Alkmaarsche Courant Scbaakrnbriok. Parljsolie Oanseraein. ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURANT! Zaterdag 10 October. In en om de hoofdstad. FEU1LLET0N. De Heisgenoote. Honderd Zero m Twfottgste Jaargang, 1925 fcV- CL. Langs de straat. Groote-stads-gedoe Een groot magazijn in de Kalverstraat kondi gt op de winkelruitea aan een „groote reclame-uitverkoop" en aangezien het in dit geval een zaak betreft, waarin niet alleen ■aq iBeuxaaAq nftpag jjsoq jpaw 3}sp?ei aa dingen verkocht worden, waarvoor de andere sekse zich steeds bijzonder interesseert, doch gezegde reclame-uitverkoop ook in zich sluit allerlei axtikelen, waaraan ook het manvolk iets heeft, verdrmgt men zich voor de spie- gelruiten om te ontdekekn of er een koopje te halen zou zijn. Groote reclame-uitverkoopen.^.uitverkoo- pen wegens vergevorderd seizoen; uitverkoo- pen wegens liqmdatie; kortom, uitverkoopen 'om welke denkbare en ondenkbare reden dan ode, verheugen zich meestal in de bijzondere belangstelling van een groot deel van het publiek dat is niet iets speciaals Amster- damsch, maar toch'twijfel ik er geen oogen- blik aan, dat het Amsterdamsche publiek op dit punt al heel erg belangstellend is, aan- ;gezien de Amsterdammer altijd een buiten- jgewone nieuwsgierigheid ten toon spreidt ,voor al hetgeen aan of op den openbaren weg gebeurt. Ik geloof, dat hij met den nieuwsgierigheidsknobbel de wereld in komt en dat die zich hoe langer hoe meer ontwik- kelt, naarmate hij opgroeit te midden van het leven in zijn vaderstad. Het minste of ge- ringste dat ook maar iets gaat buiten den igewonen „sleur" trekt de aandacht van den lyolbloed Amsterdammer; van zijn prille jon- gens- en ook meisjesjaren heeft hij den drang hn zich gevoeld zich met alles op straat te •bemoeien. Er zijn tijden geweest, dat die be- moeizucht bep2ald hinderlijk was voor ieder- een, die ook maar in het minste of geringste afweek van het dagelijks geziene. Daardoor had de stad een werkelijk ongunstige ver- maardheid gekregen met betrekking tot vreemdelingen. Wee, den ongelukkige, die zich dorst te vertoonen in eenigszins „buite- nissige" kleedij, hij smaakte de „voldoe- ning" dat hij dientengevolge gevolgd en niet altijd welwillend beoordeeld en bejegend werd door een omringend jeugdig publiek, waarbij zich dikwerf ouderen aansioten. Dat is er in de latere jaren gelukkig, zoo- al niet heelemaal, dan toch voor een goed deel afgegaan. Tegenwoordig moet een vreemdeling op straat er al erg opvallend uitzien op deze of gene manier, wil hij ge- weldig- reel aantrekking voor het publiek op straat hebben; we zijn grooter geworden, uitgegroeid; meer van „hcnk" geweest, zelfs in die lagen der samenleving, welke vroeger den kring hunner uitstappen niet verder uit- strekten dan de stadsgrenzen. Maar, daar- nrt: is niet gezegd. dat de Amsterdammer zijn nieuwsgierigheid kwijt is, volstrekt niet. Hij weet altijd wel weer iets te vinden wat hem aanleiding geeft om te blijven kijken en zijn kritiek te geven. Zoo weer zoo'n uitverkoop als ik boven noemde; zoo pog altijd het nieuwe plantsoen van den Dam, waarvoor de belangstelling al danig verflauwd is, maar waar toch nog altijd zieners van beiderlei kunne kritiseeren en er het hunne van zeggen en ik kan wel verklaren, dat ik, als onverschillig mede-kij- ker luisterende, over het algemeen de mea ning hier hoorde verkondigen. „Wel aardig, maar't hoort hier toch heelemaal iet," waar- op dan van den anderen kant steeds volgde: „Neen, 't hoort hier niet maar altijd beter dan die modderpoel". De belangstelling heeft zich thans voor degenen, die op den Dam moeten wezen, blijkbaar nog meer verplaatst naar den ach- terkant van het Paleis, naar het terrein, waar vroeger het hotel „Palais Royal" stond. Daar is nu niets, niemendal meer van over; zelfs de fundamental zijn uitgegraven en nieuwe palen worden bij de oude, bloot geko_ menen, ingeheid om straks het verdere deel van het betonnen-gevaarte te moeten dragen, hetwelk postgiro- en andere diensten zai worden. En dat is nu een kolfje naar de hand der volbloed-AmsterdammersGansch den dag staat er een belangstellende kring toeschou- wers het indrijven der palen gade te slaar.; fietsers, die voorbijkomen, stappen af om even te kijkenaf en toe heb ik zelfs auto's stil zien houden, omdat de inzittenden toch even zoo'n paal moesten zien verdwijnen. Eigen- aardig dat de Amsterdammers altijd en altijd weder heiwerk in hun stad zoo iets aantrek- kelijks vinden, alsof niet alles waarop zij le ven op palen is gebouwd. Of kan het ook .zijn, dat zij steeds weer, als ze zoo de grond- Roman. (Uit het Fransch van Guy Chantepleure). Geautoriseerde vertaling van W. H. C. 48) Terwijl het rijtuig ons naar de stad terug- bracht, zag ik de jonggetrouwden uit het hotel, die langzaam langs het water kuier- den. En ik dacbt aan een andere reis, die ik eenmaal droomde te zuilen maken, terwijl een stem waarvan ik de herinnering nu moet bannen me over Brugge sprak. 't Weer was mooi en de lucht zuiver en helder, terwijl de hemel een rose tint kreeg. Ik zei: Indien we, nu het niet meer regent, nog wait bleven WillemVier dagen is voor tea huwelijksreis toch wel wat erg weinig. Maar Kerjean antwoordde: Voor een huwelijksreis als de onze, ver- zeker ik je dat het ruim voldoende isMor- gen kan het weer gaan regenen en wat me zelf betreft, heb ik in Parijs veel gewichtiger dingen onafgedaan laten liggen. Ik hdb niet verder aangedrongen. Kerjean heeft gelijk. Vier dagen! o ja, voor een reis als de onze was het ruim genoeg! Ik faoud niet meer van BruggeO, Fabrice, waarom heb je het me leeren lief hebben! In den nachttrein reden we door het don- Itm so ^kten lacidschaD v sTa'gen z!en scheppen voor een nieuw gebouw in hun stad, zich er trotsch over voelen, dat zij door tal van eeuwen heen dien drassigen bodem altijd maar wer den baas zijtn geble- ven en daarop hebben weten te doen verrijzen hun trotsche stad? Onmogelijk is dit niet palen nemen een belangrijke plaats in het le ven der Amsterdammers; 13669 werden er ingedreven daar op den Dam om het beroem - de „Kapitool" te schragen en staat het er nog niet soliede bij, na drie eeuwen? Zoo beke- ken zult ge toestemmen, dat het begrijpelijk is wanneer de Amsterdammer steeds zooveel belang stelt in heiwerk. Wie rond wil kijken in deze stad, heeft op straat altijd iets te zien dat een beschouwing waard is yal schijnt het op zich zelf nog zoo onbeteekenend- Zoo kon.men sedert eenigen ftijd--in een winkelhuis aan een der drukste verkeerswegen een uitverkoop zien van „kunstwerken", althans als zoodanig worden ze aangeprezen. Athter het groote uitstal- raam hangen tallooze schilderijen-copieen, liefst heel leelijke, van doeken in oorsprong van beroemde meesters, en ook van onbekende groothedendaarnevens eenige stukken, die door moeten gaan voor origineele. De voor- bijgangers worden op reclame papieren aan- gemaand te komen koopen zulke koopjes komen niet meer voor zie de prijzen, die varieeren tusschen vijf gulden en eenige hon- derden guldens en er zullen er wel zijn, die Zich laten verlokken en dan nog te duur koopen. Want het gaat bij soortgelijke „kunstverkoopen" soms eigenaardig toe. Ik zal niet beweren dat het bij dengene, die nu aan den gang is, zoo toegaat, maar over een soortgelijke kunsthandel hoorde ik dezer da gen een aardige geschiedenis „Kijk eens", zeide mijn zegsman, „bij wone" uitverkoopen worden de dingen laag geprijsd om koopers te lokken. Bij zulke kunstverkoopen prijzen ze een p a a r dingen laag en andere heel hoog. Nu weet ik van een eerzamen dorpsbewoner, die zoo'n kunstver- koop binnenging en vroeg een goedkoop aan geprezen stukje te zien. De kunstverkooper zeide, dat hij voor mijnheer wel iets beters had, iets moois voor den salon en hij had toen gewezen op een doek, geprijsd met eenige honderden guldens. De buitenman had ge zegd het prachtig te vinden, maar het ging boven zijn prik, verre. De verkooper liet niet los, roemde de verdiensten van 't stuk en de arglooze buitenman zeide ten slotte: „als 't nu eens honderd gulden was b.v." Groote geveinsde verontwaardiging van den kunst- handelaar, maar't eind was, dat hij het voor honderd gulden liet gaan natuurlijk nog veel en veel te duur. Een paar dagen nadat die arme kerel er in geloopen was, heb ik, al- dus besloot mijn zegsnian, „hetzelfde onder- werp weder even groot zien hangen in dezeli- de zaak n u wat lager geprijsd!" Ja, ja, Amsterdam heeft eigenaardige din gen. Zoo loopen hier af en toe van die Oos- teriingen rond, althans ze gaan er voor door. Lange blauwe jassen aan, fez op het hoofd geeft ze een Grieksch of Armeniaansch of ander Oostersch „aspect"; over den schouder dragen zij zwierig „echte Smyrnaatapijten", zoo kersversch aangevoerd. Ze bieden zeaan aan de huisdeur of aan de koffiehuisbezoe- kers echte tapijten, prijzen van een paar honderd gulden en meer, maar bij Pander en andere groote zaken zouden ze je immers honderden vragen. Durf nu eens voor die dingen te bieden niet met honderden guldens, maar met tientallen en zelfs niet te groote tientallen. Verontwaardiging van den „Oo$- terling" maar ten slotte wordt ge voor een paar tientjes eigenaar van een „echt" Smyr- naasch, omdat de man er af moet: „morgen of overmorgen moet hij weer aan boord zijn om nieuwe voorraden te halen uit den Levant of elders!" De Amsterdammers zijn nieuwsgierig en vermoedelijk ook goed-koopsch, anders kan ik me niet voorstellen, dat dergelijk type hande- laars maar steeds weer optreden, en boven- dien, in een stad als deze is er steeds een vlottende bevolking, die er niet tegen opziet geld uit te geven voor „dingen", die feitelijk veel te duur worden betaald. Maar in een groote stad als deze heeft menu nu eenmaal mogelijkhedei; van ver- scheidenen aard, kunt ge allerlei dingen op- merken. We zijn hoe langer hoe meer groote- stads geworden en gaan steeds vooruit. Zoo hebben we sedert eenigen tijd, in navolging van hetgeen men aan groote spoorwegstati- ons in het buitenland heeft, een kapperszaak gekregen in een der vertrekken grenzende aan de voorhal van het Centraal-Stationnu nog een flinke badgelegenheid er bij, ook al niets nieuws meer in groote steden buiten de gren- zen, en de vreemdeling of de stadgenoot, die nog juist voor hij op reis moet van dergelijke gelegenheden gebruik wil maken, kan geheel „ge-adoniseerd" de stad binnenwandelen of in den trein stappen. Ook onze posterijen worden hoe langer hoe meer „up-to-date". Ik heb u vroeger reeds ge- meld, dat men in de bekende Gerzon-zaak in Willem is net als ik; hij heeft gauw be- rouw over zijn uitingen van slecht humeur. Zoodra we samen in den goed verwarm- den wagon zaten, waar we door de betaalde welwillendheid van den hoofdconducteur ge- vrijwaard waren tegen indringers en terwijl de trein ons naar Parijs terugbracht, vond ik mijn grooten vriend Kerjean terug. Kijk eens, Phyleke, ik vond dit zak- doekje zoo mooi; het is, geloof ik, Vlaam- sche kant... Wil je het hebben? En hij had weer zijn goede, glimlachende gezicht van vroegertoen hij nog niet Wil lem heette. Vaarwel Brugge! Ik heb er geen spijt van je te verlaten! Vaarwel Brugge! Ik vroeg me afzouden die gelukkige jonggetrouwden, die zoo mal deden, nog Iang in Brugge blijven? Voor een huwelijksreis als die van hen, zouden vier dagen wel niet genoeg zijn ge weest Vaarwel Brugge! IV. Parijs, 31 December. In de mooie Bretonsche kamer, die alvo- rens voor mij te worden bestemd, de kamer zou worden van een andere mevrouw Ker jean, op de oude, stevige tafel, die ik als mijn bureau had ingerichf, lag toevallig het dag- boek uit Brugge. Ik opende hetwat waren er nog vele onbeschreven bladzijden in! Ik overdacht: „Toch wel grappig, van al lerlei op te schriiven dat nooit iemand zal le- de Kalverstraat een postkantoor had inge- richt; blijkbaar is dat een juiste greep ge weest, want er is nu een tweede van dien aard geopend in de „Bijenkorf" aan het Damrak en men mag aannemen, dat op den duur der gelijke openbare diensten ook in andere dee- len der stad, waar ze misschien nog meer noodig zijn, zullen worden ingericht. Het posten van brieven in de aan de bij- wagens der trams aangebrachte bussen, gaande over de lijnen 1 en 2 naar Vondel- parkOvertoom en ParkwegKoninginne- weg-kwartier, is immers een groot succes voor de post gebleken; ze zijn een buitengewoon groot gemak voor ieder, die zijn correspon- aentie spoedig ter bestemde plaatse wil heb ben, want al die busjes worden bij aankomst der trams op het Stationsplein oogenblikkelijk gelicht en de inhoud gebracht naar het ver- trek-postkantoor, dat zich nu aan de Oostzij- de van het station verheft. Geen wonder dan ook, dat men thans spoedig soortgelijke bus jes zal bevestigen aan de bijwagens op de an dere tramlijnen, die naar het Stationsplein l6i- den. Ook in den besteldienst in deze stad zal blijkbaar spoedig verandering komen, aange zien juist deze week een voordracht van B. en W. aan den Raad is verschenen, die ten doel heeft om, evenals in groote buitenlandsche steden, de stad te verdeelen in kwartieren. Hier wil men het Londensche systeem volgen door die kwartieren, evenals daar, te doopen Centrum en de overige Noord, Zuid, Oost, West, zoodat we eerlang onze brieven, even als te Londen, geadresseerd zullen krijgen aan b.v. den A., Willemsparkweg, Amster dam, Z., enz. Groote-stads-gedoe! Maar we blijven nog altijd gij evengoed als ik hier opgescheept met een briefport van tien cent en briefkaarten van 7 y2 cent, en het stadsport van drie cent is reeds lang geschiedenis geworden. Wanneer zullen we ook in d a t opzicht weer „groot" en niet zoo benepen „klein" meer zijn? SINI SANA. BEDEVAART NAAR VERDUN. (Van onzen Parijschen Correspondent). hebben wij allemaal wel eens gedaan, maar (Nadruk verboden). Parijs, 20 September. Over den straatweg hadden wij, mijn vriend en ik, het fort „Vaux" bereikt, van waar uit men het ontzaglijke panorama over den vreeselijken slag van „Douamont" heeft; Thiaumont genomen en herwonnen zoo dik- wijls, het bosch van la Caillette, het fort Souville, de door elkander gesmeten en ver- scheurde velden van Froideterre, la Chapelle, Sainte-Fine en zijn heerlijke Lion smartelijk mooi; de grond waar eens het dorp Fleury heeft gestaan, thans kaal en afgesneden, dooreen gewoeld als vernietigd door een ge- weldige aardbeving. Vervolgens aan den voet van het fort zelf, het ravijn van la Horgne, waar de Duitschers zich ingegraven hadden om zoo de vesting te bereiken; ver der verstompt en verscheurd, de bosschen Fremin, Chenois, la Laufee, waar zich in het midden de batterij van Damloup ver- bergt. Daar was het, vlak bij deze batterij, dat het 172e regiment infanterie, het rigiment van mijn vriend cpgesteld was, om de batte rij te beschermen, en ook terug te veroveren, maar ook om te worden vernietigd. Welke bittere droefheid doorstaat de oud- strijder wanneer hij de slagvelden terng ziet! Met moeite herkent hij thans de plan's, waar zooveel ontzettends doorstaan is. Op een nacht, een nacht pikzwart van rouw-duis- ternis, doorboord alleen van tijd tot tijd door rookende flambouwen, lichten der ver- strekkenden en aangekomenen, was hij weg- gegaan, vermoeid, versuft, smerig door de kleverige aarde stappend, de aarde bestrooid en volgezaaid met overblijfselen van allerlei dingen, of wat eens dingen geweest waren; om deze hel te ontsnappen Hep hij over lij- ken heen en stoorde zich niet aan het kermen, roepen en klagen der gewonden; nu zag hij dat alles terug onder eene gelukkige ochtend- zon. Schoon, zuiver, stil en zwijgendrustig. Hij was er van d'aan gegaan, toen de doods- luchten zwaar in de atmospheer hingen en zag het terug overtuigend dat het leven on- wederstaanbaar al die ellende, die granaat- en bommengaten, weder vult en met onzicht- bare geesten weder bevolkt. Vanaf die, een maal vervloekte bergen, stijgen de bedwel- mende geuren van groeiende dingen, en tjilpen de vreugdekreten der vogels. Om de batterij van Damloup te bereiken, gingen wij eerst den noordelijken uitgang van den beroemden tunnel van Tavanues voorbij. De tunnel van Tavannes! Ontzettende herinnering voor zoovele strij- ders. Men leefde er in half donker, de voeten zenen aangezien ik geen slaap had en de roman, waaraan ik gisteren ben begonnen, me verveelde, ging ik aan mijn tafel zitten met het kleine dagboek voor me, waaraan ik sinds Brugge ontrouw ben gewordenEn ik began te sehrijven Sinds Brugge! Dat wil zeggen sedert veer- tien dagenhet jaar loopt ten einde Volgens een misschien drie eeuwen oude legende wenden op elken uidejaarsavond, als het middernachtelijk uur slaat, de beide leeu- wen van blauwe steen op de Pont des Lions te Brugge," hun hoofd om, ten einde te zien welke veranderingen in de stad hebben plaats- gegrepen. Ik zal de leeuwen van Brugge niet navol- volgenMijn blik zou op dezen oudejaars- avond te veel rui'nes ontdekken, indien ik de twaalf maanden van het jaar, dat voorbij is, zou ondervragen. Mijn blik wil uu niet an ders ;terugzien dan die beide laatste weken van December, de laatste van het stervende jaar, de eerste van mijn nieuwe leven. Ja, werkelijk, sinds veertien dagen ben ik in Parijs terug en het lieve, oude huis in de rue Boursault is nu mijn eigen woning Ik ben er beschut tegen de sneeuw, die valt en de onrust der wereld; ik ben er onder de teedere en krachtige bescherming van Wil lem Kerjean, mijn echtgenoot, mijn broer en ik voel er me zoo vredig, zoo vol vertrou- wen, bijna gelukkigzoo gelukkig, geloof ik, als een vrouw, die afstand gedaan heeft van het geluk, slechts zijn kan. In de eerste plaats vind ik het prettier mees- in een slijk van uitwerpselen, zonder zich ooit eea oogenblik te kunnen verplaatsen, in deze gemengde atmospheer, misselijk ziek van zooveel vuils! Eene granaatontploffing maakte eens op een dag in dezen put meer dan 700 slachtof- fers. Men kan den tunnel verlaten, alleen op handen en voeten kruipend, doorwadend rookende, stinkende massa's. Het was het ravijn des doods, een der ve le ravijnen des doods van de slag om Ver dun. De strijders noemden het zoo, omdat de granaten en bommen der Duitsche artillerie op de lijken net zoo onophoudelijk neersloe- gen' als op de levenden. Wij verlaten het ravijn van den tunnel, waarvan mijn vriend den 3en Juli 1916 ver- trokken was vco'r tegenaanvallen op de bat terij van Damloup; zij streken neer in het emotie knijpt ons de keel dicht. Wij moeten wegOns hart zegt en smeekt ons, niets meer verder aan ie zien. Daar waar eens Fleury was, komt nu een vrouw uit een loods. Wij vragen of het rrto- gelijk is dat hier verder wat greeien kan. „Natuurlijk, de aarde is vet genoeg"! Jammer genoeg, het is zoo. Vet van bloed; bedenk eens: Viermaal honderdduizend Franschen zijn bij Verdun gesneuveld, en zonder twijfel even veel Duitschers. Twee maal honderdduizend lichamen zijn verwijderd en bijgezet op de kerkhoven van Douaumont. Er blijven dus nog tweemaal honderdduizend lichamen in de aarde van Verdun rustcn, waarvan men de beenderen zelfs niet meer kan terug vin den. Onthoud dit. Gij vergeet den oorlog. bosch van Laufee, toen naakt en verlaten, nu weder vroolijk met struikjes bezet. Alles is thans bezig, de sporen der bom- men- en granaatgaten te verbergen; het loo pen is bijna onmogelijk door en over die ter- reinen, opengescheurd en doorlijnd met prik- keldraad. Aardbeien groeien thans overal op deze gronden, waar zoovele lijken rusten. Aardbei en bieden zich ons aan, genoegelijk, smake- lijk, rood, als bloed waarmede ze doordrenkt zijn. Het leven herneemt het recht over den dood, en uit de walgelijkste resten zijn heer lijke geuren en kleuren geboren. Wij kunnen moeilijk voorwaarts. Onze kleeren zijn gescheurd. De weg schijnt lang, en wij wanhopen er aan ooit de batterij te zullen bereiken. Eindelijk zijn wij er! De plaats is nog ongeveer zoo, of bijna zoo als mijn vriend haar negen jaren gele- den verlaten heeft. Onder de bedekkingen van gewapend lfeton schuilen nog de lichamen van soldaten. Daar is het, hier is het, hier overal, dat eenige honderden mannen zijn ingekuild door een helsch bombardement. Hier op enkele aren oppervlakte, heeft een geheel bataljon in weinige uren 4/5 van zijn mannen verloren. De plaats en omgeving, daar onbereik-- baar, is niet, als het overige gedeelte van het front, glad gemaakt, „gekamd", gezuiverd. Beenderen en skeletten steken halverwege nog buiten de aarde! Een schedel zien wij, een menschenschedel! Overal staken laarzen uit, waar de voeten nog in rotten, en de sokkenresten zien wij Het zijn minderwaardige katoenen sokken die ons aankijken, ook luxe sokken, door de moe- ders met moede oogen en beverige vingers gebreid, in pakjes verzonden, om de arme soldaten tegen koude voeten te beschermen. Arm oud moedertje! De voeten, door U zoo lieflijk verzorgt toen uw jongen nog zoo heel klein geweest, en die door u in de handen genomen zijn en zacht gestreeld om ze te verwarmen, die voetjes door u zoo dikwijls gekust, zij bevinden zich thans hier, verge- ten en verlaten, ingesloten in bruin leder, ongevoelig voor regen, zon of koude! Hier de geweren welke onze brave goede jongens in hunne vuile besmeurde handen droegen; geroeste bajonnetten, revolvers, allerlei ge- reedschap, gasmaskers, uitrustingen. aller lei van die dingen welke eens hun geluk, hun kracht en hunne pijnigers geweest zijn; en ginds de plaats waar de zwaar gewonden, na den laatsten slok drinken, de eeuwigheid zijn ingegaan. Hier is het dat zoovele goede, beste, gezonde, krachtige jonge mannen ge- troffen en zonder kreet of geluid te slaken, zijn gestorven. Een diepe onbeschrijfelijke teres des huizes te zijnIk weet wel dat ondervinding me nog ontbreekt, maar reeds op la Peupliere bemoeide ik me graag met prettige huishoudelijke zaken en Anaik, die onbetaalbare opperhofmeesteres, leidt me zoo vriendelijk bij het aanleeren der andere. Men zou het niet gelooven! In tegenstel- ling met hetgeen meestal in dergelijke geval- len geschiedt, was Anai'k blij om mijn komst Ze vleit en vertroetelt me, staat verbaasd over mijn aanleg voor het huishouden en blijft me liefje, lammetje en schatje noemen, terwijl ze, heel goed wetend wat ze doet, me toch ook heel eerbiedig met Mevrouw" aan- spreekt. 't Is geheim van die oude dienstboden van het platteland om zich op hartelijke wijze gemeenzaam en toch zeer eerbiedig te betoo- nen! 't Goede schepsel beroemt er zich op, de eerste te zijn geweest, die tot den heer en meester dezer gewesten heeft gezegd „dat hij me maar houden moest", dat het een mis- daad zou zijn geweest „een kindje", als mij, aan de slechte menschheid over te leveren en ze is steeds volkomen bereid om nog vol- lediger afstand te dcen van haar groote, des- potische macht van oude dienstbode van een ongetrouwd heer. Ook Jap heeft me een welwillende ont- vangst bereid. Wel gedoogde hij niet dat ik zijn meester naderde. Toen ik voor de grap en om hem woest te maken, Willems hand vatte of op de armleuning van zijn fauteui' ging zitten, begon hi woedend te blaffen en ie zou bijna denken dat hij. me wilde bijten De oorlog? Maar deze is al zoo ver uit ons geheugen, zoozeer vergeten, dat er op- nieuw weder in Marokko soldaten vallen en begraven worden, in afwachting, dat de zelfde geschiedenis weder in Frankrijk mc gelijk zal zijn geworden. De avond valt. Wij keeren naar Verdun terug. En daar wij gescheurde kleeren en smerig bemodderde schoenen dragen, komt een schoenpoetser ons een beetje opknappen. Hij draagt de militaire medaille der ge- wonde oud-strijders; bij Verdun is hijge- wond; en thans wanneer de vreemdelingen, wanneer de pleizierreizigers komen om de slagvelden te bekijken en hun schoenen sme rig maken, komt de held van Verdun en poetst de modder der slagvelden netjes glim- mend weg. Juist hij heeft dit baantje gekregen, want niet alleen is het voldoende een hard gemar- teld bestaan te hebben doorgemaakt, zim bloed geofferd, zijn lichamen gegeven, om Engelschen, Amerikanen, Argentijnen, van allerlei slag volk, maar zelfs Franschen ge- diend te hebben, menschen die door den oor log schatten hebben verdiend; thans nog moet deze held, om te kunnen leven en be staan, hun bemodderde schoenen reinigen, hun fooitjes aannemen en „dank u", zeg gen! LEO FAUST. Maandag 5- Oct. j.l. werd ter herd en king van 't 20-jai'ig bestaan van den Alkmaar- schen schaakclub V. V. V. (wat beteekent: Van Vrienden „Vijandert" of misschien ook wel Van „Vijaiide*n"Vrienden, alles is voor twee uitleggingen vatbaar) een levend schaakspel in den muziektuin gespeeld, toe- gankelijk voor publiek tegen een minimum entreegeld van 10 ct. Dat er betrekkelijk wei nig publiek was, behoeft niet te verwonderen. Immers iemand, die niet schaken kan, voelt zich daartoe ook niet aangetrokken. Wij kunnen alleen bejammeren, dat niet meer menschen't schaakspel kemieti. Ook is te bejammeren, dat nog velen, die't spel wel kennen, er niet meer ir.teresse voor over heb ben. Mochten wij 't zoover brengen, dat one spel in breeden kringen bekend wordt. 't Spel nam't volgende ver loop: NOORSCH GAMBIET. 1. e4 e5 2. d4 ed4 3. c3 de3 4. Lc4. cb2 5. Lb2. Wit heeft drie pionnen gegeveft en er een terug gekregen, alzoo twee ge offerd. Waarom? Natuurlijk om grooter bewegingsvrij- heid voor zijn officieren te erlangen. Maar, al blaffende, kwispelstaart hij en als Willeip uit is, is hij schattig tegeii mc en steeds bij me. Twee dagen na onze aankomst decide Wil lem me mee (ik begin me te wennen Willem te zeggen) dat hij me over zaken moest spre- ken. Dat na het dejeuner, in zijn werkkamer. Ik zette groote oogen op. Phyleke, zei hij, nu ben je meesteres hier in huisminister van binnenlandsche zaken en financien, ten minste als die taak je niet te zeer afschriktBij het begin van elke maand zal ik je duizend franc ter hand stellen voor de dagelijksche en voor je per- soonlijke uitgaven. 't Is, mijn arme Phyleke, maar een heel klein, heel beseheiden somme- tje, vergeleken bij Hij sprak op zachten, vriendelijken toon, terwijl hij me met zijn eerlijke oogen aanzag en, verstrooid, vier of vijf bankbiljetten, die hij juist uit een lade had genomen tusschen zijn vingers hield Toen Ik ben werkelijk niet bij machte uitdruk- king te geven aan hetgeen ik gevoelde. Dat ik nog nooit dat onvermijdelijke gevolg van mijn mooie combinaties onder de oogen had gezien en dat het niet dadelijk zich aan mijn onnadenkenden geest als een bezwaar voor de uitvoering van mijn plannen had voorge- daan, dat zal nooit iemand begrijpen't lets, dat ik zelf ook niet begrijpen tocfi was er niets zoo wezenlijk als die inconse- quentie. (Wordt vervolgd Als ge alles hebt beproefd en de energie voor uw zaak U nog niet de resultaten heeft gebrachf, die U zich hadt voorgesteld, besluit dan tot het nemen van een regelcontract in een goed, door alle standen gelezen dagblad. Wij twijfelen niet, of dit zal U zeer zeker brengen tot het gewenschte succes. Het zal blijken HET MIDDEL te zijn!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5