Alkmaarsche Courant
Scbaakrnbriok.
Parljsolie Oanseraein.
ADVERTEERT IN DE
ALKMAARSCHE COURANT!
Zaterdag 10 October.
In en om de hoofdstad.
FEU1LLET0N.
De Heisgenoote.
Honderd Zero m Twfottgste Jaargang,
1925
fcV- CL.
Langs de straat. Groote-stads-gedoe
Een groot magazijn in de Kalverstraat
kondi gt op de winkelruitea aan een „groote
reclame-uitverkoop" en aangezien het in dit
geval een zaak betreft, waarin niet alleen
■aq iBeuxaaAq nftpag jjsoq jpaw 3}sp?ei aa
dingen verkocht worden, waarvoor de andere
sekse zich steeds bijzonder interesseert, doch
gezegde reclame-uitverkoop ook in zich sluit
allerlei axtikelen, waaraan ook het manvolk
iets heeft, verdrmgt men zich voor de spie-
gelruiten om te ontdekekn of er een koopje
te halen zou zijn.
Groote reclame-uitverkoopen.^.uitverkoo-
pen wegens vergevorderd seizoen; uitverkoo-
pen wegens liqmdatie; kortom, uitverkoopen
'om welke denkbare en ondenkbare reden dan
ode, verheugen zich meestal in de bijzondere
belangstelling van een groot deel van het
publiek dat is niet iets speciaals Amster-
damsch, maar toch'twijfel ik er geen oogen-
blik aan, dat het Amsterdamsche publiek op
dit punt al heel erg belangstellend is, aan-
;gezien de Amsterdammer altijd een buiten-
jgewone nieuwsgierigheid ten toon spreidt
,voor al hetgeen aan of op den openbaren
weg gebeurt. Ik geloof, dat hij met den
nieuwsgierigheidsknobbel de wereld in komt
en dat die zich hoe langer hoe meer ontwik-
kelt, naarmate hij opgroeit te midden van het
leven in zijn vaderstad. Het minste of ge-
ringste dat ook maar iets gaat buiten den
igewonen „sleur" trekt de aandacht van den
lyolbloed Amsterdammer; van zijn prille jon-
gens- en ook meisjesjaren heeft hij den drang
hn zich gevoeld zich met alles op straat te
•bemoeien. Er zijn tijden geweest, dat die be-
moeizucht bep2ald hinderlijk was voor ieder-
een, die ook maar in het minste of geringste
afweek van het dagelijks geziene. Daardoor
had de stad een werkelijk ongunstige ver-
maardheid gekregen met betrekking tot
vreemdelingen. Wee, den ongelukkige, die
zich dorst te vertoonen in eenigszins „buite-
nissige" kleedij, hij smaakte de „voldoe-
ning" dat hij dientengevolge gevolgd en niet
altijd welwillend beoordeeld en bejegend
werd door een omringend jeugdig publiek,
waarbij zich dikwerf ouderen aansioten.
Dat is er in de latere jaren gelukkig, zoo-
al niet heelemaal, dan toch voor een goed
deel afgegaan. Tegenwoordig moet een
vreemdeling op straat er al erg opvallend
uitzien op deze of gene manier, wil hij ge-
weldig- reel aantrekking voor het publiek
op straat hebben; we zijn grooter geworden,
uitgegroeid; meer van „hcnk" geweest, zelfs
in die lagen der samenleving, welke vroeger
den kring hunner uitstappen niet verder uit-
strekten dan de stadsgrenzen. Maar, daar-
nrt: is niet gezegd. dat de Amsterdammer
zijn nieuwsgierigheid kwijt is, volstrekt niet.
Hij weet altijd wel weer iets te vinden wat
hem aanleiding geeft om te blijven kijken en
zijn kritiek te geven.
Zoo weer zoo'n uitverkoop als ik boven
noemde; zoo pog altijd het nieuwe plantsoen
van den Dam, waarvoor de belangstelling
al danig verflauwd is, maar waar toch nog
altijd zieners van beiderlei kunne kritiseeren
en er het hunne van zeggen en ik kan wel
verklaren, dat ik, als onverschillig mede-kij-
ker luisterende, over het algemeen de mea
ning hier hoorde verkondigen. „Wel aardig,
maar't hoort hier toch heelemaal iet," waar-
op dan van den anderen kant steeds volgde:
„Neen, 't hoort hier niet maar altijd beter
dan die modderpoel".
De belangstelling heeft zich thans voor
degenen, die op den Dam moeten wezen,
blijkbaar nog meer verplaatst naar den ach-
terkant van het Paleis, naar het terrein,
waar vroeger het hotel „Palais Royal" stond.
Daar is nu niets, niemendal meer van over;
zelfs de fundamental zijn uitgegraven en
nieuwe palen worden bij de oude, bloot geko_
menen, ingeheid om straks het verdere deel
van het betonnen-gevaarte te moeten dragen,
hetwelk postgiro- en andere diensten zai
worden.
En dat is nu een kolfje naar de hand der
volbloed-AmsterdammersGansch den dag
staat er een belangstellende kring toeschou-
wers het indrijven der palen gade te slaar.;
fietsers, die voorbijkomen, stappen af om
even te kijkenaf en toe heb ik zelfs auto's stil
zien houden, omdat de inzittenden toch even
zoo'n paal moesten zien verdwijnen. Eigen-
aardig dat de Amsterdammers altijd en altijd
weder heiwerk in hun stad zoo iets aantrek-
kelijks vinden, alsof niet alles waarop zij le
ven op palen is gebouwd. Of kan het ook
.zijn, dat zij steeds weer, als ze zoo de grond-
Roman.
(Uit het Fransch van Guy Chantepleure).
Geautoriseerde vertaling van W. H. C.
48)
Terwijl het rijtuig ons naar de stad terug-
bracht, zag ik de jonggetrouwden uit het
hotel, die langzaam langs het water kuier-
den. En ik dacbt aan een andere reis, die ik
eenmaal droomde te zuilen maken, terwijl
een stem waarvan ik de herinnering nu
moet bannen me over Brugge sprak.
't Weer was mooi en de lucht zuiver en
helder, terwijl de hemel een rose tint kreeg.
Ik zei:
Indien we, nu het niet meer regent, nog
wait bleven WillemVier dagen is voor
tea huwelijksreis toch wel wat erg weinig.
Maar Kerjean antwoordde:
Voor een huwelijksreis als de onze, ver-
zeker ik je dat het ruim voldoende isMor-
gen kan het weer gaan regenen en wat me
zelf betreft, heb ik in Parijs veel gewichtiger
dingen onafgedaan laten liggen.
Ik hdb niet verder aangedrongen. Kerjean
heeft gelijk. Vier dagen! o ja, voor een reis
als de onze was het ruim genoeg! Ik
faoud niet meer van BruggeO, Fabrice,
waarom heb je het me leeren lief hebben!
In den nachttrein reden we door het don-
Itm so ^kten lacidschaD v
sTa'gen z!en scheppen voor een nieuw gebouw
in hun stad, zich er trotsch over voelen, dat
zij door tal van eeuwen heen dien drassigen
bodem altijd maar wer den baas zijtn geble-
ven en daarop hebben weten te doen verrijzen
hun trotsche stad? Onmogelijk is dit niet
palen nemen een belangrijke plaats in het le
ven der Amsterdammers; 13669 werden er
ingedreven daar op den Dam om het beroem -
de „Kapitool" te schragen en staat het er nog
niet soliede bij, na drie eeuwen? Zoo beke-
ken zult ge toestemmen, dat het begrijpelijk
is wanneer de Amsterdammer steeds zooveel
belang stelt in heiwerk.
Wie rond wil kijken in deze stad, heeft op
straat altijd iets te zien dat een beschouwing
waard is yal schijnt het op zich zelf nog zoo
onbeteekenend- Zoo kon.men sedert eenigen
ftijd--in een winkelhuis aan een der drukste
verkeerswegen een uitverkoop zien van
„kunstwerken", althans als zoodanig worden
ze aangeprezen. Athter het groote uitstal-
raam hangen tallooze schilderijen-copieen,
liefst heel leelijke, van doeken in oorsprong
van beroemde meesters, en ook van onbekende
groothedendaarnevens eenige stukken, die
door moeten gaan voor origineele. De voor-
bijgangers worden op reclame papieren aan-
gemaand te komen koopen zulke koopjes
komen niet meer voor zie de prijzen, die
varieeren tusschen vijf gulden en eenige hon-
derden guldens en er zullen er wel zijn, die
Zich laten verlokken en dan nog te duur
koopen. Want het gaat bij soortgelijke
„kunstverkoopen" soms eigenaardig toe. Ik
zal niet beweren dat het bij dengene, die nu
aan den gang is, zoo toegaat, maar over een
soortgelijke kunsthandel hoorde ik dezer da
gen een aardige geschiedenis
„Kijk eens", zeide mijn zegsman, „bij
wone" uitverkoopen worden de dingen laag
geprijsd om koopers te lokken. Bij zulke
kunstverkoopen prijzen ze een p a a r dingen
laag en andere heel hoog. Nu weet ik van een
eerzamen dorpsbewoner, die zoo'n kunstver-
koop binnenging en vroeg een goedkoop aan
geprezen stukje te zien. De kunstverkooper
zeide, dat hij voor mijnheer wel iets beters
had, iets moois voor den salon en hij had toen
gewezen op een doek, geprijsd met eenige
honderden guldens. De buitenman had ge
zegd het prachtig te vinden, maar het ging
boven zijn prik, verre. De verkooper liet niet
los, roemde de verdiensten van 't stuk en de
arglooze buitenman zeide ten slotte: „als
't nu eens honderd gulden was b.v." Groote
geveinsde verontwaardiging van den kunst-
handelaar, maar't eind was, dat hij het voor
honderd gulden liet gaan natuurlijk nog
veel en veel te duur. Een paar dagen nadat
die arme kerel er in geloopen was, heb ik, al-
dus besloot mijn zegsnian, „hetzelfde onder-
werp weder even groot zien hangen in dezeli-
de zaak n u wat lager geprijsd!"
Ja, ja, Amsterdam heeft eigenaardige din
gen. Zoo loopen hier af en toe van die Oos-
teriingen rond, althans ze gaan er voor door.
Lange blauwe jassen aan, fez op het hoofd
geeft ze een Grieksch of Armeniaansch of
ander Oostersch „aspect"; over den schouder
dragen zij zwierig „echte Smyrnaatapijten",
zoo kersversch aangevoerd. Ze bieden zeaan
aan de huisdeur of aan de koffiehuisbezoe-
kers echte tapijten, prijzen van een paar
honderd gulden en meer, maar bij Pander en
andere groote zaken zouden ze je immers
honderden vragen. Durf nu eens voor die
dingen te bieden niet met honderden guldens,
maar met tientallen en zelfs niet te groote
tientallen. Verontwaardiging van den „Oo$-
terling" maar ten slotte wordt ge voor een
paar tientjes eigenaar van een „echt" Smyr-
naasch, omdat de man er af moet: „morgen
of overmorgen moet hij weer aan boord zijn
om nieuwe voorraden te halen uit den Levant
of elders!"
De Amsterdammers zijn nieuwsgierig en
vermoedelijk ook goed-koopsch, anders kan ik
me niet voorstellen, dat dergelijk type hande-
laars maar steeds weer optreden, en boven-
dien, in een stad als deze is er steeds een
vlottende bevolking, die er niet tegen opziet
geld uit te geven voor „dingen", die feitelijk
veel te duur worden betaald.
Maar in een groote stad als deze heeft
menu nu eenmaal mogelijkhedei; van ver-
scheidenen aard, kunt ge allerlei dingen op-
merken. We zijn hoe langer hoe meer groote-
stads geworden en gaan steeds vooruit. Zoo
hebben we sedert eenigen tijd, in navolging
van hetgeen men aan groote spoorwegstati-
ons in het buitenland heeft, een kapperszaak
gekregen in een der vertrekken grenzende aan
de voorhal van het Centraal-Stationnu nog
een flinke badgelegenheid er bij, ook al niets
nieuws meer in groote steden buiten de gren-
zen, en de vreemdeling of de stadgenoot, die
nog juist voor hij op reis moet van dergelijke
gelegenheden gebruik wil maken, kan geheel
„ge-adoniseerd" de stad binnenwandelen of in
den trein stappen.
Ook onze posterijen worden hoe langer hoe
meer „up-to-date". Ik heb u vroeger reeds ge-
meld, dat men in de bekende Gerzon-zaak in
Willem is net als ik; hij heeft gauw be-
rouw over zijn uitingen van slecht humeur.
Zoodra we samen in den goed verwarm-
den wagon zaten, waar we door de betaalde
welwillendheid van den hoofdconducteur ge-
vrijwaard waren tegen indringers en terwijl
de trein ons naar Parijs terugbracht, vond
ik mijn grooten vriend Kerjean terug.
Kijk eens, Phyleke, ik vond dit zak-
doekje zoo mooi; het is, geloof ik, Vlaam-
sche kant... Wil je het hebben?
En hij had weer zijn goede, glimlachende
gezicht van vroegertoen hij nog niet Wil
lem heette.
Vaarwel Brugge! Ik heb er geen spijt van
je te verlaten! Vaarwel Brugge!
Ik vroeg me afzouden die gelukkige
jonggetrouwden, die zoo mal deden, nog
Iang in Brugge blijven?
Voor een huwelijksreis als die van hen,
zouden vier dagen wel niet genoeg zijn ge
weest
Vaarwel Brugge!
IV.
Parijs, 31 December.
In de mooie Bretonsche kamer, die alvo-
rens voor mij te worden bestemd, de kamer
zou worden van een andere mevrouw Ker
jean, op de oude, stevige tafel, die ik als mijn
bureau had ingerichf, lag toevallig het dag-
boek uit Brugge. Ik opende hetwat waren
er nog vele onbeschreven bladzijden in!
Ik overdacht: „Toch wel grappig, van al
lerlei op te schriiven dat nooit iemand zal le-
de Kalverstraat een postkantoor had inge-
richt; blijkbaar is dat een juiste greep ge
weest, want er is nu een tweede van dien aard
geopend in de „Bijenkorf" aan het Damrak
en men mag aannemen, dat op den duur der
gelijke openbare diensten ook in andere dee-
len der stad, waar ze misschien nog meer
noodig zijn, zullen worden ingericht.
Het posten van brieven in de aan de bij-
wagens der trams aangebrachte bussen,
gaande over de lijnen 1 en 2 naar Vondel-
parkOvertoom en ParkwegKoninginne-
weg-kwartier, is immers een groot succes voor
de post gebleken; ze zijn een buitengewoon
groot gemak voor ieder, die zijn correspon-
aentie spoedig ter bestemde plaatse wil heb
ben, want al die busjes worden bij aankomst
der trams op het Stationsplein oogenblikkelijk
gelicht en de inhoud gebracht naar het ver-
trek-postkantoor, dat zich nu aan de Oostzij-
de van het station verheft. Geen wonder dan
ook, dat men thans spoedig soortgelijke bus
jes zal bevestigen aan de bijwagens op de an
dere tramlijnen, die naar het Stationsplein l6i-
den.
Ook in den besteldienst in deze stad zal
blijkbaar spoedig verandering komen, aange
zien juist deze week een voordracht van B. en
W. aan den Raad is verschenen, die ten doel
heeft om, evenals in groote buitenlandsche
steden, de stad te verdeelen in kwartieren.
Hier wil men het Londensche systeem volgen
door die kwartieren, evenals daar, te doopen
Centrum en de overige Noord, Zuid, Oost,
West, zoodat we eerlang onze brieven, even
als te Londen, geadresseerd zullen krijgen
aan b.v. den A., Willemsparkweg, Amster
dam, Z., enz. Groote-stads-gedoe!
Maar we blijven nog altijd gij evengoed
als ik hier opgescheept met een briefport
van tien cent en briefkaarten van 7 y2 cent,
en het stadsport van drie cent is reeds lang
geschiedenis geworden. Wanneer zullen we
ook in d a t opzicht weer „groot" en niet zoo
benepen „klein" meer zijn?
SINI SANA.
BEDEVAART NAAR VERDUN.
(Van onzen Parijschen Correspondent).
hebben wij allemaal wel eens gedaan, maar
(Nadruk verboden).
Parijs, 20 September.
Over den straatweg hadden wij, mijn
vriend en ik, het fort „Vaux" bereikt, van
waar uit men het ontzaglijke panorama over
den vreeselijken slag van „Douamont" heeft;
Thiaumont genomen en herwonnen zoo dik-
wijls, het bosch van la Caillette, het fort
Souville, de door elkander gesmeten en ver-
scheurde velden van Froideterre, la Chapelle,
Sainte-Fine en zijn heerlijke Lion smartelijk
mooi; de grond waar eens het dorp Fleury
heeft gestaan, thans kaal en afgesneden,
dooreen gewoeld als vernietigd door een ge-
weldige aardbeving. Vervolgens aan den
voet van het fort zelf, het ravijn van la
Horgne, waar de Duitschers zich ingegraven
hadden om zoo de vesting te bereiken; ver
der verstompt en verscheurd, de bosschen
Fremin, Chenois, la Laufee, waar zich in
het midden de batterij van Damloup ver-
bergt.
Daar was het, vlak bij deze batterij, dat
het 172e regiment infanterie, het rigiment
van mijn vriend cpgesteld was, om de batte
rij te beschermen, en ook terug te veroveren,
maar ook om te worden vernietigd.
Welke bittere droefheid doorstaat de oud-
strijder wanneer hij de slagvelden terng ziet!
Met moeite herkent hij thans de plan's,
waar zooveel ontzettends doorstaan is. Op
een nacht, een nacht pikzwart van rouw-duis-
ternis, doorboord alleen van tijd tot tijd
door rookende flambouwen, lichten der ver-
strekkenden en aangekomenen, was hij weg-
gegaan, vermoeid, versuft, smerig door de
kleverige aarde stappend, de aarde bestrooid
en volgezaaid met overblijfselen van allerlei
dingen, of wat eens dingen geweest waren;
om deze hel te ontsnappen Hep hij over lij-
ken heen en stoorde zich niet aan het kermen,
roepen en klagen der gewonden; nu zag hij
dat alles terug onder eene gelukkige ochtend-
zon. Schoon, zuiver, stil en zwijgendrustig.
Hij was er van d'aan gegaan, toen de doods-
luchten zwaar in de atmospheer hingen en
zag het terug overtuigend dat het leven on-
wederstaanbaar al die ellende, die granaat-
en bommengaten, weder vult en met onzicht-
bare geesten weder bevolkt. Vanaf die, een
maal vervloekte bergen, stijgen de bedwel-
mende geuren van groeiende dingen, en
tjilpen de vreugdekreten der vogels.
Om de batterij van Damloup te bereiken,
gingen wij eerst den noordelijken uitgang
van den beroemden tunnel van Tavanues
voorbij.
De tunnel van Tavannes!
Ontzettende herinnering voor zoovele strij-
ders. Men leefde er in half donker, de voeten
zenen aangezien ik geen slaap had en
de roman, waaraan ik gisteren ben begonnen,
me verveelde, ging ik aan mijn tafel zitten
met het kleine dagboek voor me, waaraan ik
sinds Brugge ontrouw ben gewordenEn
ik began te sehrijven
Sinds Brugge! Dat wil zeggen sedert veer-
tien dagenhet jaar loopt ten einde
Volgens een misschien drie eeuwen oude
legende wenden op elken uidejaarsavond, als
het middernachtelijk uur slaat, de beide leeu-
wen van blauwe steen op de Pont des Lions
te Brugge," hun hoofd om, ten einde te zien
welke veranderingen in de stad hebben plaats-
gegrepen.
Ik zal de leeuwen van Brugge niet navol-
volgenMijn blik zou op dezen oudejaars-
avond te veel rui'nes ontdekken, indien ik de
twaalf maanden van het jaar, dat voorbij is,
zou ondervragen. Mijn blik wil uu niet an
ders ;terugzien dan die beide laatste weken
van December, de laatste van het stervende
jaar, de eerste van mijn nieuwe leven.
Ja, werkelijk, sinds veertien dagen ben ik
in Parijs terug en het lieve, oude huis in de
rue Boursault is nu mijn eigen woning
Ik ben er beschut tegen de sneeuw, die valt
en de onrust der wereld; ik ben er onder de
teedere en krachtige bescherming van Wil
lem Kerjean, mijn echtgenoot, mijn broer
en ik voel er me zoo vredig, zoo vol vertrou-
wen, bijna gelukkigzoo gelukkig, geloof
ik, als een vrouw, die afstand gedaan heeft
van het geluk, slechts zijn kan.
In de eerste plaats vind ik het prettier mees-
in een slijk van uitwerpselen, zonder zich
ooit eea oogenblik te kunnen verplaatsen, in
deze gemengde atmospheer, misselijk ziek van
zooveel vuils!
Eene granaatontploffing maakte eens op
een dag in dezen put meer dan 700 slachtof-
fers. Men kan den tunnel verlaten, alleen
op handen en voeten kruipend, doorwadend
rookende, stinkende massa's.
Het was het ravijn des doods, een der ve
le ravijnen des doods van de slag om Ver
dun. De strijders noemden het zoo, omdat de
granaten en bommen der Duitsche artillerie
op de lijken net zoo onophoudelijk neersloe-
gen' als op de levenden.
Wij verlaten het ravijn van den tunnel,
waarvan mijn vriend den 3en Juli 1916 ver-
trokken was vco'r tegenaanvallen op de bat
terij van Damloup; zij streken neer in het
emotie knijpt ons de keel dicht.
Wij moeten wegOns hart zegt en
smeekt ons, niets meer verder aan ie zien.
Daar waar eens Fleury was, komt nu een
vrouw uit een loods. Wij vragen of het rrto-
gelijk is dat hier verder wat greeien kan.
„Natuurlijk, de aarde is vet genoeg"!
Jammer genoeg, het is zoo. Vet van bloed;
bedenk eens:
Viermaal honderdduizend Franschen zijn
bij Verdun gesneuveld, en zonder twijfel even
veel Duitschers. Twee maal honderdduizend
lichamen zijn verwijderd en bijgezet op de
kerkhoven van Douaumont. Er blijven dus
nog tweemaal honderdduizend lichamen in
de aarde van Verdun rustcn, waarvan men
de beenderen zelfs niet meer kan terug vin
den.
Onthoud dit. Gij vergeet den oorlog.
bosch van Laufee, toen naakt en verlaten, nu
weder vroolijk met struikjes bezet.
Alles is thans bezig, de sporen der bom-
men- en granaatgaten te verbergen; het loo
pen is bijna onmogelijk door en over die ter-
reinen, opengescheurd en doorlijnd met prik-
keldraad.
Aardbeien groeien thans overal op deze
gronden, waar zoovele lijken rusten. Aardbei
en bieden zich ons aan, genoegelijk, smake-
lijk, rood, als bloed waarmede ze doordrenkt
zijn.
Het leven herneemt het recht over den
dood, en uit de walgelijkste resten zijn heer
lijke geuren en kleuren geboren.
Wij kunnen moeilijk voorwaarts. Onze
kleeren zijn gescheurd. De weg schijnt lang,
en wij wanhopen er aan ooit de batterij te
zullen bereiken.
Eindelijk zijn wij er!
De plaats is nog ongeveer zoo, of bijna
zoo als mijn vriend haar negen jaren gele-
den verlaten heeft. Onder de bedekkingen van
gewapend lfeton schuilen nog de lichamen
van soldaten.
Daar is het, hier is het, hier overal, dat
eenige honderden mannen zijn ingekuild door
een helsch bombardement.
Hier op enkele aren oppervlakte, heeft een
geheel bataljon in weinige uren 4/5 van zijn
mannen verloren.
De plaats en omgeving, daar onbereik--
baar, is niet, als het overige gedeelte van het
front, glad gemaakt, „gekamd", gezuiverd.
Beenderen en skeletten steken halverwege
nog buiten de aarde! Een schedel zien wij,
een menschenschedel!
Overal staken laarzen uit, waar de voeten
nog in rotten, en de sokkenresten zien wij
Het zijn minderwaardige katoenen sokken die
ons aankijken, ook luxe sokken, door de moe-
ders met moede oogen en beverige vingers
gebreid, in pakjes verzonden, om de arme
soldaten tegen koude voeten te beschermen.
Arm oud moedertje! De voeten, door U zoo
lieflijk verzorgt toen uw jongen nog zoo heel
klein geweest, en die door u in de handen
genomen zijn en zacht gestreeld om ze te
verwarmen, die voetjes door u zoo dikwijls
gekust, zij bevinden zich thans hier, verge-
ten en verlaten, ingesloten in bruin leder,
ongevoelig voor regen, zon of koude! Hier
de geweren welke onze brave goede jongens
in hunne vuile besmeurde handen droegen;
geroeste bajonnetten, revolvers, allerlei ge-
reedschap, gasmaskers, uitrustingen. aller
lei van die dingen welke eens hun geluk, hun
kracht en hunne pijnigers geweest zijn; en
ginds de plaats waar de zwaar gewonden,
na den laatsten slok drinken, de eeuwigheid
zijn ingegaan. Hier is het dat zoovele goede,
beste, gezonde, krachtige jonge mannen ge-
troffen en zonder kreet of geluid te slaken,
zijn gestorven. Een diepe onbeschrijfelijke
teres des huizes te zijnIk weet wel dat
ondervinding me nog ontbreekt, maar reeds
op la Peupliere bemoeide ik me graag met
prettige huishoudelijke zaken en Anaik, die
onbetaalbare opperhofmeesteres, leidt me zoo
vriendelijk bij het aanleeren der andere.
Men zou het niet gelooven! In tegenstel-
ling met hetgeen meestal in dergelijke geval-
len geschiedt, was Anai'k blij om mijn komst
Ze vleit en vertroetelt me, staat verbaasd
over mijn aanleg voor het huishouden en
blijft me liefje, lammetje en schatje noemen,
terwijl ze, heel goed wetend wat ze doet, me
toch ook heel eerbiedig met Mevrouw" aan-
spreekt.
't Is geheim van die oude dienstboden van
het platteland om zich op hartelijke wijze
gemeenzaam en toch zeer eerbiedig te betoo-
nen! 't Goede schepsel beroemt er zich op,
de eerste te zijn geweest, die tot den heer en
meester dezer gewesten heeft gezegd „dat
hij me maar houden moest", dat het een mis-
daad zou zijn geweest „een kindje", als mij,
aan de slechte menschheid over te leveren
en ze is steeds volkomen bereid om nog vol-
lediger afstand te dcen van haar groote, des-
potische macht van oude dienstbode van een
ongetrouwd heer.
Ook Jap heeft me een welwillende ont-
vangst bereid. Wel gedoogde hij niet dat ik
zijn meester naderde. Toen ik voor de grap
en om hem woest te maken, Willems hand
vatte of op de armleuning van zijn fauteui'
ging zitten, begon hi woedend te blaffen en
ie zou bijna denken dat hij. me wilde bijten
De oorlog? Maar deze is al zoo ver uit
ons geheugen, zoozeer vergeten, dat er op-
nieuw weder in Marokko soldaten vallen en
begraven worden, in afwachting, dat de
zelfde geschiedenis weder in Frankrijk mc
gelijk zal zijn geworden.
De avond valt. Wij keeren naar Verdun
terug. En daar wij gescheurde kleeren en
smerig bemodderde schoenen dragen, komt
een schoenpoetser ons een beetje opknappen.
Hij draagt de militaire medaille der ge-
wonde oud-strijders; bij Verdun is hijge-
wond; en thans wanneer de vreemdelingen,
wanneer de pleizierreizigers komen om de
slagvelden te bekijken en hun schoenen sme
rig maken, komt de held van Verdun en
poetst de modder der slagvelden netjes glim-
mend weg.
Juist hij heeft dit baantje gekregen, want
niet alleen is het voldoende een hard gemar-
teld bestaan te hebben doorgemaakt, zim
bloed geofferd, zijn lichamen gegeven, om
Engelschen, Amerikanen, Argentijnen, van
allerlei slag volk, maar zelfs Franschen ge-
diend te hebben, menschen die door den oor
log schatten hebben verdiend; thans nog
moet deze held, om te kunnen leven en be
staan, hun bemodderde schoenen reinigen,
hun fooitjes aannemen en „dank u", zeg
gen!
LEO FAUST.
Maandag 5- Oct. j.l. werd ter herd en king
van 't 20-jai'ig bestaan van den Alkmaar-
schen schaakclub V. V. V. (wat beteekent:
Van Vrienden „Vijandert" of misschien ook
wel Van „Vijaiide*n"Vrienden, alles is voor
twee uitleggingen vatbaar) een levend
schaakspel in den muziektuin gespeeld, toe-
gankelijk voor publiek tegen een minimum
entreegeld van 10 ct. Dat er betrekkelijk wei
nig publiek was, behoeft niet te verwonderen.
Immers iemand, die niet schaken kan, voelt
zich daartoe ook niet aangetrokken.
Wij kunnen alleen bejammeren, dat niet
meer menschen't schaakspel kemieti. Ook is
te bejammeren, dat nog velen, die't spel wel
kennen, er niet meer ir.teresse voor over heb
ben. Mochten wij 't zoover brengen, dat one
spel in breeden kringen bekend wordt.
't Spel nam't volgende ver loop:
NOORSCH GAMBIET.
1. e4 e5
2. d4 ed4
3. c3 de3
4. Lc4. cb2
5. Lb2. Wit heeft drie pionnen gegeveft
en er een terug gekregen, alzoo twee ge
offerd.
Waarom?
Natuurlijk om grooter bewegingsvrij-
heid voor zijn officieren te erlangen.
Maar, al blaffende, kwispelstaart hij en als
Willeip uit is, is hij schattig tegeii mc en
steeds bij me.
Twee dagen na onze aankomst decide Wil
lem me mee (ik begin me te wennen Willem
te zeggen) dat hij me over zaken moest spre-
ken. Dat na het dejeuner, in zijn werkkamer.
Ik zette groote oogen op.
Phyleke, zei hij, nu ben je meesteres
hier in huisminister van binnenlandsche
zaken en financien, ten minste als die taak
je niet te zeer afschriktBij het begin van
elke maand zal ik je duizend franc ter hand
stellen voor de dagelijksche en voor je per-
soonlijke uitgaven. 't Is, mijn arme Phyleke,
maar een heel klein, heel beseheiden somme-
tje, vergeleken bij
Hij sprak op zachten, vriendelijken toon,
terwijl hij me met zijn eerlijke oogen aanzag
en, verstrooid, vier of vijf bankbiljetten, die
hij juist uit een lade had genomen tusschen
zijn vingers hield Toen
Ik ben werkelijk niet bij machte uitdruk-
king te geven aan hetgeen ik gevoelde. Dat
ik nog nooit dat onvermijdelijke gevolg van
mijn mooie combinaties onder de oogen had
gezien en dat het niet dadelijk zich aan mijn
onnadenkenden geest als een bezwaar voor
de uitvoering van mijn plannen had voorge-
daan, dat zal nooit iemand begrijpen't
lets, dat ik zelf ook niet begrijpen tocfi
was er niets zoo wezenlijk als die inconse-
quentie.
(Wordt vervolgd
Als ge alles hebt beproefd en de energie voor uw zaak U nog niet
de resultaten heeft gebrachf, die U zich hadt voorgesteld, besluit dan
tot het nemen van een regelcontract in een goed, door alle standen
gelezen dagblad. Wij twijfelen niet, of dit zal U zeer zeker brengen
tot het gewenschte succes. Het zal blijken HET MIDDEL te zijn!