AlKmaarsche Gouran!
Damrnbrieb.
%v
wTm
m w
i s
Schaabrubriek.
m m
mu:m
Ma
De hand met het lidteeken.
m mi
FEUILLETON.
0
N.V. Boek- en Han-
delsdrukkerij voorh,
Herms. Coster Zn.
0
1J I
i
v m i
- 9. 1
m n
Mi
ii DT m
Zaterdag 4 Juli.
Uit «nze Staatsmachine.
I m
Landbouw en Maatschappij.
No. 155 1925 j
Honderd Zeven en Twintigste Jaargang.
Rijk en Gemeente.
De Staatsmachine staat vrij wel stil, ten
minste de afdeeling: Wettenfabrikatie; de
beide Kamers der Staten-Generaal zijn met
vacantie uiteengegaan en de Ministers zitten
in afwachting van het oordeel, dat de kie-
zers over den algemeenen geest van hun werk
zullen vellen. Denkelijk zullen zij, hoe ook de
eitslag der stemming moge zijn v/ij schrij-
ven dit voor 1 Juli! ontslag vragen en
dan zou het dwaas genoemd mogen worden
om nu aan den vooravond, van den stemdag
wetsontwerpen in te dienen, waarvan zij
hoogstwaarschijnlijk niet de verdedigers zul
len zijn.
Bij gebrek aan niet-behandelde wetsontwer
pen van algemeen belang geeft de jaarver-
gadering van de Vereeniging van Nederland-
sche gemeenten ons aanleiding om een zaak
te bespreken, die de Voorzitter, Mr. J. P.
Fockema Andreae, burgemeester van Utrecht,
in zijn openingsrede op 25 Juni heeft aaqge-
roerd; de tientallen van jaren oude klacht
over de onvoldoende regeling van de finan-
cieele verhouding tusschen Rijk en. Gemeente.
Het vereenigingsleven heeft n.l. ook de ge
meenten aangegrepen; er zullen misschien
wel gemeenten zijn, die in de laatste jaren
ervaringen hebben opgedaan, die hun nu niet
zoo bijzonder deden dwepen met de vereeni-
gings- en bondvorrningskoortS, waardoor
groepen van hun dienstpersoneel waren aan
gegrepen, maar blijkbaar hebben ook de ge
meenten ingezien, dat door samenwerking
en onderlinge voorlichting en door gemeen-
schappelijk optreden wellieht wat meer te be-
reiken was dan door de eenlingen. Dat kon
al een reden tot vereeniging zijn. Maar bo-
vendien is er in den loop der jaren zoo groote
verandering in Staats- en gemeejitelijke be-
moeiing ingetreden, dat ook de kleinere ge
meenten voor vragen kwamen te staan, die in
de grootere al beantwoord waren of waar-
voor het antwoord gezocht werd; zoodat de
kleinere voordeel konden trekken van de er-
varing der groote, en voor dezc laatsten was
onderling overleg waar het steeds weer nieu-
we moeilijkheden gold, ook \yel gewenscht.
Op die geweldige vermeerdering van be-
moeiingen der gemeenten komen wij hieron-
der of in een volgend artikel terug.
De Voorzitter dan van de Vereeniging van
Nederlandsche gemeenten wees er op, dat de
Staat van de gemeenten zulke zware lasten
vergt zonder die te vergelden of ze voldoende
te vergoeden, dat die druk belemmerend werkt
op de gemeentebesturen. Wel zijn de crisis-
v tnaatregelen zoo goed als vervallen, maar tel-
kens worden nieuwe wetten uitgevaardigd,
die weer nieuwe vrijheidsbelemmering voor
de gemeenten scheppen, kosten van uitvoering
eischen of werkzaamheden vorderen van twij
felachtige noodzakelijkheid.
De Voorzitter sprak den wensch uit1
„dat eindelijk de financieele verhouding
tusschen het Rijk en de gemeente goed in wet
of wetten zal worden geiegeld, zoodat wij
niet langer behoeven te leven onder een van
onzekerheden overvloeiend en allicht tot wil-
lekeurigheden voerend stejsel van subsidiee-
ring en begiftiging onder allerlei, niet wet-
telijk begrensde, voorwaarden."
Ter verduidelijking moeten wij even wij zea
op de verrieeling van de taak van de Over-
heid over Rijk en Gemeente. Uit .len aard der
zaak dient de Staat te zorgen voor hetgeen
tot't welzijn van't volk noodig is. Hij doet
dit uit kracht van het Staatsgezag, door mid-
del van zijn organen. Maar tot die organen
behooren ook de gemeenten en de Staat
eischt van dezen of uit kracht.van een bij
zondere opdracht, of volgens een algemeene
opdracht diensten bij de uitvoering der wet
ten. Soms hebben enkele gemeenten haar be-
moeiing uitgestrekt tot een of andere zaak
van plaatselijk gemeentebelang en zich dus
vrijwillig een nieuwe taak opgelegd; maar
ongewoon is het niet, dat zulk een bemoeiing
door het Rijk als algemeene maatregel wordt
overgenomen, terwijl dan de Staat van alle
gemeenten medewerking voor de uitvoering
eischt.
Zoo wordt de taak der Gemeente vergroot.
Elke nieuwe wet bijna, vergt medewerking uit
de gemeenten, hetzij van den Burgemeester
als vertegenwoordiger van het Centraal ge-
zag, hetzij van B. en W., hetzij van den Raad.
Artikel 144 van de Grondwet luidt in al. 3:
Wanneer de wetten, algemeene maatre
gelen van bestuur of de provinciale veror-
deningen het vorderen, verleenen de ge
meentebesturen hunne mede\Verking tot
Uit het Engelsch van Baronesse Orczy.
(Geautoriseerde vertaling van A. T.)
35)
Maar Barbara was er de vrouw niet-naar,
om lang bij haar eigen zorgen stil te blijven
staan. Tubal was in haar oogen zoo diep go-
zonken, dat het denken alleen aan hem een
vernedering geworden was: Zij bande Tubal
uit haar gedachten als ongedierte, en haar
gedachten keerden weer tct Jim terug. Maar
waarom Jim? Zij moest dat inderdaad zich-
zelf afvragen, want hij was niets voor haar;
slechts in naam een getrouwde vrouw, ver-
langde zij naar volkomen vrijheid, zoodra
deze onrustige tijden voorbij waren. Maar
toch moest zij aan Jim denken, zijn hulpe-
loosheid, ziek, en die afschuwelijke Tubal
loerend op den achtergrond, die een schande-
lijken koop sloot met kolonel Scrape en het
geld telde, dat hem voor zijn verraad betaald
was. Zij hd haar best gedan, Jim te red
den en het was haar mislukt: kon een ab
stract verlangen, om een onrecht te herstel-
len, meer van haar eischen? Waarschijnlijk
niet. Toch kon zij zich niet losmaken van de
gedachten aan Jim. Zij had ontzettend mede-
lijden met hem. Ja, zoo was het. Zij had me-
delijden met hem, omdat hij ziek en hulpeloos
was, en misschien vertrouwen stelde in den
Judas, die hem verried. Zij voelde een vaag,
moederlijk gevoel voor hem in haar ziel ent-
ultvoerlng 'daarvan.
Van vergoeding van bewezen diensten is
hier geen sprake. En in art. 126 der Grond
wet lezen.wij;
Wanneer ter uitvoering van wetten van
algemeene maatregelen van bestuur, van
Onze daartoe betrekkelijke bevelen en van
provinciale reglementen en verordeningen
door het gemeentebestuur moet worden
medegewerkt, geschiedt dit door Burge
meester en Wethouders.
Vorderen de wetten, maatregelen, beve
len, reglementen of verordeningen eene be-
paalde medewerking van den Raad en
wordt die door dezen geweigerd, dan voor-
zien Burgemeester en Wethouders daarin.
Ook hier geen kwestie van vergoeding, en
opmerkelijk, dat de wetgever reeds het geval
stelt, dat de Raad als vertegenwoordiger der
burgerij, de medewerking weigert.
En toch, toen die bepaling werd opgeno-
men, was er nog geen sprake van, en kon
niemand vermoeden, dat eenmaal de last van
de geeischte medewerking te zwaar zou wor
den voor de gemeenten.
Herhaalde malen hebben de gemeenten ge-
klaagd over de toenemende eischen van de
Rijksregeering en meermalen hebben opvol-
gende regeeringen beloften en toezeggingen
gedaan, dat de financieele verhouding tus
schen Staat en Gemeente zou worden gere-
geld, maar bij die toezeggingen is het geble-
ven, al is het waar, dat een paar malen een
StaatsQommissie is ingesteld om het belang-
rijke vraagstuk in studie te nemen.
De gemeenten moeten maar geduldig wach-
ten, zoo geduldig, dat zij er ongeduldig on
der worden; een verontschuldiging is er:
dat het vraagstuk zeer moeilijk is, omdat er
bijna geen mogelijkheid is om eenigszins
nauwkeurig te bepalen, wat het Rijk voor
de bewezen diensten schuldig zou zijn, te
meer, omdat die diensten telkens veranderen,
hetzij doordat nieuwe wetten eischen stellen;
hetzij doordat bestaande wetten vervallen;
hetzij doordat plaatselijke bepioeiingen tot
algemeene maatregelen worden gemaakt.
Reikhalzend zien de gemeenten uit naar
een behoorlijke regeling.
Men zal misschien hiertegen aanvoeren,
dat toch jaarlijks een niet onbelangrijke som
op de Staatsbegrooting wordt uitgetrokken
als uitkeering aan de gemeenten. Volkomen
waar; maar om die te beoordeelen dient men
de geschiedenis er van te kennen, al is het
in grove trekken. En men dient ook in aan-
merking te nemen, dat verschil bestaat tus
schen de algemeene en de bijzondere uitkee-
ringen, welke laatsten betreffen: het onder
wijs, de ziektenwet, de Woningwet, Landar-
beiderswet, Warenwet, Vleeschkeuringswet
e.d.g.
De algemeene uitkeering dateert van 1865,
toen het heffen van stedelijke accijnzen op
levensmiddelen verboden en er bepaald werd,
dat de gemeenten als schadeloosstelling 4/5
van de opbrengst der personeele belasting
zouden genieten.
Sedert dien tijd is geen nieuwe grond voor
de uitkeering aangegeven, wel een andere
grondslag voor de berekening, zooals wij zul
len zien. En nu is het wel een beetje eigen-
aardig, dat de afschaffing van stedelijke hef-
fingen in 1865 nog steeds het motief is ge-
bleven v'oor de uitkeering. Sedert 1865 is
onze geheele maatschappij veranderd; al het
werk, waarvoor de gemeenten nu vergoeding
wenschen, is na 1865 ontsjaan, behalve o.a.
het onderwijs.
De opbrengst van de Personeele belasting
nam bij de vermeerdering van de bevolking
en de wassende welvaart toe, en dus steeg
ook het vier-vijfde. Zoo werd in 1885 het be-
drag, dat uitgekeerd zou worden gefixeerd,
d.i. er werd bepaald, dat de uitkeering zou
bedragen het gemiddelde over de drie vooraf-
gaande jaren.
De opbrengst bleef stijgen en het Rijk had
er voordeel bij; maar dat de gemeenten meer
moesten uitgeven voor Rijksdiensten werd
voorloopig niet in aanmerking genomen.
Eindelijk werd bij de wet van 24 Mei 1897
een nieuwe maatstaf ingevoerd. Het Rijk zou
een zeker bedrag per hoofd van de bevolking
uitkeeren. Bij de bepaling daarvan werd ge-
rekend met de kosten van bepaalde onderdee-
len van den gemeentedienst, maar de eenige
vaste maatstaf bleef het aantal inwoners en
met de toeneming van het werk en de onkos-
ten werd niet gerekend. Bovendien werd de
hoogere bijdrage voor het onderwijs sedert
1906 in mindering gebracht. Dat was dus de
tweede maal, dat het Rijk naar zich toe re
kende.
De oorlogsjaren en crisisjaren hebben den
nood der gemeenten verzwaard.
Allerlei maatregelen kwamen ten laste der
gemeenten; de uitgaven stegen; de loonen
en onkosten namen toeende waarde van
het geld verminderde, terwijl de som, die het
Rijk uitkeerde per hoofd der bevolking in
guldens uitgedrukt dezelfde bleef, al vermin
derde de waarde van die guldens.
waken, een gevoel, waarvan geen werkelijk
goede vrouw ooit geheel vrij is het gevoel
van mddelijden met wat zwak is, afgeschei-
den van eenige vraag van vijandschap, een
innerlijk verlangen, om te beschermen
§4.
's Avonds besprak Barbara de zaak weer
met kolonel Scrape. Daar Squire Brent nog
weg was, had zij het gevoel, dat zij vrijer
spreken kon. Maar ofschoon de kolonel heel
vriendelijk naar haar Juisterde, leidde hij
haar van het onderwerp af, alsof zij een
kind was. Deze zaken, zeide hij, waren t
pijnlijk voo» vrouwen, om te bespreken. In
ieder geval was er nu niets, om bezorgd over
te zijn, en zij moest haar mooie hoofdje maar
liever met prettigjr dingen bezig houden. Hij
had Longshankes niet weer gezien en buiten
twijfel had die schelm, Fiennes, de buurt nu
wel verlaten.
Hij streelde Barbara's hand, glimlachte
goedhartigen gaf haar het gevoel van een
kind, wien men zegt, dat het heen moest gaan
en spelen. De kolonel beloofde haar, dat hij
zijn best zou doen, als Jim hem in handen
viel, hetgeen, naar zijn zeggen, zeer onwaar-
schijnlijk was, maar terwijl hij de belofte af-
legde, vreesde Barbara, dat hij geen plan
had, ze te houden. In deze dagen verloren de
menschen alle gevoel van m'enschlievendheid,
zij vochten zoo hardnekkig, haatten elkander
zoo bitter, dat er in hun harten geen plaats
voor medelijden of zachtheid was.
HOOFDSTUK III.
1. Herinneringen.
Op een warmen middasr in de laatste da-
Toen Eeeft wel Set irijk enkele gemeenten
ondersteund, doch slechts tijdelijk; van een
afdoende herziening isvniets gekomen. Onder-
tusschen heeft het Rijk veel aanslagen ge
daan op het belastinggebied der gemeenten.
Het heeft ook den gemeenten daarentegen
enkele nieuwe bronnen van belastingheffing
aangewezen, maar bijzonder bruikbaar wa
ren die niet; zoo b.v. het recht om belasting
te heffen van de industrieen, die zich in de
gemeente vestigden en dat in een tijd, toen
men de nijverheid wilde bevorderen; of het
recht om alien te plukken, die de brutaliteit
mochten hebben om hun vacantie in de ge
meente door te brengen, en op wier toene-
mend aantal de neringdoenden hoopten.
Voorloopig genoeg om aan te toonen, dat
er grond is voor de klachten der gemeenten
en voor haar wenschen tot be+ere regeling.
Over de wassende behoeften der gemeenten
spreken wij nader.
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No. 866.
Stand:
Zwart: 15 schijven op 1, 10, 17/25, 28,
30, 31, 37.
Wit: 13 schijven op 11, 33, 34, 38, 39,
43/50.
O p 1 o s s i n g
1. 47—41 1. 17 6
2. 41 32 2. 28 37
3. 34—29 3. 23 34
4. 45—40 4. 34 45
5. 38—32 5. 37 28
6. 33—29 6 24 33
7. 43—38 7. 33 42
8. 48 17 8. 17 6
9. 39—34 9. 30 39
10. 44: 4!
Goede oplossingen ontvingen wij van de
heeren: W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling
en A- List te Alkmaar.
UIT DE PARTIJ.
De volgende stand kwam voor in den wed-
strijd om het "kampioenschap van Amster
dam in de partij KellerKoperberg.
wm m
Zwart: 5 schijven op 15, 17, 20, 31, 36.
Wit: 6 schijven op 18, 19, 24, 28, 29, 47.
Met wfa aan zet had het Spel het volgende
verloop:
1. 19—13 1. 31—37
2 13— 8 2. -37—41
3. 8— 2 3. 41—46
4. 28—23 4. 46 35
5. 18—13 5. 35 8
6. 2 30 6. 2025 (gedw.)
(Wit dreigt door 47—41 en 30—35 te win-
nen).
7. 30—39 7. 17—21
8. 39—43 8. 21—26
9. 2924 wint.
De tweede stand is uit een par Of van
H. de Jongh
Zwart: 10 schijven op 3, 7, 12, 16/20, 22,
25.
Wit: 11 schijven op 27, 28, 31, 33, 34, 36,
38, 40, 42, 44, 45.
Het verloop was aldus:
1. 44—39 1. 25—30
2. 34 23 2. 18 29
3. 33 24 3. 22 35
4. 24—20 4. 3— 9
5. 38—33 5. 17—22
6. 27:18 6. 12 23
7. 31—27 7. 7—12
8. 36—31 8. 12—18
9 3126 met gewonnen stand.
gen van Juni dwaalde Barbara alleen in de
bosschen van Row Barrow. Zij was de laat
ste dagen veel alleen geweest, omdat de Squi
re nu meer weg dan thuis was, Matthew was
ziek, en het gezelschap van juffrouw Lake
was te vervelend, om lang te verdragem Tot
gezelschap had zij haar gedachten en Rex
den jongen patrijshond, den opvolger in haar
genegenheid voor Dina, die een paar jaar
geleden gestorven was. Zij dwaalde door een
laag kastanjebosch, en genoot van den vol
komen vrede, die een bijzonder kenteeken van
bosschen is, en die ontstaat uit de duizend en
een onbepaalde geluiden, die den wandelaar
een heerlijk gevoel van afzondering en rust
geven; het geritsel der bladeren van het vo-
rige jaar, het gekraak van vallende, kleine
takjes, het plotselinge gesuis van onzichtbare
vleugels, de roep van vogels en het getippel
van kleine pootjes. Barbara liep over, een
smal pad, dat langs een steile helling op den
smallen weg uitkwam, die haar naar Brough-
ton zou terugbrengen. Aan haar linkerhand
was het kreupelbosch zeer dicht, als een
muur, die met weelderig, jong blad bedekt is;
aan haar rechterhand viel de grond recht ne-
der in wat eens een zandgroeve geweest was,
en die nu met woeste struiken volgegroeid
was; zij moest goed opletten en voorzichtig
loopen, zich vasthouden aan de takken van de
jonge kastanjes naast haar, want het pad
was smal en de grond zeer droog, en onder
het loopen rolden dikwijls brokken aarde on
der haar voeten weg en naar beneden in de
groeve. Van tijd tot tijd hoorde zij het opge-
wonden geblaf van Rex, als hij iets ontdekte
belast zich met:
HIT VERVAARDIGEN VAN ALLE
DRUKWERKEN.
HET PLAATSEN VAN ADVER-
TENTIEN IN ALLE BLADEN.
HEX LEVEREN VAN ALLE
BINNEN- EN BUITENLANDSCHE
BOEKEN.
HET LEVEREN TAN ABONNE-
MENTEN 'OP ALLE BINNEN- EN
BUITENLANDSCHE BLADEN.
Voordam 0 9, Alkmaar
Ter oplossing voor deze week:
PROBLEEM No. 867 1
van A. D. QUER1DO, Amsterdam.
18
Zwart: 8 schijven op 1,3, 8, 10/ 19, 20,
29, 36.
Wit: 8 schijven op 12, 17, 26, 28, 37, 38,
39, 49.
Oplossingen voor of op 8 Juli, Bureau van
dit Blad
Oplossing eindspel lie wedstrijdeindspel
no. 62. De auteursoplossing is 1 f6. I<g6 2.
Th7 Df6 3. Th6 en wint de Dame.
De heer D. de Boer geeft:
1. f6 dreigt Dg5f
Hierop heeft zwart twee zetten nl. 1
Df6 of B 1Kg6.
A. 1. f6 Df6 B. 1. f6 Kg6
2. Th7f Kg6 2. Te51! Df6
3. Th6f Kh6 3. Th6f Kh6
4. Df6 Pg6 4. Df6 Tg6
5. Pe3 TgS 5. Th5f Kh5
6. Thl Th5 6. Dh4.
7. Pf5f Kh7 op 2 de5
8. Th5 mat. volgt 3. Pe5f Te5
4. Th6 mat.
De tweede oplossing van den heer De B.
is veel fraaier dan de autersopl. Maar deze
scherpe beoordeellaar heeft nog een derde
opl. gevonden n.l.
1. Te8 De8 (op 1Pg6 volgt 2 f6
Df6 3. Df6 en wint.)
2. Dg5f Pg6 3. f6f Kg8. 4. Th8t Kh8
5. Dh6t Kg8 6. Dg7 mat.
Verder zijn goede oplossingen ingekomen
van P. Ooijkaas en F. C. Laas, N. Termaat,
die ook de 3e opl. vond.
In 1918 is er tusschen Rubinstein en
Schlechter een match gespeeld waarvan hier
een der partijen volgt met annotaties van den
laatsten
Wit: Rubinstein. Zw. Carl Schlechter.
D4 opening.
1. d4 Pf6.
2. c4 d6
3. Pc3 Pbd7
4. e4. Zoo laat zwart zijn tegenpartij on-
bevochten 't centrum. De bedoeling
hiervan is dit straks uiteen te slaan.
4e5. Dit is de eerste poging
daartoe.
5. ge2 g6. Om't stuk op d4 met den
L. via g7 aan te vallen.
6. g3 Lg7
7. Lg2 Dit fianchetteeren is nu wel noo-
d'ig na deni 5en zit van wit.
.7cd4 c
8. Pd4 00
9. 00 Pc5 zie de noot bij den 4en zet.
10. h3 Waarvoor? Beter was f3.
10TfeS
11. f3 Ld7
12. Le3 a6 om met b5 te vervolgen.
13. Dd2 Pe6
14. Kh2 b5
15. cb5 Pd4
om jacht op te maken, of waarvoor hij bang
was.
Zij voelde, dat haar toestand een beetje
gevaarlijk was en bleef even stilstaan. Zij
dacht er juist aan, om terug te keeren en een
ander minder moeilijk pad op te zoeken, toen
zij door een kreet van pijn van Rex aan de
plek genageld bleef. Zij kon nog juist zien.
dat de hond voor een seconde of minder een
plek op den afbrekenden grond trachtte te
vinden, toen verdween hij met een laatst ge-
jank in een wolk van stof in de steile diepte.
Zij slaakte een kreet, en haar eerste inval was
orn dadelijk den hond te hulp te Snellen.
Maar toen zij naar beneden keek, ontzonk de
moed haar, wagt de kanten der helling wa
ren uitgehold door de werking van regen en
droogte beurtelings en de met gras begroeide
randen-, die hier en daar door groote kluiten
van doode wortels bijeengehouden werden
Het was inderdaad een stuk van dezen rand,
die losgelaten en Rex medegesleept had; en
wat de stand van zaken nog gevaarlijker
maakte, was, dat op dit punt een kolossale
kluit van doode wortels met een groot stuk
boomstam er nog aan vast, zich langzaam
van den bodem losmaakte en ieder oogenblik
in de diepte dreigde te vallen, wasrscnijnlijk
boven op Rex. Het was het gezicht van dit
laatste, grootste gevaar, dat Barbara een
kteet ontrukt had, maar zelfs toen nog bere-
kende zij de kansen, die zij had, om haar
hond te bereiken, voordat de ramp gebeurde,
toen zij plotseling een gebiedenden uitroep
van „Sta stil!" hoorde en ookijkende, zag zij
de sedaante van een man, die vlug naar den
16. Ld4 ab5
17. a3 Tab8
18. f4 Le6 gevaarlijk! daar de L.
kan Nvorden aangevallen door den wit-
ten f-pion.
19. Pd5 c6
20. Pf6 Lf6
21. f5! 5. Na Lf6. Df6 moet wit zich voor
zijn b-pion in acljt nemen.
21. gi5 f
22. ef5 Lc4
23. Tfel Te5 Nog't bestc. Want na 23
Tel 24. Tel Lg5 25. Te8 De8 26.
Dg5f KfS 27. Lg7 Kg8 28. Lh6 e»
'Dg7 mat.
24. Le5 Le5
25. Lc6 Df6
26. Te5. Wit geeft de kwaliteit terug.
Hij verkeerde er tijd naar. Beter was
Tbl
26de5
27. Le4 TdS
28. De3 Tg4
29. Tael Df8
30. f6 Anders volgt f7—f6 en zwart staa\
veilig.
30Df6
31. Lg2 Td3 Remise.
14e Wedstrijdeindspel no. 65.
W&-
m-"
abode f g h
Wit speelt en wint.
Oplossing probleem No. 66 (lie Wed-
striidprobleem) van G. Heathcote.
Wit: Kb7 Dh6 Tdl Pf8 en g4 Ld3 pi b2
en b4-
Zwart: I<d5 Tf2 Pa3 La8 pi b5 en d7.
I1 Dh7 (dreigt Dd7: mat)
VKd6 2. Dd7mat.
LKc6 2. Dd7 mat.
1!Kd4 2. Le2 mat.
I Tf7 2. Lb5: mat!
II Pc4 2. Le4 mat.
1!Lc6 2. Le2 mat.
1 d6 2. Dc4 mat.
Een meesterstuk met) prachtige matstellin'
gen (zie Tf7Lb5) en een sleutelzet, die
twee-vluchtvelden geeft.
Goede opl. ontvangen vani F. C. Laas, D.
de Boer, Jongedijk, Termaat en J. B. Jansen
alien te Alkmaar.
Probleem No. 69.
(Wedstrijdprobleem No. 14)
Zwart (7)
H!
Wit (10)
Wit geeft mat in 2 zetten.
0 Het mesten van varkens.
In verband met hun snelle ontwikkeling
hebben de jonge varkens een groote behoeftc
aan minerale bestanddeelen en wel in het
bijzonder aan kalk- en fosforzure zouten.
Aangezien de granen en de aardappels als
fegel de hoofdmassa van de rantsoenen vor-
men, welke producten arm aan de genoemde
zouten zijn en tevens weinig keukenzout be-
vatten, is het dikwijls noodig deze stoffen spe-
ciaal aan het rantsoen toe te voegen. Voeder-
middelen als vischmeel en diermeel, alsmede
ondermelk en karnemelk, zijn voldoende rijk
aan deze zouten, doch wanneer andere eiwit-
rijke produften worden gebruikt om het rant
soen op het gewenschte eiwitgehalte te bren
gen, is een speciale bijvoedering van fosfor
zure voederkalk en een weinig keukenzout
gewenscht. Men kan deze grondstoffen het
best met het meel, dat gevoederd wordt, men-
gen, b.v. op 100 K.G. meel 1 K.G. fosfor-
top van een jongen boom klom, welke met
een scherpen hoek over den rand van den
afgrond hing. De jonge boom boog onder
zijn gewicht en weldra verscheen^hij, met
beide handen den top omvattende, en mid
den in de lucht recht boven de diepte han-
gend, terwijl Barbare hem met ingehouden
adem gadesloeg. Het volgende oogenblik liet
hij los en viel in het dichte gras beneden
Zijn bewegingen waren buitengewooii snel;
hij was reecls weer opgestaan en liep vlug m
de richting, waar de droevige kreten van Rex
om hulp vroegen. Den hond op te nemen was
het werk van een paar seconden: het volgen
de oogenblik was er een vreeselijk geknetter
en gekraak en de groote massa van wortels,
boomstam en doode takken viel neer in de
diepte, een groot stuk droge aarde met zich
medesleepend. Barbara sloot haar oogen en
durfde niet te kijken. Zij had den man zich
over de plek zien buigen, waar Rex lag; zij
had hem den hond zien opnemen; maar een,
seconde later kwam het gekraak en daarna
zag zij niets meer. Zij kreeg een akelig ge
voel; met beide handen hield zij zich vast
aan den jongen kasianjeboom achter haar,
anders zou zij zeker voorover gevallen zijn.
Een paar seconden gingen voorbij, toen
opende zij haar oogen weer. De man klom
tegen de verdere helling op; hij had den hond
in zijn armen, wat zeker lastig voor hem
was, want hij kwam maar langzaam voor-
uit; hij had slchts een hand vrij om zich op
te trekken aan het harde gras en de struiken,
die den zandigen bodem bedekten.
Wordt vervol gd.
mm mm,
n
W/.,
y/MZ/