Scheren Mttzsdchtin en de heer mr. A. 'J. M. Leesb'erg tot debat waren uitgenoodigd. De lieer A. L. Constamdse, de spreker voor dezen avond, had a Is anderwerp „Onder Roomsche tyran nic." De voorzitter der afdeelimg, de heer Ver nee, sprak een kort openingsv/oord, waarin hij de weigering van den Muziektuin voor de Dageraadsmeeting in Aug. 1.1. aanstipte als aanieiding voor deze vergadering (deze kwes- tie is in ingezonden stukken voldoende uit- eengezet.) Als een pas later bekend geworden bijzonderhdd dteelde spr. nog medle, dat de ex- p 1 oitatieco m missie van den Muziektuin had toegezegd1 de extra-kosten (ootstaan door het plotselmg veranderen van meetinigterrein) te zullen vergoeden, welke belofte zij eehter la ter, toen om die kosten werd aangeklopt, ver- brak onder mededeelimg, dat was belooid 25 in de extrakosten te vergoeden. Dit be- drag had De' Dageraad eehter niet geaccep- teerd. Spr. herinnerde aan de artikclen in het 'N. H. D. tegen de Dageraad (die hij geschre- ven noemde door mr. Leesberg) en gaf dan het woord aan den heer Constandse. Deze ving aan met op te merken, dat de strijd tusschen Dageraad en de R K., eer- tijds meestal gevoerd in het Zuiden, zich thans ook heeft voortgeplant over den Moer- dlijk en in Alkmaar een uitlooper vindt. Dien strijd noemde spr. niet onaangenaam, wij- zende op de omstandigheid dat de hervorm- den en liberalen hoe langer hoe meer het ter- ;irein van strijd verlaten ten bate van Rome. Daarom wil De Dageraad gaame den hand- schoen opvatten, haar,in Alkmaar door mr. iLeesberg toegeworpen. Spr. constateerde, dat De Dageraad zich ten doel stClt de wetenschap onder het vol'k te ;.verspreiden, iets wat mr. L. waarschijnlijk nog niet weet, blijikens een artikel in het N. jH. D., waarin o.a. staat: „Wij zullen den •jvrijdenlkers mores leeren." Mores beteekent zeden, zei spr., en zou het ou niet beter zijn, als mr. L. de bekkensnijders in het Zuiden en de camavalvierders eens zeden leerde? Moeten wij het katholicisme laten voort- woekeren of moeten wij er ons tegen verzet- ten pit een oogpunt van algemeene bescha- dere vraag volgen: Hoe komt het, dat het ka- ving? vroeg spr. en hii liet daarop een an- tholicisme weer dlriest den kop durft op te steken? Spr. herinnerdfe aan de Fransche revolutie en vroeg zich af hoe het mogdijk is, dat na de periode van strijd voor het recht zulk een JfSjd van inziaking kon komen, als wij later beleefden. Een Voltaire en anderen hadden voor de Fransche revolutie het omrecht bestre den em hadden zich gesteld op het standpoint van het athei'sme. De ondertnijniiig der R. K. ketk duurde voort tot 1848, toen zij zich weer gedeeltelijk begon te herstdlen door hare economische politiek, waardoor zij het thans reeds zoover gebracht heeft, dat een groot deel der vroegere macht weer is bereikt, ook en misschien vooral in Nederland. In 1848 was den R. K. vrijheid van gods- dienst en belijdems toegestaan, als gevolg van den geest der Fransche revolutie. Deze is dus, indirect, oorzaak dat het katholicisme weer kon opkomen. Spr. hekelde het door dte Jezui'ten gehul- digdfe: „Wij eischen vrijheid op grand van uw beginselen, wij weigeren u vrijheid op grond van omze beginselen" en stride in het licht, dat het gevolg daarvan zal zijn, dat de R. K., zoolang zij in de minderheid zijn, profiteer en van de vrijiieids beginselen hunner niet- geestverwanten, terwijl zij, als zij in de meer- derheid zijn, dezen alle vrijheid ontnemen. Openlij'k heeft Paus Leo XIII gezegd, dat de burgerliij'ke wetten niet mogen worden ge- volgd, als dit een verzaken der R. K. wetten zou eischen. Spr. meende te mogen vaststellen, dat het gebeurde alhier en in Limburg niet anders is dan een uitbuiting van het vrijheidsbeginsel der niet-roomschen. Nagaandie wat in de godsdienstoorlogen is gebeurd, merkte spr. op, dat de R. K. toelaatbaar en goed noem- den het op den brandstapel brengen van ket- ters, maar een dergelij'ke daad hoogelijk af- keuxden als zij een roomsche betrof. Een ver- schil merkte hij hierbij op, n.l. dat eerstge- ooemde daad door de roomsche leerstellin- gen gedekt werd en laatstgenoemde niet door die der tegenstanders. Spr. herinnerde dan aan de uitlatingen van vooraanstaande roomschen in Limburg in verband met de herrie in den afgeloopen zomer en constateerde dat die geheel volgden ait de mentaliteit der R. K. Opruung was er geschied door die geestelijkheid, en dat daar- tegen niet werd ingegrepen, noemde spr. een gevolg van het doordringen van bet R. K. beginsel van het gebruik maken van de vrij- heidsideeen van anderen. De R. K. godsdienst werd door spr. niet anders dan een economische politiek ge- noemd, die het alleen te doen is om macht en geld en heelemaal niet om geloof. Om dit nader aan te duiden, wees spr. er op hoe in de eerste jaren onzer jaartelling het Christendom begon met de belofte-predi- king van zaligheid voor verdrukten en ar- men. Het gevolg was een in massa aanhan- gen van de nieuwe leer, totdat de machtheb- bers meenden dat met die groote menigten rekening moest worden gehouden. Spr. ging daarop na de scheiding onder de eerste christenen in ingewijden en leeken, van wie eerstgenoemden sindis de derde eeuw al hun invloed en macht aanwendden ten bate van het Romeinsche rijk met Rome als middel- punt. Deze macht vamuit Rome breidde zich steeds verder uit en men heeft kunoen waar- nemen hoe het Romeinsche rijk in de latere eeuwen terug keerde met een nieuw gezicht: de roomsche kerk, even miiitairistisch en im- perialistisch als het Romeinsche rijk was. Spr. schetste dan de bekeeringscampagne der R. K. kerk tegenover andere, nog heiden- sche volken, waarbij hij constateerde, dat de oude heidensche feesten werden overgenomen met een christelijken tint. Uit het groote grondbezit, dat de R. K. ikerk zich verwierf, meende spr. te mogen op- maken, dat dit mede een bewijs is voor zijn spelling, dat zij niet anders nastreeft dan een economische politiek. Ook die verschillende be- palingen ten aanzien van het houden van slaven, gelijk spr. deze voorlas, wezen daar z. i. op. Het was juist altijd de godsdienst, die zich verzette tegen de slavernij. Meerdere voorbeelden uit de geschiedenis werden aangehaald om aan te toonen, dat de R. K. kerk niet anders dan uitbreiding en bevestiging van mr.cht beoogt. Nadat er in 1378 twee pausen kwamen, een in Frankrijk en een in Italie, ontstond twijfel aan de juistheid van's pausen repu tatie als Stedchouder van Clu'istus en van dien tijd af dateert de achteruitgang van de R. K. kerk als ecenomische machthebbende. Toen zij inzag niet meer alileen te kunnen heers-chen, zocht zij aansluiting bij de andere machthebbenden, om zoodoende mee te heer- schen. Dien weg heeft zij tot hedten toe sinds dien steeds gevolgd. Uit de instelling van missen, sacramenten en aflaten trok spr de conclusie, dat zij niet anders zijn dan een handcl. Het houden van reliquien en gcbruiken in de R. K. kerk waar- voor betaald moet worden, hebben z. i. de- zelfde strekking, wat ook al bewezen wordt door het vcrschilicnd daarvoor geldend ta- rief, waarvan spr. verschillende voorbeelden gaf. Spr. merkte op, dat het aantal reliquien der R. K. kerk schier eindeloos is en gaf staaltjes van de aanwezigheid van verschil lende „dubbele" historische stukken. De be- zichtiging ervan kost geld, wat ook naar spr. concludeerde al weer bewijst, dat het hier een handel geldt, gelijk dat ook het geval is met de heiligen, wier hullp wordt ingeroepen tegen alle mogelijke ziekten en kwalen en van wie de R. K. allerlei wonderen vertellen, opdat zij maar tegen betaling wordlen te hulp ge- roepen. Alles samenvattend, zei spr., dat die R. K. kerk zich steeds meer uitbreidt door de macht van het kapitaal. De niet-roomsche kapitalis- ten zullen haar ontzien, omdat zij hun bond- gen oot is in den strijd om behoud van het kapitaal en daarmee het militairisme. Uit be- schavingsoverewegingen zou spr. willen zeg- gen, dat de kerk, de sinds eeuwen. niets an ders deed dan- de voortschrijdende cultuur bestaijden, door die cultuur moet worden be- vochten (spr. wees hierbij o. m. op de tot 1818 volgehouden Roomsche sterrekunde, hoewel Copernicus en Galilei reeds eeuwen tevoren hadden bewezen dat de aarde rond was). De R. K. kerk heeft nooit anders gedaan dan het volk kunstmatig dom houden en de gevolgen daarvan zijn duiderijk merkbaar in het practische leven. De statistiek toont aan, dat dranikmisbruik en kindersterfte veel ea ger en de economische en wonh^gtoestanden in roomsche streken veel slechter zijn dan in andere. Gevolgen daarvan zijn meer dief- stallen, meer zedenmisdrijven, meer vechtpar- tijen m eerstgenoemde streken. Spr. vestigde nog de aandacht op het feit, dat een pastoor te Hoensbroek lO.OCO van het mijnkapitaal kreeg ter stichting van een seminarie, waaruit blijfct het innig verband tusschen kapitaal en R I<. kerk. Spr. besloot met op te merken, dat de R. K. kerk steeds ieder pogen tot't echt menschzijn zal trachfcn te beletten, omdat zij er belang bij heeft de menigte dom te houden Daarom dient de denkende mensch zich tegen het ka tholicisme uit alle macht te' verzetten. De weg naar de toekomst is si edits dan open, als de R. K. kerk van hare macht beroofd is. Tot het voeren van debat mcldde zich nie- mand aan. De heer Vemee, hiema een slotwoord spre- kend, las diaarbij een motie, waarin het op- treden van de exploitatie-commissiie van den Muziektuin wordt afgekeuxd en op hare ver vanging door een andere wordt' aangedfon- gen. Deze motie werd onder applaus aangeno- men. Zij zal den -Gemeenteraad worden aan- geboden. Met een woord tot opwekking om lid' te wor den van „De Dageraad" en een aanbeveling van de collecte aan den uitgang sloot spr. hierna de bijeenkomst. DG 8 OCTOBER VIERING. Een belangstellend lid van de Onzetver- eeniging schrijft ons het volgende, waaraan wij met genoegen een plaatsje verleenen: De viering van den 8sten October, de her- denking van het Ontzet in 1873 ligt weer een veertien dagen achter ons. Die viering was meer dan voorheen, een dag van vreugde, meer dan in vorige jaren werd er aan deelge- nomen door de verschillende groepen, waar uit de bevolking van Alkmaar is samengesteld, wij hebben dit met genoegen kunnen waarne- men. Want waar er zoo vele grenslijnen zijn, die in het gewone dagelijksche leven scheiden is het toe te juichen, dat minstens eens per jaar getoond wordt, dat er een band is, die ons alien vereenigt. Die band is het gevoel, dat wij willen voortleven op den grondslag, ontstaan in het verleden. Wij stellen er prijs op de traditie, die in de herdenking van het ontzet bestaat, te bewa- ren, te doen voortleven. Wanneer wij ons in den morgen van den achtsten October ver- eenigen om het Victoriebeeld, ic deze samen- komst niet alleen een daad van dankbaar- heid jegens het voorgeslacht, maar ook een getuigenis dat wij ons nog steeds een ge- voelen. Het is goed gezien, dat bij de plech- tige herdenking een ruime plaats is gegeven aan de jeugd. De kinderen, die daar vereenigd zijn geweest, zullen de herinnering er aan met met zich meeciragen en volwassen, later er prijs op stellen weer te verschijnen op de be- kende plek en jongeren de liederen te hooren zingen, waarmee ook zij het omhoog gaan van onze Alkmaarsche en vaderlandsche kleu- ren begroet hebben. Daar, op deze histori sche plek, waar de strijd eens ten gunste van onze vrijheid beslecht werd, valt een oogen- blik het verschil in rang en stand in politieke overtuiging, in alles wat ons misschien in de overige dagen van het jaaar min of meer scheidt, weg, om plaats te maken voor het gevoel dat de eenheid onder het tegenwoor- dige geslacht nog steeds bestaat. En de er- kenning van die eenheid kunnen wij niet mis- sen, want zij zal ons vertrouwen schenken in het heden, geloof in een goede toekomst. In den Veelbewogen tijd welken wij mee- maken, waarin de pogingen om te geraken tot een beteren toestand, zoo vaak gepaard gaan met uitingen, die voeren tot verwijde- ring is het een geluk, dat geregeld alien eens samen komen en toonen dat die verwifdering slechts oppervlakkig is. Een samenkomst eerst in min of meer plechtige herdenking, daarna in vreugde. Ook in vreugde! Ieder moet aan de feest- vreugde kunnen deelnemen. Daarom juichen wij het toe, dat dit jaar meer nog dan in vo rige jaren, verschillende zaken en kantoren hun werkzaamheid dien dag stop gezet heb ben. De mannen, die de feestviering mogelijk gemaakt hebben, zijn er in geslaagd een weg te vinden, waardoor alien, die prijs stellen op het behoud onzer zelfstandigheid als volk, er aan kunnen deelnemen. Gelukkig Toch wor den deze mannen niet zoo gesteund als wij het wenschelijk achten. Want er zijn er helaas nog te veel, die zich niet bij hen hebben aan- gesloten. De 8 Octobervereeniging telt nog slechts 1200 leden en dat bij een bevolking van ruim 27000 Alkmaarders De herdenking en de feestviering moet nog meer dan thans het geval is, algemeen worden. Maar dat kan alleen wanneer ieder daartoe meewerkt. „Alkmaar Ontzet" is niet een vereeniging van Alkmaarders. die van ouder tot ouder hier wonen, doch is er een voor alien, die hier gevestigd zijn. I aten ook zij, die zich hier pas gevestigd hebben, zich aangeven als lid. Het bestuur van Alkmaar Ontzet zal wel- dra, naar wij vernemen, middelen beramcn, waardoor het ledental kan toenemen. Wij ho- pen van harte, dat het succes zal hebben. In de rede,door den heer Blaauw bij hpf beeld gesproken, een rede, die ieder, die haar hoorde de overtuiging moet hebben gege ven dat zij uit het hart kwam, werd er reeds op gewezen, dat nog zoo velen zich niet aan- gesloten hadden. Wij meenen dat het over- groote gedeelte van onze stadgenooten het met ons eens is, gelooven dat de herdenking van het Ontzet moet plaats vinden, zoolang onze oude stad bestaan zal. De 8 October Vereeniging moet in staat gesteld worden haar feest te schoeien op nog ruimer leest dan dit geschied is. Hoe dit kan? Laat de kern der leden zich eens inspannen om nieuwe leden te verwqrven, laten zij hun menschen eens aansporen, toe te treden tot de Vereeni ging, die goed werk verricht, doch niet zoo groot is, als men zou kunnen verwachten. Moge het volgend jaar de voorzitter de blijde mededeeling bij het Beeld doen, dat de echt Alkmaarsche Vereeniging sterker geworden is, door een vermeerdering met eenige hon- derden ingezetenen. Afwachten met opgave als lid toe te treden tot den dag der herdenking weer voor de deur staat, is verkeerd. De plannen tot de feestviering worden maanden te voren reeds ontworpen en houden verband met de finan- eieele draagkracht. Is het niet zonderling, dar in een welvarende plaats mooie voornemens op zijde geschoven moeten worden, omdat de penningmeester van de vereeniging, de kosten voor de ten uitvoerbrenging eenige honderden guldens te hoog acht? Wat dit jaar nog aan de feestviering ontbroken heeft, is een uitvoering, die uit de omgeving en van verre, duizenden doet toestroomen. Het vol gend jaar moet zoo iets mogelijk zijn, en dit kan gebeuren, wanneer de vereeniging, die den feestdag ontwerpt in ledental krachtiger wordt. Wij hopen van harte, dat dit het geval zal zijn. Rechtszaken HET ONGELUK IN HET KAMP TE LAREN. Voor den krijgs~aad te 's-Hertogenboech heeft terecht gestaan P. Th. S., geboren te Koog aan de Zaan, 22 jaar, vaandrig bij den vrijwilligen landstorm, wonende te Hil- versum, beklaagd, dat hij op 15 April in de legerplaats bij Laren, bij het geven van on- derricht met een mitrailleur, door zijn schuld den soldaat F. E. M. Lammers door een schot uit dien mitrailleur in het hoofa heeft ge- troffen en deze zoodanig is verwond, dat hij na een korten tijd is overleden. Beklaagde had een scherpe patroon no. 1, denkende, dat het was een gei'mproviseerde exercitiepatroon, zijnde een scherpe patroon no. 1, waaruit de kruitlading is verwijderd, in den mitrailleur gebracht en daarna de spangreep in zijn voor9ten stand gebracht, waarop het schot is afgegaan. Bekl. werd verdedigd door le luit. Ries, uit Bussum. Uit de tbelichting, die bekl. mede aan de hand van een teekening over het gebeurde gaf, bleek volgens hem, dat de kop van den mitrailleur niet in een andere richting kon worden opgesteld. Ook de verdediger verklaarde dit en zeide, dat als het ongeluk niet met bekl. was ge beurd, het met een ander zou zijn voorgeval- len. Dit deed den auditeur opmerken, dat de verdediger feitelijk ook als getuige en des- kundige optrad, wat hij niet kon toelaten. Niet onmogelijk achtte hij het, dat de verde diger mede schuldig is. De auditeur en de president wenschten, dat bekl. een anderen verdediger zou kiezen, doch deze antwoord- de, dat niemand beter dan luit. Ries een juist inzicht in de toedracht kon krijgen. Ook de verdediger wenschte zich gehandhaafd te zien. Na in raadkamer te zijn geweest, verklaar de de president, dat de verdediger alleen als zoodanig gehandhaafd kon blijven, zij het onder eenig voorbehoud. De president wees er vervolgens op, dat er nog een scherpe patroon op het wapen zat, zoodat het nog een menschenleven had kun nen kosten. Als getuigen werden gehoord R. Liebe, meester-geweermaker; de korporaals J. W. baron d'Auluis de Bourneville, C. Iwema en F. Dijiers, de sergeant-majoor-instructeurs Vereschildt en A. te Kolste en als getuige- deskundige nog kapitein S. Oly. Bij het verhoor bleek, dat het in strijd met de voorschriften was, dat bekl. alle noodstuk- ken wegnam, al is dit ook niet verbodten om het gevaar. Verder mocht-bekl. bij het onder- richt geen exercitiepatroon gebruiken, gelijk hij deed. Als hij wist, dat er gei'mproviseerde exercitiepatronen werden gebruikt, was dit een reden te meer om voorzichtig te zijn of liever ze niet te gebruiken. Verder werd mee- gedeeld, dat, hoewel niet is voorgeschreven, waar de patronen aanwezig behooren te zijn, de gewoonte is, op te befgen in de gereed- schapstasch, doch geen scherpe patronen. Na de oefeningen moet degene, die opdraeht heeft de tasschen in ontvangst te nemen, de ze nazien en aanteekening houden van ge bruik en overschot. Getuige Te Kolste verklaarde, nooit van het bestaan van gei'mproviseerde patronen te hebben gehoord, voordat het ongeluk had plaats gegrepen. Bij zijn onderricht maakte hij gebruik van de officieele patronen, doch wanneer er geen exercitiepatronen aanwezig zouden zijn wat hem eehter nimmer over- komen is zou hij scherpe patronen hebben gebruikt. Dit ontlokte een der raadsheeren de Door de huidverzachtende en huid- versterkende eigenschappen van Purol kan men het stukgaan en nasc'hrijnen voorkomen als men voor het inzeepen zich telkens inwrijft met een weinig 30-60-90 ct PUROL K opmerking, dat getuige de beteekenis van zijn woorden niet begreep. Spr.laakte het ten zeerste, dat bij demonstratie scherpe patro nen zouden worden gebruikt. Getuige zeide verder, dat hij geen patroon zou gebruiken, waarvan hij niet wist, dat het een scherpe patroon v/as, doch wanneer hij in het vuur van zijn onderricht een greep in de tasch zou doen zou hij niet nazien of het wel een exercitiepatroon was, daar hij dan de overtuiging zou hebben, dat de tasch alleen goede patronen bevatte. De president vond het verschrikkelijk, dat de twee scherpe patronen in de tasch waren. Er had dus nog een ongehjk kunnen gebeu'- ren. Hij zeide, dat wij voor het onderricht de overtuiging moeten hebben, dat er in de tasch geen scherpe patronen waren. In dit geval is de tasch na oefening niet direct gecontro- leerd, maar weggesloten en den volgenden dag, van het ongeluk, weer gebruikt. Getuigen W. Vereschildt en Dijters ver- klaarden eveneens, voor het ongeluk nooit van het bestaan van gei'mproviseerde patronen gehoord te hebben. Eerstgenoemde getuige deelde verder nog mee, dat de 7 patronen, die vermist werden, zoowel huizen als heele patronen kunnen geweest zijn. De patroonkis- ten waren niet afgesloten, waaruit de presi dent concludeerde," dat iedereen er dus in grabbelen kon. Getuige Liebe, die thans op pensioen is ge steld, gaf toe, op 9 April de mitrailleurs-tas- schen niet geinspecteerd te hebben, omdat Vereschildt die belast was met het alge meen toezicht over alle mitrailleurs en met de inspectie over de gereedschapstassehen hem had gezegd, dat de tasschen in orde wa ren. De president wees op de mogelijkheid, dat bij een inspectie de scherpe kogeis gevonden zouden zijn en het ongeluk daardoor voorko men ware geworden. Desgevraagd verklaarde de kapitein-des- kundige, dat in de insepctie over de wapens ook de inspectie over de tasschen en de muni- tie begrepen is. Getuige Dijters, die de patronen op den dag van het ongeluk heeft rondgedeeld/ had er geen verschu in gezien. Het was ook vrij donker in de barak. Baron d'Auluis de Bourneville erkende. een scherpe patroon, die niet in de trommel kon, in een gereedschapstasch te hebben ge daan, wat de president als een fout aan- merkte. Kapitein Oly, als deskundige'gehoord, weet het ongeluk mede aan het instituut, waar het ongeluk gebeurde. Door gebrek aan perso- neel en onvoldoende bekendheid met de regle- menten en voorschriften, worden deze niet voldoende opgevolgd. Niet iedereen vervult naar behooren de hem opgedragen taak, en daardoor ontstaat een toestand, vaarvan ern- stige gevolgen als het ongeluk in kwestie niet kunnen hitblijven. Bekl. die het bestaan van namaak-patronen kende, had dubbel voorzich tig moeten zijn. Er is geen absolute zekerheid, dat een excercitiepatroon van een scherpe patroon is te onderscheiden. Daardoor is een onrreluk verklaarbaar. De auditeur-militair nam de schuld van bekl. aan het ongeluk aan, omdat hij in strijd met de voorschriften namaak-patronen he°ft gebruikt. Daar de overeenkomst tusschen de beide soorten patronen groot is, had bekl. zich moeten overtuigen of hij de goede pa troon had. Verder had hij zich moeten over tuigen, om zich ook iemand voor het wapen bevond. Spr. eischte een maand hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar. De verdediger voerde o.m. aan, dat alle officieren in het kamp verklaard hebben, dat hun onder die omstandigheden hetzelfde zou zijn overkomen. Er is hier een keten van schuldigen, maar bekl. staat als degene, die de laatste handeling verrichtte, terecht. Er is schuld bij "de inricming van het instituut, bij den sergeant-majoor. die verzuimde, de tas schen na te zien, en bij den korporaal, die de patronen in de tasch deed. De schuld van bekl. achtte pi. niet zoo groot, dat hij daar voor gestraft moet worden. De wetenschap, den dood van Lammers veroorzaakt te heb ben, is reeds een zware straf genoeg. Spreker vroeg vrijspraak. BELEEDIGING. Voor de strafkamer van de Haagsche rechi- bank heeft Maandagmidaag terecht gestaan de heer D. H. te's Gravenhage, tegen wien door den beeldhouwer Aug. la Falise een klacht was ingediend wegens beleediging, zulks naar aanieiding van een ingezonden stuk, dat de heer H. had doen plaatsen in het dagblad Met Vaderland. In dit stuk werd de heer la Falise, naar hij meende beschul- digd van plagiaat met betrekking tot een door hem op de prijsvraag voor een H Hart- monument te 's Hertogenbosch, welke prijs vraag eenige jaren geleden is uitgeschreven, ingezonden ontwerp. Bekl. gaf de feiten toe. Hij heeft het bedoel- de ingezonden stuk ter plaatsing naar Het Vaderland gezonden. De directeur van dit dagblad, de heer de Lang, bevestigde deze verklaring. De heer la Falise, als getuige gehoord, ver klaarde, dat hij zich door het ingezonden stuk in zijn eer en goeden naam aangetast ge- voelde. Hij ontkende verder ten stelligste, dat hij plagiaat zou hebben gepleegd. Hij heeft met een door bekl. en den heer de Beule inge zonden ontwerp niet het minste contact ge- had. Getuige is niet in Den Bosch geweest om de tentoonstelling van de voorloopige ont- werpen te zien. Getuige gaf toe, dat zijn definitief ontwerp nog al verschilde met het voorloopige, maar dit verschil moet uitsluitend gezocht worden in het opkomen van nieuwe inspiraties. Getui ge wees er nog op, dat het hoofdfiguur in zijn definitief ontwerp nog al wat verschil de met dat in het ontwerp-H. de Beule Vervolgens werd als getuige gehoord mr. Baar, raadsheer in het gerechtshof te's Her togenbosch, die voorzitter is geweest van de commissie, welke de prijsvraag heeft uitge- 'scfireven. (Mvfige gaf een wmidrt van den gang van zaken. Aanvankelijk is een ideeen- prijsvraag uitgeschreven. Uit de hierop inge- komen ontwerpen zijn er door de jury vijf uitgezocht en aan de inzenders daarvan is medegedeeld, dat zij voor deelheming aan de prijsvraag voor het definitieve ontwerp in aanmerking kwamen. Van de toen ingekomen ontwerpen is dat van getuige la Falise be- Icroond. Het is getuige onmiddeljijik opgeval- len, dat het definitieve ontwerp van la Falise zeer veel verschilde van diens voorloopig ont werp en dat het veel overeenkomst toonde met het onwerp-H.-de Beule. Dit laatste ont werp was van den beginne af in getuige's smaak gevallen en hij had ook wel gemerkt, dat het publiek er ook zoo over dacht. Dit bleek op de tentoonstelling van de voorloopi ge ontwerpen. De gelijkenis tusschen het ontwerp-H.-de Beule en het ontwerp-la Falise heeft ver schillende verwikkelingen tengevolge gehad. Men besloot ten slotte een commissie van deskundigen uitspraak te laten doen over de vraag of hier al dan niet plagiaat is ge pleegd. De heeren EI. en la Falise mochten ieder een deskundige voorv deze commissie aanwijzen, en de twee gekozenen zouden ge- zaroenlijk nog een derde bencemen. De heer H. heeft wel een deskundige aangewezen, maar de heer la Falise niet. Niettemin heeft toch een commissie van f--'-r-mjnren c|e 2aak onderzocht; deze commissie heeft weliswaar geen definitieve uitspraak gedaan, maar haar oordeel was voor de commissie voor de prijs vraag aanieiding om de uitvoering van het H. Hart-monument cp te dragen aan H en niet aan la Falise, aan wiens de prijs van 1000 was toegekend Oe secretaris van de prijsvraag-commissie, de heer Meddens, bevestigde verschillende mededeebngen van den vorigen getuige. Nog werd gehoord dr. Jan Kalff, directeur van het Rijksbureau voor mcnumentenzorg, die deel heef.t uitgemaalct van de commissie van deskundigen om de kwestie van het al of niet plegen van plagiaat te onderzoeken. Dr. Kalff decide mee dat hij, hoewel natuur- lijk de mogelijkheid altijd bestaat, dat twee artisten een zelfde inso.ratie krijgen, toch wel den indruk heeft ee-kregen, dat hier pla giaat is gepleegd Bekl. kan dan ook onge- Iwijfeld te goedertrouw de overtuiging hebben gehad, dat zulks hier ir.derdaad het geval was. Het rcquisitoir. Het O. B., waargenomen door qjr. Her mans. nam vervolgens zijn requ sitoir. Spr. wees er op, dat vast is komen te staan, dat bekl. het bedoelde ingezonden stuk heeft laten plaatsen en verder, dat dit stuk belee- digend was voor den heer la Falise. Bekl. is daarvoor aansprakelijk. De vraag, of hier al dan niet plagiaat is gepleegd. is door de veroordeeling van bekl. van geen beteekenis. \Vei zal haar beantwoor- ding misschien van invloed kunnen zijn op de op te leggen straf. Spr. wees vervolgends op de pertinenfe ont- kentenis onder eede van den heer la Falise, dat hii plagiaat zou hebben gepleegd. Er is geen enkele reden om deze' verklaring niet te gelooven. Men mag wel aannemen, dat een man van de ontwikkeling als de heer ;a Fa lise er zich niet aan zal wagen, hier een me'need, waarvan hij toch de gevolgen weer, af te leggen Daar staat evenwel tegenover, dat bekl. te goeder trouw gemeend kan heb ben, dat hier wel plagiaat in het sp°! was. Met beide omstandigheden r:' hou- dende, eischte spr. tegenb ekl. een geldboete van 50 subs. 10 dagen hechtenis. De verdediging. Het woord was vervolgens aan den verde diger van bekl., mr. de Kanter. Deze stelde voorop, dat de uitspraak van de rechtbank van groot belang zal zijn in verband met een over deze kwestie aanhengige civiele procedu re tusschen bekl. en den heer la Falise. la verband hiermee legde pi het dossier dezer procedure aan de rechtbank over. PL merkte vervolgens op, dat hij wel ge- i hoord heeft, dat het O. M 50 boete tegen bekl heeft geeischt, maar niet voor welk feit. Mr. Hermans: Wegens eenvoudige belee- e.ging! Mr de Kanter betoogde vervolgens dat het juist van het grootste belang is of aan bekl. eenvoudige beleediging dan wel smaadschrift i? ten laste gelegd. Naar pl.'s meening en hij staafde deze meening met aanhaling van een vonnis van de Amsterdnmsche rechtbank is dit laatste het geval. En neemt men dat aan, dan zal bekl een beroep kunnen doen op noodzakelijke verdediging en op het han- delen in het algemeen belang. Pleiter ging de feiten nog eens uitvoerig na, daarbij releveerende de voorloopige en de definitieve prijsvraag, het verschil in de bei de ontwerpen la Falise; de overeenkomst van het laatste ontwerp la Falise met dat van H. en de Beule; het weigeren van la Falise om een deskundige aan te wijzen; de meening van de commissie van deskundigen en ten slotte het geven van de opdraeht voor het monument niet aan den prijswinnaar maar aan bekl. Dit laatste is aanieiding geweest van een zekeren heer de Rouville, die al meer over deze zaak geschreven had, om een in gezonden1 stuk in het Vaderland te plaatsen In dat stuk betoogde de heer de Rouville, dat de winnaar van een prijsvraag ook de op- drhcht behoorde te krijgen en nam hij stel- ling tegen het feit, dat dit niet altijd gebeur de. Als voorbeeld haalde hij toen het gebeur de aan met de prijsvraag voor het H. Hart- monument, waarbij het ontwerp van la Fali se bekroond werd, doch een ander aldu6 het ingezonden stuk met de opdraeht ging strijken. Deze laatste woorden waren gecur- siveerd gedrukt. Bekl. werd hier dus aange- vallen en naar aanieiding daarvan heeft hij zijn ingezonden stuk geschreven om voor zich zelf en voor de Beule op te komen. De verde diging van zijn ontwerp was hier niet alleen gepast, maar zelfs ten zeerste noodig. In ver band hiermee haalde spr. een arrest aan van het gerechtshof te Arnhem waarbij dit colle ge ook een bekl., die in het openbaar was aangevallen, het recht toekende, zich even eens in het openbaar te vededigen. Trouwens, in het onderhavige geval was er naar pi's meening geen andere weg. La Falise toch had reeds geweigerd mede te wer- ken, tot de samenstelling van een commissie van deskundigen, welke de zaak kon onder zoeken. Bekl. handelde dus uit noodzakdijke yerdediigkig,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 6