Alkmaarsche Courant
Huistoud- en IndustriesclKtil.
Brieven van Pieter Pauius.
Kipjsen en Konifnen.
- Zaterdag 10 October.
Alkmaarsche
Bij bet Hefdemeerfje.
em
No. 239
Honderd Zeven en Twinfipte Jaargang.
AVONBSCHOOL 4i/2—6V2 ,uir*
3 avonden per week 25 oent, verstelleri
en linnennaaien voor meisjes van 12jaar
en ouder.
AVONBSCHOOL 7—9 uur.
2 avonden per week verstellen 20 cent
p. w. voor meisjes vanai 15 jaar.
A a 11 g i f t-e Dinsdag 13 Oct. 2—4 uur,
Wocnsdag 14 Oct. 10—12 uur en 2—4 uur,
Vrij dag 16 Oct. 10—12. uur, onder over-
legging van vaccinebewijs.
De Directrice,
J. F. BifiUMER.
We zouden hier nog eentnaal komen, 0111
te zicii, wat het meertje en de omgeving er
van in den 11az01r.tr op botanisch gebied aan-
biedeft. Nu we ons laten zien, ontstaat et
schrik onder de gevederde bcwoners van hev
meertje: Scholeksters, Tnreluren, Kempha-
nen, dtrandloopers, alles vlhgt-tegelijk heen
en verschillende stem men worderi gehoord.
't is ioch wel te betreuren, dat de vogels zoo
bang, ziin voor mensclien. 't Kon zoo heel
andcrs wezen, als alien het wilden, en onze
aarde en ons lcven zouden er schooner door
ziin. Meerdere beschenning is zcer gewenscht.
Wanneer de eerste Hertstvlagen zich iaten
gevoeien. denkcn we wel met eenigen wee-
mced terug aan het vcorbijgaan van kente
en Zomer en aan het schoqns, dat deze getij-
den Ons boden. Vele planten zijn dan uitge-
bloeid, doch ze hebben haar vrnchten voort-
gebracht, die in het volgend jaar voor voort-
planting zorg zullen dragen. Dat troost!
Toch kuniien we 00k nu nog veel vinden in
en bij "t heidemeeri'jc, zocveel zei?s, dat we
lang niet alles goed kunnen beschouwen.
Daarom belt.ken detgene, wat voor den voet
bloc-it!
Zie hier c'.eze rijk-bloeiende planten! Ze
zijn iioog opgegroeid en ve-'ocl tidene kransen
van bloemen, iielderrood geicicurd, zijn er bo-
ven elkander. De hoogste kransen bevinden
zich dieht bij elkander, de onderstc zijn heel
wat verder niteen. 't Zijn exemplaren van
Lythrum salicaria, gewconlijk Kattestaart
geheeten. Rijk beb! Herd zijn de stengels^ en
bij de bloemen vindt men ni t de regehnaat,
die bij andere zooveel bloemen tc bespeuren
valt. De veiti hiliende ronde kelken hebben
nu eens tien, dan weder twaalf tariden, die
niet alleen vertchillen in grootte, maar 00k in
kleur. Uit die kelkjes komcu te voorsehijn zes
iang'e bloemblaadjes en daartusscucn tieri of
twaalf meckiraden, waarvan de eene wel
tweemaai de lengte heeft van den andere.
De stamper heeft nu eens cen korte, dan weer
een Tango gtijl, zoo dat hij nu eens boven de
meekiraden liitsteekt en dan weder korter is
dan do minst lange met1 :!raad, en somtijds
00k vindt men bet bo -n einde tusschcn de la
ger en h'ooger gepkaiste helmknoppen in
Zooveel wispeiturigheic! komt bij planten niet
veel voor.
We komen verder lanes den natten water-
kant voorbij eenige bloemen van Mentha
aquation of Watermunt. Ook deze planten
verheffen zich tamelijk hoog en altijd langs
slooten en plassen. Wanneer we eon van dc
bladeren tusschen dc vingers wrijven, be
speuren we een seherpen gcur, die aan peper-
muntolie- doet denkcn. D. ze die is af-Lomstig
van een' familiriid dor Wan rmunt, ji.l. van
de Medha piperita, die'bij ons niet voorkomt.
De bladeren van de Watermunt zijn gedeel-
telijk eirond, gedeeltelijk lanctivdrmig, doch
alio behaard en grof gezaag De bloetnpjes
staan in schijnkransjes boven aan den Sten
gel dieht opeen en meet* -riaar beneden op wa.t
grooter alstar.den van elkander. Deze labi-
aatjes, ieder met een viersnletig kreontje,
waarvan c-en slinje grooter is dan de andere
en dat ook even ingesneden is. zijn eenigszins
klokvormig en lichtpaars gekleurd. Het kelkje
heeft -vijf tandjes, die driehoekig en priemvor-
mig zijn. Op den kelk zijn duidelijk ribben te
zien en in de bleemkroon bevinclt zich een
haarkransje. Deze iaatste twee kenmerken
kunnen dicnen, om de Watermunt te kunnen
©nderscheiden van andere Menthasoorten.
Nu het meertje tot bij een kreupelboschje
loopt, hebben we een fortuintje, door te vin
den een blo'eiend exemplaar van. Solidago vir-
ga aurea. Guldenroede hcet ze, deze rijk-
bloaiende plant, waarvan de gele bloem-
hoofdjes spoedig in het oog vallen en aange-
naam aandoen. Elk omwindseltje, waarvan de
schubjes. elkander dakpansgewijze bedekken,
gelijkt een bekertje en wordt gedragen door
een kort stecltje, waaraan een schutblaadje.
Een achttal vrouwejijke lintblotmpjes buigt
zich over dit bekertje heen en omgeeft de twee-
slachtige buisbloempjes, waardoor keurige
sterretjes gevormd worden.
Aardig is het- aan zoo'n rijken bloementros
hoofdjes van verschillende ontwikkeling te
vinden, terwijl de onderste volstrekt niet in
het eerste. stadium zijn. Ook bij de aller-bo-
venste Vindt men er, die reeds bruin veplept
zijn, en de geribde ronde vruchijes laten zien.
We kunnen bijna niet scheiden van dit rijk
bevoorrechte dochterke van Flora. Gaarne
zouden we het medenemen, maar er is geen
tweede plant in de nabijheid. We zullen dien
roof dus niet plegen, en ook zouden we er
geen genoegen van beleven.
Enkele der rijpste zaden kunnen we meene-
men. Misschien gelukt het ons, hieruit in het
volgend jaar dergelijke planten in de nabij
heid van onze woning te kweeken; we hebben
het dan ook te beproeven op nat terrein.
Nauweliiks zijn we eenige passen verder ge-
wandeld, of we worden aangetrokken door
bloeiende Haagwinde (Convolvulus sepium).
De mooie klokken er van kunnen we alleen
bewonderen op de plaats, waar ze groeien.
Men wil ze zoo gaarne plukken, doch men
heeft er dan zoo weinig plezier van, want
nauwelijks heeft men ze aangeraakt, of ze
worden slap en flets. Daarom ook nu deze
De
WfFkTokbToeffiC^'deyi'fengel'bekekeri
kclk is voorzien van een bleekgroenen kleur
en zijn vijf langpuntige bladen worden dan
ook niet veel door de zon beschenen, aange-
zien ze aldoor omgeven worden door twee
groote, hartvormige schutbladen, die ook den
knop geheel insloten, zoodat hun topjes
elkander aanraakten. De meeldraden zijn vijf
in getal en bezitten lange helmknoppen, die
van onderen opensplijten. De stamper zit op
een oranje-kleurig schijfje en het witte
vruchtbeginsel is kegelvormig.
Ook de bladeren van de Haagwinde zijn
waard bekeken te worden. Ze zijn langwerpig
eirond, lang gesteeld en voorzien van een
pijlvormigen voet en van afgeknotte oortjes,
de hooger geplaatste zijn minder volkomen
en meer driehoekig gevormd. De. Haagwinde
bereikt een hoogte van wel drie meter en slin-
gert zich bevallig door kreupelhout en om
alles, wat ze met linksche windingen kan om-
vatten.
Veel zouden we hier nog kunnen vinden,
wat de aandacht overwaard is. Op de heide
zelve vinden we hier en daar het wit-wollige
Moqras-roerkruid (Gnaphalium uligonosum),
dat doet denken aan het Edelweisz der Alpen
en dan ook wel het E del wit der vlakte mag
heeten. Vlasbekjes (Linaria vulgaris) vertoo-
nen nog hun mooie leeuwebekjes en gele Com-
posieten telt men er in soorten. Madeliefjes
en Duizendblad zoekt men er niet te vergeefs
en het fraaie Herderstaschje (Capsella bursa
pastoris) vertoont nog mooie bladrozetjes en
tal van lepelvormige vruchtjes aan den
c dgszins behaarden Stengel. Bloeiende Rei-
bek en twee soorten Oogetroost kleuren
-, iie de schoone heide, die voor den landman
niet veel waarde heeft, maar voor den bemin-
naar van natuursport schatten ten toon
spreidt.
Ook het heidegebied wordt in ons land hoe
■anger hoe kieiner, orndat verschillende cul-
tuurstelsels ditterrein in vruchtbaar land
kunnen herscheppen.
Wenschelijk is het daarom,.dat de verschil
lende vereenigingen, die ons land op Natuur-
L isiorisch gebied heeft, besiag zullen wefen te
leggen op eenige gedeelten er van, alvorens
Struik- en Dopheide zeldzaamheden voor ons
land geworden zullen zijn.
J. DAALDER Dz.
Beeken.
Martine Wiftop Koning zou geen goede
lecrares in koken en voedingsleer zijn wan-
neer zij niet trachtte haar veelomvattencle
kennis cok buiten den betrekkelijk kleinen
kring barer dagelijksche discipelen te doen
v/aardeeren.
A. W. Segboer's UUgevers Maatschappi]
iz 's Graven huge heeft daartoe haar rnede-
werking verleend door de practische wenken
en nuttige raadgevingen van deze maalhjjd-
k.upstenares in een serie rijk geillustreerde
receptenboekjes te verzamelen.
Waar deze recepten niet alleen voor hotels
en rescauraties maar ook voor de gewone
huishouding van beteekenis zijn, zouden wij
zeggen dat ze in geen enkele „keukenbi-
blic-theek" mogen ontbreken.
Reeds zijn verscheneni aarten en ander
gebak, Schotels voor klein gezin, Rijstge-
recliten en Toetfes, Ciroentcgercchtcn en Sala-
des, Zcmergerccliten kcudc schotels) en IJs
(vruchten) schotels eh verfrisschende dran-
ken.
Elke afjevering bevat meer dan 100 be-
proefde recepten en de huisvrouwen die van
deze voorschriften profit'eeren zullen dus niet
spoedig het verwijt te hooren krijgen, dat
'haar maaltijden wat eentonig beginnen te
worden.
De uitgever zorgde voor toepasselijke om-
slagen en duideliike illustraties.
Bokkcsprongen door Pint Pernel. Uitgave
H. P. Leopold's Uitg. Mtp. tc's Gravenhage.
Pim Pernel, de geestelijke en geestige
vader van vele artikelen in Haagsche bladen
heeft een boek geschreven.
De schrijver verschuilt zich achter den
r.aam Pim Pernel, dat is een van zijn bokke-
sprongen en de andere capriolen zijn tot een
gezellig bundel'tje verzameld, dat zich uitste-
kend leent om's wintersavonds bij het haard-
vuur gelezen te worden.
Het" is geen diepgaande lectuur, Pim Per
nel blijft over het algemeen wat in het gewo
ne dagelijksche leven jondspringen, maar
hier en flaar treft in een schetsje toch iets dat
ge /oel verraadt en op andere plaatsen komt
He geborcn humorist om den hoek kijken.
Als voorbeeld van het Iaatste ipemoreeren
wij de schets „Winc!stootjes". Hier heeft de
bok zijn dolste sprongen gemaakt en toch is
dit sclktsje een staaltje van gezonde humor
als maar weinig Hollandsche schrijvers blij-
ken te bezitten.
Rechts en averechts, een bont verhaal door
Hans MartinBrusse's Uitgeversmaatschap-
pij te Rotterdam.
Ook dit is humor, maar goedkoopere en
daarom beter verkcopbare.
De uitgevers en wellicht ook de schrijver
hebben met blijde Verrassing het opval-
lend groot aantal herdrukken van Malle ge-
vallen geconstateerd en zijn daarbij tot de
conclusie gekomen, dat een dergelijk boek een
papieren goudmijntje is.
Dus heeft Hans Martin zich weer aan zijn
schrijftafel gezet om te probeeren iets derge-
lijks nog eens te maken en wij moeten toege-
ven dat hem dit vrij goed gelukt is, al gaat
dit werkje zeker niet boven zijn voorgangers.
Er is een bepaalde leeftijd zoo tusschen
de achttien en de vijf en twintig noodig om
deze geschiedenissen ten voile te kunnen mee-
leven, en het succes van Martin's werken be-
wijst wel, dat zijn boeken door de spes pa
triae tot de „allemachtig lollige reuzeboeken"
gerekend worden, die in geen studentikoos
milieu mogen ontbreken.
We voorspellen dit boek, evenals zijn voor
gangers een beperkt litterair en een groot
financieel succes.
Het vroolijke boschtooneel door Willian J.
Long, uit het Engelsch vertaald door Cilia.
Stoffel, uitgave W. L. en J. Brusse's LJitge-
versmaatschappij te Rotterdam.
Dit is weer heel andere lectuur.
William Long is de Amerikaansche prairie-
jager, die zonder geweer op stap gaat.
Niet om het bezit der dieren zelf is het hem
te doen, maar om het verzamelen van allerlei
wetenswaardigs uit hun leven, waarvan hij
op onderhoudende wijze weet te vertellen.
Zijn wapens zijn de verrekijker en de ca-
mera en zijn wei.ta«ch is het boek waarin hij
uitv^rigTv?rKaalt ^waTlTif in Hoomen "Tn
struikgewas verscholen, van het vrije natuur-
leven der dieren gezien heeft.
In dit boekje er is bij den uitgever reeds
een heele serie van Longs werken verschenen
vertelt de schrijver van visschen en vo
gels, van vossen en wolven, van speurtochten
en nachtleven in de wildernis en hij doet
't zoo, dat ieder die iets voor het natuurleven
gevoelt, al weer verlangend naar een vol
gend verhaal uitziet. Het is een verblijdend
verschijnsel, dat Long's werken ook in ons
land algemeen gewaardeerd blijken te wor
den.
De kinderboeken van Gebr. Kluitman te
Alkmaar behoeven eigenlijk geen aanbeveling
meer.
Wij blijven constateeren, dat het papieren
juweeltjes zijn, al zijn sommige daarvan on-
getwijfeld wat fijner geslepen en kunstiger
bewerkt dan andere.
Ook deze uitgevers rangschikken hun boe
ken in bepaalde series en het verdienstelijke
daarvan zit voornamelijk hierin, dat de boe
ken naar leeftijd der jeugdige lezers gesor-
teerd worden.
Op de titelpagina van elk boek is die leef
tijd vermeld, zocdat de keuze den kooper^
heel gemakkelijk gemaakt wordt.
In de serie Ons Genoegen, bibliotheek voor
jongens en meisjes verschenen Rosse en z'n
moeder door A. C. C. de Vletter, Drie vrien-
dinnetjes door M. J. Molanus—Stamperius
cn Het Witte Huis eveneens door A. C. C. de
Vletter, boekjes voor kinderen van zeven tot
iien jaar.
Duidelijke druk en prettige illustraties ver-
hoogen de waarde van deze voor de jeugd
zeer inleressante verhalen.
Van Goor's handwoordenboeken. Dr. F. P.
H. Prick van Wely. Fransch woordenboek.
(Tweede deel. Nederlandsch-Fransch). Hit-
gave G. B. van Goor Zonen, gouda.
Wij weten niet of er ooit een eerste deel
van dit werk verschenen is, daar de uitgever
ons slechts het tweede ter bespreking ge-
stuurd heeft-
Wij vinden daarin een geestige voorrede
van den schrijver, als't ware een vroolijke
bont gekleurde plaat die men niet in iets zoo
grauw eentonigs als een woordenboek zou
zoeken.
Dr. Prick van Wely hoe zou hij zijn
eigen naam wel in het Fransch vertalen?
betoogt daarin dat er over het algemeen uit
het Fransch in het Nederlandsch goed of
ruim voldoende vertaald wordt, maar omge-
keerd twijfelachtig, om in de schoolterminolo-
gie te blijven. Wat wij op het oogenblik heb
ben voor IiollaAdsch-Fransch is of ver-
ouderd, tf te onvolledig, of niet meer dan een
beloite voor wat beters.
Een goede dictionnaire moet niet enkel een
woordenboek zijn maar tevens een vergelij-
kende idiomatiek der beide talen met in de
eerste plaats het rake of treffende equivalent
en in dat opzicht is het ideaal nog lang niet
benaderd.
Ook op het gebied der uitdrukkingen en
zegswijzen wordt begrijpelijkerwijze nog al
eens gezondigd.
Toen ik zegt de schrijver o.a. met
voor spek en boonen meedoen in mijn maag
zat, ging ik mijn licht eens opsteken bij de
voorwerkers. Hij vend etre de trop, etre la
cinquieme roue a un carrosse enz. Hij zocht
in ons land, in Belgie, Frankrijk en Zwitser-
land en is nog niet geheel voldaan met de
vertaling: compter pour du beurre en etre la
copie conjorme.
Hoeveel voetangels en klemmen liggen er
niet op dit terrein. Neem b.v. in zijn schulp
kruipen. Overal staat hiervoor rentrer dans
sa coquille. Maarschijn bedriegt. De Hol
lander kruipt in zijn schulp uit vrees, de
Franschman uit voorzichtigheid of pour se
conjiner dans ses interets personnels.
Op technisch gebied zijn wij heel wat
vooruit gegaan, maar ook hier is het Iaatste
woord niet gesproken, en als een kluifje voor
wie eens echt genieten wil van jrancais fad-
lite haalt de schrijver een vertaling aan van
hij wordt spoor student door: il prendra un
abonnement (au chemin de fer) vijfde ver-
beterde druk!
Natuurlijk komt de schrijver tot de conclu
sie dat hij met voile ambitie aan het kaatsen
is, maar hij verwacht den bal met een rustig
geweten. Men mag hem zelfs te lijf gaan
a bras raccourcis mits met goed timmer-
hout.
Geheel oorspronkelijk is zijn werk niet,
wel echter van A tot Z zelfstandig en over-
zichtelijker dan eenig ander, wat zeker geen
geringe verdienste is, nu uit verkeerd begre-
pen zuinigheid de bladzijden zoo volgepropt
worden, dat men er den weg niet in vinden
kan.
Uit alles blijkt wel dat de schrijver die
hiervoor de colleges aan de Parijsche Sor-
bonne volgde ernstig getracht heeft de
reeks bestaande lexica met een uitvoerig en
met groote zorg samengesteld handwoorden-
boek te verrijken.
Lies en Lock verloofd door Tine Brinkgre-
ve—Wicherink, uitgave Gebr. Kluitman, Alk
maar.
De Lies- en Loek-serie ontwikkelt zich
langs lijnen van geleidelijkheid.
Wie de levensgeschiedenis van de beide
jonge meisjes gevolgd heeft, weet hoe zij in
haar wereldje van dansen, fietsen, feesten en
pretmaken door een zorgzaam ouderpaar
angstvallig op het smalle pad der deugd zijn
gehouden.
Zij hebben precies geweten met wie zij wel
en met wie zij niet konden converseeren en
hebben in hun vrij kleurloos leventje geen
enkel geheim gehad dat niet met moeder be-
sproken werd, die het op een goudschaaltje
afwoog en tot in bijzonderheden haar ge-
dragslijn als opvoedster vaststelde.
Zoo zijn Lies en Loek twee kostbare stukjes
Saksiseh porselein geworden, erg fragiel en
erg breekbaar en men vraagt zich onwille-
keurig af of ze straits bestand zullen blijken
tegen de levensstormen, die ook haar klein
familie-wereldje niet onaangetast zullen la
ten.
Maar ze zijn ideaal figuren in boeken
voor meisjes van tien tot zestien jaar, die
werkelijk geen onschuldiger lectuur dan deze
in handen kunnen krijgen.
Lies is verloofd met Dolf als we ons
goed herinneren is dit al in een voorafgaand
boek begonnen en eindelijk mag ook
Dolfs vriend Jan van Beemt een gouden
armbandje om Loekie's smalle polsje schui-
veh, als zal fiij zich" dan ook' voorloopig fe-
vreden moeten stellcn met eens een keertje
vaker op visite te komen.
De Lies- en Loek-serie vindt haar gesta-
dige uitbreiding bewijst dit blijkbaar een
grooten lezerskring. Dat is het beste bewijs
dat schrijfster en uitgever doelbewust werken
en de geschiedenis der beide meisjes nog niet
geeindigd is.
Als gewoonlijk heeft Gebr. Kluitman ook
dit boek in een prettig kleedje gestoken.
De Witte Duivel van de Zwarte Zee door
Lewis Stanton Palen, uitgave H. P. Leo-
pold's-Uitg. Mij. 's Gravenhage.
Dat is weer heel andere lectuur.
De geschiedenis van een krachtfiguur in
de dagen der groote Russische revolutie.
Hijzelf erkent niet thuis te behooren in de-
zen tijd en geeft toe, dat de allerjongste pe-
riode waarin zijn figuur zou kunnen passen,
het Napoleontisch tijdperk is.
De Britsche officieren die in 1918 en 1919
bij Constantinopel opereerden hebben hem
de Witte Duivel van de Zwarte Zee ge-
noemd, wel een bewijs, dat hij zich een zekere
vermaardheid had verworven. Kapitein Bate-
man van de Britsche artillerie heeft hem een
man van onbegrensden moed genoemd wiens
kennis van de methoden der bolsjewisten en
hun onderhandsche propaganda zoo
van
groot is, dat zijn geschiedenis wel sensatio-
neel moet zijn.
Weinige adellijke families in Rusland
hebben, tengevolge der revolutie, zooveel uit-
gestaan als hij en zijn vrouw. Hij heeft die
revolutie van alle kanten gezien en wie een
oprechte en teekenende beschrijving wenscht
van wat er in de jaren na de omwenteling
plaats vond, kan niet beter doen dan de her-
inneringen van den Witten Duivel raadple-
gen.
In den oorlog is hij herhaalde malen bij
dagorder voor zijn moed vermeld en in 1914
verwierf hij reeds het St. Georgekruis. Hij
werd in een bajonet-aanval gewond, en een
koge! doorboorde zijn schouder.
Het volgend jaar kreeg hij een granaat-
splinter in de zijde en een kogel door de long,
in Augustus van dat jaar brak hij zeven rib
ben, terwijl alle spieren van de linkerborst
werden gescheurd. Hij is daarna nog eens
half begraven door een Oostenrijksche gra-
naat, een geweerkogel doorboorde opnieuw
zijn long, terwijl zijn neus werd gebroken.
Inmiddels had hij in Januari 1917 den ma-
joorsrang gekregen en was daarna een van
Ijet tragisch groepje Russische officieren die
den strijd der bondgenooten met alle kracht
voortzetten tot de-revolutie en Kerenski's le-
gerorder den oorlog in hun rug inleidden en
cleze mannen tot opgejaagde dieren maakte.
Maar de Witte Duivel is een van hen ge-
weest, die den strijd nimmer opgaf en den
vijand zijner klasse nog menig jaar zware
verliezen heeft berokkend. Was een van zijn
stoutmoedige plannen door een toeval niet in
de war gestuurd, dan zou de geschiedenis der
Russische revolutie een geheel andere ge
worden zijn.
De Witte Duivel is de onverschrokkene die
zich telkens weer in het hoi van den rooden
leeuw waagt. Met het pistool in de hand is
hij beurtelings achtervolger en vluchteling
totdat de bolsjewisten hem te pakken krijgen
en op een binnenplaats fusilleeren.
Door een wonder wordt hij niet getroffen
en ontsnapt andermaal, waarna dagen lang
een wilde jacht door de steppen volgt.
Na jaren van brutale roekeloosheid en
voortdurend levensgevaar heeft deze getrou-
we der Czaristische regeering het nuttelooze
van verderen tegenstaod ingezien. Hij vindt
een gastvrij verblijf op een Britsche torpedo-
jager, bedroefd en neerslachtig zijn vader-
land te moeten achterlaten in de handen der
vernielende dwepers, doch met hem voerend
wat hem het liefste was: zijn vrouw en het
kleine witte duiveltje.
Dit boek geeft het bewijs, dat het tijdperk
der romantiek nog niet tot het verleden be-
hoort.
Tj.
VEILiGHEIDSHOEKJE
B1JNA iedere'n dag vallen er nog
kinderen uit open rarnen. MOE-
DERS, PAST OP!
v.
Toen ik van m'n kameraden zoo den wind
van voren had gekregen, omdat ik ze wat ver-
telde over het verband tusschen loonen en
werkloosheid, heb ik weken lang geen boek
meer in mijn handen genomen. Ik was er ont-
daan vai\ dat zij met een enkele rake opmer-
king zoo maar ineens alle wijsheid, die ik uit
de boekjes van de leeszaal verzameld had,
naar den grond sloegen. Ik vond het zoo be-
roerd, dat ik me voornam geen voet meer in
de leeszaal te zetten en geen boek meer in
handen te nemen. Het bleek toch allemaal
geklets; onze lui die dagelijks in de fabriek
werken weten door hun practijk en hun ge
zonde verstand er veel meer van dan al die
heele en halve geleerden.
Toen gebeurde het op een Zaterdagmiddag
dat mijn vrouw me vroeg of ik voor mijn
dochtertje, die een tijdje voor den dokter in
bed had moeten liggen en nu weer eens op
mocht staan, niet nog eens van die raadsels
mee kon brengen, die ik vroeger altijd uit
een kinderkrant haalde, welke op tafel van
de leeszaal ligt. Ik dorst mijn vrouw niet te
zeggen, waaromeik niet meer naar die lees
zaal ging en wilde een uitvlucht zoeken,
maar toen ik het kind met d'r bleeke wangen
zoo zag, besloot ik toch maar te gaan om
haar een pretje te bezorgen.
Dus ging ik weer als vroeger naar de
leeszaal. Maar toen ik er eenmaal was en de
raadsels opgezocht en overschreven had, kon
ik er niet van af ook nog even naar de tafel
te gaan, waar de pas uitgekomen boeken
liggen. Vroeger scharrelde ik altijd zoo'n
beetje om die tafel rond. Ik kreeg toen een
boekje in handen met den titel erop: „De
moeilijkheden der grensondernemingen".
Waar de schrijver een bekende in de partij is
nam ik het op en bladerde erin. Ik wist niet
wat een grensonderneming is, maar in het
eerste hoofdstuk zag ik een uitlegging er-
van. Die kwam zoowat hierop neer:
In een bedrijfriak heb je tal van fabrieken,
die allemaal zouwat hetzelfde maken en el-
kaar dus beconcurreeren. Nou zijn er geen
twee, die met hetzelfde resultaat voor den
dag komen. Er zijn er een paar die reuzen
winsten maken. Die hebben b.v. hun fabrie
ken en machinerieen in den tijd voor den
oorlog, toen alles nog goedkoop was, opge-
zet, of ze liggen op terreinen van waar het
transport goedkoop kan plaats vinden, door-
dat er b.v. een goed vaarwater in de buurt is.
Dan komt er een reeks fabrieken, die wat
ze noemen zoowat normaal werken en dan
krijg je onderaan de stumperds, dat zijn de
fabrieken, die b.v. groote schulden hebben,
omdat ze net in den diiursten tijd enorm ge-
bouwd hebben of omdat ze geen pientere lui
aan het hoofd hebben. Die fabrieken komen
net uit of lijden veriies.
Die stumperds zou noemen ze met een
mooi woord: grensondernemingen.
Toen ik daar nou wat over gelezea had,
ook over de loonen in zulke grensonderne
mingen, ging ik denken over het gesprek met
m'n kornuiten, toen ze me zoo in mijn hemd
lieten staan. Je weet wel, waar ik mijn laat-
sten brief over schreef; toen ze me zeiden
dat ik niet meer moest aankomen met de be-
wering dat hooger loon werkloosheid ten ge-
volge kon hebben, want dat hun fabriek
zoo'n reuzen winst maakte dat er best hoo
ger loonen konden worden betaald.
Nou dat was ook zoo. Maar nou krijg je
dit gevalIn een bepaalde streek of stad zijn
een stuk of vijf fabrieken, die hetzelfde ma
ken. Een gaat prachtig: de Iaatste jaren .ge-
middeld 12 en 13 procent dividend. Twee
gaan er redelijk, die halen een dividend gelijk
aan de gewone leeningsrente, en twee gaan
beroerd, vier jaar lang geen dividend, de
Iaatste hvee jaar veriies.
Nu hebben onze lui, die in dit bedrijf een
sferke organisatie hebben, voor alle vijf fa
brieken bij collectief contract de arbeidsvoor-
waarden weten vast te leggen. Nou wil de
organisatie meer hebben. Want het is maar
gekheid ,als je 12 a 13 procent dividend
maakt, kun je meer loon betalen. Dat is een
heele herrie geworden en de bourgeoisbla-
den schreven, dat die dividenden gebruikt
worden voor nieuwe beleggingen en noodig
zijn om het maatschappelijk kapitaal uit te
breiden. Nou, daar wil ik het nou niet over
hebben. Als wij een deel van ons loon beleg-
den, zou ook het kapitaal vermeerderd wor
den.
Maar ik dacht bij me zelf: als die eene fa
briek 12 a 13 procent dividend blijft geven en,
bovendien een behoorlijke pot weet te maken
om aan een nieuwe crisis in de toekomst weer-
stand te kunnen bieden en machines te kunnen
vernieuwen als dat noodig is, dan kan daar
best wat hooger loon worden gegeven. Maar
de organisatie wil overal hetzelfde loon. Het
loon heeft met de fabriek niks te maken zeg
gen ze.
Als ze nu hun zin krijgen, dan zie ik toch
die twee grensondernemingen, de twee stum
perds, eraan gaan. Die gaan hun werk in-
krimpen en hebben veel kans dat ze hun fa
briek motten sluiten. Want hooger loon
wordt voor hen: meer veriies. En met ver-
lies werki op den duur niemand, geen parti-
culier en geen overheid. Het Iaatste kan je in
Rusland zien.
Maar als die twee fabrieken inkrimpen of
sluiten, worden er een hoop van ons werk-
loos.
Toen ik dit uitgeprakkizeerd had en thuis
de raadsels had verteld, dacht ik dat ik dit
toch mijn kornuiten vertellen most. Ik maakte
geen haast, maar wacMte een paar dagen op
een goede gelegenheid. Ik most zien dat ik'
ze kalm en duidelijk de zaak uitlei, temeer
omdat ik het eigenlijk beroerd vond dat de
zaak was zooals ze was: hooger loon kan
meer werkloosheid tengevolge hebben als
geen rekening gehouden wordt met de grens
ondernemingen. j
Ik zei het mijn kameraden. Zoo kalm moge-
lijk. Wat zeiden ze me toen? Niks, maar ze
keken boos.
Maar nou schei ik eruit met mijn schrijve-
rij. Een ding nog. Jullie willen zeker wel
weten wie ik ben? Maar dat zeg ik niet en ik
zal je vertellen waarom niet. Om te beginnen
kennen de meesten van jullie me toch niet En
verder zouden jullie, als je mijn naam wist,
uitvisschen of ik rood, zwart of geel was en
naar gelang van mijn kleur zou je op me
schetteren of het met me eens zijn. En ik wil
juist alleen dat jullie eens kalm denkt over de
zaken, waarcver ik schreef en waa rover ik
zelf lang geprakkizeerd heb. In ons aller
belang. A
Ik blijf me dus maar noemen
PIETER PAULUS.
IN DE STADSREN.
De aangekochte dieren zijn aan Uw adres
aangekomen. Is alles tot hun ontvangst ge-
reed, dan kunnen ze dadelijk uitgepakt wor
den. Bij het openen van de mand of kist mag
niet anders dan de gewone kippenlucht tot
Uw reukorgaan doordringen. Stijgt daar een
benauwde, walgelijke reuk uit op, dan wijsl
zulks aan dat de dieren ziek zijn. Men zij
dan dubbel op zijn hoede!
De nieuwelingen maar zoo dadelijk tus
schen de reeds aanwezige hoenders te bren
gen, is niet verstandig gehandeld. Ze worden
in een afzonderlijke afdeeling geplaatst, want
men behoort zich eerst te overtuigen of ze wel
gezond zijn. Zoo licht krijgt men besmetting
onder zijn gezonde dieren. Zooals wij weten
kan een haan of hen op het oog gezond zijn,
maar toch een ziekte doorgemaakt hebben en
daarvan nog wat smetstoffen bij zich dragen.
Zulke smetstofdragers zijn wel moeilijk te
herkennen, maar toch verraden zij hun toe-
stand wel na een nauwkeurige observatie ge-
durende een dag of vijf, zes.
Vooral na een nog al langdurig vervoer
breekt bij zoo'n smetstofdrager- zijn vorige
ziekte soms weer uit. Alleen hieruit ziet ieder
reeds in hoe goed het is eerst eenige dagen af
te zien. Als eerste voedering geve men liefst
biood of zaehtvoer. Het is voorgekomen dat
op de reis uitgehongerde dieren bij volop
graanvoedering zich de krop zoo stijf vol'
propten, dat ernstige gevolgen eruit voort-
kwamen. Zoo verloren wij in onze begin-jaren
eens op die manier een paar mooie duiven,1
die zich na de reis zoo met mais of boonen
vulden, dat bij de gevolgde zwelling hun