Alkmaarsche Courant Huistoud- en IndustriesclKtil. Brieven van Pieter Pauius. Kipjsen en Konifnen. - Zaterdag 10 October. Alkmaarsche Bij bet Hefdemeerfje. em No. 239 Honderd Zeven en Twinfipte Jaargang. AVONBSCHOOL 4i/2—6V2 ,uir* 3 avonden per week 25 oent, verstelleri en linnennaaien voor meisjes van 12jaar en ouder. AVONBSCHOOL 7—9 uur. 2 avonden per week verstellen 20 cent p. w. voor meisjes vanai 15 jaar. A a 11 g i f t-e Dinsdag 13 Oct. 2—4 uur, Wocnsdag 14 Oct. 10—12 uur en 2—4 uur, Vrij dag 16 Oct. 10—12. uur, onder over- legging van vaccinebewijs. De Directrice, J. F. BifiUMER. We zouden hier nog eentnaal komen, 0111 te zicii, wat het meertje en de omgeving er van in den 11az01r.tr op botanisch gebied aan- biedeft. Nu we ons laten zien, ontstaat et schrik onder de gevederde bcwoners van hev meertje: Scholeksters, Tnreluren, Kempha- nen, dtrandloopers, alles vlhgt-tegelijk heen en verschillende stem men worderi gehoord. 't is ioch wel te betreuren, dat de vogels zoo bang, ziin voor mensclien. 't Kon zoo heel andcrs wezen, als alien het wilden, en onze aarde en ons lcven zouden er schooner door ziin. Meerdere beschenning is zcer gewenscht. Wanneer de eerste Hertstvlagen zich iaten gevoeien. denkcn we wel met eenigen wee- mced terug aan het vcorbijgaan van kente en Zomer en aan het schoqns, dat deze getij- den Ons boden. Vele planten zijn dan uitge- bloeid, doch ze hebben haar vrnchten voort- gebracht, die in het volgend jaar voor voort- planting zorg zullen dragen. Dat troost! Toch kuniien we 00k nu nog veel vinden in en bij "t heidemeeri'jc, zocveel zei?s, dat we lang niet alles goed kunnen beschouwen. Daarom belt.ken detgene, wat voor den voet bloc-it! Zie hier c'.eze rijk-bloeiende planten! Ze zijn iioog opgegroeid en ve-'ocl tidene kransen van bloemen, iielderrood geicicurd, zijn er bo- ven elkander. De hoogste kransen bevinden zich dieht bij elkander, de onderstc zijn heel wat verder niteen. 't Zijn exemplaren van Lythrum salicaria, gewconlijk Kattestaart geheeten. Rijk beb! Herd zijn de stengels^ en bij de bloemen vindt men ni t de regehnaat, die bij andere zooveel bloemen tc bespeuren valt. De veiti hiliende ronde kelken hebben nu eens tien, dan weder twaalf tariden, die niet alleen vertchillen in grootte, maar 00k in kleur. Uit die kelkjes komcu te voorsehijn zes iang'e bloemblaadjes en daartusscucn tieri of twaalf meckiraden, waarvan de eene wel tweemaai de lengte heeft van den andere. De stamper heeft nu eens cen korte, dan weer een Tango gtijl, zoo dat hij nu eens boven de meekiraden liitsteekt en dan weder korter is dan do minst lange met1 :!raad, en somtijds 00k vindt men bet bo -n einde tusschcn de la ger en h'ooger gepkaiste helmknoppen in Zooveel wispeiturigheic! komt bij planten niet veel voor. We komen verder lanes den natten water- kant voorbij eenige bloemen van Mentha aquation of Watermunt. Ook deze planten verheffen zich tamelijk hoog en altijd langs slooten en plassen. Wanneer we eon van dc bladeren tusschen dc vingers wrijven, be speuren we een seherpen gcur, die aan peper- muntolie- doet denkcn. D. ze die is af-Lomstig van een' familiriid dor Wan rmunt, ji.l. van de Medha piperita, die'bij ons niet voorkomt. De bladeren van de Watermunt zijn gedeel- telijk eirond, gedeeltelijk lanctivdrmig, doch alio behaard en grof gezaag De bloetnpjes staan in schijnkransjes boven aan den Sten gel dieht opeen en meet* -riaar beneden op wa.t grooter alstar.den van elkander. Deze labi- aatjes, ieder met een viersnletig kreontje, waarvan c-en slinje grooter is dan de andere en dat ook even ingesneden is. zijn eenigszins klokvormig en lichtpaars gekleurd. Het kelkje heeft -vijf tandjes, die driehoekig en priemvor- mig zijn. Op den kelk zijn duidelijk ribben te zien en in de bleemkroon bevinclt zich een haarkransje. Deze iaatste twee kenmerken kunnen dicnen, om de Watermunt te kunnen ©nderscheiden van andere Menthasoorten. Nu het meertje tot bij een kreupelboschje loopt, hebben we een fortuintje, door te vin den een blo'eiend exemplaar van. Solidago vir- ga aurea. Guldenroede hcet ze, deze rijk- bloaiende plant, waarvan de gele bloem- hoofdjes spoedig in het oog vallen en aange- naam aandoen. Elk omwindseltje, waarvan de schubjes. elkander dakpansgewijze bedekken, gelijkt een bekertje en wordt gedragen door een kort stecltje, waaraan een schutblaadje. Een achttal vrouwejijke lintblotmpjes buigt zich over dit bekertje heen en omgeeft de twee- slachtige buisbloempjes, waardoor keurige sterretjes gevormd worden. Aardig is het- aan zoo'n rijken bloementros hoofdjes van verschillende ontwikkeling te vinden, terwijl de onderste volstrekt niet in het eerste. stadium zijn. Ook bij de aller-bo- venste Vindt men er, die reeds bruin veplept zijn, en de geribde ronde vruchijes laten zien. We kunnen bijna niet scheiden van dit rijk bevoorrechte dochterke van Flora. Gaarne zouden we het medenemen, maar er is geen tweede plant in de nabijheid. We zullen dien roof dus niet plegen, en ook zouden we er geen genoegen van beleven. Enkele der rijpste zaden kunnen we meene- men. Misschien gelukt het ons, hieruit in het volgend jaar dergelijke planten in de nabij heid van onze woning te kweeken; we hebben het dan ook te beproeven op nat terrein. Nauweliiks zijn we eenige passen verder ge- wandeld, of we worden aangetrokken door bloeiende Haagwinde (Convolvulus sepium). De mooie klokken er van kunnen we alleen bewonderen op de plaats, waar ze groeien. Men wil ze zoo gaarne plukken, doch men heeft er dan zoo weinig plezier van, want nauwelijks heeft men ze aangeraakt, of ze worden slap en flets. Daarom ook nu deze De WfFkTokbToeffiC^'deyi'fengel'bekekeri kclk is voorzien van een bleekgroenen kleur en zijn vijf langpuntige bladen worden dan ook niet veel door de zon beschenen, aange- zien ze aldoor omgeven worden door twee groote, hartvormige schutbladen, die ook den knop geheel insloten, zoodat hun topjes elkander aanraakten. De meeldraden zijn vijf in getal en bezitten lange helmknoppen, die van onderen opensplijten. De stamper zit op een oranje-kleurig schijfje en het witte vruchtbeginsel is kegelvormig. Ook de bladeren van de Haagwinde zijn waard bekeken te worden. Ze zijn langwerpig eirond, lang gesteeld en voorzien van een pijlvormigen voet en van afgeknotte oortjes, de hooger geplaatste zijn minder volkomen en meer driehoekig gevormd. De. Haagwinde bereikt een hoogte van wel drie meter en slin- gert zich bevallig door kreupelhout en om alles, wat ze met linksche windingen kan om- vatten. Veel zouden we hier nog kunnen vinden, wat de aandacht overwaard is. Op de heide zelve vinden we hier en daar het wit-wollige Moqras-roerkruid (Gnaphalium uligonosum), dat doet denken aan het Edelweisz der Alpen en dan ook wel het E del wit der vlakte mag heeten. Vlasbekjes (Linaria vulgaris) vertoo- nen nog hun mooie leeuwebekjes en gele Com- posieten telt men er in soorten. Madeliefjes en Duizendblad zoekt men er niet te vergeefs en het fraaie Herderstaschje (Capsella bursa pastoris) vertoont nog mooie bladrozetjes en tal van lepelvormige vruchtjes aan den c dgszins behaarden Stengel. Bloeiende Rei- bek en twee soorten Oogetroost kleuren -, iie de schoone heide, die voor den landman niet veel waarde heeft, maar voor den bemin- naar van natuursport schatten ten toon spreidt. Ook het heidegebied wordt in ons land hoe ■anger hoe kieiner, orndat verschillende cul- tuurstelsels ditterrein in vruchtbaar land kunnen herscheppen. Wenschelijk is het daarom,.dat de verschil lende vereenigingen, die ons land op Natuur- L isiorisch gebied heeft, besiag zullen wefen te leggen op eenige gedeelten er van, alvorens Struik- en Dopheide zeldzaamheden voor ons land geworden zullen zijn. J. DAALDER Dz. Beeken. Martine Wiftop Koning zou geen goede lecrares in koken en voedingsleer zijn wan- neer zij niet trachtte haar veelomvattencle kennis cok buiten den betrekkelijk kleinen kring barer dagelijksche discipelen te doen v/aardeeren. A. W. Segboer's UUgevers Maatschappi] iz 's Graven huge heeft daartoe haar rnede- werking verleend door de practische wenken en nuttige raadgevingen van deze maalhjjd- k.upstenares in een serie rijk geillustreerde receptenboekjes te verzamelen. Waar deze recepten niet alleen voor hotels en rescauraties maar ook voor de gewone huishouding van beteekenis zijn, zouden wij zeggen dat ze in geen enkele „keukenbi- blic-theek" mogen ontbreken. Reeds zijn verscheneni aarten en ander gebak, Schotels voor klein gezin, Rijstge- recliten en Toetfes, Ciroentcgercchtcn en Sala- des, Zcmergerccliten kcudc schotels) en IJs (vruchten) schotels eh verfrisschende dran- ken. Elke afjevering bevat meer dan 100 be- proefde recepten en de huisvrouwen die van deze voorschriften profit'eeren zullen dus niet spoedig het verwijt te hooren krijgen, dat 'haar maaltijden wat eentonig beginnen te worden. De uitgever zorgde voor toepasselijke om- slagen en duideliike illustraties. Bokkcsprongen door Pint Pernel. Uitgave H. P. Leopold's Uitg. Mtp. tc's Gravenhage. Pim Pernel, de geestelijke en geestige vader van vele artikelen in Haagsche bladen heeft een boek geschreven. De schrijver verschuilt zich achter den r.aam Pim Pernel, dat is een van zijn bokke- sprongen en de andere capriolen zijn tot een gezellig bundel'tje verzameld, dat zich uitste- kend leent om's wintersavonds bij het haard- vuur gelezen te worden. Het" is geen diepgaande lectuur, Pim Per nel blijft over het algemeen wat in het gewo ne dagelijksche leven jondspringen, maar hier en flaar treft in een schetsje toch iets dat ge /oel verraadt en op andere plaatsen komt He geborcn humorist om den hoek kijken. Als voorbeeld van het Iaatste ipemoreeren wij de schets „Winc!stootjes". Hier heeft de bok zijn dolste sprongen gemaakt en toch is dit sclktsje een staaltje van gezonde humor als maar weinig Hollandsche schrijvers blij- ken te bezitten. Rechts en averechts, een bont verhaal door Hans MartinBrusse's Uitgeversmaatschap- pij te Rotterdam. Ook dit is humor, maar goedkoopere en daarom beter verkcopbare. De uitgevers en wellicht ook de schrijver hebben met blijde Verrassing het opval- lend groot aantal herdrukken van Malle ge- vallen geconstateerd en zijn daarbij tot de conclusie gekomen, dat een dergelijk boek een papieren goudmijntje is. Dus heeft Hans Martin zich weer aan zijn schrijftafel gezet om te probeeren iets derge- lijks nog eens te maken en wij moeten toege- ven dat hem dit vrij goed gelukt is, al gaat dit werkje zeker niet boven zijn voorgangers. Er is een bepaalde leeftijd zoo tusschen de achttien en de vijf en twintig noodig om deze geschiedenissen ten voile te kunnen mee- leven, en het succes van Martin's werken be- wijst wel, dat zijn boeken door de spes pa triae tot de „allemachtig lollige reuzeboeken" gerekend worden, die in geen studentikoos milieu mogen ontbreken. We voorspellen dit boek, evenals zijn voor gangers een beperkt litterair en een groot financieel succes. Het vroolijke boschtooneel door Willian J. Long, uit het Engelsch vertaald door Cilia. Stoffel, uitgave W. L. en J. Brusse's LJitge- versmaatschappij te Rotterdam. Dit is weer heel andere lectuur. William Long is de Amerikaansche prairie- jager, die zonder geweer op stap gaat. Niet om het bezit der dieren zelf is het hem te doen, maar om het verzamelen van allerlei wetenswaardigs uit hun leven, waarvan hij op onderhoudende wijze weet te vertellen. Zijn wapens zijn de verrekijker en de ca- mera en zijn wei.ta«ch is het boek waarin hij uitv^rigTv?rKaalt ^waTlTif in Hoomen "Tn struikgewas verscholen, van het vrije natuur- leven der dieren gezien heeft. In dit boekje er is bij den uitgever reeds een heele serie van Longs werken verschenen vertelt de schrijver van visschen en vo gels, van vossen en wolven, van speurtochten en nachtleven in de wildernis en hij doet 't zoo, dat ieder die iets voor het natuurleven gevoelt, al weer verlangend naar een vol gend verhaal uitziet. Het is een verblijdend verschijnsel, dat Long's werken ook in ons land algemeen gewaardeerd blijken te wor den. De kinderboeken van Gebr. Kluitman te Alkmaar behoeven eigenlijk geen aanbeveling meer. Wij blijven constateeren, dat het papieren juweeltjes zijn, al zijn sommige daarvan on- getwijfeld wat fijner geslepen en kunstiger bewerkt dan andere. Ook deze uitgevers rangschikken hun boe ken in bepaalde series en het verdienstelijke daarvan zit voornamelijk hierin, dat de boe ken naar leeftijd der jeugdige lezers gesor- teerd worden. Op de titelpagina van elk boek is die leef tijd vermeld, zocdat de keuze den kooper^ heel gemakkelijk gemaakt wordt. In de serie Ons Genoegen, bibliotheek voor jongens en meisjes verschenen Rosse en z'n moeder door A. C. C. de Vletter, Drie vrien- dinnetjes door M. J. Molanus—Stamperius cn Het Witte Huis eveneens door A. C. C. de Vletter, boekjes voor kinderen van zeven tot iien jaar. Duidelijke druk en prettige illustraties ver- hoogen de waarde van deze voor de jeugd zeer inleressante verhalen. Van Goor's handwoordenboeken. Dr. F. P. H. Prick van Wely. Fransch woordenboek. (Tweede deel. Nederlandsch-Fransch). Hit- gave G. B. van Goor Zonen, gouda. Wij weten niet of er ooit een eerste deel van dit werk verschenen is, daar de uitgever ons slechts het tweede ter bespreking ge- stuurd heeft- Wij vinden daarin een geestige voorrede van den schrijver, als't ware een vroolijke bont gekleurde plaat die men niet in iets zoo grauw eentonigs als een woordenboek zou zoeken. Dr. Prick van Wely hoe zou hij zijn eigen naam wel in het Fransch vertalen? betoogt daarin dat er over het algemeen uit het Fransch in het Nederlandsch goed of ruim voldoende vertaald wordt, maar omge- keerd twijfelachtig, om in de schoolterminolo- gie te blijven. Wat wij op het oogenblik heb ben voor IiollaAdsch-Fransch is of ver- ouderd, tf te onvolledig, of niet meer dan een beloite voor wat beters. Een goede dictionnaire moet niet enkel een woordenboek zijn maar tevens een vergelij- kende idiomatiek der beide talen met in de eerste plaats het rake of treffende equivalent en in dat opzicht is het ideaal nog lang niet benaderd. Ook op het gebied der uitdrukkingen en zegswijzen wordt begrijpelijkerwijze nog al eens gezondigd. Toen ik zegt de schrijver o.a. met voor spek en boonen meedoen in mijn maag zat, ging ik mijn licht eens opsteken bij de voorwerkers. Hij vend etre de trop, etre la cinquieme roue a un carrosse enz. Hij zocht in ons land, in Belgie, Frankrijk en Zwitser- land en is nog niet geheel voldaan met de vertaling: compter pour du beurre en etre la copie conjorme. Hoeveel voetangels en klemmen liggen er niet op dit terrein. Neem b.v. in zijn schulp kruipen. Overal staat hiervoor rentrer dans sa coquille. Maarschijn bedriegt. De Hol lander kruipt in zijn schulp uit vrees, de Franschman uit voorzichtigheid of pour se conjiner dans ses interets personnels. Op technisch gebied zijn wij heel wat vooruit gegaan, maar ook hier is het Iaatste woord niet gesproken, en als een kluifje voor wie eens echt genieten wil van jrancais fad- lite haalt de schrijver een vertaling aan van hij wordt spoor student door: il prendra un abonnement (au chemin de fer) vijfde ver- beterde druk! Natuurlijk komt de schrijver tot de conclu sie dat hij met voile ambitie aan het kaatsen is, maar hij verwacht den bal met een rustig geweten. Men mag hem zelfs te lijf gaan a bras raccourcis mits met goed timmer- hout. Geheel oorspronkelijk is zijn werk niet, wel echter van A tot Z zelfstandig en over- zichtelijker dan eenig ander, wat zeker geen geringe verdienste is, nu uit verkeerd begre- pen zuinigheid de bladzijden zoo volgepropt worden, dat men er den weg niet in vinden kan. Uit alles blijkt wel dat de schrijver die hiervoor de colleges aan de Parijsche Sor- bonne volgde ernstig getracht heeft de reeks bestaande lexica met een uitvoerig en met groote zorg samengesteld handwoorden- boek te verrijken. Lies en Lock verloofd door Tine Brinkgre- ve—Wicherink, uitgave Gebr. Kluitman, Alk maar. De Lies- en Loek-serie ontwikkelt zich langs lijnen van geleidelijkheid. Wie de levensgeschiedenis van de beide jonge meisjes gevolgd heeft, weet hoe zij in haar wereldje van dansen, fietsen, feesten en pretmaken door een zorgzaam ouderpaar angstvallig op het smalle pad der deugd zijn gehouden. Zij hebben precies geweten met wie zij wel en met wie zij niet konden converseeren en hebben in hun vrij kleurloos leventje geen enkel geheim gehad dat niet met moeder be- sproken werd, die het op een goudschaaltje afwoog en tot in bijzonderheden haar ge- dragslijn als opvoedster vaststelde. Zoo zijn Lies en Loek twee kostbare stukjes Saksiseh porselein geworden, erg fragiel en erg breekbaar en men vraagt zich onwille- keurig af of ze straits bestand zullen blijken tegen de levensstormen, die ook haar klein familie-wereldje niet onaangetast zullen la ten. Maar ze zijn ideaal figuren in boeken voor meisjes van tien tot zestien jaar, die werkelijk geen onschuldiger lectuur dan deze in handen kunnen krijgen. Lies is verloofd met Dolf als we ons goed herinneren is dit al in een voorafgaand boek begonnen en eindelijk mag ook Dolfs vriend Jan van Beemt een gouden armbandje om Loekie's smalle polsje schui- veh, als zal fiij zich" dan ook' voorloopig fe- vreden moeten stellcn met eens een keertje vaker op visite te komen. De Lies- en Loek-serie vindt haar gesta- dige uitbreiding bewijst dit blijkbaar een grooten lezerskring. Dat is het beste bewijs dat schrijfster en uitgever doelbewust werken en de geschiedenis der beide meisjes nog niet geeindigd is. Als gewoonlijk heeft Gebr. Kluitman ook dit boek in een prettig kleedje gestoken. De Witte Duivel van de Zwarte Zee door Lewis Stanton Palen, uitgave H. P. Leo- pold's-Uitg. Mij. 's Gravenhage. Dat is weer heel andere lectuur. De geschiedenis van een krachtfiguur in de dagen der groote Russische revolutie. Hijzelf erkent niet thuis te behooren in de- zen tijd en geeft toe, dat de allerjongste pe- riode waarin zijn figuur zou kunnen passen, het Napoleontisch tijdperk is. De Britsche officieren die in 1918 en 1919 bij Constantinopel opereerden hebben hem de Witte Duivel van de Zwarte Zee ge- noemd, wel een bewijs, dat hij zich een zekere vermaardheid had verworven. Kapitein Bate- man van de Britsche artillerie heeft hem een man van onbegrensden moed genoemd wiens kennis van de methoden der bolsjewisten en hun onderhandsche propaganda zoo van groot is, dat zijn geschiedenis wel sensatio- neel moet zijn. Weinige adellijke families in Rusland hebben, tengevolge der revolutie, zooveel uit- gestaan als hij en zijn vrouw. Hij heeft die revolutie van alle kanten gezien en wie een oprechte en teekenende beschrijving wenscht van wat er in de jaren na de omwenteling plaats vond, kan niet beter doen dan de her- inneringen van den Witten Duivel raadple- gen. In den oorlog is hij herhaalde malen bij dagorder voor zijn moed vermeld en in 1914 verwierf hij reeds het St. Georgekruis. Hij werd in een bajonet-aanval gewond, en een koge! doorboorde zijn schouder. Het volgend jaar kreeg hij een granaat- splinter in de zijde en een kogel door de long, in Augustus van dat jaar brak hij zeven rib ben, terwijl alle spieren van de linkerborst werden gescheurd. Hij is daarna nog eens half begraven door een Oostenrijksche gra- naat, een geweerkogel doorboorde opnieuw zijn long, terwijl zijn neus werd gebroken. Inmiddels had hij in Januari 1917 den ma- joorsrang gekregen en was daarna een van Ijet tragisch groepje Russische officieren die den strijd der bondgenooten met alle kracht voortzetten tot de-revolutie en Kerenski's le- gerorder den oorlog in hun rug inleidden en cleze mannen tot opgejaagde dieren maakte. Maar de Witte Duivel is een van hen ge- weest, die den strijd nimmer opgaf en den vijand zijner klasse nog menig jaar zware verliezen heeft berokkend. Was een van zijn stoutmoedige plannen door een toeval niet in de war gestuurd, dan zou de geschiedenis der Russische revolutie een geheel andere ge worden zijn. De Witte Duivel is de onverschrokkene die zich telkens weer in het hoi van den rooden leeuw waagt. Met het pistool in de hand is hij beurtelings achtervolger en vluchteling totdat de bolsjewisten hem te pakken krijgen en op een binnenplaats fusilleeren. Door een wonder wordt hij niet getroffen en ontsnapt andermaal, waarna dagen lang een wilde jacht door de steppen volgt. Na jaren van brutale roekeloosheid en voortdurend levensgevaar heeft deze getrou- we der Czaristische regeering het nuttelooze van verderen tegenstaod ingezien. Hij vindt een gastvrij verblijf op een Britsche torpedo- jager, bedroefd en neerslachtig zijn vader- land te moeten achterlaten in de handen der vernielende dwepers, doch met hem voerend wat hem het liefste was: zijn vrouw en het kleine witte duiveltje. Dit boek geeft het bewijs, dat het tijdperk der romantiek nog niet tot het verleden be- hoort. Tj. VEILiGHEIDSHOEKJE B1JNA iedere'n dag vallen er nog kinderen uit open rarnen. MOE- DERS, PAST OP! v. Toen ik van m'n kameraden zoo den wind van voren had gekregen, omdat ik ze wat ver- telde over het verband tusschen loonen en werkloosheid, heb ik weken lang geen boek meer in mijn handen genomen. Ik was er ont- daan vai\ dat zij met een enkele rake opmer- king zoo maar ineens alle wijsheid, die ik uit de boekjes van de leeszaal verzameld had, naar den grond sloegen. Ik vond het zoo be- roerd, dat ik me voornam geen voet meer in de leeszaal te zetten en geen boek meer in handen te nemen. Het bleek toch allemaal geklets; onze lui die dagelijks in de fabriek werken weten door hun practijk en hun ge zonde verstand er veel meer van dan al die heele en halve geleerden. Toen gebeurde het op een Zaterdagmiddag dat mijn vrouw me vroeg of ik voor mijn dochtertje, die een tijdje voor den dokter in bed had moeten liggen en nu weer eens op mocht staan, niet nog eens van die raadsels mee kon brengen, die ik vroeger altijd uit een kinderkrant haalde, welke op tafel van de leeszaal ligt. Ik dorst mijn vrouw niet te zeggen, waaromeik niet meer naar die lees zaal ging en wilde een uitvlucht zoeken, maar toen ik het kind met d'r bleeke wangen zoo zag, besloot ik toch maar te gaan om haar een pretje te bezorgen. Dus ging ik weer als vroeger naar de leeszaal. Maar toen ik er eenmaal was en de raadsels opgezocht en overschreven had, kon ik er niet van af ook nog even naar de tafel te gaan, waar de pas uitgekomen boeken liggen. Vroeger scharrelde ik altijd zoo'n beetje om die tafel rond. Ik kreeg toen een boekje in handen met den titel erop: „De moeilijkheden der grensondernemingen". Waar de schrijver een bekende in de partij is nam ik het op en bladerde erin. Ik wist niet wat een grensonderneming is, maar in het eerste hoofdstuk zag ik een uitlegging er- van. Die kwam zoowat hierop neer: In een bedrijfriak heb je tal van fabrieken, die allemaal zouwat hetzelfde maken en el- kaar dus beconcurreeren. Nou zijn er geen twee, die met hetzelfde resultaat voor den dag komen. Er zijn er een paar die reuzen winsten maken. Die hebben b.v. hun fabrie ken en machinerieen in den tijd voor den oorlog, toen alles nog goedkoop was, opge- zet, of ze liggen op terreinen van waar het transport goedkoop kan plaats vinden, door- dat er b.v. een goed vaarwater in de buurt is. Dan komt er een reeks fabrieken, die wat ze noemen zoowat normaal werken en dan krijg je onderaan de stumperds, dat zijn de fabrieken, die b.v. groote schulden hebben, omdat ze net in den diiursten tijd enorm ge- bouwd hebben of omdat ze geen pientere lui aan het hoofd hebben. Die fabrieken komen net uit of lijden veriies. Die stumperds zou noemen ze met een mooi woord: grensondernemingen. Toen ik daar nou wat over gelezea had, ook over de loonen in zulke grensonderne mingen, ging ik denken over het gesprek met m'n kornuiten, toen ze me zoo in mijn hemd lieten staan. Je weet wel, waar ik mijn laat- sten brief over schreef; toen ze me zeiden dat ik niet meer moest aankomen met de be- wering dat hooger loon werkloosheid ten ge- volge kon hebben, want dat hun fabriek zoo'n reuzen winst maakte dat er best hoo ger loonen konden worden betaald. Nou dat was ook zoo. Maar nou krijg je dit gevalIn een bepaalde streek of stad zijn een stuk of vijf fabrieken, die hetzelfde ma ken. Een gaat prachtig: de Iaatste jaren .ge- middeld 12 en 13 procent dividend. Twee gaan er redelijk, die halen een dividend gelijk aan de gewone leeningsrente, en twee gaan beroerd, vier jaar lang geen dividend, de Iaatste hvee jaar veriies. Nu hebben onze lui, die in dit bedrijf een sferke organisatie hebben, voor alle vijf fa brieken bij collectief contract de arbeidsvoor- waarden weten vast te leggen. Nou wil de organisatie meer hebben. Want het is maar gekheid ,als je 12 a 13 procent dividend maakt, kun je meer loon betalen. Dat is een heele herrie geworden en de bourgeoisbla- den schreven, dat die dividenden gebruikt worden voor nieuwe beleggingen en noodig zijn om het maatschappelijk kapitaal uit te breiden. Nou, daar wil ik het nou niet over hebben. Als wij een deel van ons loon beleg- den, zou ook het kapitaal vermeerderd wor den. Maar ik dacht bij me zelf: als die eene fa briek 12 a 13 procent dividend blijft geven en, bovendien een behoorlijke pot weet te maken om aan een nieuwe crisis in de toekomst weer- stand te kunnen bieden en machines te kunnen vernieuwen als dat noodig is, dan kan daar best wat hooger loon worden gegeven. Maar de organisatie wil overal hetzelfde loon. Het loon heeft met de fabriek niks te maken zeg gen ze. Als ze nu hun zin krijgen, dan zie ik toch die twee grensondernemingen, de twee stum perds, eraan gaan. Die gaan hun werk in- krimpen en hebben veel kans dat ze hun fa briek motten sluiten. Want hooger loon wordt voor hen: meer veriies. En met ver- lies werki op den duur niemand, geen parti- culier en geen overheid. Het Iaatste kan je in Rusland zien. Maar als die twee fabrieken inkrimpen of sluiten, worden er een hoop van ons werk- loos. Toen ik dit uitgeprakkizeerd had en thuis de raadsels had verteld, dacht ik dat ik dit toch mijn kornuiten vertellen most. Ik maakte geen haast, maar wacMte een paar dagen op een goede gelegenheid. Ik most zien dat ik' ze kalm en duidelijk de zaak uitlei, temeer omdat ik het eigenlijk beroerd vond dat de zaak was zooals ze was: hooger loon kan meer werkloosheid tengevolge hebben als geen rekening gehouden wordt met de grens ondernemingen. j Ik zei het mijn kameraden. Zoo kalm moge- lijk. Wat zeiden ze me toen? Niks, maar ze keken boos. Maar nou schei ik eruit met mijn schrijve- rij. Een ding nog. Jullie willen zeker wel weten wie ik ben? Maar dat zeg ik niet en ik zal je vertellen waarom niet. Om te beginnen kennen de meesten van jullie me toch niet En verder zouden jullie, als je mijn naam wist, uitvisschen of ik rood, zwart of geel was en naar gelang van mijn kleur zou je op me schetteren of het met me eens zijn. En ik wil juist alleen dat jullie eens kalm denkt over de zaken, waarcver ik schreef en waa rover ik zelf lang geprakkizeerd heb. In ons aller belang. A Ik blijf me dus maar noemen PIETER PAULUS. IN DE STADSREN. De aangekochte dieren zijn aan Uw adres aangekomen. Is alles tot hun ontvangst ge- reed, dan kunnen ze dadelijk uitgepakt wor den. Bij het openen van de mand of kist mag niet anders dan de gewone kippenlucht tot Uw reukorgaan doordringen. Stijgt daar een benauwde, walgelijke reuk uit op, dan wijsl zulks aan dat de dieren ziek zijn. Men zij dan dubbel op zijn hoede! De nieuwelingen maar zoo dadelijk tus schen de reeds aanwezige hoenders te bren gen, is niet verstandig gehandeld. Ze worden in een afzonderlijke afdeeling geplaatst, want men behoort zich eerst te overtuigen of ze wel gezond zijn. Zoo licht krijgt men besmetting onder zijn gezonde dieren. Zooals wij weten kan een haan of hen op het oog gezond zijn, maar toch een ziekte doorgemaakt hebben en daarvan nog wat smetstoffen bij zich dragen. Zulke smetstofdragers zijn wel moeilijk te herkennen, maar toch verraden zij hun toe- stand wel na een nauwkeurige observatie ge- durende een dag of vijf, zes. Vooral na een nog al langdurig vervoer breekt bij zoo'n smetstofdrager- zijn vorige ziekte soms weer uit. Alleen hieruit ziet ieder reeds in hoe goed het is eerst eenige dagen af te zien. Als eerste voedering geve men liefst biood of zaehtvoer. Het is voorgekomen dat op de reis uitgehongerde dieren bij volop graanvoedering zich de krop zoo stijf vol' propten, dat ernstige gevolgen eruit voort- kwamen. Zoo verloren wij in onze begin-jaren eens op die manier een paar mooie duiven,1 die zich na de reis zoo met mais of boonen vulden, dat bij de gevolgde zwelling hun

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 9