AlKmaarsche Gouran! Damrnbrieb. %v wTm m w i s Schaabrubriek. m m mu:m Ma De hand met het lidteeken. m mi FEUILLETON. 0 N.V. Boek- en Han- delsdrukkerij voorh, Herms. Coster Zn. 0 1J I i v m i - 9. 1 m n Mi ii DT m Zaterdag 4 Juli. Uit «nze Staatsmachine. I m Landbouw en Maatschappij. No. 155 1925 j Honderd Zeven en Twintigste Jaargang. Rijk en Gemeente. De Staatsmachine staat vrij wel stil, ten minste de afdeeling: Wettenfabrikatie; de beide Kamers der Staten-Generaal zijn met vacantie uiteengegaan en de Ministers zitten in afwachting van het oordeel, dat de kie- zers over den algemeenen geest van hun werk zullen vellen. Denkelijk zullen zij, hoe ook de eitslag der stemming moge zijn v/ij schrij- ven dit voor 1 Juli! ontslag vragen en dan zou het dwaas genoemd mogen worden om nu aan den vooravond, van den stemdag wetsontwerpen in te dienen, waarvan zij hoogstwaarschijnlijk niet de verdedigers zul len zijn. Bij gebrek aan niet-behandelde wetsontwer pen van algemeen belang geeft de jaarver- gadering van de Vereeniging van Nederland- sche gemeenten ons aanleiding om een zaak te bespreken, die de Voorzitter, Mr. J. P. Fockema Andreae, burgemeester van Utrecht, in zijn openingsrede op 25 Juni heeft aaqge- roerd; de tientallen van jaren oude klacht over de onvoldoende regeling van de finan- cieele verhouding tusschen Rijk en. Gemeente. Het vereenigingsleven heeft n.l. ook de ge meenten aangegrepen; er zullen misschien wel gemeenten zijn, die in de laatste jaren ervaringen hebben opgedaan, die hun nu niet zoo bijzonder deden dwepen met de vereeni- gings- en bondvorrningskoortS, waardoor groepen van hun dienstpersoneel waren aan gegrepen, maar blijkbaar hebben ook de ge meenten ingezien, dat door samenwerking en onderlinge voorlichting en door gemeen- schappelijk optreden wellieht wat meer te be- reiken was dan door de eenlingen. Dat kon al een reden tot vereeniging zijn. Maar bo- vendien is er in den loop der jaren zoo groote verandering in Staats- en gemeejitelijke be- moeiing ingetreden, dat ook de kleinere ge meenten voor vragen kwamen te staan, die in de grootere al beantwoord waren of waar- voor het antwoord gezocht werd; zoodat de kleinere voordeel konden trekken van de er- varing der groote, en voor dezc laatsten was onderling overleg waar het steeds weer nieu- we moeilijkheden gold, ook \yel gewenscht. Op die geweldige vermeerdering van be- moeiingen der gemeenten komen wij hieron- der of in een volgend artikel terug. De Voorzitter dan van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten wees er op, dat de Staat van de gemeenten zulke zware lasten vergt zonder die te vergelden of ze voldoende te vergoeden, dat die druk belemmerend werkt op de gemeentebesturen. Wel zijn de crisis- v tnaatregelen zoo goed als vervallen, maar tel- kens worden nieuwe wetten uitgevaardigd, die weer nieuwe vrijheidsbelemmering voor de gemeenten scheppen, kosten van uitvoering eischen of werkzaamheden vorderen van twij felachtige noodzakelijkheid. De Voorzitter sprak den wensch uit1 „dat eindelijk de financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeente goed in wet of wetten zal worden geiegeld, zoodat wij niet langer behoeven te leven onder een van onzekerheden overvloeiend en allicht tot wil- lekeurigheden voerend stejsel van subsidiee- ring en begiftiging onder allerlei, niet wet- telijk begrensde, voorwaarden." Ter verduidelijking moeten wij even wij zea op de verrieeling van de taak van de Over- heid over Rijk en Gemeente. Uit .len aard der zaak dient de Staat te zorgen voor hetgeen tot't welzijn van't volk noodig is. Hij doet dit uit kracht van het Staatsgezag, door mid- del van zijn organen. Maar tot die organen behooren ook de gemeenten en de Staat eischt van dezen of uit kracht.van een bij zondere opdracht, of volgens een algemeene opdracht diensten bij de uitvoering der wet ten. Soms hebben enkele gemeenten haar be- moeiing uitgestrekt tot een of andere zaak van plaatselijk gemeentebelang en zich dus vrijwillig een nieuwe taak opgelegd; maar ongewoon is het niet, dat zulk een bemoeiing door het Rijk als algemeene maatregel wordt overgenomen, terwijl dan de Staat van alle gemeenten medewerking voor de uitvoering eischt. Zoo wordt de taak der Gemeente vergroot. Elke nieuwe wet bijna, vergt medewerking uit de gemeenten, hetzij van den Burgemeester als vertegenwoordiger van het Centraal ge- zag, hetzij van B. en W., hetzij van den Raad. Artikel 144 van de Grondwet luidt in al. 3: Wanneer de wetten, algemeene maatre gelen van bestuur of de provinciale veror- deningen het vorderen, verleenen de ge meentebesturen hunne mede\Verking tot Uit het Engelsch van Baronesse Orczy. (Geautoriseerde vertaling van A. T.) 35) Maar Barbara was er de vrouw niet-naar, om lang bij haar eigen zorgen stil te blijven staan. Tubal was in haar oogen zoo diep go- zonken, dat het denken alleen aan hem een vernedering geworden was: Zij bande Tubal uit haar gedachten als ongedierte, en haar gedachten keerden weer tct Jim terug. Maar waarom Jim? Zij moest dat inderdaad zich- zelf afvragen, want hij was niets voor haar; slechts in naam een getrouwde vrouw, ver- langde zij naar volkomen vrijheid, zoodra deze onrustige tijden voorbij waren. Maar toch moest zij aan Jim denken, zijn hulpe- loosheid, ziek, en die afschuwelijke Tubal loerend op den achtergrond, die een schande- lijken koop sloot met kolonel Scrape en het geld telde, dat hem voor zijn verraad betaald was. Zij hd haar best gedan, Jim te red den en het was haar mislukt: kon een ab stract verlangen, om een onrecht te herstel- len, meer van haar eischen? Waarschijnlijk niet. Toch kon zij zich niet losmaken van de gedachten aan Jim. Zij had ontzettend mede- lijden met hem. Ja, zoo was het. Zij had me- delijden met hem, omdat hij ziek en hulpeloos was, en misschien vertrouwen stelde in den Judas, die hem verried. Zij voelde een vaag, moederlijk gevoel voor hem in haar ziel ent- ultvoerlng 'daarvan. Van vergoeding van bewezen diensten is hier geen sprake. En in art. 126 der Grond wet lezen.wij; Wanneer ter uitvoering van wetten van algemeene maatregelen van bestuur, van Onze daartoe betrekkelijke bevelen en van provinciale reglementen en verordeningen door het gemeentebestuur moet worden medegewerkt, geschiedt dit door Burge meester en Wethouders. Vorderen de wetten, maatregelen, beve len, reglementen of verordeningen eene be- paalde medewerking van den Raad en wordt die door dezen geweigerd, dan voor- zien Burgemeester en Wethouders daarin. Ook hier geen kwestie van vergoeding, en opmerkelijk, dat de wetgever reeds het geval stelt, dat de Raad als vertegenwoordiger der burgerij, de medewerking weigert. En toch, toen die bepaling werd opgeno- men, was er nog geen sprake van, en kon niemand vermoeden, dat eenmaal de last van de geeischte medewerking te zwaar zou wor den voor de gemeenten. Herhaalde malen hebben de gemeenten ge- klaagd over de toenemende eischen van de Rijksregeering en meermalen hebben opvol- gende regeeringen beloften en toezeggingen gedaan, dat de financieele verhouding tus schen Staat en Gemeente zou worden gere- geld, maar bij die toezeggingen is het geble- ven, al is het waar, dat een paar malen een StaatsQommissie is ingesteld om het belang- rijke vraagstuk in studie te nemen. De gemeenten moeten maar geduldig wach- ten, zoo geduldig, dat zij er ongeduldig on der worden; een verontschuldiging is er: dat het vraagstuk zeer moeilijk is, omdat er bijna geen mogelijkheid is om eenigszins nauwkeurig te bepalen, wat het Rijk voor de bewezen diensten schuldig zou zijn, te meer, omdat die diensten telkens veranderen, hetzij doordat nieuwe wetten eischen stellen; hetzij doordat bestaande wetten vervallen; hetzij doordat plaatselijke bepioeiingen tot algemeene maatregelen worden gemaakt. Reikhalzend zien de gemeenten uit naar een behoorlijke regeling. Men zal misschien hiertegen aanvoeren, dat toch jaarlijks een niet onbelangrijke som op de Staatsbegrooting wordt uitgetrokken als uitkeering aan de gemeenten. Volkomen waar; maar om die te beoordeelen dient men de geschiedenis er van te kennen, al is het in grove trekken. En men dient ook in aan- merking te nemen, dat verschil bestaat tus schen de algemeene en de bijzondere uitkee- ringen, welke laatsten betreffen: het onder wijs, de ziektenwet, de Woningwet, Landar- beiderswet, Warenwet, Vleeschkeuringswet e.d.g. De algemeene uitkeering dateert van 1865, toen het heffen van stedelijke accijnzen op levensmiddelen verboden en er bepaald werd, dat de gemeenten als schadeloosstelling 4/5 van de opbrengst der personeele belasting zouden genieten. Sedert dien tijd is geen nieuwe grond voor de uitkeering aangegeven, wel een andere grondslag voor de berekening, zooals wij zul len zien. En nu is het wel een beetje eigen- aardig, dat de afschaffing van stedelijke hef- fingen in 1865 nog steeds het motief is ge- bleven v'oor de uitkeering. Sedert 1865 is onze geheele maatschappij veranderd; al het werk, waarvoor de gemeenten nu vergoeding wenschen, is na 1865 ontsjaan, behalve o.a. het onderwijs. De opbrengst van de Personeele belasting nam bij de vermeerdering van de bevolking en de wassende welvaart toe, en dus steeg ook het vier-vijfde. Zoo werd in 1885 het be- drag, dat uitgekeerd zou worden gefixeerd, d.i. er werd bepaald, dat de uitkeering zou bedragen het gemiddelde over de drie vooraf- gaande jaren. De opbrengst bleef stijgen en het Rijk had er voordeel bij; maar dat de gemeenten meer moesten uitgeven voor Rijksdiensten werd voorloopig niet in aanmerking genomen. Eindelijk werd bij de wet van 24 Mei 1897 een nieuwe maatstaf ingevoerd. Het Rijk zou een zeker bedrag per hoofd van de bevolking uitkeeren. Bij de bepaling daarvan werd ge- rekend met de kosten van bepaalde onderdee- len van den gemeentedienst, maar de eenige vaste maatstaf bleef het aantal inwoners en met de toeneming van het werk en de onkos- ten werd niet gerekend. Bovendien werd de hoogere bijdrage voor het onderwijs sedert 1906 in mindering gebracht. Dat was dus de tweede maal, dat het Rijk naar zich toe re kende. De oorlogsjaren en crisisjaren hebben den nood der gemeenten verzwaard. Allerlei maatregelen kwamen ten laste der gemeenten; de uitgaven stegen; de loonen en onkosten namen toeende waarde van het geld verminderde, terwijl de som, die het Rijk uitkeerde per hoofd der bevolking in guldens uitgedrukt dezelfde bleef, al vermin derde de waarde van die guldens. waken, een gevoel, waarvan geen werkelijk goede vrouw ooit geheel vrij is het gevoel van mddelijden met wat zwak is, afgeschei- den van eenige vraag van vijandschap, een innerlijk verlangen, om te beschermen §4. 's Avonds besprak Barbara de zaak weer met kolonel Scrape. Daar Squire Brent nog weg was, had zij het gevoel, dat zij vrijer spreken kon. Maar ofschoon de kolonel heel vriendelijk naar haar Juisterde, leidde hij haar van het onderwerp af, alsof zij een kind was. Deze zaken, zeide hij, waren t pijnlijk voo» vrouwen, om te bespreken. In ieder geval was er nu niets, om bezorgd over te zijn, en zij moest haar mooie hoofdje maar liever met prettigjr dingen bezig houden. Hij had Longshankes niet weer gezien en buiten twijfel had die schelm, Fiennes, de buurt nu wel verlaten. Hij streelde Barbara's hand, glimlachte goedhartigen gaf haar het gevoel van een kind, wien men zegt, dat het heen moest gaan en spelen. De kolonel beloofde haar, dat hij zijn best zou doen, als Jim hem in handen viel, hetgeen, naar zijn zeggen, zeer onwaar- schijnlijk was, maar terwijl hij de belofte af- legde, vreesde Barbara, dat hij geen plan had, ze te houden. In deze dagen verloren de menschen alle gevoel van m'enschlievendheid, zij vochten zoo hardnekkig, haatten elkander zoo bitter, dat er in hun harten geen plaats voor medelijden of zachtheid was. HOOFDSTUK III. 1. Herinneringen. Op een warmen middasr in de laatste da- Toen Eeeft wel Set irijk enkele gemeenten ondersteund, doch slechts tijdelijk; van een afdoende herziening isvniets gekomen. Onder- tusschen heeft het Rijk veel aanslagen ge daan op het belastinggebied der gemeenten. Het heeft ook den gemeenten daarentegen enkele nieuwe bronnen van belastingheffing aangewezen, maar bijzonder bruikbaar wa ren die niet; zoo b.v. het recht om belasting te heffen van de industrieen, die zich in de gemeente vestigden en dat in een tijd, toen men de nijverheid wilde bevorderen; of het recht om alien te plukken, die de brutaliteit mochten hebben om hun vacantie in de ge meente door te brengen, en op wier toene- mend aantal de neringdoenden hoopten. Voorloopig genoeg om aan te toonen, dat er grond is voor de klachten der gemeenten en voor haar wenschen tot be+ere regeling. Over de wassende behoeften der gemeenten spreken wij nader. Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 866. Stand: Zwart: 15 schijven op 1, 10, 17/25, 28, 30, 31, 37. Wit: 13 schijven op 11, 33, 34, 38, 39, 43/50. O p 1 o s s i n g 1. 47—41 1. 17 6 2. 41 32 2. 28 37 3. 34—29 3. 23 34 4. 45—40 4. 34 45 5. 38—32 5. 37 28 6. 33—29 6 24 33 7. 43—38 7. 33 42 8. 48 17 8. 17 6 9. 39—34 9. 30 39 10. 44: 4! Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling en A- List te Alkmaar. UIT DE PARTIJ. De volgende stand kwam voor in den wed- strijd om het "kampioenschap van Amster dam in de partij KellerKoperberg. wm m Zwart: 5 schijven op 15, 17, 20, 31, 36. Wit: 6 schijven op 18, 19, 24, 28, 29, 47. Met wfa aan zet had het Spel het volgende verloop: 1. 19—13 1. 31—37 2 13— 8 2. -37—41 3. 8— 2 3. 41—46 4. 28—23 4. 46 35 5. 18—13 5. 35 8 6. 2 30 6. 2025 (gedw.) (Wit dreigt door 47—41 en 30—35 te win- nen). 7. 30—39 7. 17—21 8. 39—43 8. 21—26 9. 2924 wint. De tweede stand is uit een par Of van H. de Jongh Zwart: 10 schijven op 3, 7, 12, 16/20, 22, 25. Wit: 11 schijven op 27, 28, 31, 33, 34, 36, 38, 40, 42, 44, 45. Het verloop was aldus: 1. 44—39 1. 25—30 2. 34 23 2. 18 29 3. 33 24 3. 22 35 4. 24—20 4. 3— 9 5. 38—33 5. 17—22 6. 27:18 6. 12 23 7. 31—27 7. 7—12 8. 36—31 8. 12—18 9 3126 met gewonnen stand. gen van Juni dwaalde Barbara alleen in de bosschen van Row Barrow. Zij was de laat ste dagen veel alleen geweest, omdat de Squi re nu meer weg dan thuis was, Matthew was ziek, en het gezelschap van juffrouw Lake was te vervelend, om lang te verdragem Tot gezelschap had zij haar gedachten en Rex den jongen patrijshond, den opvolger in haar genegenheid voor Dina, die een paar jaar geleden gestorven was. Zij dwaalde door een laag kastanjebosch, en genoot van den vol komen vrede, die een bijzonder kenteeken van bosschen is, en die ontstaat uit de duizend en een onbepaalde geluiden, die den wandelaar een heerlijk gevoel van afzondering en rust geven; het geritsel der bladeren van het vo- rige jaar, het gekraak van vallende, kleine takjes, het plotselinge gesuis van onzichtbare vleugels, de roep van vogels en het getippel van kleine pootjes. Barbara liep over, een smal pad, dat langs een steile helling op den smallen weg uitkwam, die haar naar Brough- ton zou terugbrengen. Aan haar linkerhand was het kreupelbosch zeer dicht, als een muur, die met weelderig, jong blad bedekt is; aan haar rechterhand viel de grond recht ne- der in wat eens een zandgroeve geweest was, en die nu met woeste struiken volgegroeid was; zij moest goed opletten en voorzichtig loopen, zich vasthouden aan de takken van de jonge kastanjes naast haar, want het pad was smal en de grond zeer droog, en onder het loopen rolden dikwijls brokken aarde on der haar voeten weg en naar beneden in de groeve. Van tijd tot tijd hoorde zij het opge- wonden geblaf van Rex, als hij iets ontdekte belast zich met: HIT VERVAARDIGEN VAN ALLE DRUKWERKEN. HET PLAATSEN VAN ADVER- TENTIEN IN ALLE BLADEN. HEX LEVEREN VAN ALLE BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BOEKEN. HET LEVEREN TAN ABONNE- MENTEN 'OP ALLE BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BLADEN. Voordam 0 9, Alkmaar Ter oplossing voor deze week: PROBLEEM No. 867 1 van A. D. QUER1DO, Amsterdam. 18 Zwart: 8 schijven op 1,3, 8, 10/ 19, 20, 29, 36. Wit: 8 schijven op 12, 17, 26, 28, 37, 38, 39, 49. Oplossingen voor of op 8 Juli, Bureau van dit Blad Oplossing eindspel lie wedstrijdeindspel no. 62. De auteursoplossing is 1 f6. I<g6 2. Th7 Df6 3. Th6 en wint de Dame. De heer D. de Boer geeft: 1. f6 dreigt Dg5f Hierop heeft zwart twee zetten nl. 1 Df6 of B 1Kg6. A. 1. f6 Df6 B. 1. f6 Kg6 2. Th7f Kg6 2. Te51! Df6 3. Th6f Kh6 3. Th6f Kh6 4. Df6 Pg6 4. Df6 Tg6 5. Pe3 TgS 5. Th5f Kh5 6. Thl Th5 6. Dh4. 7. Pf5f Kh7 op 2 de5 8. Th5 mat. volgt 3. Pe5f Te5 4. Th6 mat. De tweede oplossing van den heer De B. is veel fraaier dan de autersopl. Maar deze scherpe beoordeellaar heeft nog een derde opl. gevonden n.l. 1. Te8 De8 (op 1Pg6 volgt 2 f6 Df6 3. Df6 en wint.) 2. Dg5f Pg6 3. f6f Kg8. 4. Th8t Kh8 5. Dh6t Kg8 6. Dg7 mat. Verder zijn goede oplossingen ingekomen van P. Ooijkaas en F. C. Laas, N. Termaat, die ook de 3e opl. vond. In 1918 is er tusschen Rubinstein en Schlechter een match gespeeld waarvan hier een der partijen volgt met annotaties van den laatsten Wit: Rubinstein. Zw. Carl Schlechter. D4 opening. 1. d4 Pf6. 2. c4 d6 3. Pc3 Pbd7 4. e4. Zoo laat zwart zijn tegenpartij on- bevochten 't centrum. De bedoeling hiervan is dit straks uiteen te slaan. 4e5. Dit is de eerste poging daartoe. 5. ge2 g6. Om't stuk op d4 met den L. via g7 aan te vallen. 6. g3 Lg7 7. Lg2 Dit fianchetteeren is nu wel noo- d'ig na deni 5en zit van wit. .7cd4 c 8. Pd4 00 9. 00 Pc5 zie de noot bij den 4en zet. 10. h3 Waarvoor? Beter was f3. 10TfeS 11. f3 Ld7 12. Le3 a6 om met b5 te vervolgen. 13. Dd2 Pe6 14. Kh2 b5 15. cb5 Pd4 om jacht op te maken, of waarvoor hij bang was. Zij voelde, dat haar toestand een beetje gevaarlijk was en bleef even stilstaan. Zij dacht er juist aan, om terug te keeren en een ander minder moeilijk pad op te zoeken, toen zij door een kreet van pijn van Rex aan de plek genageld bleef. Zij kon nog juist zien. dat de hond voor een seconde of minder een plek op den afbrekenden grond trachtte te vinden, toen verdween hij met een laatst ge- jank in een wolk van stof in de steile diepte. Zij slaakte een kreet, en haar eerste inval was orn dadelijk den hond te hulp te Snellen. Maar toen zij naar beneden keek, ontzonk de moed haar, wagt de kanten der helling wa ren uitgehold door de werking van regen en droogte beurtelings en de met gras begroeide randen-, die hier en daar door groote kluiten van doode wortels bijeengehouden werden Het was inderdaad een stuk van dezen rand, die losgelaten en Rex medegesleept had; en wat de stand van zaken nog gevaarlijker maakte, was, dat op dit punt een kolossale kluit van doode wortels met een groot stuk boomstam er nog aan vast, zich langzaam van den bodem losmaakte en ieder oogenblik in de diepte dreigde te vallen, wasrscnijnlijk boven op Rex. Het was het gezicht van dit laatste, grootste gevaar, dat Barbara een kteet ontrukt had, maar zelfs toen nog bere- kende zij de kansen, die zij had, om haar hond te bereiken, voordat de ramp gebeurde, toen zij plotseling een gebiedenden uitroep van „Sta stil!" hoorde en ookijkende, zag zij de sedaante van een man, die vlug naar den 16. Ld4 ab5 17. a3 Tab8 18. f4 Le6 gevaarlijk! daar de L. kan Nvorden aangevallen door den wit- ten f-pion. 19. Pd5 c6 20. Pf6 Lf6 21. f5! 5. Na Lf6. Df6 moet wit zich voor zijn b-pion in acljt nemen. 21. gi5 f 22. ef5 Lc4 23. Tfel Te5 Nog't bestc. Want na 23 Tel 24. Tel Lg5 25. Te8 De8 26. Dg5f KfS 27. Lg7 Kg8 28. Lh6 e» 'Dg7 mat. 24. Le5 Le5 25. Lc6 Df6 26. Te5. Wit geeft de kwaliteit terug. Hij verkeerde er tijd naar. Beter was Tbl 26de5 27. Le4 TdS 28. De3 Tg4 29. Tael Df8 30. f6 Anders volgt f7—f6 en zwart staa\ veilig. 30Df6 31. Lg2 Td3 Remise. 14e Wedstrijdeindspel no. 65. W&- m-" abode f g h Wit speelt en wint. Oplossing probleem No. 66 (lie Wed- striidprobleem) van G. Heathcote. Wit: Kb7 Dh6 Tdl Pf8 en g4 Ld3 pi b2 en b4- Zwart: I<d5 Tf2 Pa3 La8 pi b5 en d7. I1 Dh7 (dreigt Dd7: mat) VKd6 2. Dd7mat. LKc6 2. Dd7 mat. 1!Kd4 2. Le2 mat. I Tf7 2. Lb5: mat! II Pc4 2. Le4 mat. 1!Lc6 2. Le2 mat. 1 d6 2. Dc4 mat. Een meesterstuk met) prachtige matstellin' gen (zie Tf7Lb5) en een sleutelzet, die twee-vluchtvelden geeft. Goede opl. ontvangen vani F. C. Laas, D. de Boer, Jongedijk, Termaat en J. B. Jansen alien te Alkmaar. Probleem No. 69. (Wedstrijdprobleem No. 14) Zwart (7) H! Wit (10) Wit geeft mat in 2 zetten. 0 Het mesten van varkens. In verband met hun snelle ontwikkeling hebben de jonge varkens een groote behoeftc aan minerale bestanddeelen en wel in het bijzonder aan kalk- en fosforzure zouten. Aangezien de granen en de aardappels als fegel de hoofdmassa van de rantsoenen vor- men, welke producten arm aan de genoemde zouten zijn en tevens weinig keukenzout be- vatten, is het dikwijls noodig deze stoffen spe- ciaal aan het rantsoen toe te voegen. Voeder- middelen als vischmeel en diermeel, alsmede ondermelk en karnemelk, zijn voldoende rijk aan deze zouten, doch wanneer andere eiwit- rijke produften worden gebruikt om het rant soen op het gewenschte eiwitgehalte te bren gen, is een speciale bijvoedering van fosfor zure voederkalk en een weinig keukenzout gewenscht. Men kan deze grondstoffen het best met het meel, dat gevoederd wordt, men- gen, b.v. op 100 K.G. meel 1 K.G. fosfor- top van een jongen boom klom, welke met een scherpen hoek over den rand van den afgrond hing. De jonge boom boog onder zijn gewicht en weldra verscheen^hij, met beide handen den top omvattende, en mid den in de lucht recht boven de diepte han- gend, terwijl Barbare hem met ingehouden adem gadesloeg. Het volgende oogenblik liet hij los en viel in het dichte gras beneden Zijn bewegingen waren buitengewooii snel; hij was reecls weer opgestaan en liep vlug m de richting, waar de droevige kreten van Rex om hulp vroegen. Den hond op te nemen was het werk van een paar seconden: het volgen de oogenblik was er een vreeselijk geknetter en gekraak en de groote massa van wortels, boomstam en doode takken viel neer in de diepte, een groot stuk droge aarde met zich medesleepend. Barbara sloot haar oogen en durfde niet te kijken. Zij had den man zich over de plek zien buigen, waar Rex lag; zij had hem den hond zien opnemen; maar een, seconde later kwam het gekraak en daarna zag zij niets meer. Zij kreeg een akelig ge voel; met beide handen hield zij zich vast aan den jongen kasianjeboom achter haar, anders zou zij zeker voorover gevallen zijn. Een paar seconden gingen voorbij, toen opende zij haar oogen weer. De man klom tegen de verdere helling op; hij had den hond in zijn armen, wat zeker lastig voor hem was, want hij kwam maar langzaam voor- uit; hij had slchts een hand vrij om zich op te trekken aan het harde gras en de struiken, die den zandigen bodem bedekten. Wordt vervol gd. mm mm, n W/., y/MZ/

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5