Alkmaarsche Gourant De terugkeer van Klompvoet FEUILLETON. Zaterdag 23 Mei. De Gedeputeerde Staten en de Gemeentebesturen. Honderd Zeven en T*intig$te Jaargang. Acht jaar was ik secretaris van een ge meente, dertien jaar bekleedde ik daarna het burgemeestersambt.Ik werkte in drie Noord- hollandsche gemeenten (Andijk, Wormer, Purmerend), met zes jaar onderbreking in twee Utrechtsche (Maarsen en Maarsse- veen). Een en twintig jaar had ik dus, eerst als hoofd van de gemeentelijke administra- tie, daarna als hoofd van het bestuur der ge- meente, de gelegenheid om in botsing te ko- men met het college van gedeputeerde staten in de uitoefening van zijn toezicht over de gemeentebesturen. Twee jaren heb ik de zaak nu van den anderen kant kunnen bezien, heb ik dus kunnen aanbotsen van de andere zijde. In mijn burgemeestersjaren hield ik er niet van mij de wet te laten voorschrijven door minister van binnenlandsche zaken, gedepu teerde staten of commissaris der Koningin. Steeds plaatste ik me op het standpunt, dat alleen de wetgever zelf vermocht den burge- meester de wet te stellen en ik heb me er aan- houdend wel bij bevonden. Het fiere woord van Amsterdam's vroegeren burgemeester Mr. Van Leeuwen, den minister van justitie ;toegevoegd in een vergadering van de eerste ,'kamer der staten-generaal„de burgemeester heeft als chef alleen de wet", wat had het voor mij in mijn burgemeesterlijke jaren altijd een bijzondere bekoring. Maar anderzijds heb ik steeds gemeend er krachtig naar te moeten streven de wet zelve dan ook zooveel moge- lijk na te leven en tegenover anderen te hand- haven. Den gemeenteraad heb ik als burgemeester meermalen aanbevolen in elk opzicht een- zelfde standpunt in te nemen. Ik" acht me ge- lukkig, dat de raden van de beide gemeenten, waar ik het hoogste bestuursambt mocht ver- vullen, aan mijn zoodanig advies steeds ge- hoor hebben gegeven. Ook de gemeenteraad behoeft zich buiten de wet om niets te laten voorschrijven. Hij staat aan het hoofd der gemeente en niemand anders de grondwet zegt het zelf; niet dus de minister van bin nenlandsche zaken, ook niet gedeputeerde staten, zoo min als de burgemeester in hoogst eigen persoon. Zelfs staat de gemeenteraad in zeker op zicht nog gemakkelijker dan de- burgemeester ten opzichte van de handhaving zijner rech- ten. Ik heb het zelf wel eens ervaren. Een teekenend geval slechts wil ik even verhalen. Het was in het jaar 1919, dat de regeering een krachtigen druk uitoefende op de burge- meesters om te zorgen voor de oprichting van burgerwachten in hun gemeenten. In een bijeenkomst te Haarlem waar bijna alle Noordhollandsche burgemeesters tegenwoor- dig waren met aan de groene tafel hooge burgerlijke en militaire autoriteiten ant- woordde de secretaris-generaal in algemee- nen dienst Mr. Kan op de vraag van een der burgervaders, wat er wel zou gebeuren, in- dien een burgemeester zijn medewerking aan de oprichting eener burgerwacht eens niet verleende: dan zal daarmede als de tijd van zijn herbenoeming nadert worden rekening gehouden! Maar een paar maanden na mijn nertinente weigering als burgemeester van Wormer ondanks brieven en telegrammen van uit de gemeente zelye aan de regeering en ondanks daarop gevolgden aandrang van de regeering om tot oprichting van een bur gerwacht mijn medewerking te verleenen volgde mijn benoeming tot burgemeester van Purmerend. En ook daar was .de aandrang er in niet mindere mate, maar ook daar heb ik aan mijn inzichten vastgehouden, zonder per- soonlijk er ten slotte eenig nadeel van te on- dervinderf. Intusschen de bedreigingen waren er dan toch maar geweest. Ik wil hiermede alleen maar zeggen, dat zelfs daaraan de ge meenteraad niet kan blootstaan, want over zijn ambtelijke geboorte noch over zijn ster- vensuur hebben hooge autoriteiten ook maar het minste of geringste te zeggen of te beve- len. Zij hebben er alleen maar over te zwij- gen. Gedeputeerde staten hebben ongetwijfeld naar de wet eenig toezicht op het gemeente- lijk bestuur. Neem allereerst eens de jaarlijksche be- grooting van de ontvangsten en uitgaven der gemeente. Als de raad die heeft vastgesteld vereischt zij volgens de gemeentewet nog de, goedkeuring van gedeputeerde staten. Nu zegt de gemeentewet met geen woord hoever gedeputeerde staten hierbij mogen gaan. Aan een ding zal wel niemand twijfelen als hij het geval rustig en ernstig overweegt. Door Valentine Williams. Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont. 60) „Dat was niet vriendschappelijk van je, partner voegde zij er bij met moeite adem halend. „Je vader begon ik. „0!" riep zij uit met gedempte stem, „ik sehaamde mij voor hem. Na alles wat jij ge- waagd had, om mij te redden. Maar je moet een beetje toegeefelijk zijn, en bedenken, dat ik alles ben wat hij heeft. Over een paar da- gen zal hij weer heelemaal goed zijn. Wij gaan terug naar Panama en dan over Ame- rika terug. En ik ben gekomen om je mee te rug te nemen naar de „Naomi!" Ik schudde het hoofd. „Neen!" zei ik. „Wanneer ik je nu vraag te komen. En ik zal zorgen, dat vader zijn excuses maakt, als je dat wilt Zij legde haar hand op mijn arm. „Die domme trots van jou begon zij. „Laten we daarover niet gaan kibbelen," smeekte ik. „Laat mij dien wonderheerlijken droom onbedorven behouden, Marjorie. Maar droomen kunnen niet altijd voortduren, beste. Eenmaal moet men toch wakker worden, zie je!" Vragend zochten haar oogen de mijne. oai is on, dar gedepufeerde staten Kebb'en na te gaan of de gemeenteraad zich bij het op- stellen van de begrooting heeft gehouden aan de wet. De raad moge staan aan het hoofd der gemeente, het spreekt vanzelf dat in een goed geordenden staat de wet gaat bovenal. De raad heeft de wet na te leven als ieder ander, ook al is hij honderdmaal van oordeel, dat die wet hem te zeer legt aan banden of dat de financien der gemeente in strijd met de billijkheid worden bekneld. Twee gemeenteraden vooral deden in den laatsten tijd in dit opzicht van zich spreken. Ik noem het eerst dien van Hoogwoud. Ge deputeerde staten hebben volgens de gemeen tewet tot taak de regeling van de jaarwedde des burgemeesters. Men moet natuurlijk aan- nemen dat zij dit doen naar hun beste weten. Hetgeen niet wegneemt, dat de raad van Hoogwoud van oordeel kan zijn, dat het met minder ook wel had toegekund. De raad kan verder evenzeer op goede gronden verdedi- gen, dat de wet niet aan gedeputeerden de jaarwedderegeling had moeten opdragen, maar aan hem, gemeenteraad, zelf. Over deze punten spreek ik me in deze beschou- wingen niet uit. Want het gaat daarover niet. Maar hierover gaat het welof ook gemeen teraden de wet hebben na te leven zoo als -die op zeker oogenblik luidt, of zij hierin aan de burgers der gemeente het goede voorbeeld hebben te geven. Mij dunkt, dat de gemeen teraad van Hoogwoud ten slotte zelf niet zal kunnen noch willen achterblijven deze vraag met een hartgrondig en driewerf ja te beant- woorden. Waar moet het anders trouwens ook heen? Laat ik deze vraag niet alleen stel len, maar haar ook beantwoorden: het gaat anders met vaart naar de reinste anarchie. De raad van Hoogwoud had in de laatste jaren nog wel meer, waarbij hij meende de yerzenen tegen de prikkels te moeten slaan. Het is hem aanhoudend en ik kan me dat levendig verklaren een doom in het oog, dat uit de gemeentekas belangrijke sommen moeten worden bijgedragen aan andere ge meenten of aan het rijk wegens het bezoek door kinderen uit Hoogwoud van in andere gemeenten aanwezige onderwijsinrichtingen. Wederom zeg ik: men kan over de billijkheid en de wenschelijkheid van deze wettelijke verplichting van meening verschillen. Maar wat de wet zegt moet ook ditmaal gebeuren. Als de raad het niet eens is met hetgeen te voorschijn kwam uit den grooten brouwketel in den Haag, dan is hij daardoor toch nog niet bevoegd ertegen in te gaan naar revolu- tionnairen trant. Zoolang de wet bestaat heeft hij en hij, gemeenteraad, in de aller- eerste plaats! haar na te leven. Hij kan de onbillijkheid in het licht stellen ter be- voegde plaats, hij kan aandringen op wijzi- ging, hij kan ook anderen opwekken tot het betreden van dien weg, maar ook voor een gemeenteraad geld£ dat meester baas is en baas behoort te blijven. Hoeveel ik ook voel voor de gemeentelijke zelfstandigheid, hoe hartgrondigen afkeer ik heb van ongemotiveerdc inmenging door hoogere autoriteiten in de gemeentelijke be- stuurszaken want al behoor ik nu tot hen, die toezicht houden, ik denk er ook na mijn nieuwste ervaring nog precies over als weleer ik vind het dan toch maar uiter- mate gelukkig, dat er weer anderen zijn met verder strekkende beyoegdheid, die een ge meenteraad, als hij meent zich niet te behoe ven te houden aan de Nederlandsche wet, kan terug dringen in het wettelijke spoor. De andere gemeenteraad, die de aandacht op zich vestigde, was die van Ilpendam. Zoo bont als Hoogwoud maakte hij het niet, maar juist was zijn handelwijze toch geens- zins. Deze gemeenteraad was van oordeel te moeten terug komen op zijn niet' langen tijd te voren genomen besluit om aan de gemeen- te-ambtenaren premievrij pensioen te verze- keren. De pensioenwet bepaalde, dat daarop goedkeuring noodig was van gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten meenden deze goedkeuring niet te moeten verleenen. Toch plaatste de gemeenteraad op de gemeentebe- grooting een ontvangpost wegens storting van pensioensbijdragen door de gemeente- ambtenaren. Het spreekt vanzelf, dat, nu het raadsbesluit tot verhaal van pensioensbij dragen niet was goedgekeurd, de wet dit ver haaj verbood, zoodat het op de begrooting daarvoor geraamd bedrag nooit in de ge meentekas terecht zou kunnen 'komen. Gede puteerde staten waren dus in de 'absolute noodzakelijkheid om aan de begrooting goed keuring te onthouden. Wel was het voor den gemeenteraad beroerd, dat hij niet tot ver haal van pensioensbijdragen kon besluiten zonder goedkeuring van hooger gezag, maar het was verkeerd gezien om onaer de gege ven omstandigheden op d'e begrooting ont vangsten te ramen, die naar de wet niet kon den worden ontvangen. De wettelijke weg was ook voor dezen gemeenteraad geweest het oefenen van aan- „Zelfs wanneer Sir Alexander mij niet had gezegd, dat ik niet gewenscht was op de „Na- omi" vervolgde ik, dan geloof ik toch, dat ik hier van je had moeten scheiden. Lieve kind, begrijp je niet, dat het hopcloos is? Ik houd veel te veel van je, om je alleen maar als vriend te kennen. Ik moet er een eind aan maken. De scheidsmuur tusschen ons is on- overkomelijk „Scheidsmuurn?" herhaalde zij. „Wat voor een scheidsmuur „GeldJe bent veel te rijk, Marjorie, dan dat ik je de vraag zou durven doen, die ik al bijna van het oogenblik af, dat ik je voor het eerst zag in de rooksalon op de „Naomi", verlangde te stellen. Ik verdien genoeg met dat eigenaardige beroep van mij om een vrouw te kunnen onderhouden. Maar zoo lang als ik bij den Geheimen Dienst ben zou ik geen vrouw durven vragen met mij te trouwen. Het zou niet goed zijn, dat of zij of de dienst eronder lijden moest Zwijgend hoorde zij mij aan. Toen zei ze heel eenvoudig: Desmond, wanneer je mij vroeg je vrouw te worden, zou ik het doen. Ik heb vroeger nooit een man ontmoet, dien ik zou willen trouwen; jou wel. Waarom zou je geld een scheidsmuur laten maken tusschen ons? Ik heb genoeg geld voor ens beiden Ik had haar nog liever om die woorden. Maar ik schudde het hoofd. „Het kan toch niet, liefste", zei ik. „En je weet, dat het niet kan. Wanneer ik dien ellen- digen schat gevonden had, zou het misschien nog wat anders geweest zijn. Maar nu kan ik drang In den Haag, krachtigen en aanhou- denden aandrang, om de wet te wijzigen in dezen zin, dat hoogere goedkeuring van ge deputeerde staten met langer noodig zou zijn op een raadsbesluit om de ambtenaren voor hun pensioen te laten betalen. Dat dit de aangewezen weg was, springt wel heel sterk in het oog nu toevallig enkel eweken geleden de tweede kamer de hierop betrekking heb- bende wetsbepaling zelfs zonder dat hier om van eenige zijde was gevraagd uit de pensioenwet heeft geschrapt. Gedeputeerde staten moeten dus bij hun beschouwing van de gemeentebegrooting zich afvragen of niet de gemeenteraad, bewust of onbewust, gehandeld heeft in strijd met de wet. Ik meen dat ik daarover verder niets behoef te zeggen. Maar hoe staat het nu verder, dat wil zeggen welke moet de houding zijn van ge deputeerde staten met betrekking tot de ontvangsten en uitgaven waarbij de wet den gemeenteraad door geen enkel voorschrift bind't? Mijn antwoord is in dit geval kort en goed: gedeputeerde staten moeten hierbij als regel hun handen thuis houden en alleen als het in eenig bijzonder geval bepaald dreigt spaak te loopen, kan hun inmenging (Wordt vervolgd). Buitenland DE BELGISCHE REGEERINGS- VERKLARING. De regeeringsverklaring, die in het par le nient is voorgelezen, zegt o.a.: Wij zijn geen partij-regeering. Wij willen, buiten alle po- litieke berekeningen om, een regeeringsactie voeren, die zich slechts met de nationale be- langen en de sociale eischen zal bezig hou den. Wij meenen ons niet te vergissen, wan neer wij verklaren, dat de openbare meening, die de negatieve houdingen beu is en een op- lossing wenscht, van haar mamdatarissen verwacht dat zij in het openbaar de verant- woordelijkheid zullen aanvaardfen. Op het gebied der buitenlandsche politick willen wij trouw blijven aan de gedragslijn der vorige kabinetten. Nooit heeft het par- lementair debat een verschil van meening aan den dag gebracht over de beginselen der wapenbroederschap, die tusschen ons en de naties, die onze geallieerden en geassoci- eerden in den grooten oorlog zijn geweest, banden heeft gesmeed, die heilig zullen blij ven. Onze vreedzame vaderlandsliefde ver- heugt zich over iedere gebeurtenis ,die ons dichter bij de andere naties brengt. In de praktijk worden ons door de waakzame zorg voor onze veiligheid, door den wil tot een strikte onafhankelijkheid op economisch en politick gebied en de vitale behoefte naar handelsexpansie onze beslissingen en onze houding in duidelijke en dwingende termen voorgeschreven. Belgie is eensgezind wat deze gevoelens en deze praktische inzichten betreft. Wij willen den godsdienstvrede eerbiedigen die door de drie groote partijen feitelijk ge- sloten is, door de handhaving der wetgeving en er administratieve rechtspraak, die thans toegepast worden. Uit de laatste raadpleging van het land blijkt duidelijk, dat dit de sociale wetgeving wiil behouden en uitbreiden. Wij zullen dezen wil eerbiedigen. Het vredelievende Belgie mag niets verwaarloozen om de internatio nals arbeidswetgeving dezen grooten vredes- factor, te volmaken. Onze sociale plicht en het belang onzer inidustrie voegen zich samen om ons aan te zettern de conventie van Wash ington over den achtuursdag te ratificeeren. Het spreekt van zelf dat deze ratificatie af- hangt van de toetreding der groote concur- reerende naties. Wij meenen dat geen regee ring zal kunmen nalaten urn zoo spoedig mogelijk tot een volledig onderzoek dezer kwestie over te gaan. De grondslag van onze militaire inrich- tingen, ons beschavingswerk en economische expansie in den Congo zal voortgezet worden met ki'acht en overleg, terwijl wij steeds ver der op den voorgrond zullen blijven stellen de ontwikkeling der bevolking en haar na- tuurlijke, zedelijke en verstandelijke opbeu- ring. Na de regeeringsverklaring diende Max, de liberale burgemeester van Brussel, een motie in. die zegt, dat het kabinet niet de hoedanigheden bezit om de moeilijkheden van den parlementairen toestand op te lossen. De socialist Van der Velde zei, dat er in het parlenient een meerderheid van democra- ten is, die een democratische meerderheid willen vormen, die aan land een sterke re geering zal kunmen geven en dat de socialis- ten uit deze overweging voor de liberale mo tie zullen stemmen. Hcden wordt het debat gesloten. Het is vrijwel zeker dat het kabinet ten val zal wor den gebracht. EEN GIFTMENGSTER. Naar de ,.Tag" meldt, is in Joegoslavie een misdaad1 ontdekt, zoo afgrijselijk, dat zij nau- je alleen maar zeggen, dat ik nooit zal ver- geten, dat je mij het grootste compliment hebt gegeven, dat een vrouw een man geven kan en ik moet je vaarwel zeggen Met een snik wendde zij zich \'an mij af, en rehde zonder den arm te zien, dien ik uit- stak om haar te helpen, de ladder af, de boot in. Voor den morgen was Klompvoet ontsnapt. Vanaf de kust van Cock Island, waar, met toestemming van Garth, enkele mannen van de „Naomi" den nacht hadden doorgebraoht, kondigden luide kreten ons dit nieuws aan. De sloep van de Naomi", die zij op het strand hadden getrokken, werd vermist en aan de kampanjeladder van de „Cristobal" bewees een afgesneden stuk touw, dat de vanglijn van een van de booten, die daar vast- gesjord waren was doorgesneden. Bard stelde een onderzoek in. Maar zijn bemanning was afkomstig uit Rodriguez, „en" vertelde hij mij, ze hebben een heilige vrees voor El Cojo. Hij is eenvoudig ontsnapt uit de lampenkamer, waar ik hem .opgesloten had „Ik weet ook niet," voegde hij er bij met een gjimlach, „'0f die ouwe Klompvoet ons zelf niet de gemakkelijkste opening van een heel moeilijk probleem heeft gegeven HOOFDSTUK XXVI. Waaritr ten zwarle kist een beslissendc rolspeelt. Een streep rook aan den horizon was al wat het bestaah van de „Naomi" verried, toen John Bard naar mij toekwam, terwijl ik op welijks haar weerga vindt en herinnert aan de donkerstc tijden der middeleeuwen- Voor den rechter van instructie van Groot- Berkerekul in Servie, staat de dertigjarige beeldschoone vrouw Renici terecht, ondcr be- schuldiging, twee harer echtgenooten, haar 10-jarigen zoon en 32, zegge twee-enrdertig minnaars, met voorbedachten rade te hebben vermoord door arsenicum in hun eten te doen. De lijken harer slachtoffers verbofg zij in tonnen in den kelder van haar huis. Elk dezer tonnen is voorzien van een etiket, waarop naam en leeftijd van den vermoorde, alsmede de duur van de liefdesbetrekking tusschen be- klaagde en den betrokken persoon vermeld staan. De vermoorden zjjn bijna alle jonge kooplieden, in den ouderdom van 2330 jaar, waarvan 14 Roemenen. Mevrouw Renici placht haar minnars tel-x kens 6 a 7 maanden bij zich in huis te hou den. In dezen tijd leefde het paar in de groot ste harmonie en gelukzaligheid tot de niets vermoedende vriend plotseling verdween. Het was voor de jonge, opvallend mooie vrouw niet moeilijk, de mannen tot zich te lok- ken. Haar moorden pleegde zij met koel over- leg en geraffineerde handigheid Zij bekent haar misdaden en legt bij het verhoor een weerzinwekkend cynisme aan den dag. Op een vraag van den rechter van instruc tie, waarom zij zoovele onschuldige menschen had omgebracht, antwoordde zij: „Uit jaloe- zie. Want ik weet, dat zij morgan een andere vrouw naloopen Daarom heb ik tegen mezelf gezegd, dat zij beter bij mij rustig in den kelder kunnen slapen." Rechter: „Heeft u geld van hen aangeno- men?" Beklaagde: „0 neen, integendeel, ik gaf..." Rechter: „En het kind1, waarom heeft u dat gedood?" Beklaagde: ,,Het beteekende voor mij een voortdurend gevaar ontdekt te worden." Rechter: „Wanneer de moorden nu niet ontdekt zouden zijn geweest, zou u dan nog meer menschen hebben omgebracht?" Beklaagde: „Ik geloof wel, dat ik tot in het oneindige zou hebben voortgezet, wat ik als iets noodzakelijks beschouwde." Het proces trekt natuurlijk in geheel Joe goslavie en ook in Roemenie groote belang- stelling. Een deel der Servische bevolking kiest partij voor de moordenares; overal wcrdfde affaire hartstochtelijk besproken. De dokto- ren, die de jonge vrouw hebben onderzocht en geobserveerd, zijn van oordeel, hier te doen te hebben met een uniek pathologisch geval. De verhooren worden voortgezet en brengen da- geijlks nieuws griezelige bijzonderheden aan 't licht. DE PALADIJN-WAARDIGHEID IN HONGARIJE. Naar uit Boedapest wordt gemeld, bereidt de Hongaarsche regeering een wetsontwerp voor, waarbij de waardigheid van - Rijksbe- stuurder wordt opgeheven- en in haar plaats de paladijnwaardigheid in het leven wordt geroepen. De huidige Rijksbestuurder Hor- thy zal met het oog op zijn groote verdien- sten tot eersten paladijn van Hongarije wor den gekozen. De paladijn is onafzetbaar en heeft in de Eerste plaats tot taak de voogdij over den onmondigen koning waar te nemen. DE PROGRESSIEVE Ot'POSlTlE IN TURKIJE. Het gevaar, dat sedert ednige tijd de Turk- sche progressieve oppositiepartij boven het hoofd hangt, wordt dreigender. De premier Ismed Pacha verklaarde in een red:voering te Samsoen, dat de regeering alle vroeger begane misdaden.zal straffen. Terzelfder tijd komt uit Diarbekr het be- richt, dat het speciale tribunaal aldaar Fethi Bey, den secretaris van de progressieve partij, tot 3 jaar gevangenisstraf veroordeeld heeft en de sluiting van alle progressieve clubs heeft gelast. Naar gemeld wordt, kwam het tribunaal van Diarbekr in het bezit van talrijke nieuwe documenten omtrent een wijdvertakte samen- zwering in verband met den jongsten opstand in Koerdistan. Minstens een der' progressieve leden van de Nationale Vergadering te An gora wordt gencemd als behoorende tot dege- nen, die ijverden voor de vestiging van een onafhankelijk Koerdistan. EEN JONGEN TER DOOD VER OORDEELD. William Cavalier, een 15-jarige jongen, is veroordeeld tot den dood in den electrischen stoel wegens moord op zijn grootmoeder. De jongen toonde geen ontrcering toen dit von- nis door den rechter over hem werd uitgespro- ken. Gemengd Nieuws ONDERWIJZERSEX AMENS. De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen heeft in de commissieen, wel ke in 1925 belast zijn met het afnemen van de examens ter verkrijging van de akte van bekwaamheid, bedoeld" in artikel 77a der wet het achterdek van de „Cristobal" de post zat door te lezen, die hij mij van Rodriguez had meegebracht. Hij viel neer in een stoel naast mij. „Kapitein Lawless en die Schotsche stoker van hem," zei hij, „hebben het grootste deel van den nacht op het eiland doorgebracht met zoeken naar goud in de buurt van'het beeld. Maar ze hebben nog geen dollar ge vonden. En toen de ontdekking, dat ze hun sloep kwijt warenHemel, ze waren zoo ellen- dig als Job!' „Bah", antwoordde ik. „Ik heb meer dan genoeg van dat oord. Hoe eerder wij weer in voile zee zijn, hoe liever het mij wezen zal. Ik verlang er naar weer aan het werk te gaan, John „Wij vertrekken om vier uur," antwoordde mijn vriend. „Maar voordat wij het anker lichten, Desmond, ouwe jongen, zou ik toch wel. eens even die grafkamer en die gang waardoor je onfsnapre, willen zien. Wat zou je ervan zeggen, als je mij eens mee aan land nam en mij alles eens liet zien?" „Hc \Vil alles doen om den tijd om te krij- gen," antwoordde ik. „Wanneer zullen we gaan „En dadelijk. En ik zal een houweel en een schop meebrengen. Wanneer er tijd is, kunnen we nog eens delven naar goud in de lava rondom het beeld Jij wedde, dat de handige Scliot geen duim gronds ondoorzocht had gelaten," lach- te ik, toen die goede John wegging. Een half uur later zwcegden wi.i door het tot regeling van net lager onderwijs van 17 Augustus 1878 te Amsterdam: a. tot lid en voorzitter: E. Rahder, inspec- teur van het lager onderwijs in de inspectie Alkmaar; b. tot lid en ondervoorzitterH. van d'e Weijer, schoolopziener in de inspectie Am sterdam c. tot leden: A. Goudsmit, hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam; G. de'Groot, hoofd eener bijzondere lagere school te Bloemendaal; N. H. Bruins, oud- directeur der Rijksnormaallessen te Hoorn; W. Jansen, hoofd eener openbare uitgebreid lagere school te Driebergen; W. Verburg, directeur der Rijksnormaallessen te Utrecht;' G. Schutte, oud-hoofd1 eener bijzondere lage re school te Amsterdam; H. van de Weijer, schoolopziener in de inspestie Amsterdam; G. S. van Krieken en H. J. Westerling, bei den hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam; A. C. Nakken, hoofd eener openbare lagere school te Hilversum; 'J. M. Hundt, hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam; J. H. J. Uylings, hoofd eener bijzo'ndere lagere school te Amsterdam; P. J. Ahlers, onderwijzer aan een bijzondere lagere school te Amsterdam; Th. Hoogen, hoofd eener openbare lagere school te Am sterdam; G. J. van Zanten, oud-hoofd eener bijzondere lagere school te Bussum; J. de Nobel, leeraar aan de Rijkskweekschool te Haarlem; P. Miedema, ond.erwijzer aan de Rijksnormaallessen te Hilversum; L. Dors- man Czn. en-1. A. J. de Wilde, beiden hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam; R. Luyten, oud-leeraar aan eene Rijkskweek school te Haarlem; A. J. van Goethem, oud- hoofd eener openbare lagere school te Am sterdam; A. van Wagtendonk, hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam; d. tot plaatsvervangende leden: R. Rijkse, leeraar der rijkskweekschool te Hilversum; J. Wolthuis, hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam; B. J. E. van Noort, leeraar aan een bijzondere kweekschool te Haarlem; J. Hobma, hoofd aan een bijzon dere school te Utrecht; P. J. A. M. Schoo- .nebeek, leeraar aan een bijzondere kweek school te Amsterdam; L. J. de Pater, hoofd eener bijzondere lagere school te Amsterdam; J. Mulder, hoofd eener openbare uitgebreid lagere school te Zeist; J." H. van Ginkel, leeraar aan een bijzondere kweekschool te Sloterdijk; C. van Dijl,' hoofd eener bijzon dere lagere school te Amsterdam; mej. H J. M. Boots, hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam ;vA. Jonkman, hoofd eener bijzondere lagere school te Amster dam; J. Leopold!, hoofd eener openbare la gere school te Amsterdam; P. van Soeren, onderwijzer aan de bijzondere normaalschool te Amsterdam; W. Kooiman, hoofd eener openbare lagere school te Hilversum; G. Hop, muziekleeraar, te Hoorn; J. A Steinz, hoofd eener bijzondere lagere school te Hil versum; H. A. Almoes, hoofd eener og/ibare lagere school te Amsterdam; R. Groenink, leeraar aan een bijzondere kweekschool te Bussum; E. Marema, hoofd eener openbare lagere school te Haarlem; J. C. Max, hoofd eener openbare lagere school te Amsterdam. ERNSTIG AUTO-ONGEVAL. In den vrcegen morgen van Hemelvaarts- dag is op den Muiderstraatweg een luxe-auta tengevolge van een aanrijding over den kop geslagen en in de sloot techtgekomen. In een Chevrolet, die het eigendom is van den heer Schellebaard, wonendc op den Mid- denweg in Oud-Watergraafsmecr, bevonden zich met den heer S. die aan het stuur zat, vijf jonge menschen, o.w. de twee dochters van den eigenaar, meisjes van 10 en 13 jaar cud. Kcmende uit Amsterdam reed de wagen cmstreeks half negen op den Muiderstraat weg onder Muiden tcen een andere auto links passeerde. Dc passcerende wagen kwam ech- ter met de vooras in aanraking met de Che vrolet van den heer S., waardoor deze het stuur kwijt raakte, met het gevolg, dat zijn auto over den kep sloeg en rechts van den weg in de slcot terecht kwam. Alle zes inzit- tenden vielen in de sloot en enkelen hunner konden met veel moeite gered' worden. De be- stuurder van den auto, die de aanrijding had veroorzaakt, was doorgercden, maar een chauffeur van een naderenden automobiel, die het ongeluk zag gebeuren, had hem na den wagen ingehaald te hebben^ bewogen me- de terug te gaan om de vcrcngclukten te hel pen, waaraan hij onmiddeltijk voldced. Alle zes slachtoffers, die heyig geschrok- ken waren en op versehillende lichaamsdeelen schrammen hadden gckregen, werden daarop opgenomen in de auto, waardoor het onge luk had plaats gchad. Zij werden naar he4 Burgerziekenhuis vervoerd, \saar zij verbon- den werden. Allen konden toen naar huis- te. rugkeeren. De Chevrolet, die zwaar beschadigd is, wertl rotsige dal, aan het eindc waarvan tegen den bergwand het groote beeld stond. Wij liepen langs den rookenden krater en stonden einde- lijk voor de nauwe, half door een reusachtig rotblok verborgen spleet, waardoor ik uit de grafkamer was geklommen. Wij hadden een paar lantaarns van hei schip meegenomen, cn Bard had een houweel, terwijl ik cen schop droeg. Wij lieten onze gereedschappen bij den ingang en staken on ze lampen aan. Toen ging ik hem voor door de gang. Aan het eindc daarvan versperde de stevige onderbouw van de'tafel ons den weg. Een krachtige duw need het tafelblad opzij zwenken en daar boven onze hoofden was de vierkante, donkere opening van de graf kamer. Hier kon ik niet verder. De plek had te pijnlijke herinneringen voor mij. Ik heesch Bard op in het gat, maar ik weigerde verder met hem mee te gaan. Met de lantaann in mijn hand wandelde ik terug door de gang naar de kloof, waardoor wij binnengekomen waren. Ik was misschien een honderd meter van de grot verwijderd, Men het licht van mijn lan- taarn op een vierkanten sfeen viel, die in den grond van de gang ingemetseld was. Hij Monk hoi, toen ik erop stampte. Mijn laanp neerzettend bukte ik mij om hem te onderzoe- ken en zag toen, dat er iets ruw op gebeheld w^s. Het gebeitelde was uitgesleten en vol stof. Zoo goed ik kon, kraste ik den steal schoon met mijn handen en toen zag ik, daf er een schildpad ingesneden was, op dezelfde manier als op de tafel in de grot. Ik koo den kop zien en het schild en de vier .ruwgehou- wen pooten. Johnriep ik luid. „Kom eens hier!" (Wordt vervolgd). ft*. 120 1325

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5