Alkmaarsche Courant
Be Reisgenoote.
Dirisdag 1 September.
Londenscli aanteekenboek.
EEUILLETON.
VQOR SPOEDIGE AFLEVE-
RING VAN ALLE HANOELS-
DRUKWERK IS UW ADRES
Honderri Zeven en Twintigste Jaargang.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR roepen sollieitanten op naar
de navolgende betrekkingen aan den cursus
voor Openbaar Vervolgonderwijs gedurende
het cursusjaar 1925/1926 (van 15 Septem-
ber tot en met 14 April), tw.:
a. Een ONDERWIJZERES voor het vak
nuttige handwerken voor 4 lestiren per week;
b. Drie ONDERWIJZERS(ESSEN) voor
een of meer der vakken: Lezen, Nederland-
sche taal, Rekenen, Aardrijksk'jnde, Geschie-
denis en Staatsir.richting, Natuurkunde en
Gezondheidsleer en Wiskunde.
Maximum aantal lesuren S per week voor
elke betrekking;
c. Een ONDERWIJZER(ES) voor het vak
Engelsche taal voor 4 lesuren per week, tegen
eene belooning van 58.per wekelijksch
lesuur per jaarcursus.
Geen bezoek dan na oproeping. SoiHoita
tiestukken (adres ongezegeld) in te zendei
uiterlijk 5 September 1925.
OPHEFFING DER HUURCOMMISSIE
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
vestigen in verband met de opheffing der
Huurcommissie de aandacht van belangheb-
benden, huurders van woningen in deze ge
meente, op het bepaalde in artikel 2a der
Huuropzeggingswet, dat ten aanzien van wo
ningen gelegen' in een gemeente waarvoor
eene Huurcommissie niet is ingesteld het-
geen dus na 24 Augustus voor Alkmaar het
geval zal zijn de kantcnrechter voor de
Repassing dier wet treedt in de plaats van
de Huurcommissie.
Aanvragen otn vernietiging van gedane
ftuuropzeggingen of om verlenging van hum
kunnen derhalve na 24 Augustus met in-
achtneming van de wettelijke termiinen, bij
den Kantonrechter worden imediend.
Alkmaar, 1 September 1925.
WENDELAAR, Burgemeester:
A. KOELMA, Secretaris.
Londen's brekende gebouwen.
Over steenkool, gas en electriciteit en
schoone toekomstmuziek. De men
we Amerikaansche toerist.
Het schijnt een onheilspellende samcnloop
can omstandigheden dat een groot aantal
voomame gebouwen van Lcnden tegelijkertijd
in staat van vernal verkeert. Ik heb in deze
aanteekeningen wel eens bewcerd, dat Londen
een stad is van gebroken dingen en dat die ge-
brokenheid kenschctscnd was voor een eigen-
aardigheid van het Engelsche karakter, dat
heelemaal .niet zoo aan compleetheid en orde
is gehecht als de Engelsche uitdrukking „the
finishing touch" zou doen vermoeden. Toen
had ik niet zoo zeer de gebouwen op het oog,
maar meer de vervallenheid van standbeel
den en poorten en zoogenaamde „straatmeu-
bels". Nu wordt ik den laatsten tijd, wat die
gebrokenheid be deft, ook in het gelijk gesteld
door den toestand van de meest beroemde ge
bouwen van de stad. Het is nog niet zoo lang
geleden dat Westminster Abbey vcilig werd
gemaakt. Dat deze oude abdy in staat van
verval verkeert en permanent moet worden
gerestaureerd is wel begrijpelijk, daar het ge-
bouw ook nu nog constructies bevat, die mis-
schien achthomderd jaar oudi zijn. De koe-
pel van St. Pauls Kathedraal, die nog slechts
een goede tweehonderd jaar als nobele wach-
ter boven de City staat, ondergaat thans de
behandeling, die moet verhoeden, dat hij in-
6tort; en wie uit de drukke straat en over de
majesteitelijke trappen den plechtigefi sche
mer van het kathedraal-interieur bereikt, zier
de reusachtige inwendige stellages opdoemen
en hoort het onkerkelijke geluid van zwaren
arbeid, dat het stutting-werk vergezeld. En
daar de beroemde Waterloo-brug, de schoon-
ste brug van de stad; maar het is haar aan
te zien, dat ze niet de degelijkste is, met haar
knik in den rug en de spanten en stellingen,
die haar zoo goed en zoo kwaad als het schra-
gen. En nu vertelt men ons tot overmaat van
ramp, dat het.Parlement bezig is te verkrui-
melen. Laat me er geruststellend aan toevoe-
gen, dat ik met het Parlement ditmaal niet de
landsvergadering bedoel, maar het huis,
waarin ze werkt en praat. De officieele naam
van dat huis is „Paleis van Westminster"
Dit paleis, dat nog geen eeuw oud is, is voor
wat zijn gevelsteen betreft bezig in viokken
naar benee te vallen; en dit met zooveel on-
gepasten ijver, dat de Parlementsleden, die
graag het tenras aan de rivier gebruiken om
er thee te drinken, dit genoegen daar ter
plaatse moeten missen, daar de steenvlokken
gevaar opleveren voor de gaafheid van hun
Roman.
((Uit het Fransch van Guy Chantepleure).
Geautoriseerde vertaling van W H C
14'
Maar mevrouw Krejean mocht niet het
genot smaken van die ontvangst te midden
van al die bekende voorwerpen die de gelief-
de zoon haar had bereid. Op den dag, voor-
dien, welke voor het vertrek uit Fo'ugeres
was vastgesteld, werd zij door bronchitis,
gepaard gaande met pleuritis, op wreede
ontrukt aan de lieve zorgzaamheid, de man-
nelijke en teedere bescherming van haar
zoon, die had gehoopt haar een lieflijk tehuis,
een langen, gelukkigen ouden dag te berei-
denEn het had Willem toegeschenen dat
hij, die zijn vader reeds sinds zijn kinderja-
ren had moeten missen, eerst nu de smart
leerde kennen.
Zes jaren waren voorbij gegaan. Niets was
er veranderd in de woning, waar mevrouw
Kerjean nooit was binnengetreden en waar
toch alles van haar getuigde. Willem bleef
de minst mooievan de beide slaapkamers ge
bruiken en ook de kleirie hoekkamer, waarvan
hij zijn werkkamer had gemaakt. Het salon,
waar zelden iemand kwam, behield de koude
deftigheid, waarin de oude bekenden van het
huis te Fougeres een bev/ijs van goede smaak
zouden hebben gezien en de mooie kamer
kunnen uithouden tgen het vernietigend beieg
van den tand des tijds. Maar al die dingen
komen ongelegen in een tijd dat het land droe-
vig slecht bij kas is.
In verband met het alarmccrende feit, dat
het Britsche steenkolen-mijnbedrijf zichzelf
niet kan bedruipen, verneemt men reeksen
aanbevelingen voor betere exploitatie van mij-
nen en beter gebruik van „den zwarten dia-
mant". ten einde de woning van dit, Brittan-
je's kostbaarst bezit, weer economisch gezond
te maken. Men is hier al eenige jaren bezig,
steenkool chemische bewerkingen te doen on-
dergaan, die ten do.el hebben er stookolie aan
te ontrekken. De opvatting heerscht dat dit
proces, mits het op den duur goedkoop kan
plaats hebben, aan steenkool haar machtspo-
sitie terug zal geven. Het kan uit de steen
kool de grootst mogelijke warmte (en dus
kracht) halen en laat een residu over, dat ook
nog kan worden, geexploiteerd. Eenige dag-
bladen hebben de betrokkenen aangespoord
wat meer haast te zetten achter de proeven,
die voor dit doel worden genomen; en ze heb
ben onthuld dat de Duitschers op hetzelfde
gebiedl all veel verder zijn en, als men niet
oppast, de Britten zullen overtroeven. Afge-
zien van deze grootscheepsche en nog wat
phantastische plannen voor het carboniseeren
van de Britsche kolen, bepleit men spaarza-
mer gebruik door middel van de „spirit of
coal" (gas), die uit de steenkool nog cokes
voor brandstof en een massa waardevolle bij-
producten voor exploitatie overlaat. Er is een
felle strijd gaande tusschen de gas- en elec-
triciteitsmenschen. Eerstgenoemden beweren,
dat gas de goedkoopste kracht is voor Enge-
land en dat het zich doeltreffend en econo
misch laat gebruiken voor arbeidsvermogen
voor velerlei productie, daarbij erkennend dat
electriciteit haar eigen terrein van toepassing
heeft, waarin het de voorkeur kan verdienen
boven gas. Een feit is, dat electrische stroom,
waarvan de ontwikkeling hier sterk gedecen-
traliseerd is in honderden electrische centra-
len over het geheele land verspreid, elk met
haar eigen stroomsterkten en generatie-me-
thoden, veel te duur is voor populair gebruik.
De gasvoorziening wint het bij stukken in
prijs en in promptheid van leverantie. Maar
electriciteit, vluchtig mysterieus en zindelijk,
werkt sterk op de verbeelding en de plannen
van de electriciteitsmenschen om het land
goedkoop van electrischen stroom te voorzien
hoe zeer ze ook bij de bestaande toestan-
den in de lucht hangen hebben den steun
van iedereen. De gasvoorstanders redeneeren
terecht dat generatie van elecriciteit door het
verbranden van steenkool een even verkwis-
tend gebruik van steenkool is als het stoken
van steenkool in dc huishaarden, de fabrieks-
en locomotief-vuren. Maar dit gercchtvaar-
digd verwijt zal men in de toekomst tegemoet
treden door centrales op te richten in de on-
middellijke nabijheid van de mijnen, waardoor
de transportkesten der steenkool, een factor
van groot belang bij de prljsbepaling, worden
uitgeschakeld. Men kan zich inderdaad wel
vodrstellen. dat dit een aanzienlijke verbete-
ring zou zijn. En in cle verbeelding kan men
naast de ijzerconstructies met drijfwielcn voor
loften boven de mijnschachten, waarmede eon
groot deel van het land als bezaaid is, de
electrische centrales zien, die stroom wekken
en verzenden naar alle deelen van hefc land.
Het verzenden van electriciteit langs draden
kest zoo goed als niets. wanneer de install a-
ties eenmaal bestaan. De eerste stap in deze
richting 'is onlangs gedaan, toen in de mijn
stad Tamworth, in Staffordshire, een centrale
bij de mijnen is geope.nd. In'dat stadie ge-
bruikt nu een op die zes iinwoners (of bijna
elk gezin) electriciteit. Men kan dit feit be-
schouwen als een begin van cen groot plan,
dat vroeg of laat universeel zal worden.
Londen is op het oogenblik voller met Ame-
rikanen dan het ooit is geweest. En de winkels
worden bestormd door menschen met uilen-
brillen en een wondcrlijke uitspraak van de
Engelsche taal; ze zoeken er naar souvenirs
van de stad en zeggen tegen elkaar „sure
some town this Londen". En tegen den be-
diende, die hun artikelen aanprijst, zeggen
zij „you sure said a mouthful there"; en als
zij het niet zeggen, dan denken zij het. De
Amerikaansche toefist van 1925 is een ander
mensch dan die van voorheen. Hij is kritisch
aangelegd en kent de waarde van de dingen,
die men hem wil verkoopen. Hij laat zich niets
aansmeren en laat geen dollar argeloos rol-
len. Het zijn ook niet meer alleen de dollar-
koningen. die nu Europa bezceken, De goed-
koope reisgelegenheid, door de Amerikaan
sche stoomschepen geboden, in den vorm van
cen derde Idas reizen voor studeerenden, on-
derwijzers en hen, die er voor willen door-
gaan, is door duizenden in het land der Ster-
ren en Strepen aangegrepen om hun verlan-
gens van jaren te voldoen en „Yurrup" te
gaan bekijken. Eenige winkeliers of hun be-
jes getuig.
van hun ontevredenhefdl over de nieuwe klas-
se Amerikaansche toeristen. „Zij willen tel-
kens iets voor niets hebben," heet het. En van
anderen kant hoort men weer, dat zij aan het
personeel van groote warenhuizen allerlei in-
lichtingen vragen, hoeveel personeel er is,
hoeveel jassen en en hoeveel klokken men wel
in vooraad heeft en hoeveel kapitaal er in de
onderneming zit, waarop zij het winkelpaleis
verlaten, zonder iets te koopen. De traditio-
neele Amerikaan, die met dollars smeet, is
een mythe geworden.
Londen, 25 Augustus 1925.
Stadnienws
van mevrouw Kerjean scheen nog steeds te
wachten op de moeder, die niet meer komen
zou
Anaik, een oude dienstbode uit Fongeres,
die nog de muts uit de streek droeg, beroem
de er zich op dat ze alles zoo volmaakt goed
onderhield Geen smetje, geen stof je
Men kon zich in den vloer spiegelen. Alles
was netjes, keurig, hoewel er door den tijd
hier en daar wel het een en ander verschoten
was; alles was doortrokken van een lekkeren
geur van zindelijkheid, boenwas en lavendel.
De fabriek van Patain te Laval lois was
herbouwd en zeer uitgebreid. Van af 's mor-
gens ging Kerjean er heen, ten minste als er
geen proeven met vliegtuigen te Issy-les-Mou-
lineaux moesten plaats hebben. Hij bleef den
ganschen namiddag weg. Maar tegen den
avond kwam hij thuis en het oude Bretonsche
nest, onder het dak van het Parijsche huis,
scheen hem in zijn eenzaamheid dan zoo lief
lijk en gastvrij toe.
Hij hield van zijn vrijgezelleninterieur, van
de maaltijden, die hij er in de eetkamer met
het^ porselein van den boerengrootvader liet
opdienen, van Je avonden, die hij er met stu-
deeren doorbracht. Zelfs op Zondagen als, hij
't soms druk had met ❖erschillende bezighe-
den, of als een no gop te lossen moeilijk-
heid hem niet losliet, nam hij er zijn toevlucht
om rustig te werken.
Wie hem slechts in zijn goed geregelde
omgeving en bij zijn huiselijke gewoonten
had waargencmen, zou hem voor een schuwe
vmuwenhater hebben kunnen aan Jen.
Nooit was er een vrouw binnengedrongen,
HET ORANJEFEEST.
In dezelfde zaal waar Jstermiddag, de kin-
deren van de leden der Chr. Oranjevereeni-
gtng hun feest hadden ter viering van den
verjaardag van H. M. de Koningin, kwanfen
des avonds de leden bijeen voor hetzelfde
doel, De zaal was geheel bezet, zelfs de tri
bune zat vol. Onder de aanwezigen merkten
we o.a. op burgemeester Wendelaar, wiens
•binnentreden met handgeklap werd begroet.
In tegenstelling met andere jaren was de zaal
thans niet versierd, alleen hht vaandel der
vereeniging had een plaats gekregen op het
tooneel.
Nadat de heer G. Chr. Dun, inspecteur
van het L. O., het samenzijn met gebed had
geopend, sprak deze een openingswoord,
waarin hij begon met er aan te herinneren,
dat deze avond in dubbelen zin anders is dan
de gewone Oranjcavonden, waar guile lach
en ernst en luim elkaar afwisselden Die af-
wisseling kwam onder de zoo gewaardeerde
leiding van ds. de Pree, den voorzitter, dien
men zoo noode mist, omdat hij was de rechte
man op de rechte plaats en, diep ernstig cener-
zijds en opgewekt anderzijds, vergaderingen
als deze zoo uitstekend kon leiden, doordat hij
mede een Oranje-man was in hart en nieren
Als Christenen betaamt het echter te zwijgen
bij dit wegnemen van ds. de Pree van de ver
eeniging. Spr. wijdde een woord van eerbie-
dige hulde aan den overledene.
Ook op ander gebied is de koninginnedag
dit jaar anders dan gewoon, ging spreker
voort, waarbij hij dan wees op het feit, dat de
koningin heeft gevraagd van haar verjaar
dag geen feestdag, maar een liefdadigheids-
dag te maken. Spr. kwam er tegen op, dat
deze wensch smalend „een koninklijk gcbaar"
was genoemd, hij vond het een wensch, die
was opgeweld uit het liefdevolle hart onzer
vorstin De vergadering'van dezen avond zou
aanvankelijk niet worden gehouden in ver
band met dien wensch, maar spr. was ver-
heugd, dat men daarvan was tcruggekomen,
Ten siotte heette spr. alle aanwezigen
hartelijk welkom, speciaal den eere-voorzitter
mr. Wendelaar en alien, die zouden medewer-
ken aan het welslagen van den avond.
Hierna werden staandc twee coupletten ge-
zongen van het oude Wilhelmus, waarop ds.
Vunderink (van Haarlem) het woord
kreeg tot het houden zijner feestrede. Spr.
zou als tekst.willen zeggen het woord van
Psalm 61: „Gij zult dagen voegen aan 's
konings dagen", maar dan opgevat als een
bede. Spr. ging dan het bedoelde Psalmvers
na, dat uit twee deelen bestaat, die oogen-
sehijnlijk niet bij elkaar behooren, gelijk spr,
aangaf. Maar toch, zei hij, zit er diepe een-
heid in. Spr. nam aan, dat de dichter bij dit
lied het oog gehad had op den druk van het
volk en daarom eindigcle met een bede voor
den koning. Immers, als de koning gezegend
werd, zou het goed gaan met het volk. Het is
de gedachte, dat koning en volk een zijn.
Aan die koningsidee wilde spr. een woord
wijden, wat hij wel noodig vond, omdat er in
deze tijden zoo vaak cynisch en laatdunkend
wordt gesproken over kroon en koningin en
kerk.
Wij willen geen personenvereering, zegt
men, maar, aldus spr., dat willen ook wij
niet. Wij weten alien zeer goed, dat wij voor
God alien gelijk zijn. Juist daar, waar men
het meest gekant is tegen het koningschap,
in Rusland, pleegt men met de vereering van
Lenin, menschenvergoding.
Het koningschap is in de wereld gekomen
door het verlangen der menSchen naar
iemand, tot wien zij konden gaan met hunne
nooden en die hun bijstond en beschermde
Zoo hadden de Grieken en de Joden hun ko
ning en toen 'mdden„die volken hun bloeitijd-
perk,
Spr. wees er op, dat de koningsidee heel
iets'anders is dan de keizersidee. Immers een
keizer is een heerscher, iemand die beveelt en
regeert vaak met sterke vuist. In dit verband
wees spr. op uitlatingen van keizers uit de
geschiedenis, die aantoont hoe het keizer-
schap leidde tot personenvergoding (b.v. kei
zer Augustus van de Romeinen).
Spr. geloofde, dat, als zij, die protester
ren tegen troon en gezag, eens de maeht in
ons land in handen kregen, wij zeker nietge-
zelfs niet zijn vriendinnetje, Colette mouche.
Zijn leven van arbeid hield hij streng ge-
scheiden van 't andere.
Uit de ramen van zijn werkkamer nam hij
de gedaanteverwisselingen waar van den
tuin, die even klein was als die te Fougbres,
met een heel grooten boom, die door de jaar-
getijden bij toerbeurt werd gehuld in bleek-
groen kantwerk, donkergroene zijde met goud-
brokaat, grauwe wol of wit bont. De meubels,
die hem in zijn stille woning omringden, een-
voudig als ze waren en zonder werkelijke
schoonheid, maar soliede en deugdelijk in 't
gebruik^ had hij a 1 tijd gekend en spraken
zoo vertrouwelijk tot hem, De portretten,
waarvan hij de personen, die ze voorstelden,
niet alle had gekend, schenen tegen hem te
glimlachen, als hij zijn oogen ophief. En Jap
was altijd bij hem, Jap, een klein hondje
van geen bepaald ras, dat Willem eens op
een avond had gevolgd, en dat door niemand
was opgeeischt.
De fijn gebouwde Jap was een gratieus
diertje. 't Had een blbnd vachtje, zwarten
staart en snoet, zwarte ooren, handige poot-
jes, een soepele tong als een lapje rose zijde,
doordringende oogen, die ook bijna zwart
waren en die met een geel schijnsel konden
lichten of in donker smaragdgroen glansden.
Jap wist met die oogen, tong, pooten en
staart, die haar zoo aardig stonden, dc meest
ingewikkelde en meest verrassende rrftmiertjes
te verzinnen om zich uit te drukken.
Jap hield van Anaik, maar Willem was de
baasde god van zijn rudimentair honde-
zieltje. Zoodra Willem thuis was, yolgde Jap
zouaen worden on
hield het liever bij onze koningin en de Ko
ningsidee.
Prins Willem I, de stamvader der Oran-
je's, gaf zich aan het Nederlandsche volk,
toen het in nood verkeerde. Hij greep niet
naar een troon; die werd! den Oranje's op-
gedrongen.
Het samen-bchooren van Oranje en Ne-
derland wordt ook bewezen door de geschie
denis onzer vlag. Immers, zij is de prinse-
lij'ke vlag, die door Nederland tot vader-
landsche vlag is verheven. Ons volk is sa-
mengegroeid met het Huis van Oranje, voor
onze ovcrtuiging hangt de zegen voor ons
volk ten nauwste samen met den zegen voor
onze koningin. De tijden, dat Nederland
zich dfkeerde van Oranje, werden tijden van
teruggang, en als ons land dan weer tot
Oranje ging, braken weer betere tijden aan.
Onze koningin voelt zich geen heerscheres,
maar dicnares, de echte konings-idee. Spr.
dacht in de eerste plaats aan haar zorg
voor het leger, vooral in de mobilisatiejaren
getoond, als zij heele nachten waakte en
wachtte op mcaedeelingen uit den minister-
raad of van het legerbestuur. Verder wees
spr. op de rampen, die ons land helaas zoo
nu en dan troflen en waarbij II. M. zich in
waarheid toonde cen moeder des volks te
zijn. En dan het feit, dat zij niet schrocmt
God in alles te erkennen als de groote
Machthebber, daarmee toont zij zich een
echt koninklijke vrouw.
Spr. begreep niet hoe er menschen kunnen
zijn, die van het koningschap niet zijn ge-
diend. In tegenstelling hiermee wordt spr.
ontroerd als hij het Wilhelmus hoort en hij
hoopte van harje, dat wij het koningschap
zullen behouden. Hij is niet gediend van de
cosmopolitische idee, die door velen wordt
gehulchgd, spr. voelt zich echt Nederlander
en wil dat blijven, al za'l men ook de men
schen uit andere landen tegemoet komen.
Het regeeren onzer koningin mag gezien
worden, zei spr. en hij wees dan op een
Engslsch oordeel, dat geen enkele dynastie
zooveel deed1 voor de gcwetensvrijheidl en de
beschaving van zijn volk.
Waar een buitenlandsch oordeel aldus
luidt, sprak spr. schande over de Nederlan-
ders, die van de koningin niet meer willen
weten.
Speciaal de jongeren wekte hij op zich te
verzetten tegen dien geest en om schragers
te zijn en te blijven van den troon onzer vor
stin. Een dag als dcz;e roept op tot het vor-
men van een muur, waartegen de revolutie-
idee strandt.
Wij willen blijven gelooven in God en ver-
trouwen blijven schenkcn aan de rcgeering
onzer vorstin. Met een bede voor haar be-
houdLeind'igde spr. zijn toespraak, die met
daverend applaus werd beloond.
De heer Dun bracht aan ds. Vunderink
«en hartelijk woord van dank voor zijne rede
en stelde voor te zingen het Vaandellied (ge-
zongen bij de aanbieding van het vaandel
verleden jaar), omdat de in ds. V.'s rede ten
grondslag liggende gedachte in dat lied tot
uitdrukking komt.
Daarna zong onze stadgenoote, mej. Sie-
z e n, die op avonden als deze reeds meerma-
len zong,-cen lied, waarin de trouw van Ne
derland aan de koningin werd bezongen.
Dit lied werd1 daarna door het pu'bliek mee-
gezongen (twee coupletten alleen door de
dames, het derde door de geheele zaal.)
Mej. Siezen zong hierop nog een tweetal
liederen, die een daverend applaus verwi-r-
ven. Zij werd zeer verdienstelijk op den vleu-
gel begeleeid door den heer Amoureus.
Bij een volgend lied begeleidde deze zijn
broer op de viool.
Beide heeren gaven ook afzonderlijk
nog een nommer voor viool en piano, waar-
mee zij zeer veel succes behaalden.
De gemeenscbappelijke zang („Wij willen
Holland houen") werd op den vleugel bege-
leid door mej. Siezen.
Na een korte pauze werd de Jubileumfilm
afgedraaid, die ook des middags voor de
kind.eren was vertoond. Zij veroorzaakte een
geweldig enthousiasme, voortdurend werd er
luid in1 de handen geklapt, als H. M. op het
doek verscheen en zoo nu en dan werd een of
ander lied aangeheven, dat op het vertoon-
de betrekking had. Zoo b.v. toen bij de
beelden van de huldiging te Amsterdam on
der de huldebrengers uit de provineien ook
de Alkmaarsche deputatie werd opgemerkt.
Spontaan werd toen het „Wie heeft van
Alkmaar niet gehoord" gezongen En aan
het einde van de film klonk geestdriftig het
Oranje boven."
Terwijl toebereidselen werden gemaakt
voor een extra film, liet mej: Siezen zich nog
eens hooren in een drietal mooie liedjes,
waarvan het eene ernstig.
Een grappige hij-film was „Geen honden
in huis," waarbij meermalen de zaal daver-
de van den la,ch.
Nadat de heeren Amoureus hun virtuosi-
N.T. BOEK- EN HANDELS-
DRUKKERIJ v/h. HERMS.
COSTER IN ZOON, VOOR.
DAM C 9, ALKMAAR
feit op de viool en piano nog eens hadden ge-
demonstreed en mej. Siezen nog in 'n paar
liederen de zaa'l had doen genieten, en er
voorts nog eens gemeenschappelijk was ge
zongen, verschenen er een aantal leden van
de chr. gymnastiekclub ten tooneele (dir. de
heer Not) voor het uitvoeren van een drietal
groepen. De eerste werd gegeven door hee-
ren-leden, die daarbij een groep landsverde-
digers vormden. De beide andere groepen
waren meisjes. Een daverend applaus was
het loon voor dit optreden.
In zijn slotwoord dankte de heer Dun al
ien die den avond tot een goeden avond had
den gemaakt. Met een1 dankgebed werd de
samenkomst besloten.
Een bij den uitgang. gehouden collecte
voor Borculo bracht 45.64 op.
Buitenlanri
hem op den voet, schoof zich onder zijn stree-
lende hand, keek hem met een vertrouwelijke
innigheid aan, en scheen hem, als hij tot haar
sprak, te verstaan en er soms onder te lijden,
zelf niet te kunnen spreken
Willem was zeer gesteld op die zwijgende
tegenwoordigheid van het hondje. Als hij
aan zijn schrijftafel of teekcntafel werkte, lag
Jap, opgerold, op zijn roode kussen te sla-
pen en haar rustige ademhaling maakte een
deel uit van de zachte, onmerkbare, bekende
geluiden, die de vertrouwelijke stilte in een
kamer vormen en waarvan wij ons eerst be-
wust worden dat ze er waren, als ze plotse-
ling zwijgen.
Achter in de kamer stond een, oude, bruin-
houten pendule, die langzaam, met een lage,
diepe klokkeklank de uren sloeg en aan den
anderen kant van de muur, in het salon, was
een verguld bronzen pendule, die de uren met
hoog en muzikaal timbre zong, luchtig als
een harptoon. Reeds als kind had Willem die
pendule cnderling gescheiden door 'een muur,
gehoord, de eene ernstig, dc andere vroolijk.
Net scheen hem toen alsof elke dag een uur
was dat ontsnapte om weg te yliegen en als
of hij de uren kon zien Uit de houten ge-
vangenis kwamen kabouters, zoo log "en
bruin als hommels; uit de vergulde gevange-
nis kwamen kleine, gouden licbte feeen te
voorschijn, vlug als bijtjes.Dan werd't
overal weer ordelijk en aan weerszijden van
de muur hoorde men alleen nog maar het
rythme van slechts een slinger. Hoewel de
tijd van die herinneringen al lang voorbij
was, behield Willem er een heerlijken indruk
DE JONGSTE STORM EN
OVERSTROOMING IN JAPAN.
Zooals reeds gemeld, heeP in Japan op-
nieuw een ramp plaats gehad, die door ge-
weldige overstroomingen is veroorzaakt. Vele
tienduizenden huizen zijn hierdoor onderge-
loopen, terwijl tientallen woningen zijn in-
gestort.
E>e correspondent van de „Chicago Tri
bune" seint hieromtrent aan zijn blad het
volgende:
Wederom is Japan het slachtoffer gewor
den van een nationale ramp, welks omvang de
wereld versteld doet staan. De steden Tokio
en Yokohama, waar men nog bezig is, gelei-
delijk de schade te herstellen, door de aard-
beving van anderhalf jaar geleden aange-
richt, zijn thans geteisterd door een onhcil,
dat op het oogenblik nog niemand tot in zijn
uiterste conscquenties vermag te overzien.
Dezen keer is het geen aardbeving, doch
een overstrooming, die het land heeft vcr-
woest en de eerste berichten spreken reeds
van tachtigduizend menschen, die in de beide
genoemde stcdeE dakloos zijn geworden. In
Tokio alleen zijn niet minder dan veertigdui-
zend en in Yokohama vierduizend huizen
door het water overstroomd.. Een groot
aantal dczer huizen waren nog niet eens vol-
komen hersteld van de schade, die zij bij de
groote aardbeving hadden opgeloopcn. De
overstrooming is veroorzaakt door een gc-
weldigen storm, gepaard gaande met een
wolkbreuk, die volgden op een diepe atmos-
ferische depressie en een typhoon. De neer-
stortende watermassa's veranderden de ri-
vieren in een minimum van tijd in bruisendc
stroomen en het vlakke land werd in een on-
afzienbaar, stormachtig meer veranderd. Al
les wat inJlen weg stond, werd onverbiddelijk
meegesleept naar zee.
Het was een geluk, dat de mcteorologische
dienst tevoren het op komst zijn van zwaar
weer had aangekoncligd en hieraan is het te
danken, dat op het oogenblik nfret meer doo-
den en slechts een honderdtal gewonden val
len te betreuren. De materieele schade is
evenwel enorm. Spoorweglijnen zijn op vele
plaatsen volkcmeji weggespoeld en in de
ovcrstroomde streken staat alle verkeer stil.
Ook de geheele binnenscheepvaart is hope-
loos in de war.
EEN ONBEHEF.RDE FLAMINGO TE
PAR1JS.
Een exotische vogel heeft er voor gezorgd,
dat Parijs na de opwindende jacht op Zizi den
Luipaard, toch niet geheel verstoken bleef van
een kleine sensatie. Maandagochtend in de
vroegte bevond gemelde exotische vogel 'zich
op een veerboct, die gemeerd lag bij Issy-les-
Moulineaux, en werd door betrapt door den
zeer verbaasden veerman. Deze nam het dier,
dat geen tegenstand bood, in beslag en bracht
het, ondanks de protesten van zijn, des veer-
mans, kinderen naar de politic.
Mede in verband met den min aangenamen
geur, welken dit gevonden voorwerp verspreid-
de, haastte de commissaris zich bekend te ma-
van. lets van een mysterie, van een droora,
iets niet onder woorden te brengen onzicht-
baars en ongrijpbaars bleef voor hem het ge-
vleugelde trillcn der uren van voorheen in
de lucht voortduren, waar als twee meer dan
honderdjarige en nog altijd kloppende har-
ten, de twee pcndules voortgingen de altijd
nieuwe uren te tellen, de een slaande na de
andere, het gouden stemmetje antwoordde op
het sombere geluid.
Menschen, die het subtiele gevoel van wel-
behagen kennen van thuis te werken, kennen
ook die vreemde, zonderlinge, uit de gewone
aangename omgeving groeiende, gewaar-
woording, waarin langzamerhand men
weet niet altijd waarom de gedachte tot
kalmte komt. Daaruit, meer dan uit iets an
ders, kwam voor Willem, of als gevolg van
dc ongedachtc wrijving van zijn denkbeelden,
of door zijn groote planrren, of door de ver-
bijsterend juiste logica van zijn berekeningen,
de vonk te voorschijn, die de openbaring
brachtde vonk, die hem dikwijls zelf ver-
baasde, als of ze uit andere hersens flitste.
,,'t Is goed," zei Willem glimlachend, „dat
de mensch alleen is." Evenals joen hij op
school was en tijdens zijn vriendscbap met
Etienne Davran^ay, was' hij een Willem de
Zwijger gebleven 'n man die weet te zwij
gen. Hij was de onbekende vorscher dien
de roem nog niet benevelde, de vliegenier die
hoog in de lucht de bedwelming over zich
voelde komen van de volmaakte eenzaamheid,
wien't onverschillig was of er publiek tegen-
woordig was bij zijn vluchten en die er vol-
strekt niet van hield een passagier mede te
nemen. (Wordt vawolgd)
I