Alkmaarsehe Ocurant Kermis en Alcoholpbmik Sluitingsuur Kermis, cafe's, enz. Aan het strand der Noordzee, Zaterdag 22 Augustus. Londensch aanteekenboek. No.197 1925 Honderd Zeven en Twintigste Jaargang. ALKMAAR. POLITIEMAATREGELEN BIT DE MOTORWEDSTRIJDEN. Op 23 Augustus a.s. wordt, zoowd bij den aanvamg als bij afloop, liet rijverkeer in een richting geleid en wel door de Nieuwpoorts laan in de richting Heiloo en langs den Ken- nemerstraatweg in de richting Alkmaar. Va-naf 12 uur n.m. zijn de Nieuwpoort- steeg en de Langelaan aan die straatwegzijde voor het rijverkeer gesloten. Alle voertuigen verkeer gaat over de Nieuwpoortslaan, in- gang Vierstaten. Voor het Sportpark zijn drie ingaingen; gerekend vanaf den Hout, zijn de EERSTE en de TWEEDE IN GANG bestemd voor Het loopende publiek, terwijl de D'ERDE 1NGANG bestemd is voor auto's, andere voertuigen, motorrijwielen en fietsen. welke op het terrein wordem gestald. Op de Zaudersloot, waar een ingang 'is voor het loopend1 publiek, worden geen rij- wielen toegelaten en mogeo aldaar co-k niet aan de hand wordm vervoerd. Op het middenterrein wordt indemand toe gelaten, die niet voorzien is van een daarvoor geldige kaart, welke strikt persoonilijk is. Voertuigen mogen niet langer dan noodig is, voor in- en uitlaten van passagiers, zich in de Nieuwpoortslaan ophouden. Voor stationneerende rijtuigen en auto's is gelegenheid bij de Vierstaten. Vruchtenwagens en ijswagens enz. worden bij de Vierstaten niet toegelaten. Voetgangers, die zich naar het terrein be- geven, worden verzocht den rechterkant van cen weg te houden. Het einde der motorreninen wordt door belluiden bekend gemaakt. v Na afloop kan het publiejc door alle uit- gangen, welke op het terrein aanwezig zijn, vertrekken. Bij het uitgaan moeten de voertuigen en rijwielen wachten tot het loopende publiek vertrokken is en is het rijverkeer uitsluitend in een richting, via Nieuwpoortslaan-Lange- laan naar den Kennemerstraatweg. Publiek hetwelk zich op het terrein be- vindt en na afloop met auto's of andere voer tuigen wenscht te vertrekken, moet aan den DEROEN INGANG instappen. Als SLUITINGSUUR voor de kermis, cafe's en andere inrichtingen is vastgesteld: van 22 tot en met 27 Augustus 1925 tot des nachts 1 uur en van 28 tot en met 30 Augustus 1925 tot des nachts 2 uur. DE COMMISSARIS VAN ROLITIE te ALKMAAR maakt bekend, dat tijdens de kermis van 22 tot en met 30 Augustus 1925 slechts voor een beperkt aantal straatorgels of straatmuziekcorpsen ver- gunning zal worden verleend. Kunstenmakers, acrobaten, dierenver- tooningen, straatzangers, boeienkoningen, degenslikkers, enz. enz., worden BESLIST NIET op den openbaren weg TOEGE LATEN. Verder wordt de aandacht ge- vestigd op de bepaling in de ARBEIDS- WET, betrekkelijk JEUGDIGE, PERSO- NEN, die luidt: Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten, bestaande in gevaarlijke kunst- verrichtingen en in het deelnemen aan kunstverrichtingen voor zoover dit gevaar oplevert. (De wet verstaat onder jeugdige personen, zoowel jongens als meisjes be- neden 18 jaar.) Drankmisbruik is een ergerlijk kwaad; laten de gebruikers van alcoholhoudende dranken hieraan denken en tijdens de ker- misdagen er ook vooral voor zorgen, dat' drankmisbruik voorkomen wordt. Wan- neer in dezen de vcrgunning--en verlof- houders krachtig meewerken kan'veel d- lende worden voorkomen en zal ook de kermis kunnen zijn een ordelijk tijdperk zonder dat het aan anderen aanstoot geeft. De Commissaris van Politic verwarht daarom, dat geen drankmisbruik zal voor komen en een ieder, waar op deze inhoud betrekking heeft, zal medewerken tot hand- having van orde en bewaren van een goe- den geest. Teun, de Noordzeevisscher, had eerder het visschersbedrijf uitgeoefend op de Zuiderzee. Hi] verdiende toen een dikken boterham met net visschen van oesters, mossels en andere weekdieren, zoodat hij zijn aardig huisje en z n schuitje geheel boven water gevischt had. Geweldige stormen hadden evenwel de oesterbanken bedorven, zoodat er later "-een droog brood meer voor zijn gezin te winnen was. Zijn beide zoons hadden vader trouw bij .het werk geholpen en gelukkig hac' men gewerkt, en juist had men besloten, dat va der Feun het volgend jaar thuis zou blijven daar dan de jongens het werk voort konden zetten. Teun kon dan thuis voor de netten en de korren zorgen en meerdere karweitjes ver richten, ook voor moeder, die een mankement aan het been had, maar overigens uitstekend van 'ezondheid was. Doch Teun en zijn gezin wikten, en de stormen beschikten, Het getij was verloopen, en de bakens dienden verzet te worden, wil- de men niet met achteruitgang bedreigd worden. Er werd dan ook, hoewel noode, besloten, de kleine schuit te verkoopen en een flinke Noordzeeboot te laten bouwen. Aldus geschiedde. feun zag er wel tegenop, nog naar de Noordzee te gaan, en hij gevoelde ook wel, nu nog lange jaren te moeten varen, doch't was niet anders. De jongste zoou zou nog eenigen tijd thuis blijven en voor het eerste J3af zou er een flmk'e kriecfi! mee vareii, 'die met de Noordzeevisscherij op de hoogte was. En zoo zagen we Teun voor het eerst met „De Vrouw Grietje" naar zee stevenen. 't Was, of Teun er moed op gekregen had, toen hij in de Noordzee kwam. Wel had hij dik- wijls van de gevaren van dit groote water gehoord, maar hij had er nooit iets van ge- zien. Wat Teun eerst erg vreemd was, dat was de nachtelijke arbeid, maar ook daar zou hij wel spoedig aan gewoon raken, evenals aan de veranderde bezigheden. De schippers- knecht, die den eersten tijd als schipper fun- geerde, onderrichte Teun en zijn oudsten zoon ook in het brei- en boetwerk, en 't spreekt wel vanzelf, dat h.ervoor een goed weekloon betaald moest worden. Evenwel vielen de opbrengsten nogal mee, zoodat het wel zou gaan, dacht Teun. En in den zomer ging't ook wel. Maar op elken zomer volgt een minder goed getijde, en toen October kwam, was't uit met de goede dagen. Meer- malen ging men des morgens met goed weer naar buiten, doch van visschen was dikwijls geen sprake, daar men voor harden wind of zware deining weer naar binnen moest. De winter bracht ook niet veel winst aan, en toen Teun zijn eerste jaarrekening gemaakt had, bleek't hem, dat er niets oververdiend was. 't Tweede jaar zou evenwel beter kunnen worden, want nu zou de jongste zoon ook meevaren en de knecht was niet meer noo dig. Hierdoor kan wekelijks een aardig be- drag uitgewonnen worden. 't Werd er nu voor moeder Grietje niet beter op. Ze had nu een jaar lang haar zoon Piet bij zich gehad, en nu moest ze gedurig de geheele week al- leen zijn, want bij goed weer ging men des Maandags naar zee, om niet voor des Zater- dags terug te keeren. En dan duurdq zoo'n week een eeuwigheid voor de arme moeder. Bovendien had zij soms zoo'n vreemd, zoo'n angstig gevoel, juist of haar iets verschrikke- lijks boven het hoofd hing. Zeggen deed ze het niet, wanneer haar man en haar kinderen opnieuw haar het groote zeemansgraf voe- ren, maar dikwijls kon ze de gedachte niet onderdrukken, dat het wel eens voor het- laatst zou kunnen zijn. Toeh trachtte ze tel- kens een vroolijk gelaat te ?etten, wanneer de dierbaren afscheid van haar namen. Voor het gevoel van moeder Grietje was de storm- ramp, waarbij de oesterbanken onder het zand geslagen waren, zeer groot, want an ders had haar man thuis kunnen blijven en voor de zoons zou ze bij de Zuiderzee-werk- zaamheden geen angst hebben gehad. Wederom was een jaar voorbij gegaan eh Teun oefent nu al weer twee jaren het Noord- zeevisschersbedrijf uit. Waar is de tijd ge- bleven! Voor de tweede maal heeft Teun de reke- ning opgemaakt en ook nu heeft'de Noordzee hem geen schatten aangebracht. Had hij ook nu met een knecht moeten varen, dan was hij bepaald armer geworden. Nu kon hij, zon der eenig bedrag voor achteruitgang van hetj schip in de rekening op te nemen, zoowat zeggen de oude knecht gebleven zijn. Als't zoo doorging, dan vreesde hij.vooreerst wel geen broodgebrek, maar toch maakte hij zich ernstig bezorgd voor de toekomst van zijn jongens. Wat zou de tijd opleveren? Zouden ze de concurrentie tegen de trawlervisscherij kun nen volhouden? Of zou misschien de tijd aan- breken, dat de schuit verkocht moest worden, zoodat er voor de zoons niets overbleef, dan een plaats te zoeken op bom of logger? 't Waarin angstige vragen, die het vaderhart gedurig bestormden. En niet steeds waren de voorhoofdsplooien weer geeffend, als hij bij zijn Grietje, die het wel zag, al zeide ze het niet, terugkeerde. Dat bracht gedruktheid in huis, en het gezin, dat eerder zoo vroolijk en opgewekt kon zijn, gaf in den laatsten tijd meermalen te zien een beelcl van neerslachtie:- heid. Hoort ge het, hoe de stormwind giejt? Ja, ge hoort het wel, die daar rustig neder- zit in uw goed verwarmd vertrek en ge troost u met de gedachte, dat op harden wind stilte zal volgen. Maar verlaat eens uw huis en ga naar het havenhoofd, waar tal van man- nen met onrust verbeiden de terugkomst van nog enkele botters. De meeste schuiten- zijn gelukkig reeds binnen geloopen, en ginds naderen nog enkele zeiltjes. Ja, als de storm' langzamerhand in hevigheid toeneemt, kun nen de visschers gewoonlijk wel binnen zijn, alvorens hij met geweldige kracht de schepen tot wrakken beukt, of dit tracht te doen. Maar wanneer hij plotseling losbreekt, dan slaat der visschersbevolking de angst om het hart, en met dankbaarheid zijn zij vervuld, die hare en hunne betrekkingeh weder terug zien in behouden haven. Zie, daar komt nog een schuit binnen, en wanneer de schipper den wal heeft betreden, dan. ziet men aan zijn ernstig oog, dat hij treurig nieuws mede te deelen heeft. En spoe dig ook weet men het en kent men het ont- zettende van het ongeluj; Hoort, wat er fluisterend van mond tot mond gaat: de schuit van Teun is omgeslagen iiTde onmid- dellijke nabijheid van het laatst-binnengeko- men vaartuig Teun heeft men kunnen griipen en hij ligt thans meer dood dan levend in de schuit, -waarvan men hem nog juist bij tijds redding heeft l/unnen bieden. Dc beide zoons zijn met het vaartuig in de diepte verdwenen en hebben dus zonder twijfel den dood in de golven gevonden. Er zal moed toe behooren, om aan Teun, die den vollen omvang van het cngeluk nog niet kent, duidelijk te naken, wa* er gpheurd is. Maar wie zal aan moeJrr Grietje meedee- len, dat ze kinderloos geworden is? Als een eerivoudige visschersman dat niet durft te doen, dan zal het't werk worden van den predikarit. Hij, wiens taak alsdan niet te be- nijden is, hij zal zeker de zachtste woorden weten te kiezen, maar eindelijk zal hij toch aan de arme moeder, die geen moeder meer is, moeten zeggen, dat haar kinderen inge- slapen zijn op den bodem der zee, bij het stof van zoovelen, die ook daar een korten doodsstrijd gestreden hebben. En als we den volgenden morgen aan het strand der Noordzee komen, dan is de storm geluwd en een heldere zeespiegel weerkaatst een wolkeloozen hemel. Ginds ligt een wrak op het droge. Tegen het aan Harden gesla gen huisje op het achterdek leest ge onder den helmstok: „De Vrouw Grietje En een ander wrak van denzelfden naam zult ge kunnen vinden in het huisje, waar eer- tijds zooveel geluk en zooveel opgewektheid gewoond Heeft. Daar ook zief ge een beroof- den vader, die wel tot zichzelf is gekomen, maar die nog te suf is, om te kunnen bevat- ten, welke verschrikkelijke slag hem getroffen heeft. En de branding der Noordzee fluistert voort haar eeuwenoud lied van wording en verdelging, van komen en gaan, en wie het lied der zee verstaat, hoort ook, dat zij zingt van velen, die helden in stormgevaar waren en toch den strijd tegen de elementen niet konden volhouden en hoe hun heengaan tra- nen en armoede bracht bij velen, die hun dierbaren nimmer terug zagen. „De zee is mooi: de zee is schoon!" Zoo sprak men eens aan't strand Een afgeleefden visscher aan. De man wees met de hand Naar 't eindloos watervlak en zei: „Ik ding er niets op af! Gij hebt gelijk! 't Is mooi en schoon, Dat groote Zeemansgra'1" J. DAALDER Dz. lndrukken van een „Week end" De sneltrein op Zondag. Een mijnstadje. Southport, „garden city by the sea". Engelsch landschap. i De strijd der edelmoedigheden. Euston is een eindstation in het noorden van Londen. De treinen, die er gaan en ko- men, gaan er naar Schotland en Noordwest Engeland of komen er aan uit die gebieden. Op Zondagen zijn er weinig treinen en in den zomer zijn ze op Zondagen tjokvol. De En- gelschen zijn erg menschelijk en vol gevoel, al hebben zij ook den naam dit niet te zijn. Wie den Schotschen trein uit Euston ziet ver trekken kan de teekenen waarnemen van de menschelijk en het gevoel. Naar Schotland reizen is een ondememing. De gansche fami- lie brengt den reiziger voor Schotland naar het station. Het perron verschaft aantrekke- lijke tooneelen. Dien Zondag van mijn reis naar Southport ging een tooneelgezelschap op tournee naar het hooge noorden. De Hea ding lady" (dat is het vrouwelijk lid van het gezelschap, dat de voomaamste rollen ver- vult) was terstond herkenbaar aan haar ma- niertjes en haar sjofel-luxueuze kleeren. De meeste tooneelgezelschappen, die hier op tour nee gaan, zijn niet welvarend. Maar de ac- teurs en actrices voor Schotland, dien Zon dag op het perron van Euston, waren decora- tief, levendig en gezellig. Zij praatten luid en de „leading lady" riep telkens adora ble". Maar ik mocht niet luisteren om te hoo- ren wat zij aanbidddl 1 ijk" vond. En een do- zijn maal hoorde ik het verlangen uitsprelcen, dat de tournee een succes zou worden. Kleine elecfrische lorries reden de bagages naar den bagagewagen. De bedienden van den restau- rantwagen laadden omzichtig provisie in, brood en sla, ham en zalm en alles wat een goede lunch kon maken gedurende het eerste deel van den tocht. Op het laatste nippertje kwamen nog menschen aanrennen, die zich in de volgepropte coupe's wrongen. En toen ging de trein op weg, zijn duel, 625 K.M. ver der, tegemoet. 't Perron was zwart van ach- terblijvers, die nerveus en energiek met zak- doeken en handen wuifclen. En 'n warrelende lijn van blanke handen en witte zakdoeken liep langs de couperamen van den vertrekken- den trein om het zichtbaar contact met het perronpubliek te handhaven, totdat een onver- mijdelijke bocht het zou verbreken. Toen ging ik naar het perron van mijn eigen tdein naar de kust van de Iersche Zee. Hetzelfde tooneel; ook een tooneelgezelschap op tour nee, bcordevolle coupe's, zenuwachtige zoe- kers, drukte en geroezemoes. De lengte van treinreizen is betrekkelijk. Van Zuid-Holland naar Groningen of Lim- burg is voor ons een lange tocht. De Engel- schen vinden vier uur in een sneltrein nor- maal en een reis naar Preston of verder naar Schotland een heelen zit. Maar voor Ameri- kanen is een treinreis, die niet langer dan een etmaal duurt, kort. Voor mij was het voor- uitzicht van een zeven-urige reis naar de zeebadplaats Southport weinig aanlokkelijk Ik had gehcopt den tijd te kunnen verdoer me; mijn beroepspassie; maar de „dining cat", de eenige die tafel had waaraan men ken schrijven, was tot het mijnstadje Wigan, dicht bij het einddoel, bezet met hongerigen. ■die bij toerbeurt moesten worden voorzien 1 oen wij Wigan naderden werd de aard van het land waarneembaar aan de hooge ijzeren constructies met reusachtige drijfraderen in den tdp. De. constructies stonden boven de mijnschachten en over het wiel ging de ka- bel, die lift en miinwerkers neerlaat in de zwarte diepten der kolen. Dit was een stuk van Engelands „Black Country". Ik was blij, dat ik in Wigan moest overstapoen en de drie kwartier, die ik beschikbaar had, gebruikte ik voor een wandeling door dit sombere mijn stadje, waar vremven en mannen veel behou.- dens in hand el en wandel en uiterlijk hebben bewaard, waar de bioscoop ruim en mini is vertegenwoordjgd in opzichtige paleisachtige gebcuwen, die het monotone .karakter der stra- ten verlevendigen, al vallen ze ook schrikba- rend uit den toon. Dit was dan een centrum van dat hcpelooze bedrijf der kolenmijnen. De hopeloosheid was er niet aan te zien, al was de Zcndagsrust er wat bekleifimend. En de meisjes en jongens wandelden er rond, netjes op z'n Zondags, preci.es zooals de meisjes en jongens Zondags rondwandeien in de steden van mijn vaderland. Men is ge- neigd zich bij een eerste bezeek aan vreem- de centra der samenleving te verbazen over het feit, dat de menschen er steeds in slagen de noodzakelijkheden van het leven deelachtig te worden. Overal is brood en over- al zijn kleeren en overal is het geld in de zak- ken der bewoners om zich die dingen aan te schaffen. Maar men behoeft zich niet te ver bazen; want de menschen zijn alleen daar waar de grond goed of bedrijf door gelukldge omstandigheden mogelijk is. En de goede grond en het gelukki ge bedrijf laten ons "nooit ■n den steek. Wigan teert nog op de mijnen en ik hoop vurig voor de bevolking, dat de stad het kan blijven doen en dat de meisjes en de jongens op Zondag kunnen blijven promenee- ren in de hoofdstraat in hun mooie kleeren. Southport is een flinke zeestad aan de kust van de Iersche Zee, waar veel forensefi uit Liverpool en Manchester wonen en waar het publiek in het industrieele graafschap .Lancashire in grooten getale de zomervacan- tie doorbrengt. De trotsche vroede vaderen van Southport adverteeren hun stad als „the garden city bij the sea" (de tuinstad bij de zee)'. En een tuinstad is Southport zonder eenigen twijfel. Ook meent Southport aan- spraak te mogen maken op „continentale aan- trekkelijkheid waarniede men bedoelt, dat de stad als vacantie verblijf even levendi^ en vroolijk en interessant is als een stad op het vasteland van Europa. Ook daar is veel van waar. Er heerscht een aangename drukte; het publiek is er beter gekleed dan in de meeste vacantie-oorden van ons land; er is allerlei muziek en ontspanning, veel groen en open terrassen waar men ververschingen kan krij- gen. De concurrenten van Southport zeggen, dat de stad niet degelijk genoeg is, dat er al leen pleizier gemaakt en geluierd en niet ge- werkt wordt en dat men er zijn kinderen niet kan opvoeden, omdat deze te veel zijn bloot- gesteld aan de verleiding van het pleizier in al zijn vormen. Maar Southport is een stad voor rust en genoegen. Er is geen industrie, behalve een automobielfabriek, die bovendien een paar K.M. buiten de stad staat. Wanneer men van den trein komt en drie minuten heeft geloopen, beseft men terstond, dat dit een luxe-stad is, wel geschikt voor de nijverheids- en handelsmagnaten van Liverpool en Man chester. Dit deel van de Engelsche kust doet in menig opzicht denken aan de kust van Ne- derland. Er zijn duinen, als bij ons, en de heerlijke westen-winden uit de zee, die er alle menschelijke nederzettingen schoon en frisch houden. In Southport heb ik de eerste Engel sche stad kunnen begroeten die niet vaal en grauw was. Het gemeentebestuur heeft won- deren verricht met het breede strand. De breedte van dit strand is een nadeel voor wie tot elken prijs in een zeebadplaats in zee wil zwemmen. Dat wordt in Southport niet ge- daan. Men zou van den wandel-boulevard af langer dan een half uur moeten loopen om het strand over te steken en de' zee te berei- ken. Daarom heeft men zoutwaterJbadgele- genheid geschapen dichtbij den boulevard, dbor bassins te graven. Het strand heeft ook een meer van groote uitgestrektheid en diepte voor hen, die will en roeien of zeilen; en een vijver voor kinderen om te baden en om hun bootjes te laten varen. De pier is wel vier maal zoo lang als die van Scheveningen; en nog staan de eindpijlers in het zand; er loopt een electrische trein over naar het einde. Zoo als de meeste zeeplaatsen in Engeland biedt het strand ook kermisvermaak; er staan enor- me „switch backs" en draaimolens in de laat ste jaren doet er elk seizoen een vliegmachine haar eentonige tochten van tien minuten, om hen, die't wenschen, ten luchtdoop te leiden. Maar het mooie van dit strand is, dat het voor een groot deel groen is en dat er de schoonste bloemen bloeien. Het bestuur van Southport heeft kans gezien 't onvruchtbare zang met het onoogelijke helmgras te veran- deren in prachtige -plantsoenen. De grond moet er een kostbare bewerking voor te door- staan hebben gehad; maar het geld van Li verpool en Manchester is er blijkbaar goed voor geweest. Wij, Nederlanders zijn aan hst barre en kale aspect van onze zeebadplaatsen gewoon. Maar indien men afgaat op het voor- beeld van Southport, dat wat atmosfeer en grond betreft niet ongelijk zal zijn aan Ne- derlandsche kustbadplaatsen, behoeft het niet zoo te zijn. Southport is in alle opzichten'een stad van groen en bloemen. In de stad, even- wijdig aan de boulevard en de kust en er een paar honderd meter achter, loopt een van de mooiste straten van Europa; Lord Street is de naam. Zij is de trots van alle Southpor- ters; en met reden. De straat, die een tweetai K. M. lang is, is verdeeld in een breed troit- toir, waarlangs mooie winkels staan metgla- zen afdaken boven hun etalageramen over de gansche lengte van <de straat. Hier en daar loopen er passages uit. Naast het trottoir ■doopt de smallere rijweg. Daarnaast bevindt zich een breed wandelpad, waarlangs rij aan rij banken staan, en met boomen van dicht loover beplant. Aan het wandelpad grenst weer 'n breed pl'antsoen met paviljoens, waar muziek speelt en waar men kan zitten onder zonneschermen in parapluvorm, in levendi- ge kleuren. Achter hetp lantsoen is weer een rijweg en een trottoir, waaraan de meest mo- numentale gebouwen van de stad, zooals het stadhuis, postkantoor, kerken en hotels, zijn gelegen. Men stelle zich dit voor, over een lengte van een paar K.M., rijkdom van bloe- mei* in de plantsoenen, dichte rijen boomen en een geanimeerde menigte in elegante klee- ding, Dan beseft men, dat Lord Street in Southport niet alleen iets rnieks is in Enge land, maar misschien in geheel Europa. Toen ik via Liverpool naar Lcnden terug keerde was het heet. Ik heb Liverpool alleen van den trein uit gezien; en dat was genoeg om nimmer naar een grondiger aanSchouwing te verlangen. Het station aan de Kalkstraat ils een van de leelijkste en zwartste stations die dit aan zware en leelijke stations zoo'n rijk land heeft te toonen. De coupe was- vol en er was geen plaats voor een forsche moeder met zuigeling, die op 't laatste oogenblik in de corridor werd geduwd. Bij haar komst begon men in de coupe den strijd der edelmoedighe den, die de reis naar Lotiden zou kenmerken. Een der mannelijke reizigers bood haar zijn plaats aan; maar de moeder was onafhan- kelijk en gaf er de voorkeur aan met haar kindje cp haar koffer in de gang te blijven zitten. Toen wij de laatste sombere woningen van de groote havenstad voorbij waren, be- gch honger me te plagen. Ik had geen gele genheid gehad koffie te drinken en het was al bij half drie. Ik vroeg aan een medereizig- ster naast me of er ergens op den tocht een „dining car" zou worden aangehaakt. En een andere medereizigster, die, zooals men dat bij u zegt, om een praatje verlegen was, zeide, dat dit niet het geval zou zijn maar dat er een „tea car" was en dat men tegen halfvijf met thee, cake en brood zcu rondkomen. Het vooruitzicht was niet prettig voor een honge- ri'g man. De reizigster naast me bood me Zuurtjes aan, die gretig werden aanvaard, niet zoo zeer om honger te stillen, dan om de edlmoedigheid van het gebaar de eer te ge-* ven, waarop het recht had. De andere strijd- ster op het gebied der gedienstigheid en edei- moedigheid voorzag de mogelijkheid, dat op 't perron te Crewe, de le stop anderhalf uur verder, sandwiches en thee te krijgen zouden zijn van een jongen met 'n levensmiddelenwa- gen. Haar voorspelling kwam uit. Engelschen zijn verlegen, ook in een spoorwegcoupe. Het was warm en stoffig maar niemand wilde de eerste zijn om in Crewe een oogenblik uit te, stappen om spieren te ontspannen en lafenis te zoeken. Maar toen ik den jongen met de sandwiches en de thee had bespeurd, sorong ik op en naar buiten,gevolgd door alle an deren. Het werd een ware thee-orgie. Een me- dereiziger in een dik wollen vest met ontzag- wekkendc beeneri knoopen haalde een flacon cognac te-voorschijn en goot een scheut in zijn thee. „Are you a teetotaller" (Is u geheel- onthouder), voeg hij mij. „Not quite" was het antwoord, waarop hij de juiste conclusie t'ok en een royalen scheut cognac aan mijn thee toevoegde. Ik trad aldus de theorie, dat alcohol niet goed is voor de warmte, met voeten; maar ik heb zclden zoo van een kop thee ge- noten als op dat perron in Crewe na een lan ge, snelle, heete reis direct achter de locomo- tief. Hier ook had ik gelegenheid mijn deel te hebben aan den strijd der edelmoedigheden. De theejongen had wel suiker, maar geen le- pels in zijn wagen. En na mijn eigen thee met een verzilverd, „steeds scherp", potlood te hebben geroerd kon ik het mijn medereizigers voor dat doel aaubieden. Het schoone gevaar der cognac zou nog eens terugkeeren, toen de treinbediende voorbij Rugby thee kwam verkoopen. Wij kregen elk 'n blad met een stuk cake, een sneetje bruin en wit brood, een pot thee, melk, warm water en suiker, voor een shilling. Het blad rustte op onze knieen en er was geen schijn van een kans dat er door de beweging van den trein, die soms een snelheid had van 105 K. M. per uur, zou worden gemorst. Want de spoorweg is zoo voortreffelijk aangelegd en het onderstel der wagens en de wielen zoo goed afgewerkt, dat de trein ook met de grootste snelheid eer glijdt dan rijdt. Dat de Britten heel veel van hun land hou den wordt begrijpelijk, wanneer men bp een lange ris per trein door de ramen kijkt. In dien met het land bij de steden en in zwaar ge-industrialiseerd' gebied uitzondert, is het landschap innig, lieflijk en zeer bekoorlijk. Het mooiste kenmerk van de graafschappen noordwestelijk van Londen tot de Iersche Zee is de veelvuldigheid van boomen, !os en grii- lig als uitgestrooid over het golvende land, op bouw- en grasvelden. Woningen staan ook zonder regelmaat en zeer schilderachtig te gen heuvels en tusschen bosschages. Ze zijn van een specialen, hardrooden baksteen op- getrokken en geven als zoodanig verrassende kleur aan de overheerschende zachte kleuren van het land. Het land is in de meeste geval- len door rechte en kromme rijen struikgewas in vakken verdeeld, maar hier en daar nemen slooten, evenals bij ons, die taak over. Londen, 19 Augustus 1925. Rechtzaken. kantongecht: Strafzitting van Vrijdag 21 AugutuS. GEEN GENADE MEER VOOR RECHT. Een 56-jarig sigarenmaker, bijzontler groot minnaar van alcohol in den vorm van oude klare, werd1 op 30 Juni te Alkmaar door den agent Rademaker in kennelijken staat aange- troffen en verder door- den poiltieman op vakkundige wijze behandeld. De man is reeds meermalen veroordeeld, zelfs tot opzending naar een rijkswerkinrichting. ,,'t Is weer zoo laat, he" zeide de< kanton- rechter als begroeting. „Tot mijn spijt wel", repliceerde droevig de beklaagde, „maar ik heb nou leergeld ge- geven „Je hebt heelemaal geen leergeld gegeven", onderbrak hem de kantonrechter. „Je gaf alle- maal mooie beloften, die je niet bent nageko- men. :t Eind van het liedje is wel, dat je weer opgezonden moet worden". De ambtenaar wees er op, dat beklaagde reeds meermalen clement is behandeld. Hij voelde niets voor een voorwaardelijke ver- oordeeling en vorderd'e 3 dagen hechtenis en 1 jaar opzending. In zijn verdediging betoogde bekl., dat op zending voor hem een totale ondergang van Zijn brocdwinning beteekende. De kantonrechter veroordeelde hem even wel tot 3 dagen hechtenis en 9 maanden op zending naar een rijkswerkinrichting. NOG EEN MET GOEDE VOOR- NEMENS. Een dwergachtig mannctje, landlooper, bedelaar of sfraatventer, zooals men hem wil noemen, is momenteel loge van het Huis van Bewaring en werd door een rijksveld- wachter binnengebracht. Hij verkeerde op 30 Juni in kennelijken staat, maar was toch nog zoo bij de pinken, dat hij den agent Overeem opgaf Hendrik Stabel te heeten, zooals hij echter heelemaal niet genaamd is. ,.Waarom deed je dat nu?", vroeg de kan tonrechter. „Jao", zei beklaagde in sterk Geldersch ac cent, ,,'t spiet mien wol, mar ik hem mien goeien naom niet genoemd, omd'a'k nog wat te goed had, ziet ge!" Het bleek, dat beklaagde meermalen ver oordeeld is wegens dronkenschap en het op- geven van een valschen naam, waarvoor hij ook destijds gesignaleerd stond in het Alge- meen Politieblad. 5 Hij heeft reeds eenige malen een aanval van zenuwberoerte gehad en heeft ten gevolge daarvan een verlamden arm. „Ik zou nu maar eens uitscheiden met bor- reltjes drinken", adviseerde hem de kanton rechter. Beklaagde beweerde, dit goede voomemen- inderdaad te koesteren. Hij hoopte, omdat hij toch niet kon werken, dat hij geplaatst koh worden in een of andere inrichting. Beklaagde werd veroordeeld tot 2 geldboe- ten, 1 van 2 of 2 dagen hecht., en 1 van S of 4 dagen hecht. en toonde zich zeer vol- daan. s. NOODLOTTIGE SAMENLOOP VAN OMSTANDIGHEDEN. Een 18-jarigen banketbakkersbediende uit Egmond a'an Zee moest zich verantwoorden omdat hij op 1 Augustus op N. BaHcum on der Castricum zich ongerechtigd had bevon- de nop het terrein der Provinciate Duinen. Beklaagde bekende zulks. Hij moest met een wagen vol koek naar Castricum en had op Bakkum gestopt om in de duinen zijn bo terham te eten. Toen was een rijksveldwach- ter gekomen die hem had bekeurd. „Ha, zoo", zeide de kantonrechter maar ik heb een bakkersjongen gekend, die in e kar een spuit had liggen en als hij kant zag, dan pafte hij los op haasjes en konijn- tjes. Ben jij ook van die kracht?" Beklaagde verzekerde vurig, dat hij derge- lijke snoode plannen niet had gevormd er, herhaalde wat hij hiervoren hedt gezegd. De ambtenaar releveerde, dat beklaagde, voor hij het edele banketbakkersbedrijf beoe- fende, bekend stond als een groot liefhebber

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 9