Alkmaarsche Courant Be Reisgenoote. Dirisdag 1 September. Londenscli aanteekenboek. EEUILLETON. VQOR SPOEDIGE AFLEVE- RING VAN ALLE HANOELS- DRUKWERK IS UW ADRES Honderri Zeven en Twintigste Jaargang. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR roepen sollieitanten op naar de navolgende betrekkingen aan den cursus voor Openbaar Vervolgonderwijs gedurende het cursusjaar 1925/1926 (van 15 Septem- ber tot en met 14 April), tw.: a. Een ONDERWIJZERES voor het vak nuttige handwerken voor 4 lestiren per week; b. Drie ONDERWIJZERS(ESSEN) voor een of meer der vakken: Lezen, Nederland- sche taal, Rekenen, Aardrijksk'jnde, Geschie- denis en Staatsir.richting, Natuurkunde en Gezondheidsleer en Wiskunde. Maximum aantal lesuren S per week voor elke betrekking; c. Een ONDERWIJZER(ES) voor het vak Engelsche taal voor 4 lesuren per week, tegen eene belooning van 58.per wekelijksch lesuur per jaarcursus. Geen bezoek dan na oproeping. SoiHoita tiestukken (adres ongezegeld) in te zendei uiterlijk 5 September 1925. OPHEFFING DER HUURCOMMISSIE BURGEMEESTER en WETHOUDERS vestigen in verband met de opheffing der Huurcommissie de aandacht van belangheb- benden, huurders van woningen in deze ge meente, op het bepaalde in artikel 2a der Huuropzeggingswet, dat ten aanzien van wo ningen gelegen' in een gemeente waarvoor eene Huurcommissie niet is ingesteld het- geen dus na 24 Augustus voor Alkmaar het geval zal zijn de kantcnrechter voor de Repassing dier wet treedt in de plaats van de Huurcommissie. Aanvragen otn vernietiging van gedane ftuuropzeggingen of om verlenging van hum kunnen derhalve na 24 Augustus met in- achtneming van de wettelijke termiinen, bij den Kantonrechter worden imediend. Alkmaar, 1 September 1925. WENDELAAR, Burgemeester: A. KOELMA, Secretaris. Londen's brekende gebouwen. Over steenkool, gas en electriciteit en schoone toekomstmuziek. De men we Amerikaansche toerist. Het schijnt een onheilspellende samcnloop can omstandigheden dat een groot aantal voomame gebouwen van Lcnden tegelijkertijd in staat van vernal verkeert. Ik heb in deze aanteekeningen wel eens bewcerd, dat Londen een stad is van gebroken dingen en dat die ge- brokenheid kenschctscnd was voor een eigen- aardigheid van het Engelsche karakter, dat heelemaal .niet zoo aan compleetheid en orde is gehecht als de Engelsche uitdrukking „the finishing touch" zou doen vermoeden. Toen had ik niet zoo zeer de gebouwen op het oog, maar meer de vervallenheid van standbeel den en poorten en zoogenaamde „straatmeu- bels". Nu wordt ik den laatsten tijd, wat die gebrokenheid be deft, ook in het gelijk gesteld door den toestand van de meest beroemde ge bouwen van de stad. Het is nog niet zoo lang geleden dat Westminster Abbey vcilig werd gemaakt. Dat deze oude abdy in staat van verval verkeert en permanent moet worden gerestaureerd is wel begrijpelijk, daar het ge- bouw ook nu nog constructies bevat, die mis- schien achthomderd jaar oudi zijn. De koe- pel van St. Pauls Kathedraal, die nog slechts een goede tweehonderd jaar als nobele wach- ter boven de City staat, ondergaat thans de behandeling, die moet verhoeden, dat hij in- 6tort; en wie uit de drukke straat en over de majesteitelijke trappen den plechtigefi sche mer van het kathedraal-interieur bereikt, zier de reusachtige inwendige stellages opdoemen en hoort het onkerkelijke geluid van zwaren arbeid, dat het stutting-werk vergezeld. En daar de beroemde Waterloo-brug, de schoon- ste brug van de stad; maar het is haar aan te zien, dat ze niet de degelijkste is, met haar knik in den rug en de spanten en stellingen, die haar zoo goed en zoo kwaad als het schra- gen. En nu vertelt men ons tot overmaat van ramp, dat het.Parlement bezig is te verkrui- melen. Laat me er geruststellend aan toevoe- gen, dat ik met het Parlement ditmaal niet de landsvergadering bedoel, maar het huis, waarin ze werkt en praat. De officieele naam van dat huis is „Paleis van Westminster" Dit paleis, dat nog geen eeuw oud is, is voor wat zijn gevelsteen betreft bezig in viokken naar benee te vallen; en dit met zooveel on- gepasten ijver, dat de Parlementsleden, die graag het tenras aan de rivier gebruiken om er thee te drinken, dit genoegen daar ter plaatse moeten missen, daar de steenvlokken gevaar opleveren voor de gaafheid van hun Roman. ((Uit het Fransch van Guy Chantepleure). Geautoriseerde vertaling van W H C 14' Maar mevrouw Krejean mocht niet het genot smaken van die ontvangst te midden van al die bekende voorwerpen die de gelief- de zoon haar had bereid. Op den dag, voor- dien, welke voor het vertrek uit Fo'ugeres was vastgesteld, werd zij door bronchitis, gepaard gaande met pleuritis, op wreede ontrukt aan de lieve zorgzaamheid, de man- nelijke en teedere bescherming van haar zoon, die had gehoopt haar een lieflijk tehuis, een langen, gelukkigen ouden dag te berei- denEn het had Willem toegeschenen dat hij, die zijn vader reeds sinds zijn kinderja- ren had moeten missen, eerst nu de smart leerde kennen. Zes jaren waren voorbij gegaan. Niets was er veranderd in de woning, waar mevrouw Kerjean nooit was binnengetreden en waar toch alles van haar getuigde. Willem bleef de minst mooievan de beide slaapkamers ge bruiken en ook de kleirie hoekkamer, waarvan hij zijn werkkamer had gemaakt. Het salon, waar zelden iemand kwam, behield de koude deftigheid, waarin de oude bekenden van het huis te Fougeres een bev/ijs van goede smaak zouden hebben gezien en de mooie kamer kunnen uithouden tgen het vernietigend beieg van den tand des tijds. Maar al die dingen komen ongelegen in een tijd dat het land droe- vig slecht bij kas is. In verband met het alarmccrende feit, dat het Britsche steenkolen-mijnbedrijf zichzelf niet kan bedruipen, verneemt men reeksen aanbevelingen voor betere exploitatie van mij- nen en beter gebruik van „den zwarten dia- mant". ten einde de woning van dit, Brittan- je's kostbaarst bezit, weer economisch gezond te maken. Men is hier al eenige jaren bezig, steenkool chemische bewerkingen te doen on- dergaan, die ten do.el hebben er stookolie aan te ontrekken. De opvatting heerscht dat dit proces, mits het op den duur goedkoop kan plaats hebben, aan steenkool haar machtspo- sitie terug zal geven. Het kan uit de steen kool de grootst mogelijke warmte (en dus kracht) halen en laat een residu over, dat ook nog kan worden, geexploiteerd. Eenige dag- bladen hebben de betrokkenen aangespoord wat meer haast te zetten achter de proeven, die voor dit doel worden genomen; en ze heb ben onthuld dat de Duitschers op hetzelfde gebiedl all veel verder zijn en, als men niet oppast, de Britten zullen overtroeven. Afge- zien van deze grootscheepsche en nog wat phantastische plannen voor het carboniseeren van de Britsche kolen, bepleit men spaarza- mer gebruik door middel van de „spirit of coal" (gas), die uit de steenkool nog cokes voor brandstof en een massa waardevolle bij- producten voor exploitatie overlaat. Er is een felle strijd gaande tusschen de gas- en elec- triciteitsmenschen. Eerstgenoemden beweren, dat gas de goedkoopste kracht is voor Enge- land en dat het zich doeltreffend en econo misch laat gebruiken voor arbeidsvermogen voor velerlei productie, daarbij erkennend dat electriciteit haar eigen terrein van toepassing heeft, waarin het de voorkeur kan verdienen boven gas. Een feit is, dat electrische stroom, waarvan de ontwikkeling hier sterk gedecen- traliseerd is in honderden electrische centra- len over het geheele land verspreid, elk met haar eigen stroomsterkten en generatie-me- thoden, veel te duur is voor populair gebruik. De gasvoorziening wint het bij stukken in prijs en in promptheid van leverantie. Maar electriciteit, vluchtig mysterieus en zindelijk, werkt sterk op de verbeelding en de plannen van de electriciteitsmenschen om het land goedkoop van electrischen stroom te voorzien hoe zeer ze ook bij de bestaande toestan- den in de lucht hangen hebben den steun van iedereen. De gasvoorstanders redeneeren terecht dat generatie van elecriciteit door het verbranden van steenkool een even verkwis- tend gebruik van steenkool is als het stoken van steenkool in dc huishaarden, de fabrieks- en locomotief-vuren. Maar dit gercchtvaar- digd verwijt zal men in de toekomst tegemoet treden door centrales op te richten in de on- middellijke nabijheid van de mijnen, waardoor de transportkesten der steenkool, een factor van groot belang bij de prljsbepaling, worden uitgeschakeld. Men kan zich inderdaad wel vodrstellen. dat dit een aanzienlijke verbete- ring zou zijn. En in cle verbeelding kan men naast de ijzerconstructies met drijfwielcn voor loften boven de mijnschachten, waarmede eon groot deel van het land als bezaaid is, de electrische centrales zien, die stroom wekken en verzenden naar alle deelen van hefc land. Het verzenden van electriciteit langs draden kest zoo goed als niets. wanneer de install a- ties eenmaal bestaan. De eerste stap in deze richting 'is onlangs gedaan, toen in de mijn stad Tamworth, in Staffordshire, een centrale bij de mijnen is geope.nd. In'dat stadie ge- bruikt nu een op die zes iinwoners (of bijna elk gezin) electriciteit. Men kan dit feit be- schouwen als een begin van cen groot plan, dat vroeg of laat universeel zal worden. Londen is op het oogenblik voller met Ame- rikanen dan het ooit is geweest. En de winkels worden bestormd door menschen met uilen- brillen en een wondcrlijke uitspraak van de Engelsche taal; ze zoeken er naar souvenirs van de stad en zeggen tegen elkaar „sure some town this Londen". En tegen den be- diende, die hun artikelen aanprijst, zeggen zij „you sure said a mouthful there"; en als zij het niet zeggen, dan denken zij het. De Amerikaansche toefist van 1925 is een ander mensch dan die van voorheen. Hij is kritisch aangelegd en kent de waarde van de dingen, die men hem wil verkoopen. Hij laat zich niets aansmeren en laat geen dollar argeloos rol- len. Het zijn ook niet meer alleen de dollar- koningen. die nu Europa bezceken, De goed- koope reisgelegenheid, door de Amerikaan sche stoomschepen geboden, in den vorm van cen derde Idas reizen voor studeerenden, on- derwijzers en hen, die er voor willen door- gaan, is door duizenden in het land der Ster- ren en Strepen aangegrepen om hun verlan- gens van jaren te voldoen en „Yurrup" te gaan bekijken. Eenige winkeliers of hun be- jes getuig. van hun ontevredenhefdl over de nieuwe klas- se Amerikaansche toeristen. „Zij willen tel- kens iets voor niets hebben," heet het. En van anderen kant hoort men weer, dat zij aan het personeel van groote warenhuizen allerlei in- lichtingen vragen, hoeveel personeel er is, hoeveel jassen en en hoeveel klokken men wel in vooraad heeft en hoeveel kapitaal er in de onderneming zit, waarop zij het winkelpaleis verlaten, zonder iets te koopen. De traditio- neele Amerikaan, die met dollars smeet, is een mythe geworden. Londen, 25 Augustus 1925. Stadnienws van mevrouw Kerjean scheen nog steeds te wachten op de moeder, die niet meer komen zou Anaik, een oude dienstbode uit Fongeres, die nog de muts uit de streek droeg, beroem de er zich op dat ze alles zoo volmaakt goed onderhield Geen smetje, geen stof je Men kon zich in den vloer spiegelen. Alles was netjes, keurig, hoewel er door den tijd hier en daar wel het een en ander verschoten was; alles was doortrokken van een lekkeren geur van zindelijkheid, boenwas en lavendel. De fabriek van Patain te Laval lois was herbouwd en zeer uitgebreid. Van af 's mor- gens ging Kerjean er heen, ten minste als er geen proeven met vliegtuigen te Issy-les-Mou- lineaux moesten plaats hebben. Hij bleef den ganschen namiddag weg. Maar tegen den avond kwam hij thuis en het oude Bretonsche nest, onder het dak van het Parijsche huis, scheen hem in zijn eenzaamheid dan zoo lief lijk en gastvrij toe. Hij hield van zijn vrijgezelleninterieur, van de maaltijden, die hij er in de eetkamer met het^ porselein van den boerengrootvader liet opdienen, van Je avonden, die hij er met stu- deeren doorbracht. Zelfs op Zondagen als, hij 't soms druk had met ❖erschillende bezighe- den, of als een no gop te lossen moeilijk- heid hem niet losliet, nam hij er zijn toevlucht om rustig te werken. Wie hem slechts in zijn goed geregelde omgeving en bij zijn huiselijke gewoonten had waargencmen, zou hem voor een schuwe vmuwenhater hebben kunnen aan Jen. Nooit was er een vrouw binnengedrongen, HET ORANJEFEEST. In dezelfde zaal waar Jstermiddag, de kin- deren van de leden der Chr. Oranjevereeni- gtng hun feest hadden ter viering van den verjaardag van H. M. de Koningin, kwanfen des avonds de leden bijeen voor hetzelfde doel, De zaal was geheel bezet, zelfs de tri bune zat vol. Onder de aanwezigen merkten we o.a. op burgemeester Wendelaar, wiens •binnentreden met handgeklap werd begroet. In tegenstelling met andere jaren was de zaal thans niet versierd, alleen hht vaandel der vereeniging had een plaats gekregen op het tooneel. Nadat de heer G. Chr. Dun, inspecteur van het L. O., het samenzijn met gebed had geopend, sprak deze een openingswoord, waarin hij begon met er aan te herinneren, dat deze avond in dubbelen zin anders is dan de gewone Oranjcavonden, waar guile lach en ernst en luim elkaar afwisselden Die af- wisseling kwam onder de zoo gewaardeerde leiding van ds. de Pree, den voorzitter, dien men zoo noode mist, omdat hij was de rechte man op de rechte plaats en, diep ernstig cener- zijds en opgewekt anderzijds, vergaderingen als deze zoo uitstekend kon leiden, doordat hij mede een Oranje-man was in hart en nieren Als Christenen betaamt het echter te zwijgen bij dit wegnemen van ds. de Pree van de ver eeniging. Spr. wijdde een woord van eerbie- dige hulde aan den overledene. Ook op ander gebied is de koninginnedag dit jaar anders dan gewoon, ging spreker voort, waarbij hij dan wees op het feit, dat de koningin heeft gevraagd van haar verjaar dag geen feestdag, maar een liefdadigheids- dag te maken. Spr. kwam er tegen op, dat deze wensch smalend „een koninklijk gcbaar" was genoemd, hij vond het een wensch, die was opgeweld uit het liefdevolle hart onzer vorstin De vergadering'van dezen avond zou aanvankelijk niet worden gehouden in ver band met dien wensch, maar spr. was ver- heugd, dat men daarvan was tcruggekomen, Ten siotte heette spr. alle aanwezigen hartelijk welkom, speciaal den eere-voorzitter mr. Wendelaar en alien, die zouden medewer- ken aan het welslagen van den avond. Hierna werden staandc twee coupletten ge- zongen van het oude Wilhelmus, waarop ds. Vunderink (van Haarlem) het woord kreeg tot het houden zijner feestrede. Spr. zou als tekst.willen zeggen het woord van Psalm 61: „Gij zult dagen voegen aan 's konings dagen", maar dan opgevat als een bede. Spr. ging dan het bedoelde Psalmvers na, dat uit twee deelen bestaat, die oogen- sehijnlijk niet bij elkaar behooren, gelijk spr, aangaf. Maar toch, zei hij, zit er diepe een- heid in. Spr. nam aan, dat de dichter bij dit lied het oog gehad had op den druk van het volk en daarom eindigcle met een bede voor den koning. Immers, als de koning gezegend werd, zou het goed gaan met het volk. Het is de gedachte, dat koning en volk een zijn. Aan die koningsidee wilde spr. een woord wijden, wat hij wel noodig vond, omdat er in deze tijden zoo vaak cynisch en laatdunkend wordt gesproken over kroon en koningin en kerk. Wij willen geen personenvereering, zegt men, maar, aldus spr., dat willen ook wij niet. Wij weten alien zeer goed, dat wij voor God alien gelijk zijn. Juist daar, waar men het meest gekant is tegen het koningschap, in Rusland, pleegt men met de vereering van Lenin, menschenvergoding. Het koningschap is in de wereld gekomen door het verlangen der menSchen naar iemand, tot wien zij konden gaan met hunne nooden en die hun bijstond en beschermde Zoo hadden de Grieken en de Joden hun ko ning en toen 'mdden„die volken hun bloeitijd- perk, Spr. wees er op, dat de koningsidee heel iets'anders is dan de keizersidee. Immers een keizer is een heerscher, iemand die beveelt en regeert vaak met sterke vuist. In dit verband wees spr. op uitlatingen van keizers uit de geschiedenis, die aantoont hoe het keizer- schap leidde tot personenvergoding (b.v. kei zer Augustus van de Romeinen). Spr. geloofde, dat, als zij, die protester ren tegen troon en gezag, eens de maeht in ons land in handen kregen, wij zeker nietge- zelfs niet zijn vriendinnetje, Colette mouche. Zijn leven van arbeid hield hij streng ge- scheiden van 't andere. Uit de ramen van zijn werkkamer nam hij de gedaanteverwisselingen waar van den tuin, die even klein was als die te Fougbres, met een heel grooten boom, die door de jaar- getijden bij toerbeurt werd gehuld in bleek- groen kantwerk, donkergroene zijde met goud- brokaat, grauwe wol of wit bont. De meubels, die hem in zijn stille woning omringden, een- voudig als ze waren en zonder werkelijke schoonheid, maar soliede en deugdelijk in 't gebruik^ had hij a 1 tijd gekend en spraken zoo vertrouwelijk tot hem, De portretten, waarvan hij de personen, die ze voorstelden, niet alle had gekend, schenen tegen hem te glimlachen, als hij zijn oogen ophief. En Jap was altijd bij hem, Jap, een klein hondje van geen bepaald ras, dat Willem eens op een avond had gevolgd, en dat door niemand was opgeeischt. De fijn gebouwde Jap was een gratieus diertje. 't Had een blbnd vachtje, zwarten staart en snoet, zwarte ooren, handige poot- jes, een soepele tong als een lapje rose zijde, doordringende oogen, die ook bijna zwart waren en die met een geel schijnsel konden lichten of in donker smaragdgroen glansden. Jap wist met die oogen, tong, pooten en staart, die haar zoo aardig stonden, dc meest ingewikkelde en meest verrassende rrftmiertjes te verzinnen om zich uit te drukken. Jap hield van Anaik, maar Willem was de baasde god van zijn rudimentair honde- zieltje. Zoodra Willem thuis was, yolgde Jap zouaen worden on hield het liever bij onze koningin en de Ko ningsidee. Prins Willem I, de stamvader der Oran- je's, gaf zich aan het Nederlandsche volk, toen het in nood verkeerde. Hij greep niet naar een troon; die werd! den Oranje's op- gedrongen. Het samen-bchooren van Oranje en Ne- derland wordt ook bewezen door de geschie denis onzer vlag. Immers, zij is de prinse- lij'ke vlag, die door Nederland tot vader- landsche vlag is verheven. Ons volk is sa- mengegroeid met het Huis van Oranje, voor onze ovcrtuiging hangt de zegen voor ons volk ten nauwste samen met den zegen voor onze koningin. De tijden, dat Nederland zich dfkeerde van Oranje, werden tijden van teruggang, en als ons land dan weer tot Oranje ging, braken weer betere tijden aan. Onze koningin voelt zich geen heerscheres, maar dicnares, de echte konings-idee. Spr. dacht in de eerste plaats aan haar zorg voor het leger, vooral in de mobilisatiejaren getoond, als zij heele nachten waakte en wachtte op mcaedeelingen uit den minister- raad of van het legerbestuur. Verder wees spr. op de rampen, die ons land helaas zoo nu en dan troflen en waarbij II. M. zich in waarheid toonde cen moeder des volks te zijn. En dan het feit, dat zij niet schrocmt God in alles te erkennen als de groote Machthebber, daarmee toont zij zich een echt koninklijke vrouw. Spr. begreep niet hoe er menschen kunnen zijn, die van het koningschap niet zijn ge- diend. In tegenstelling hiermee wordt spr. ontroerd als hij het Wilhelmus hoort en hij hoopte van harje, dat wij het koningschap zullen behouden. Hij is niet gediend van de cosmopolitische idee, die door velen wordt gehulchgd, spr. voelt zich echt Nederlander en wil dat blijven, al za'l men ook de men schen uit andere landen tegemoet komen. Het regeeren onzer koningin mag gezien worden, zei spr. en hij wees dan op een Engslsch oordeel, dat geen enkele dynastie zooveel deed1 voor de gcwetensvrijheidl en de beschaving van zijn volk. Waar een buitenlandsch oordeel aldus luidt, sprak spr. schande over de Nederlan- ders, die van de koningin niet meer willen weten. Speciaal de jongeren wekte hij op zich te verzetten tegen dien geest en om schragers te zijn en te blijven van den troon onzer vor stin. Een dag als dcz;e roept op tot het vor- men van een muur, waartegen de revolutie- idee strandt. Wij willen blijven gelooven in God en ver- trouwen blijven schenkcn aan de rcgeering onzer vorstin. Met een bede voor haar be- houdLeind'igde spr. zijn toespraak, die met daverend applaus werd beloond. De heer Dun bracht aan ds. Vunderink «en hartelijk woord van dank voor zijne rede en stelde voor te zingen het Vaandellied (ge- zongen bij de aanbieding van het vaandel verleden jaar), omdat de in ds. V.'s rede ten grondslag liggende gedachte in dat lied tot uitdrukking komt. Daarna zong onze stadgenoote, mej. Sie- z e n, die op avonden als deze reeds meerma- len zong,-cen lied, waarin de trouw van Ne derland aan de koningin werd bezongen. Dit lied werd1 daarna door het pu'bliek mee- gezongen (twee coupletten alleen door de dames, het derde door de geheele zaal.) Mej. Siezen zong hierop nog een tweetal liederen, die een daverend applaus verwi-r- ven. Zij werd zeer verdienstelijk op den vleu- gel begeleeid door den heer Amoureus. Bij een volgend lied begeleidde deze zijn broer op de viool. Beide heeren gaven ook afzonderlijk nog een nommer voor viool en piano, waar- mee zij zeer veel succes behaalden. De gemeenscbappelijke zang („Wij willen Holland houen") werd op den vleugel bege- leid door mej. Siezen. Na een korte pauze werd de Jubileumfilm afgedraaid, die ook des middags voor de kind.eren was vertoond. Zij veroorzaakte een geweldig enthousiasme, voortdurend werd er luid in1 de handen geklapt, als H. M. op het doek verscheen en zoo nu en dan werd een of ander lied aangeheven, dat op het vertoon- de betrekking had. Zoo b.v. toen bij de beelden van de huldiging te Amsterdam on der de huldebrengers uit de provineien ook de Alkmaarsche deputatie werd opgemerkt. Spontaan werd toen het „Wie heeft van Alkmaar niet gehoord" gezongen En aan het einde van de film klonk geestdriftig het Oranje boven." Terwijl toebereidselen werden gemaakt voor een extra film, liet mej: Siezen zich nog eens hooren in een drietal mooie liedjes, waarvan het eene ernstig. Een grappige hij-film was „Geen honden in huis," waarbij meermalen de zaal daver- de van den la,ch. Nadat de heeren Amoureus hun virtuosi- N.T. BOEK- EN HANDELS- DRUKKERIJ v/h. HERMS. COSTER IN ZOON, VOOR. DAM C 9, ALKMAAR feit op de viool en piano nog eens hadden ge- demonstreed en mej. Siezen nog in 'n paar liederen de zaa'l had doen genieten, en er voorts nog eens gemeenschappelijk was ge zongen, verschenen er een aantal leden van de chr. gymnastiekclub ten tooneele (dir. de heer Not) voor het uitvoeren van een drietal groepen. De eerste werd gegeven door hee- ren-leden, die daarbij een groep landsverde- digers vormden. De beide andere groepen waren meisjes. Een daverend applaus was het loon voor dit optreden. In zijn slotwoord dankte de heer Dun al ien die den avond tot een goeden avond had den gemaakt. Met een1 dankgebed werd de samenkomst besloten. Een bij den uitgang. gehouden collecte voor Borculo bracht 45.64 op. Buitenlanri hem op den voet, schoof zich onder zijn stree- lende hand, keek hem met een vertrouwelijke innigheid aan, en scheen hem, als hij tot haar sprak, te verstaan en er soms onder te lijden, zelf niet te kunnen spreken Willem was zeer gesteld op die zwijgende tegenwoordigheid van het hondje. Als hij aan zijn schrijftafel of teekcntafel werkte, lag Jap, opgerold, op zijn roode kussen te sla- pen en haar rustige ademhaling maakte een deel uit van de zachte, onmerkbare, bekende geluiden, die de vertrouwelijke stilte in een kamer vormen en waarvan wij ons eerst be- wust worden dat ze er waren, als ze plotse- ling zwijgen. Achter in de kamer stond een, oude, bruin- houten pendule, die langzaam, met een lage, diepe klokkeklank de uren sloeg en aan den anderen kant van de muur, in het salon, was een verguld bronzen pendule, die de uren met hoog en muzikaal timbre zong, luchtig als een harptoon. Reeds als kind had Willem die pendule cnderling gescheiden door 'een muur, gehoord, de eene ernstig, dc andere vroolijk. Net scheen hem toen alsof elke dag een uur was dat ontsnapte om weg te yliegen en als of hij de uren kon zien Uit de houten ge- vangenis kwamen kabouters, zoo log "en bruin als hommels; uit de vergulde gevange- nis kwamen kleine, gouden licbte feeen te voorschijn, vlug als bijtjes.Dan werd't overal weer ordelijk en aan weerszijden van de muur hoorde men alleen nog maar het rythme van slechts een slinger. Hoewel de tijd van die herinneringen al lang voorbij was, behield Willem er een heerlijken indruk DE JONGSTE STORM EN OVERSTROOMING IN JAPAN. Zooals reeds gemeld, heeP in Japan op- nieuw een ramp plaats gehad, die door ge- weldige overstroomingen is veroorzaakt. Vele tienduizenden huizen zijn hierdoor onderge- loopen, terwijl tientallen woningen zijn in- gestort. E>e correspondent van de „Chicago Tri bune" seint hieromtrent aan zijn blad het volgende: Wederom is Japan het slachtoffer gewor den van een nationale ramp, welks omvang de wereld versteld doet staan. De steden Tokio en Yokohama, waar men nog bezig is, gelei- delijk de schade te herstellen, door de aard- beving van anderhalf jaar geleden aange- richt, zijn thans geteisterd door een onhcil, dat op het oogenblik nog niemand tot in zijn uiterste conscquenties vermag te overzien. Dezen keer is het geen aardbeving, doch een overstrooming, die het land heeft vcr- woest en de eerste berichten spreken reeds van tachtigduizend menschen, die in de beide genoemde stcdeE dakloos zijn geworden. In Tokio alleen zijn niet minder dan veertigdui- zend en in Yokohama vierduizend huizen door het water overstroomd.. Een groot aantal dczer huizen waren nog niet eens vol- komen hersteld van de schade, die zij bij de groote aardbeving hadden opgeloopcn. De overstrooming is veroorzaakt door een gc- weldigen storm, gepaard gaande met een wolkbreuk, die volgden op een diepe atmos- ferische depressie en een typhoon. De neer- stortende watermassa's veranderden de ri- vieren in een minimum van tijd in bruisendc stroomen en het vlakke land werd in een on- afzienbaar, stormachtig meer veranderd. Al les wat inJlen weg stond, werd onverbiddelijk meegesleept naar zee. Het was een geluk, dat de mcteorologische dienst tevoren het op komst zijn van zwaar weer had aangekoncligd en hieraan is het te danken, dat op het oogenblik nfret meer doo- den en slechts een honderdtal gewonden val len te betreuren. De materieele schade is evenwel enorm. Spoorweglijnen zijn op vele plaatsen volkcmeji weggespoeld en in de ovcrstroomde streken staat alle verkeer stil. Ook de geheele binnenscheepvaart is hope- loos in de war. EEN ONBEHEF.RDE FLAMINGO TE PAR1JS. Een exotische vogel heeft er voor gezorgd, dat Parijs na de opwindende jacht op Zizi den Luipaard, toch niet geheel verstoken bleef van een kleine sensatie. Maandagochtend in de vroegte bevond gemelde exotische vogel 'zich op een veerboct, die gemeerd lag bij Issy-les- Moulineaux, en werd door betrapt door den zeer verbaasden veerman. Deze nam het dier, dat geen tegenstand bood, in beslag en bracht het, ondanks de protesten van zijn, des veer- mans, kinderen naar de politic. Mede in verband met den min aangenamen geur, welken dit gevonden voorwerp verspreid- de, haastte de commissaris zich bekend te ma- van. lets van een mysterie, van een droora, iets niet onder woorden te brengen onzicht- baars en ongrijpbaars bleef voor hem het ge- vleugelde trillcn der uren van voorheen in de lucht voortduren, waar als twee meer dan honderdjarige en nog altijd kloppende har- ten, de twee pcndules voortgingen de altijd nieuwe uren te tellen, de een slaande na de andere, het gouden stemmetje antwoordde op het sombere geluid. Menschen, die het subtiele gevoel van wel- behagen kennen van thuis te werken, kennen ook die vreemde, zonderlinge, uit de gewone aangename omgeving groeiende, gewaar- woording, waarin langzamerhand men weet niet altijd waarom de gedachte tot kalmte komt. Daaruit, meer dan uit iets an ders, kwam voor Willem, of als gevolg van dc ongedachtc wrijving van zijn denkbeelden, of door zijn groote planrren, of door de ver- bijsterend juiste logica van zijn berekeningen, de vonk te voorschijn, die de openbaring brachtde vonk, die hem dikwijls zelf ver- baasde, als of ze uit andere hersens flitste. ,,'t Is goed," zei Willem glimlachend, „dat de mensch alleen is." Evenals joen hij op school was en tijdens zijn vriendscbap met Etienne Davran^ay, was' hij een Willem de Zwijger gebleven 'n man die weet te zwij gen. Hij was de onbekende vorscher dien de roem nog niet benevelde, de vliegenier die hoog in de lucht de bedwelming over zich voelde komen van de volmaakte eenzaamheid, wien't onverschillig was of er publiek tegen- woordig was bij zijn vluchten en die er vol- strekt niet van hield een passagier mede te nemen. (Wordt vawolgd) I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5