Alkmaarsehe Ocurant
Kermis en Alcoholpbmik
Sluitingsuur Kermis, cafe's, enz.
Aan het strand der Noordzee,
Zaterdag 22 Augustus.
Londensch aanteekenboek.
No.197 1925
Honderd Zeven en Twintigste Jaargang.
ALKMAAR.
POLITIEMAATREGELEN BIT DE
MOTORWEDSTRIJDEN.
Op 23 Augustus a.s. wordt, zoowd bij den
aanvamg als bij afloop, liet rijverkeer in een
richting geleid en wel door de Nieuwpoorts
laan in de richting Heiloo en langs den Ken-
nemerstraatweg in de richting Alkmaar.
Va-naf 12 uur n.m. zijn de Nieuwpoort-
steeg en de Langelaan aan die straatwegzijde
voor het rijverkeer gesloten. Alle voertuigen
verkeer gaat over de Nieuwpoortslaan, in-
gang Vierstaten.
Voor het Sportpark zijn drie ingaingen;
gerekend vanaf den Hout, zijn de EERSTE
en de TWEEDE IN GANG bestemd voor
Het loopende publiek, terwijl de D'ERDE
1NGANG bestemd is voor auto's, andere
voertuigen, motorrijwielen en fietsen. welke
op het terrein wordem gestald.
Op de Zaudersloot, waar een ingang 'is
voor het loopend1 publiek, worden geen rij-
wielen toegelaten en mogeo aldaar co-k niet
aan de hand wordm vervoerd.
Op het middenterrein wordt indemand toe
gelaten, die niet voorzien is van een daarvoor
geldige kaart, welke strikt persoonilijk is.
Voertuigen mogen niet langer dan noodig
is, voor in- en uitlaten van passagiers, zich
in de Nieuwpoortslaan ophouden.
Voor stationneerende rijtuigen en auto's is
gelegenheid bij de Vierstaten.
Vruchtenwagens en ijswagens enz. worden
bij de Vierstaten niet toegelaten.
Voetgangers, die zich naar het terrein be-
geven, worden verzocht den rechterkant van
cen weg te houden.
Het einde der motorreninen wordt door
belluiden bekend gemaakt. v
Na afloop kan het publiejc door alle uit-
gangen, welke op het terrein aanwezig zijn,
vertrekken.
Bij het uitgaan moeten de voertuigen en
rijwielen wachten tot het loopende publiek
vertrokken is en is het rijverkeer uitsluitend
in een richting, via Nieuwpoortslaan-Lange-
laan naar den Kennemerstraatweg.
Publiek hetwelk zich op het terrein be-
vindt en na afloop met auto's of andere voer
tuigen wenscht te vertrekken, moet aan den
DEROEN INGANG instappen.
Als SLUITINGSUUR voor de kermis,
cafe's en andere inrichtingen is vastgesteld:
van 22 tot en met 27 Augustus 1925 tot
des nachts 1 uur en van 28 tot en met 30
Augustus 1925 tot des nachts 2 uur.
DE COMMISSARIS VAN ROLITIE te
ALKMAAR maakt bekend, dat tijdens de
kermis van 22 tot en met 30 Augustus
1925 slechts voor een beperkt aantal
straatorgels of straatmuziekcorpsen ver-
gunning zal worden verleend.
Kunstenmakers, acrobaten, dierenver-
tooningen, straatzangers, boeienkoningen,
degenslikkers, enz. enz., worden BESLIST
NIET op den openbaren weg TOEGE
LATEN. Verder wordt de aandacht ge-
vestigd op de bepaling in de ARBEIDS-
WET, betrekkelijk JEUGDIGE, PERSO-
NEN, die luidt:
Een jeugdig persoon mag geen arbeid
verrichten, bestaande in gevaarlijke kunst-
verrichtingen en in het deelnemen aan
kunstverrichtingen voor zoover dit gevaar
oplevert. (De wet verstaat onder jeugdige
personen, zoowel jongens als meisjes be-
neden 18 jaar.)
Drankmisbruik is een ergerlijk kwaad;
laten de gebruikers van alcoholhoudende
dranken hieraan denken en tijdens de ker-
misdagen er ook vooral voor zorgen, dat'
drankmisbruik voorkomen wordt. Wan-
neer in dezen de vcrgunning--en verlof-
houders krachtig meewerken kan'veel d-
lende worden voorkomen en zal ook de
kermis kunnen zijn een ordelijk tijdperk
zonder dat het aan anderen aanstoot geeft.
De Commissaris van Politic verwarht
daarom, dat geen drankmisbruik zal voor
komen en een ieder, waar op deze inhoud
betrekking heeft, zal medewerken tot hand-
having van orde en bewaren van een goe-
den geest.
Teun, de Noordzeevisscher, had eerder het
visschersbedrijf uitgeoefend op de Zuiderzee.
Hi] verdiende toen een dikken boterham met
net visschen van oesters, mossels en andere
weekdieren, zoodat hij zijn aardig huisje en
z n schuitje geheel boven water gevischt had.
Geweldige stormen hadden evenwel de
oesterbanken bedorven, zoodat er later "-een
droog brood meer voor zijn gezin te winnen
was. Zijn beide zoons hadden vader trouw
bij .het werk geholpen en gelukkig hac' men
gewerkt, en juist had men besloten, dat va
der Feun het volgend jaar thuis zou blijven
daar dan de jongens het werk voort konden
zetten. Teun kon dan thuis voor de netten en
de korren zorgen en meerdere karweitjes ver
richten, ook voor moeder, die een mankement
aan het been had, maar overigens uitstekend
van 'ezondheid was.
Doch Teun en zijn gezin wikten, en de
stormen beschikten, Het getij was verloopen,
en de bakens dienden verzet te worden, wil-
de men niet met achteruitgang bedreigd
worden. Er werd dan ook, hoewel noode,
besloten, de kleine schuit te verkoopen en een
flinke Noordzeeboot te laten bouwen. Aldus
geschiedde.
feun zag er wel tegenop, nog naar de
Noordzee te gaan, en hij gevoelde ook wel,
nu nog lange jaren te moeten varen, doch't
was niet anders. De jongste zoou zou nog
eenigen tijd thuis blijven en voor het eerste
J3af zou er een flmk'e kriecfi! mee vareii, 'die
met de Noordzeevisscherij op de hoogte was.
En zoo zagen we Teun voor het eerst met
„De Vrouw Grietje" naar zee stevenen. 't
Was, of Teun er moed op gekregen had, toen
hij in de Noordzee kwam. Wel had hij dik-
wijls van de gevaren van dit groote water
gehoord, maar hij had er nooit iets van ge-
zien.
Wat Teun eerst erg vreemd was, dat was
de nachtelijke arbeid, maar ook daar zou hij
wel spoedig aan gewoon raken, evenals aan
de veranderde bezigheden. De schippers-
knecht, die den eersten tijd als schipper fun-
geerde, onderrichte Teun en zijn oudsten
zoon ook in het brei- en boetwerk, en 't
spreekt wel vanzelf, dat h.ervoor een goed
weekloon betaald moest worden. Evenwel
vielen de opbrengsten nogal mee, zoodat het
wel zou gaan, dacht Teun. En in den zomer
ging't ook wel. Maar op elken zomer volgt
een minder goed getijde, en toen October
kwam, was't uit met de goede dagen. Meer-
malen ging men des morgens met goed weer
naar buiten, doch van visschen was dikwijls
geen sprake, daar men voor harden wind of
zware deining weer naar binnen moest. De
winter bracht ook niet veel winst aan, en toen
Teun zijn eerste jaarrekening gemaakt had,
bleek't hem, dat er niets oververdiend was.
't Tweede jaar zou evenwel beter kunnen
worden, want nu zou de jongste zoon ook
meevaren en de knecht was niet meer noo
dig. Hierdoor kan wekelijks een aardig be-
drag uitgewonnen worden. 't Werd er nu
voor moeder Grietje niet beter op. Ze had nu
een jaar lang haar zoon Piet bij zich gehad,
en nu moest ze gedurig de geheele week al-
leen zijn, want bij goed weer ging men des
Maandags naar zee, om niet voor des Zater-
dags terug te keeren. En dan duurdq zoo'n
week een eeuwigheid voor de arme moeder.
Bovendien had zij soms zoo'n vreemd, zoo'n
angstig gevoel, juist of haar iets verschrikke-
lijks boven het hoofd hing. Zeggen deed ze
het niet, wanneer haar man en haar kinderen
opnieuw haar het groote zeemansgraf voe-
ren, maar dikwijls kon ze de gedachte niet
onderdrukken, dat het wel eens voor het-
laatst zou kunnen zijn. Toeh trachtte ze tel-
kens een vroolijk gelaat te ?etten, wanneer de
dierbaren afscheid van haar namen. Voor
het gevoel van moeder Grietje was de storm-
ramp, waarbij de oesterbanken onder het
zand geslagen waren, zeer groot, want an
ders had haar man thuis kunnen blijven en
voor de zoons zou ze bij de Zuiderzee-werk-
zaamheden geen angst hebben gehad.
Wederom was een jaar voorbij gegaan eh
Teun oefent nu al weer twee jaren het Noord-
zeevisschersbedrijf uit. Waar is de tijd ge-
bleven!
Voor de tweede maal heeft Teun de reke-
ning opgemaakt en ook nu heeft'de Noordzee
hem geen schatten aangebracht. Had hij ook
nu met een knecht moeten varen, dan was hij
bepaald armer geworden. Nu kon hij, zon
der eenig bedrag voor achteruitgang van hetj
schip in de rekening op te nemen, zoowat
zeggen de oude knecht gebleven zijn. Als't
zoo doorging, dan vreesde hij.vooreerst wel
geen broodgebrek, maar toch maakte hij zich
ernstig bezorgd voor de toekomst van zijn
jongens.
Wat zou de tijd opleveren? Zouden ze de
concurrentie tegen de trawlervisscherij kun
nen volhouden? Of zou misschien de tijd aan-
breken, dat de schuit verkocht moest worden,
zoodat er voor de zoons niets overbleef, dan
een plaats te zoeken op bom of logger? 't
Waarin angstige vragen, die het vaderhart
gedurig bestormden. En niet steeds waren
de voorhoofdsplooien weer geeffend, als hij
bij zijn Grietje, die het wel zag, al zeide ze
het niet, terugkeerde. Dat bracht gedruktheid
in huis, en het gezin, dat eerder zoo vroolijk
en opgewekt kon zijn, gaf in den laatsten tijd
meermalen te zien een beelcl van neerslachtie:-
heid.
Hoort ge het, hoe de stormwind giejt?
Ja, ge hoort het wel, die daar rustig neder-
zit in uw goed verwarmd vertrek en ge troost
u met de gedachte, dat op harden wind stilte
zal volgen. Maar verlaat eens uw huis en
ga naar het havenhoofd, waar tal van man-
nen met onrust verbeiden de terugkomst
van nog enkele botters. De meeste schuiten-
zijn gelukkig reeds binnen geloopen, en ginds
naderen nog enkele zeiltjes. Ja, als de storm'
langzamerhand in hevigheid toeneemt, kun
nen de visschers gewoonlijk wel binnen zijn,
alvorens hij met geweldige kracht de schepen
tot wrakken beukt, of dit tracht te doen.
Maar wanneer hij plotseling losbreekt, dan
slaat der visschersbevolking de angst om het
hart, en met dankbaarheid zijn zij vervuld,
die hare en hunne betrekkingeh weder terug
zien in behouden haven.
Zie, daar komt nog een schuit binnen, en
wanneer de schipper den wal heeft betreden,
dan. ziet men aan zijn ernstig oog, dat hij
treurig nieuws mede te deelen heeft. En spoe
dig ook weet men het en kent men het ont-
zettende van het ongeluj; Hoort, wat er
fluisterend van mond tot mond gaat: de
schuit van Teun is omgeslagen iiTde onmid-
dellijke nabijheid van het laatst-binnengeko-
men vaartuig Teun heeft men kunnen griipen
en hij ligt thans meer dood dan levend in de
schuit, -waarvan men hem nog juist bij tijds
redding heeft l/unnen bieden. Dc beide zoons
zijn met het vaartuig in de diepte verdwenen
en hebben dus zonder twijfel den dood in de
golven gevonden.
Er zal moed toe behooren, om aan Teun,
die den vollen omvang van het cngeluk nog
niet kent, duidelijk te naken, wa* er gpheurd
is. Maar wie zal aan moeJrr Grietje meedee-
len, dat ze kinderloos geworden is? Als een
eerivoudige visschersman dat niet durft te
doen, dan zal het't werk worden van den
predikarit. Hij, wiens taak alsdan niet te be-
nijden is, hij zal zeker de zachtste woorden
weten te kiezen, maar eindelijk zal hij toch
aan de arme moeder, die geen moeder meer
is, moeten zeggen, dat haar kinderen inge-
slapen zijn op den bodem der zee, bij het
stof van zoovelen, die ook daar een korten
doodsstrijd gestreden hebben.
En als we den volgenden morgen aan het
strand der Noordzee komen, dan is de storm
geluwd en een heldere zeespiegel weerkaatst
een wolkeloozen hemel. Ginds ligt een wrak
op het droge. Tegen het aan Harden gesla
gen huisje op het achterdek leest ge onder
den helmstok: „De Vrouw Grietje
En een ander wrak van denzelfden naam
zult ge kunnen vinden in het huisje, waar eer-
tijds zooveel geluk en zooveel opgewektheid
gewoond Heeft. Daar ook zief ge een beroof-
den vader, die wel tot zichzelf is gekomen,
maar die nog te suf is, om te kunnen bevat-
ten, welke verschrikkelijke slag hem getroffen
heeft.
En de branding der Noordzee fluistert
voort haar eeuwenoud lied van wording en
verdelging, van komen en gaan, en wie het
lied der zee verstaat, hoort ook, dat zij zingt
van velen, die helden in stormgevaar waren
en toch den strijd tegen de elementen niet
konden volhouden en hoe hun heengaan tra-
nen en armoede bracht bij velen, die hun
dierbaren nimmer terug zagen.
„De zee is mooi: de zee is schoon!"
Zoo sprak men eens aan't strand
Een afgeleefden visscher aan.
De man wees met de hand
Naar 't eindloos watervlak en zei:
„Ik ding er niets op af!
Gij hebt gelijk! 't Is mooi en schoon,
Dat groote Zeemansgra'1"
J. DAALDER Dz.
lndrukken van een „Week end"
De sneltrein op Zondag. Een
mijnstadje. Southport, „garden city
by the sea". Engelsch landschap.
i De strijd der edelmoedigheden.
Euston is een eindstation in het noorden
van Londen. De treinen, die er gaan en ko-
men, gaan er naar Schotland en Noordwest
Engeland of komen er aan uit die gebieden.
Op Zondagen zijn er weinig treinen en in den
zomer zijn ze op Zondagen tjokvol. De En-
gelschen zijn erg menschelijk en vol gevoel,
al hebben zij ook den naam dit niet te zijn.
Wie den Schotschen trein uit Euston ziet ver
trekken kan de teekenen waarnemen van de
menschelijk en het gevoel. Naar Schotland
reizen is een ondememing. De gansche fami-
lie brengt den reiziger voor Schotland naar
het station. Het perron verschaft aantrekke-
lijke tooneelen. Dien Zondag van mijn reis
naar Southport ging een tooneelgezelschap
op tournee naar het hooge noorden. De Hea
ding lady" (dat is het vrouwelijk lid van het
gezelschap, dat de voomaamste rollen ver-
vult) was terstond herkenbaar aan haar ma-
niertjes en haar sjofel-luxueuze kleeren. De
meeste tooneelgezelschappen, die hier op tour
nee gaan, zijn niet welvarend. Maar de ac-
teurs en actrices voor Schotland, dien Zon
dag op het perron van Euston, waren decora-
tief, levendig en gezellig. Zij praatten luid
en de „leading lady" riep telkens adora
ble". Maar ik mocht niet luisteren om te hoo-
ren wat zij aanbidddl 1 ijk" vond. En een do-
zijn maal hoorde ik het verlangen uitsprelcen,
dat de tournee een succes zou worden. Kleine
elecfrische lorries reden de bagages naar den
bagagewagen. De bedienden van den restau-
rantwagen laadden omzichtig provisie in,
brood en sla, ham en zalm en alles wat een
goede lunch kon maken gedurende het eerste
deel van den tocht. Op het laatste nippertje
kwamen nog menschen aanrennen, die zich
in de volgepropte coupe's wrongen. En toen
ging de trein op weg, zijn duel, 625 K.M. ver
der, tegemoet. 't Perron was zwart van ach-
terblijvers, die nerveus en energiek met zak-
doeken en handen wuifclen. En 'n warrelende
lijn van blanke handen en witte zakdoeken
liep langs de couperamen van den vertrekken-
den trein om het zichtbaar contact met het
perronpubliek te handhaven, totdat een onver-
mijdelijke bocht het zou verbreken. Toen
ging ik naar het perron van mijn eigen tdein
naar de kust van de Iersche Zee. Hetzelfde
tooneel; ook een tooneelgezelschap op tour
nee, bcordevolle coupe's, zenuwachtige zoe-
kers, drukte en geroezemoes.
De lengte van treinreizen is betrekkelijk.
Van Zuid-Holland naar Groningen of Lim-
burg is voor ons een lange tocht. De Engel-
schen vinden vier uur in een sneltrein nor-
maal en een reis naar Preston of verder naar
Schotland een heelen zit. Maar voor Ameri-
kanen is een treinreis, die niet langer dan
een etmaal duurt, kort. Voor mij was het voor-
uitzicht van een zeven-urige reis naar de
zeebadplaats Southport weinig aanlokkelijk
Ik had gehcopt den tijd te kunnen verdoer
me; mijn beroepspassie; maar de „dining
cat", de eenige die tafel had waaraan men
ken schrijven, was tot het mijnstadje Wigan,
dicht bij het einddoel, bezet met hongerigen.
■die bij toerbeurt moesten worden voorzien
1 oen wij Wigan naderden werd de aard van
het land waarneembaar aan de hooge ijzeren
constructies met reusachtige drijfraderen in
den tdp. De. constructies stonden boven de
mijnschachten en over het wiel ging de ka-
bel, die lift en miinwerkers neerlaat in de
zwarte diepten der kolen. Dit was een stuk
van Engelands „Black Country". Ik was blij,
dat ik in Wigan moest overstapoen en de drie
kwartier, die ik beschikbaar had, gebruikte ik
voor een wandeling door dit sombere mijn
stadje, waar vremven en mannen veel behou.-
dens in hand el en wandel en uiterlijk hebben
bewaard, waar de bioscoop ruim en mini is
vertegenwoordjgd in opzichtige paleisachtige
gebcuwen, die het monotone .karakter der stra-
ten verlevendigen, al vallen ze ook schrikba-
rend uit den toon. Dit was dan een centrum
van dat hcpelooze bedrijf der kolenmijnen. De
hopeloosheid was er niet aan te zien, al was
de Zcndagsrust er wat bekleifimend.
En de meisjes en jongens wandelden er rond,
netjes op z'n Zondags, preci.es zooals de
meisjes en jongens Zondags rondwandeien in
de steden van mijn vaderland. Men is ge-
neigd zich bij een eerste bezeek aan vreem-
de centra der samenleving te verbazen
over het feit, dat de menschen er steeds in
slagen de noodzakelijkheden van het leven
deelachtig te worden. Overal is brood en over-
al zijn kleeren en overal is het geld in de zak-
ken der bewoners om zich die dingen aan te
schaffen. Maar men behoeft zich niet te ver
bazen; want de menschen zijn alleen daar
waar de grond goed of bedrijf door gelukldge
omstandigheden mogelijk is. En de goede
grond en het gelukki ge bedrijf laten ons "nooit
■n den steek. Wigan teert nog op de mijnen en
ik hoop vurig voor de bevolking, dat de stad
het kan blijven doen en dat de meisjes en de
jongens op Zondag kunnen blijven promenee-
ren in de hoofdstraat in hun mooie kleeren.
Southport is een flinke zeestad aan de
kust van de Iersche Zee, waar veel forensefi
uit Liverpool en Manchester wonen en waar
het publiek in het industrieele graafschap
.Lancashire in grooten getale de zomervacan-
tie doorbrengt. De trotsche vroede vaderen
van Southport adverteeren hun stad als „the
garden city bij the sea" (de tuinstad bij de
zee)'. En een tuinstad is Southport zonder
eenigen twijfel. Ook meent Southport aan-
spraak te mogen maken op „continentale aan-
trekkelijkheid waarniede men bedoelt, dat
de stad als vacantie verblijf even levendi^ en
vroolijk en interessant is als een stad op het
vasteland van Europa. Ook daar is veel van
waar. Er heerscht een aangename drukte; het
publiek is er beter gekleed dan in de meeste
vacantie-oorden van ons land; er is allerlei
muziek en ontspanning, veel groen en open
terrassen waar men ververschingen kan krij-
gen. De concurrenten van Southport zeggen,
dat de stad niet degelijk genoeg is, dat er al
leen pleizier gemaakt en geluierd en niet ge-
werkt wordt en dat men er zijn kinderen niet
kan opvoeden, omdat deze te veel zijn bloot-
gesteld aan de verleiding van het pleizier in
al zijn vormen. Maar Southport is een stad
voor rust en genoegen. Er is geen industrie,
behalve een automobielfabriek, die bovendien
een paar K.M. buiten de stad staat. Wanneer
men van den trein komt en drie minuten heeft
geloopen, beseft men terstond, dat dit een
luxe-stad is, wel geschikt voor de nijverheids-
en handelsmagnaten van Liverpool en Man
chester. Dit deel van de Engelsche kust doet
in menig opzicht denken aan de kust van Ne-
derland. Er zijn duinen, als bij ons, en de
heerlijke westen-winden uit de zee, die er alle
menschelijke nederzettingen schoon en frisch
houden. In Southport heb ik de eerste Engel
sche stad kunnen begroeten die niet vaal en
grauw was. Het gemeentebestuur heeft won-
deren verricht met het breede strand. De
breedte van dit strand is een nadeel voor wie
tot elken prijs in een zeebadplaats in zee wil
zwemmen. Dat wordt in Southport niet ge-
daan. Men zou van den wandel-boulevard af
langer dan een half uur moeten loopen om
het strand over te steken en de' zee te berei-
ken. Daarom heeft men zoutwaterJbadgele-
genheid geschapen dichtbij den boulevard,
dbor bassins te graven. Het strand heeft ook
een meer van groote uitgestrektheid en diepte
voor hen, die will en roeien of zeilen; en een
vijver voor kinderen om te baden en om hun
bootjes te laten varen. De pier is wel vier
maal zoo lang als die van Scheveningen; en
nog staan de eindpijlers in het zand; er loopt
een electrische trein over naar het einde. Zoo
als de meeste zeeplaatsen in Engeland biedt
het strand ook kermisvermaak; er staan enor-
me „switch backs" en draaimolens in de laat
ste jaren doet er elk seizoen een vliegmachine
haar eentonige tochten van tien minuten, om
hen, die't wenschen, ten luchtdoop te leiden.
Maar het mooie van dit strand is, dat het
voor een groot deel groen is en dat er de
schoonste bloemen bloeien. Het bestuur van
Southport heeft kans gezien 't onvruchtbare
zang met het onoogelijke helmgras te veran-
deren in prachtige -plantsoenen. De grond
moet er een kostbare bewerking voor te door-
staan hebben gehad; maar het geld van Li
verpool en Manchester is er blijkbaar goed
voor geweest. Wij, Nederlanders zijn aan hst
barre en kale aspect van onze zeebadplaatsen
gewoon. Maar indien men afgaat op het voor-
beeld van Southport, dat wat atmosfeer en
grond betreft niet ongelijk zal zijn aan Ne-
derlandsche kustbadplaatsen, behoeft het niet
zoo te zijn. Southport is in alle opzichten'een
stad van groen en bloemen. In de stad, even-
wijdig aan de boulevard en de kust en er een
paar honderd meter achter, loopt een van de
mooiste straten van Europa; Lord Street is
de naam. Zij is de trots van alle Southpor-
ters; en met reden. De straat, die een tweetai
K. M. lang is, is verdeeld in een breed troit-
toir, waarlangs mooie winkels staan metgla-
zen afdaken boven hun etalageramen over de
gansche lengte van <de straat. Hier en daar
loopen er passages uit. Naast het trottoir
■doopt de smallere rijweg. Daarnaast bevindt
zich een breed wandelpad, waarlangs rij aan
rij banken staan, en met boomen van dicht
loover beplant. Aan het wandelpad grenst
weer 'n breed pl'antsoen met paviljoens, waar
muziek speelt en waar men kan zitten onder
zonneschermen in parapluvorm, in levendi-
ge kleuren. Achter hetp lantsoen is weer een
rijweg en een trottoir, waaraan de meest mo-
numentale gebouwen van de stad, zooals het
stadhuis, postkantoor, kerken en hotels, zijn
gelegen. Men stelle zich dit voor, over een
lengte van een paar K.M., rijkdom van bloe-
mei* in de plantsoenen, dichte rijen boomen
en een geanimeerde menigte in elegante klee-
ding, Dan beseft men, dat Lord Street in
Southport niet alleen iets rnieks is in Enge
land, maar misschien in geheel Europa.
Toen ik via Liverpool naar Lcnden terug
keerde was het heet. Ik heb Liverpool alleen
van den trein uit gezien; en dat was genoeg
om nimmer naar een grondiger aanSchouwing
te verlangen. Het station aan de Kalkstraat
ils een van de leelijkste en zwartste stations
die dit aan zware en leelijke stations zoo'n rijk
land heeft te toonen. De coupe was- vol en er
was geen plaats voor een forsche moeder met
zuigeling, die op 't laatste oogenblik in de
corridor werd geduwd. Bij haar komst begon
men in de coupe den strijd der edelmoedighe
den, die de reis naar Lotiden zou kenmerken.
Een der mannelijke reizigers bood haar zijn
plaats aan; maar de moeder was onafhan-
kelijk en gaf er de voorkeur aan met haar
kindje cp haar koffer in de gang te blijven
zitten. Toen wij de laatste sombere woningen
van de groote havenstad voorbij waren, be-
gch honger me te plagen. Ik had geen gele
genheid gehad koffie te drinken en het was
al bij half drie. Ik vroeg aan een medereizig-
ster naast me of er ergens op den tocht een
„dining car" zou worden aangehaakt. En een
andere medereizigster, die, zooals men dat bij
u zegt, om een praatje verlegen was, zeide,
dat dit niet het geval zou zijn maar dat er
een „tea car" was en dat men tegen halfvijf
met thee, cake en brood zcu rondkomen. Het
vooruitzicht was niet prettig voor een honge-
ri'g man. De reizigster naast me bood me
Zuurtjes aan, die gretig werden aanvaard,
niet zoo zeer om honger te stillen, dan om de
edlmoedigheid van het gebaar de eer te ge-*
ven, waarop het recht had. De andere strijd-
ster op het gebied der gedienstigheid en edei-
moedigheid voorzag de mogelijkheid, dat op
't perron te Crewe, de le stop anderhalf uur
verder, sandwiches en thee te krijgen zouden
zijn van een jongen met 'n levensmiddelenwa-
gen. Haar voorspelling kwam uit. Engelschen
zijn verlegen, ook in een spoorwegcoupe. Het
was warm en stoffig maar niemand wilde de
eerste zijn om in Crewe een oogenblik uit te,
stappen om spieren te ontspannen en lafenis
te zoeken. Maar toen ik den jongen met de
sandwiches en de thee had bespeurd, sorong
ik op en naar buiten,gevolgd door alle an
deren. Het werd een ware thee-orgie. Een me-
dereiziger in een dik wollen vest met ontzag-
wekkendc beeneri knoopen haalde een flacon
cognac te-voorschijn en goot een scheut in
zijn thee. „Are you a teetotaller" (Is u geheel-
onthouder), voeg hij mij. „Not quite" was
het antwoord, waarop hij de juiste conclusie
t'ok en een royalen scheut cognac aan mijn
thee toevoegde. Ik trad aldus de
theorie, dat alcohol niet goed is
voor de warmte, met voeten; maar
ik heb zclden zoo van een kop thee ge-
noten als op dat perron in Crewe na een lan
ge, snelle, heete reis direct achter de locomo-
tief. Hier ook had ik gelegenheid mijn deel te
hebben aan den strijd der edelmoedigheden.
De theejongen had wel suiker, maar geen le-
pels in zijn wagen. En na mijn eigen thee met
een verzilverd, „steeds scherp", potlood te
hebben geroerd kon ik het mijn medereizigers
voor dat doel aaubieden. Het schoone gevaar
der cognac zou nog eens terugkeeren, toen
de treinbediende voorbij Rugby thee kwam
verkoopen. Wij kregen elk 'n blad met een
stuk cake, een sneetje bruin en wit brood, een
pot thee, melk, warm water en suiker, voor
een shilling. Het blad rustte op onze knieen
en er was geen schijn van een kans dat er
door de beweging van den trein, die soms een
snelheid had van 105 K. M. per uur, zou
worden gemorst. Want de spoorweg is zoo
voortreffelijk aangelegd en het onderstel der
wagens en de wielen zoo goed afgewerkt, dat
de trein ook met de grootste snelheid eer
glijdt dan rijdt.
Dat de Britten heel veel van hun land hou
den wordt begrijpelijk, wanneer men bp een
lange ris per trein door de ramen kijkt. In
dien met het land bij de steden en in zwaar
ge-industrialiseerd' gebied uitzondert, is het
landschap innig, lieflijk en zeer bekoorlijk.
Het mooiste kenmerk van de graafschappen
noordwestelijk van Londen tot de Iersche Zee
is de veelvuldigheid van boomen, !os en grii-
lig als uitgestrooid over het golvende land, op
bouw- en grasvelden. Woningen staan ook
zonder regelmaat en zeer schilderachtig te
gen heuvels en tusschen bosschages. Ze zijn
van een specialen, hardrooden baksteen op-
getrokken en geven als zoodanig verrassende
kleur aan de overheerschende zachte kleuren
van het land. Het land is in de meeste geval-
len door rechte en kromme rijen struikgewas
in vakken verdeeld, maar hier en daar nemen
slooten, evenals bij ons, die taak over.
Londen, 19 Augustus 1925.
Rechtzaken.
kantongecht:
Strafzitting van Vrijdag 21 AugutuS.
GEEN GENADE MEER VOOR RECHT.
Een 56-jarig sigarenmaker, bijzontler groot
minnaar van alcohol in den vorm van oude
klare, werd1 op 30 Juni te Alkmaar door den
agent Rademaker in kennelijken staat aange-
troffen en verder door- den poiltieman op
vakkundige wijze behandeld. De man is reeds
meermalen veroordeeld, zelfs tot opzending
naar een rijkswerkinrichting.
,,'t Is weer zoo laat, he" zeide de< kanton-
rechter als begroeting.
„Tot mijn spijt wel", repliceerde droevig
de beklaagde, „maar ik heb nou leergeld ge-
geven
„Je hebt heelemaal geen leergeld gegeven",
onderbrak hem de kantonrechter. „Je gaf alle-
maal mooie beloften, die je niet bent nageko-
men. :t Eind van het liedje is wel, dat je weer
opgezonden moet worden".
De ambtenaar wees er op, dat beklaagde
reeds meermalen clement is behandeld.
Hij voelde niets voor een voorwaardelijke ver-
oordeeling en vorderd'e 3 dagen hechtenis en
1 jaar opzending.
In zijn verdediging betoogde bekl., dat op
zending voor hem een totale ondergang van
Zijn brocdwinning beteekende.
De kantonrechter veroordeelde hem even
wel tot 3 dagen hechtenis en 9 maanden op
zending naar een rijkswerkinrichting.
NOG EEN MET GOEDE VOOR-
NEMENS.
Een dwergachtig mannctje, landlooper,
bedelaar of sfraatventer, zooals men hem
wil noemen, is momenteel loge van het Huis
van Bewaring en werd door een rijksveld-
wachter binnengebracht.
Hij verkeerde op 30 Juni in kennelijken
staat, maar was toch nog zoo bij de pinken,
dat hij den agent Overeem opgaf Hendrik
Stabel te heeten, zooals hij echter heelemaal
niet genaamd is.
,.Waarom deed je dat nu?", vroeg de kan
tonrechter.
„Jao", zei beklaagde in sterk Geldersch ac
cent, ,,'t spiet mien wol, mar ik hem mien
goeien naom niet genoemd, omd'a'k nog wat
te goed had, ziet ge!"
Het bleek, dat beklaagde meermalen ver
oordeeld is wegens dronkenschap en het op-
geven van een valschen naam, waarvoor hij
ook destijds gesignaleerd stond in het Alge-
meen Politieblad. 5
Hij heeft reeds eenige malen een aanval van
zenuwberoerte gehad en heeft ten gevolge
daarvan een verlamden arm.
„Ik zou nu maar eens uitscheiden met bor-
reltjes drinken", adviseerde hem de kanton
rechter.
Beklaagde beweerde, dit goede voomemen-
inderdaad te koesteren. Hij hoopte, omdat hij
toch niet kon werken, dat hij geplaatst koh
worden in een of andere inrichting.
Beklaagde werd veroordeeld tot 2 geldboe-
ten, 1 van 2 of 2 dagen hecht., en 1 van
S of 4 dagen hecht. en toonde zich zeer vol-
daan. s.
NOODLOTTIGE SAMENLOOP
VAN OMSTANDIGHEDEN.
Een 18-jarigen banketbakkersbediende uit
Egmond a'an Zee moest zich verantwoorden
omdat hij op 1 Augustus op N. BaHcum on
der Castricum zich ongerechtigd had bevon-
de nop het terrein der Provinciate Duinen.
Beklaagde bekende zulks. Hij moest met
een wagen vol koek naar Castricum en had
op Bakkum gestopt om in de duinen zijn bo
terham te eten. Toen was een rijksveldwach-
ter gekomen die hem had bekeurd.
„Ha, zoo", zeide de kantonrechter
maar ik heb een bakkersjongen gekend, die in
e kar een spuit had liggen en als hij kant
zag, dan pafte hij los op haasjes en konijn-
tjes. Ben jij ook van die kracht?"
Beklaagde verzekerde vurig, dat hij derge-
lijke snoode plannen niet had gevormd er,
herhaalde wat hij hiervoren hedt gezegd.
De ambtenaar releveerde, dat beklaagde,
voor hij het edele banketbakkersbedrijf beoe-
fende, bekend stond als een groot liefhebber