich op een heusche hertenjacht te zijn.
Maar in het oog van ieder weldenkend
mensch is zoo'n handelwijze zeker hoogeiijk
te laken en vooral ook de jeugd spreekt er
met weemoed in het hart over. Dergelijke han-
delingendelingen zijn strafbaar bij de wet en
men doet wel hiermecte rekening te houden,
als men voortgaat met dergelijke slachtingen.
Er is immers een afdeeling der Vereeniging
tot bescherming van dieren in het mooie
Bergen? Laat die er voor zorgen, dat er zul-
ke leelijke dingen niet gebeuren. Laat zij,
vooral bij de reigers, een bord plaatseo van
de Vereeniging met het bekende opschrift:
„Behandel de diejen met zachtheid; spaar
de vogels!" En laat zij zorgen, dat over-
tredingen, als bovenbedoeld, gestraft wor
den. Doch nog liever, laat men beter begrip-
pen aanbrengen, vooral ook met het oog op
het toekomend geslacht. Want het zou een
groot verlies zijn, wanneer de vogels in Uw
„reigerbosch" uitgeroeid werden.
Uw bosschen worden geroemd om hun
schoonheid en om de heerlijke gelegenheid,
die ze aanbieden er in rond te dwalen. Maar
weest er van overtuigd, dat de vele bezoekers
niet alleen komen kijken naar de mooiheid
der bosschen, maar dat ze ook luisteren naar
de meer of minder liefelijke stemmen der ge-
vederde bewoners dier boschen. Als het voor
jaar er ontwaakt, dan zijn de fluittonen /an
de meerle en de zangen van de kleine voge's,
die er soms een amalgama vormen, zeer wel-
kom. Maar ook het gekras van de kleine
vlugge kauwen, het gekoer van de boschdui-
ven en het rauwe gekrijt van de reigers zijn
er welkom. Ook deze stemmen passen in het
rijke natuurleven. Geef den reigers desnoods
een bepaald gebied voor het broeden en laat
het nesimateriaal wegnemen, natuurlijk voor-
dat er eieren of jongen zijn, op plaatsen bui-
ten het gereserveerde terrein, maar laat nim
mer toe, dat er wreedaardig gehande'd wordt.
Breng nestkastjes aan voor de vermenigvul-
diging van meezen, roodstaartjes en ander
klein gedoe en uw bosschen kunnen een der
mooiste streken uit ons land vormen! En blij-
de zult ge zir.gen:
Ik prijs de vogels wijd en zijd,
Die in de takken sprirgen
Bij morgen- en bij avondtijd
Hun liedje lustig zingen.
Zij kwinkcleeren vrij en blij,
Vol overvloeiend leven,
Al ware hup de heerschappij
Van woud en veld gegeven.
Ik breng u hier mijn broedergroet,
O, blijde vogelkoren!
Het kan niet anders zijn: ik moet
Tot uw familie hooren.
Waar gij uw held're tonen strooit,
Daar fclinken'ook mijn zangen.
God geev', dat o^ns de boozen nooit
In hunne strikken vangen!
J DAALDER Dz.
van Eindspel 51 is niet juist. (Zie de courant
van 4 April j.l. er eens op na, waar de op-
lossing in \foorkomt.)
U geeft aan 1. Th7 Kh7. 2. f6| Kh8??
maar dat doet zwart niet. Hij speelt 2 g6
en na 3. Dh5f Ph6en't is lan-g nog niet
uitgemaakt wie wint.
Zooals de belangstellende lezer weet heeft
het le tiental van V. V. V. te Alkmaar be-
slag gelegd op 't kampioenschap in de 2e
klasse C van den N. S. B. In 2 A kwam
V. A. S. Ill en in 2 B A. S. C. II als hoog-
ste uit.
Om financieele redenen laat het Bestuur
van den N. S. B. niet uitmaken in een win-
naarsgroepentournooi wie dezer drie de sterk-
ste is.
A. S. C. II wil nu graag toch deze wed-
strijdeu spelen om te zien wie't sterkst is
't V. A. S. Ill vindt dat't geen kans heeft
en nu heeft A. S. C. II't Alkmaarsche V V.
V. I tot een wedstrijd uitgenoodigd.
Ridderlijk neemt V. V. V. I den toegewor-
)en handschoen op, zoodat ieder, die wil, a s.
Zaterdag 25 April, des namiddags 6 uur,
getuige kan zijn van dezen wedstrijd, die ge-
houden zal worden in den muziektuin alhier.
Laten we hopen op een overwinding voor
onze plaatsgenooten.
Eindspel 55.
(4e Wedstriid-nrob'eem).
Door Valentine Williams.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont.
37)
Plotseling schoot mij de gedachte aan
Garth en Carstairs te binnen Met een ste-
kend geweten kwam ik tot het besef, dat ik
in de opwinding van de gebeurtenissen van
dien morgen totaal niet meer aan hen gedacht
had. Ik had grooten lust mijn onderzoek voort
te zetten. Maar ik weerstond de verzoeking.
Mijn ontmoeting met Klompvoet had de za-
ken een geheel ander aanzien gegeven. Ik zou
ernstig met mijn tochtgenooten nice ten over-
leggen, wat ons te doen stond. Ten slotte was
ik het, die Garth in deze zaak had betrokken
Met een laatsten spijtigen blik naar den steen
daarboven, waarop al mijn verwachting ge-
vestigd was, wendae ik mij af van het graf en
sloeg de richting naar de kust in. Toen ik bij
het strand uitkwam, was het eerste wat ik
zag de sloep van de „Naomi", die op het
glinsterend witte zand lag.
Garth gevolgd door Carstairs schoot bij
mijn nadering uit de grot.
„Okewood,riep de millionnair, en zijn
gezicht was een en al bezorgdheid, „wat be-
reekent dit?"
abcdefgh
Wit speelt en wint.
Oplossing van No. 56 (le wedstrijdpro-
bleem) van J. Kotrc.
Wit: Ke8 Dd3 Tel Pd4 Lcl. pi b4, e4, f2,
h5 en h6.
Zwart: Ke5 Pc6.
Da6 Kd4: 2. Lb2 mat.
Kd6 2. Lf4 mat.
Kf6 2. e5 mat.
Pd4 2. f4 mat.
P. anders 2. Pf3 mat.
Van dit fraaie probleem dient de sleutelzet
om het Zw. paard te binden, als de K. op de
6e lijn komt, tevens om deze lijn t ebestrijken
als het paard ze verlaat. De K. krijgt een
extra vluchtveld (paard-offer). We" wijzen
op de zeer mooie reine of haastreine matstel-
lingen en op het bescheiden aandeel dat de
W. Dame hierin heeft.
Probleem No. 59.
4e Wedstrijdprobleem.
Zwart (6)
JL
Oplossing van probl. 56 (le wedstrijd
probleem). f
1. Da6. (Zie hi'er onder).
Goede oplossingen ontvangen van:
C. B., N. Termaat, P. Deugd, T. Jonge
dijk, D. Vermeulen, D. de Boer en F. C.
Laas, alien te Alkmaar, en van S. te S., P.
den Das te Schoorl, C. S. te Br. op L.
Oplossing Eindspel 52 (le wedstrijdeind-
spel).
1. Dc8 Lc8. 2. Pc7 Kb8. 3. Pc6 Kb7. 4.
a6. Kc6. 5. b5 mat.
Goede oplossingen van P. Ooijkaas, C. B.,
N. Termaat, P. Deugd, J. B. Jansen, D. de
Boer en F: C. Laas, alien te Alkmaar en
C. S. te Br. op L.
B. Verhoeven te Alkmaar. Uw oplossing
Beter was 10Le7. om na 11 h5 te
spelen 11 Ph4 12. Dg7. Lf6 en
zwart verbreekt wits dame-vleugel.
11. h5. Ph8. Wat een positie op den
zwarten Koningsvleugel.
12. Le3. Na de Koningsvleugel gedemorali-
seerd is moet ook de Damevleugel uit
een gerukt. Dit noemt men: stormrijp
maken!
1 2b6.
13. 000. De lange rochade is voor wit
zoowel als voor zwart gevaarlijk en al
leen gemotiveerd wanneer de T. daar-
door onmiddellijk ingrijpt.
1 3Lb7
14. Ld3. Wit ast zwart telkens in zijn
zwakten aan.
1 4f5? Wat dan?
15. Lf5In zoo'n stelling kan veel.
1 5ef5.
16. Pd5 Ld5.
17. De5t. Le7.
18. Td5 DbS. "711
19. De6. Natuurlijk niet afruilen!
19Kf8.
20. Tf5. Lf6.
21. Tf6! gf6.
22. -Lh6 Tg7
23. Df6. Pf7.
24. Tel.! Zwart geeft op. Tegen't mat na
25. Dg7f is niets te beginnen. En zonder
24. Tel kon zwart met 24 De5 nog
iets uitrichten, en zijn dood vertragen.
Hieraan ziet men hoe men niet moet
spelen
Hij wees naar de sloep.
„Dat beteekent," zei ik. „dat dr. Custrin
ons voor den gek heeft gencudein Sir Alexan
der. U zegt, dat hij aanbevelingsbrieven heeft
getoond
„Zeker. Van mijn manager uit New York
„Nu, die waren dan gestolen. Ik heb daar-
even Custrin in het bosch gezien. Hij heeft
blijkbaar de sloep van ens jacht genomen
om aan wal te gaan en zich bij zijn werkge-
ver te voegen
„Zijn werkgever?"
„E1 Cojo!"
Toen vertelde ik hem van mijn ontmoeting
met Grundt en van de vroegere geschiedenis,
van Custrins pogingen om mij te bewegen
hem het bcricht te laten zien en van het be-
dwelmende middel, dat hij in mijn borrel had
gedaan. Garth luisterde zonder mij te onder-
breken, maar zijn oogen begonnen onheil-
spellend te worden en zijn wangen werden
verdacht rood.
„Vjerduiveld!" barstte hij eindelijk uit, met
zijn noordelijk accent, dat altijd weer boven
kwam, wanneer hij boos werd, „ik zal dien
mankpoot krijgen en hem leeren zijn spion-
tig ook een Duitscher! Ik zal hem krijgen. Ik
nen naar mijn jacht te sturen. Die waarsch-
Dtii
zal
Be deed hem opmerken, dat wij drie tegen
veertien waren.
Flet zal minstens zes dagen duren, eer de
Naomi" ons komt halen," legde ik hem uit,
Wit (9)
Wit geeft mat in 2 zetten.
FRANSCHE PARTIJ.
Wit: Neil. Zwart: Wlilis.
1. e4 e6
2. d4 d5
3. Pc3 Pf6
4. e5 Pd7
5. Dg4. Dit heet de Gledhill variant der
Fransche partij.
5c5-
6. Pf3 cd4.
7. Pd4 Pe5. Wit heeft een pion gege
ven. Dit zou dus een gambiet kunnen
heeten.'
8. Dg3 Pg6. Om den zwarten L- op
f8 bewegingsvrijheid te geven doordat
p. g7 nu niet meer aangevallen staat.
9. Pdb5! Daar verkeert zwart al in
moeielijkheden, klaarblijkelijk is dus de
8e of 7e of wel allebei die zetten van
9.
zwart minder goed.
Pa6. (9.e5 kan niet we-
gens 10. Pd5! Dd5? 11 Pc7!
10. hi (Om Pg6 te verjagen en dus de
Lf8 aan ziin p'aats te binden)
10Tg8? Een zwakke zet! Waar-
om zoo maar de rachade prijs gegeven?
„en tot zoo lang zijn wij practisch genomen
aan hun genade overgeleverd
„En het idee, dat die vervlcekte doktoren
mij niet eens een toestel voor draadlooze
telegrafie op mijn jacht wilden toestaan!"
riep de millionnair uit. „Wacht maar, tot ik
een telegraaf te pakken krijg. Wanneer ik dan
niet binnen een week een oorlogsschio hier
heb
„We moeten nu handelen. Sir Alexander!"
viel ik hem in de rede. „Wanneer Grundt
voordat wij buiten zijn bereik zijn er achter
komt, dat ik hem een poets gebakken heb,
dan is het eenige wat een Britsch oorlogsschip
hier kan doen, ons een inilifaire begrafenis
geven. Begrijpt U mij? Nu had ik gedacht,
dat wij onze geweren en voorraden naar het
hoogste deel van het eitand moesten over-
brengen en probeeren daar een veilige schuil-
plaats te vinden, totdat de „Naomi" terug-
komt. Maar toen ik de sloep zag, ben ik op
een betere gedachte gekomen. Tusschen twee
haakjes, waar hebt U die gevonden
„Ongeveer een hah'e mijl verderop aan de
kust lag het ding onder een paar takken!"
zei Carstairs. „Ik was een beetje aan het rond-
kijken en ontdekte hem toen toevallig. Zoo-te
zien had hij heel wat te doorstaan gehad. Er
stond een massa water in, dat heb ik er eerst
uit moeten hoozen. Ik heb hem toen de baai
door hierheen gebracht en op het strand
getrokken
„Is er benzine in vroeg ik hem.
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No. 856 (auteur P. Kleute Jr.,
den Haag).
Stand:
Zwart: 13 schijven op: 11, 12, 19/27, 30,
35.
Wit: 13 schijven op 33, 36/39, 41, 42. 43,
45, 47/50.
Oplossing:
1. 37—31 1. 26 46
5. 38 29!! 5. 24:33
6. 47—41 6. 36 47
8. 43 14 8. 20 9
9. 45—40 9. 35 44
10. 50:17
Goede oplossingen ontviugen wij van de
heeren: W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling,
A. List, G- J. v d. Ploeg en P. Portegijs te
Alkmaar, D. Vermeulen, Omval.
DAMSPEL STUDIO.
Deze week is No. 4 van het Belgischc dam-
tijdschrift verschenen en met genoegen con-
stateerden wij een grooten vooruitgang. Een
aantal diagrammen komt thans tusschen den
tekst en in de probleemrubriek voor.
Een rubriek voor beginners is geopend en
een uitgebreid wedstrijdverslag van de ont
moeting AntwerpenRoozendaal wordt ge
geven. Twee geanalyseerde partij en en een vijf
tal problemen vormen verder den inhoud.
Er wordt inderdaad aan dit blad veel zorg
besteed en't zal spoedig een uitstekende
plaats innemen in rij der damtijdschriften.
In de Schager Courant troffen wij een aar
digen eindstand aan van den heer Sterk te
Hoogwoud.
Zwart: 3 schijven op 30, 34, 35.
Wit: 2 schijven op 38, 44 en dam op 5.
Zwart is aan zet, doch kan het niet tot re
mise brengen. Wij hebben tenrtiinste geen re-
mise-variant kunnen vinden.
Wij raden onzen lezers aan, den stand eens
serieus te onderzoeken.
Van den heer Sterk is eveneens de volgende
mooie slagzet, die echter jammer genoeg wit
niet van verlies kan redden
s__
H
j.V. 8)3<- si Han-
delsdrukkerii vaorh.
Herms. Goster Zn.
Zwart: 13 schijven op 1, 3, 5, 9, 10, 12/15
17, 19, 23, 24
Wit: 13 schijven op 21, 25, 27, 28, 32/35,
37/40, 42.
Wit speelt
1. 27—22 1. 17 26
2. 37—31 2. 26 48
3. 22—18 3. 13:22
4. 28 8 4. 3 12
5. 32—28 5. 23 43
„Er is altijd een reservevoorraad van en
geveer honderdtachtig Liter," antwoordde
Garth. „En die zijn nog onaangeroerd. En de
tank is half vol!"
„Wel," zei ik, miju idee weer opvattend
„waarom zou je met Carstairs de sloep dan
niet nemen en de „Nacmi" gaan halen? Al-
cedo is een kwestie van niet meer dan een hon-
derd mijl of zoo. Jullie zoudt hier morgen
cf overmorgen met het jacht terug kunnen
zijn. Je hebt de kaart, is het niet?
„Ja'" antwoordde Garth langzaam, „ik heb
de kaart en een kompas. Maar moeten we
jou dan hier achterlaten?"
„Ja," zei ik, „dat moet je."
En ik nam hem even terzijde.
„Op zijn best," vertelde ik hem, „heb ik
vier en twintig uur, niet meer waarin
ik engestoord kan werken aan het ophelderen
van het codebericht. Ik heb niet het recht die
kans weg te gooien. Wanneer ik met jou mee-
ging en bij mijn terugkomst moest ontdekken,
dat Klompvoet met zijn bende ons was
voorgeweest en den schat had gevonden,
zou ik het mijzelf nooit vergeven. En er is
nog iets! Ik heb je in dit heele avontuur ge
bracht, Garth, en, geloof mij, ik waardeer
het zeer, dat je mij geen enkele maal hebt
verweten, waartoe je volkomen het recht
had, dat ik er verantwoordelijk voor was.
Wanneer ik weet, dat je van dit eiland af
bent, zal ik op dat punt gerustgesteld zijn
Boven d ien ik zal erop reken en dat jc binnen
-o a
belast zieb met
HET VERVAARDIGEN VAN ALLE
DRUKWERKEN. -
HET PLAATSEN VAN ADVER-
TENTIEN IN ALLE BLADEN.
HET LEVEREN VAN ALLE
BINNEN- EN BUITENLANDSCHE
BOEKEN.
HET LEVEREN VAN ABONNK-
MENTEN OP ALLE BINNEN- EN
BUITENLANDSCHE BLADEN.
Voordam C 9, Alkmaar
8. 35 4. Maar zwart speelt IS
wit 4 7, zwart 1 12 en wit verliest.
In „het Damspel" komt van den Rotterdam-
schen speler E J. v. Rliijn het volgende mooie
vraagstuk voor:
'D
Zwart: 13 schijven op: j6'9, 12 ,13, 15, 17,
19, 20, 21 23, 24.
Wit: 13 schijven op: 28, 31, 32, 33, 35, 38
39, 41, 42, 43, 45, 46, 48.
Wit speelt:
1. 31—27 1. 21—26 (gedw.)
2. 27—22! 2. 17—21 (gedw.)
Waarom is deze zet van zwart gedwongen
Wel op 7—11 volgt 33—29, 43—39 en
Op 6—11 volgt 33—29. 43—39, 38 18
32—27, 42—37, 37—31 en 41 1.
22-18 3. 13:22
28 18 4. 12—18 (gedw.)
Er dreigt 3228.
3. 21 12
-6 26:28
7. 6:17
8. 24 35
9. 35 33
3.
4.
o.
6.
7.
8.
9.
10.
41—37
37—31
33 11
35—30
4540
38: 7!
Ter oplossing voor deze week:
PROBLEEM No. S57
van Jb. BEKKER Hz. te Oudkarspel.
m m Wk w
Mi IH
I i 1 ii
Zwart: 12 schijven op 2, 7, 8, 9, 10, 12, 13,
14, 16, 19, 20, 24 en dam op 26.
Wit: 11 schijven op 22, 23, 28, 29, 31, 33,
37, 38, 40, 47, 48 en dam op 49.
Een probleem met dubbefen rondslag. Jam
mer is het dat de dam op 26 niet als zoodanig
dienst doet en evengoed een schiif had kunnen
zijn. De ontleding is interessant.
Oplossingen v6or of op 29 April, Bureau
van dit Blad.
CXXVII.
Crisis en „business".
Natuurlijk is het eerste waarop ik ditmaal
te wijzen heb de oplossing van de wethou-
ders-crisis in deze stad. Laten we het maar
een oplossing noemen, ofschoon het feitelijk
niet anders dan een gedeeltelijke is de
zaak waarom het ging is van de baan, ook
al weer gedeeltelijk, en de werkelijke oplos-
acht-en-veertig uren terugkomt en kan mijn
plannen daarnaar regelen!"
Ik had veel moeite hem te overreden. want
hij gaf zich niet gauw gewonnen. Maar ik
was vast besloten. Mijn heele leven heb ik al
leen voor de dingen gestaan en ik wist, dat
ik de toekomst met grcoter vertrouwen tege-
moet ging, wanneer ik aan mijzelven overge-
laten was. Tenslotte kreeg ik mijn zin en wij
begonnen alle drie water en voorraden in do
sloep te dragen.
In een half uur wak alles klaar Wij duw-
den de boot het water in en schudden elkaar
de hand tot afscheid.
„Wanneer ik niet voor den dag kom, wan
neer jullie landen," zei ik nog tot Garth, toen
wij scheidden, „kampeer hier"dan op't strand
en wacht op mij lk heb altijd d, grot om
in terug te komen. En schiet een geweer af.
wanneer je in het zicht bent, om mij te doen
weten, dat jullie er zijn!"
Daarcp zette Carstairs den motor aan en
de sloep sneed door het grcene water en ste-
vende de baai in, Ik wachtte niet. totdat zij
uit het gezicht was en verdween in het sehuini
van de branding bij de zandbauk, want ik
had geen oogenblik te verliezen. Ik ging rcgel
recht naar de grot om enkele voorraden te
verzamelen vcor mijn nieuwe kamp.
Ik had een rugzak gevuld en vilde die
juist aangespen, toen een plotseling geiuid
mij haastig naar de opening van de grot te-
rugbracht. De sloep was verdwenen en de
baai lag verlaten voor mij.
Ergens in het bosch achter mij had ik eer 1
vrouw hooren schreeuwen.
(Wordt vervolgd.)
■_m_o
1TC11 llcXCXL myii iv oiuivu.
2. 36—31 2. 27 36
3. 39—34 '3. 30 28
4 42—37 4. 46 32
7. 48—42 7. 47 38
-20.
6. 33—29 6. 24 44
7. 40 38 7. 48 30
-
38 16. t
5