Scheren
Mttzsdchtin en de heer mr. A. 'J. M. Leesb'erg
tot debat waren uitgenoodigd. De lieer A. L.
Constamdse, de spreker voor dezen avond,
had a Is anderwerp „Onder Roomsche tyran
nic."
De voorzitter der afdeelimg, de heer Ver
nee, sprak een kort openingsv/oord, waarin
hij de weigering van den Muziektuin voor de
Dageraadsmeeting in Aug. 1.1. aanstipte als
aanieiding voor deze vergadering (deze kwes-
tie is in ingezonden stukken voldoende uit-
eengezet.) Als een pas later bekend geworden
bijzonderhdd dteelde spr. nog medle, dat de ex-
p 1 oitatieco m missie van den Muziektuin had
toegezegd1 de extra-kosten (ootstaan door het
plotselmg veranderen van meetinigterrein) te
zullen vergoeden, welke belofte zij eehter la
ter, toen om die kosten werd aangeklopt, ver-
brak onder mededeelimg, dat was belooid
25 in de extrakosten te vergoeden. Dit be-
drag had De' Dageraad eehter niet geaccep-
teerd. Spr. herinnerde aan de artikclen in het
'N. H. D. tegen de Dageraad (die hij geschre-
ven noemde door mr. Leesberg) en gaf dan
het woord aan den heer Constandse.
Deze ving aan met op te merken, dat de
strijd tusschen Dageraad en de R K., eer-
tijds meestal gevoerd in het Zuiden, zich
thans ook heeft voortgeplant over den Moer-
dlijk en in Alkmaar een uitlooper vindt. Dien
strijd noemde spr. niet onaangenaam, wij-
zende op de omstandigheid dat de hervorm-
den en liberalen hoe langer hoe meer het ter-
;irein van strijd verlaten ten bate van Rome.
Daarom wil De Dageraad gaame den hand-
schoen opvatten, haar,in Alkmaar door mr.
iLeesberg toegeworpen.
Spr. constateerde, dat De Dageraad zich
ten doel stClt de wetenschap onder het vol'k te
;.verspreiden, iets wat mr. L. waarschijnlijk
nog niet weet, blijikens een artikel in het N.
jH. D., waarin o.a. staat: „Wij zullen den
•jvrijdenlkers mores leeren." Mores beteekent
zeden, zei spr., en zou het ou niet beter zijn,
als mr. L. de bekkensnijders in het Zuiden
en de camavalvierders eens zeden leerde?
Moeten wij het katholicisme laten voort-
woekeren of moeten wij er ons tegen verzet-
ten pit een oogpunt van algemeene bescha-
dere vraag volgen: Hoe komt het, dat het ka-
ving? vroeg spr. en hii liet daarop een an-
tholicisme weer dlriest den kop durft op te
steken?
Spr. herinnerdfe aan de Fransche revolutie
en vroeg zich af hoe het mogdijk is, dat na
de periode van strijd voor het recht zulk een
JfSjd van inziaking kon komen, als wij later
beleefden. Een Voltaire en anderen hadden
voor de Fransche revolutie het omrecht bestre
den em hadden zich gesteld op het standpoint
van het athei'sme. De ondertnijniiig der R. K.
ketk duurde voort tot 1848, toen zij zich weer
gedeeltelijk begon te herstdlen door hare
economische politiek, waardoor zij het thans
reeds zoover gebracht heeft, dat een groot
deel der vroegere macht weer is bereikt, ook
en misschien vooral in Nederland.
In 1848 was den R. K. vrijheid van gods-
dienst en belijdems toegestaan, als gevolg
van den geest der Fransche revolutie. Deze
is dus, indirect, oorzaak dat het katholicisme
weer kon opkomen.
Spr. hekelde het door dte Jezui'ten gehul-
digdfe: „Wij eischen vrijheid op grand van uw
beginselen, wij weigeren u vrijheid op grond
van omze beginselen" en stride in het licht,
dat het gevolg daarvan zal zijn, dat de R. K.,
zoolang zij in de minderheid zijn, profiteer en
van de vrijiieids beginselen hunner niet-
geestverwanten, terwijl zij, als zij in de meer-
derheid zijn, dezen alle vrijheid ontnemen.
Openlij'k heeft Paus Leo XIII gezegd, dat de
burgerliij'ke wetten niet mogen worden ge-
volgd, als dit een verzaken der R. K. wetten
zou eischen.
Spr. meende te mogen vaststellen, dat het
gebeurde alhier en in Limburg niet anders is
dan een uitbuiting van het vrijheidsbeginsel
der niet-roomschen. Nagaandie wat in de
godsdienstoorlogen is gebeurd, merkte spr.
op, dat de R. K. toelaatbaar en goed noem-
den het op den brandstapel brengen van ket-
ters, maar een dergelij'ke daad hoogelijk af-
keuxden als zij een roomsche betrof. Een ver-
schil merkte hij hierbij op, n.l. dat eerstge-
ooemde daad door de roomsche leerstellin-
gen gedekt werd en laatstgenoemde niet door
die der tegenstanders.
Spr. herinnerde dan aan de uitlatingen
van vooraanstaande roomschen in Limburg
in verband met de herrie in den afgeloopen
zomer en constateerde dat die geheel volgden
ait de mentaliteit der R. K. Opruung was er
geschied door die geestelijkheid, en dat daar-
tegen niet werd ingegrepen, noemde spr. een
gevolg van het doordringen van bet R. K.
beginsel van het gebruik maken van de vrij-
heidsideeen van anderen.
De R. K. godsdienst werd door spr. niet
anders dan een economische politiek ge-
noemd, die het alleen te doen is om macht en
geld en heelemaal niet om geloof.
Om dit nader aan te duiden, wees spr. er
op hoe in de eerste jaren onzer jaartelling
het Christendom begon met de belofte-predi-
king van zaligheid voor verdrukten en ar-
men. Het gevolg was een in massa aanhan-
gen van de nieuwe leer, totdat de machtheb-
bers meenden dat met die groote menigten
rekening moest worden gehouden. Spr. ging
daarop na de scheiding onder de eerste
christenen in ingewijden en leeken, van wie
eerstgenoemden sindis de derde eeuw al hun
invloed en macht aanwendden ten bate van
het Romeinsche rijk met Rome als middel-
punt. Deze macht vamuit Rome breidde zich
steeds verder uit en men heeft kunoen waar-
nemen hoe het Romeinsche rijk in de latere
eeuwen terug keerde met een nieuw gezicht:
de roomsche kerk, even miiitairistisch en im-
perialistisch als het Romeinsche rijk was.
Spr. schetste dan de bekeeringscampagne
der R. K. kerk tegenover andere, nog heiden-
sche volken, waarbij hij constateerde, dat de
oude heidensche feesten werden overgenomen
met een christelijken tint.
Uit het groote grondbezit, dat de R. K.
ikerk zich verwierf, meende spr. te mogen op-
maken, dat dit mede een bewijs is voor zijn
spelling, dat zij niet anders nastreeft dan een
economische politiek. Ook die verschillende be-
palingen ten aanzien van het houden van
slaven, gelijk spr. deze voorlas, wezen daar
z. i. op. Het was juist altijd de godsdienst,
die zich verzette tegen de slavernij.
Meerdere voorbeelden uit de geschiedenis
werden aangehaald om aan te toonen, dat de
R. K. kerk niet anders dan uitbreiding en
bevestiging van mr.cht beoogt.
Nadat er in 1378 twee pausen kwamen,
een in Frankrijk en een in Italie, ontstond
twijfel aan de juistheid van's pausen repu
tatie als Stedchouder van Clu'istus en van
dien tijd af dateert de achteruitgang van de
R. K. kerk als ecenomische machthebbende.
Toen zij inzag niet meer alileen te kunnen
heers-chen, zocht zij aansluiting bij de andere
machthebbenden, om zoodoende mee te heer-
schen. Dien weg heeft zij tot hedten toe sinds
dien steeds gevolgd.
Uit de instelling van missen, sacramenten
en aflaten trok spr de conclusie, dat zij niet
anders zijn dan een handcl. Het houden van
reliquien en gcbruiken in de R. K. kerk waar-
voor betaald moet worden, hebben z. i. de-
zelfde strekking, wat ook al bewezen wordt
door het vcrschilicnd daarvoor geldend ta-
rief, waarvan spr. verschillende voorbeelden
gaf.
Spr. merkte op, dat het aantal reliquien
der R. K. kerk schier eindeloos is en gaf
staaltjes van de aanwezigheid van verschil
lende „dubbele" historische stukken. De be-
zichtiging ervan kost geld, wat ook naar spr.
concludeerde al weer bewijst, dat het hier een
handel geldt, gelijk dat ook het geval is met
de heiligen, wier hullp wordt ingeroepen tegen
alle mogelijke ziekten en kwalen en van wie
de R. K. allerlei wonderen vertellen, opdat
zij maar tegen betaling wordlen te hulp ge-
roepen.
Alles samenvattend, zei spr., dat die R. K.
kerk zich steeds meer uitbreidt door de macht
van het kapitaal. De niet-roomsche kapitalis-
ten zullen haar ontzien, omdat zij hun bond-
gen oot is in den strijd om behoud van het
kapitaal en daarmee het militairisme. Uit be-
schavingsoverewegingen zou spr. willen zeg-
gen, dat de kerk, de sinds eeuwen. niets an
ders deed dan- de voortschrijdende cultuur
bestaijden, door die cultuur moet worden be-
vochten (spr. wees hierbij o. m. op de tot
1818 volgehouden Roomsche sterrekunde,
hoewel Copernicus en Galilei reeds eeuwen
tevoren hadden bewezen dat de aarde rond
was).
De R. K. kerk heeft nooit anders gedaan
dan het volk kunstmatig dom houden en de
gevolgen daarvan zijn duiderijk merkbaar in
het practische leven. De statistiek toont aan,
dat dranikmisbruik en kindersterfte veel ea
ger en de economische en wonh^gtoestanden
in roomsche streken veel slechter zijn dan in
andere. Gevolgen daarvan zijn meer dief-
stallen, meer zedenmisdrijven, meer vechtpar-
tijen m eerstgenoemde streken.
Spr. vestigde nog de aandacht op het feit,
dat een pastoor te Hoensbroek lO.OCO van
het mijnkapitaal kreeg ter stichting van een
seminarie, waaruit blijfct het innig verband
tusschen kapitaal en R I<. kerk.
Spr. besloot met op te merken, dat de R. K.
kerk steeds ieder pogen tot't echt menschzijn
zal trachfcn te beletten, omdat zij er belang
bij heeft de menigte dom te houden Daarom
dient de denkende mensch zich tegen het ka
tholicisme uit alle macht te' verzetten. De
weg naar de toekomst is si edits dan open,
als de R. K. kerk van hare macht beroofd is.
Tot het voeren van debat mcldde zich nie-
mand aan.
De heer Vemee, hiema een slotwoord spre-
kend, las diaarbij een motie, waarin het op-
treden van de exploitatie-commissiie van den
Muziektuin wordt afgekeuxd en op hare ver
vanging door een andere wordt' aangedfon-
gen.
Deze motie werd onder applaus aangeno-
men. Zij zal den -Gemeenteraad worden aan-
geboden.
Met een woord tot opwekking om lid' te wor
den van „De Dageraad" en een aanbeveling
van de collecte aan den uitgang sloot spr.
hierna de bijeenkomst.
DG 8 OCTOBER VIERING.
Een belangstellend lid van de Onzetver-
eeniging schrijft ons het volgende, waaraan
wij met genoegen een plaatsje verleenen:
De viering van den 8sten October, de her-
denking van het Ontzet in 1873 ligt weer een
veertien dagen achter ons. Die viering was
meer dan voorheen, een dag van vreugde,
meer dan in vorige jaren werd er aan deelge-
nomen door de verschillende groepen, waar
uit de bevolking van Alkmaar is samengesteld,
wij hebben dit met genoegen kunnen waarne-
men. Want waar er zoo vele grenslijnen zijn,
die in het gewone dagelijksche leven scheiden
is het toe te juichen, dat minstens eens per
jaar getoond wordt, dat er een band is, die
ons alien vereenigt. Die band is het gevoel,
dat wij willen voortleven op den grondslag,
ontstaan in het verleden.
Wij stellen er prijs op de traditie, die in de
herdenking van het ontzet bestaat, te bewa-
ren, te doen voortleven. Wanneer wij ons in
den morgen van den achtsten October ver-
eenigen om het Victoriebeeld, ic deze samen-
komst niet alleen een daad van dankbaar-
heid jegens het voorgeslacht, maar ook een
getuigenis dat wij ons nog steeds een ge-
voelen. Het is goed gezien, dat bij de plech-
tige herdenking een ruime plaats is gegeven
aan de jeugd. De kinderen, die daar vereenigd
zijn geweest, zullen de herinnering er aan met
met zich meeciragen en volwassen, later er
prijs op stellen weer te verschijnen op de be-
kende plek en jongeren de liederen te hooren
zingen, waarmee ook zij het omhoog gaan
van onze Alkmaarsche en vaderlandsche kleu-
ren begroet hebben. Daar, op deze histori
sche plek, waar de strijd eens ten gunste van
onze vrijheid beslecht werd, valt een oogen-
blik het verschil in rang en stand in politieke
overtuiging, in alles wat ons misschien in de
overige dagen van het jaaar min of meer
scheidt, weg, om plaats te maken voor het
gevoel dat de eenheid onder het tegenwoor-
dige geslacht nog steeds bestaat. En de er-
kenning van die eenheid kunnen wij niet mis-
sen, want zij zal ons vertrouwen schenken in
het heden, geloof in een goede toekomst.
In den Veelbewogen tijd welken wij mee-
maken, waarin de pogingen om te geraken
tot een beteren toestand, zoo vaak gepaard
gaan met uitingen, die voeren tot verwijde-
ring is het een geluk, dat geregeld alien eens
samen komen en toonen dat die verwifdering
slechts oppervlakkig is. Een samenkomst eerst
in min of meer plechtige herdenking, daarna
in vreugde.
Ook in vreugde! Ieder moet aan de feest-
vreugde kunnen deelnemen. Daarom juichen
wij het toe, dat dit jaar meer nog dan in vo
rige jaren, verschillende zaken en kantoren
hun werkzaamheid dien dag stop gezet heb
ben.
De mannen, die de feestviering mogelijk
gemaakt hebben, zijn er in geslaagd een weg
te vinden, waardoor alien, die prijs stellen op
het behoud onzer zelfstandigheid als volk, er
aan kunnen deelnemen. Gelukkig Toch wor
den deze mannen niet zoo gesteund als wij
het wenschelijk achten. Want er zijn er helaas
nog te veel, die zich niet bij hen hebben aan-
gesloten. De 8 Octobervereeniging telt nog
slechts 1200 leden en dat bij een bevolking
van ruim 27000 Alkmaarders
De herdenking en de feestviering moet
nog meer dan thans het geval is, algemeen
worden. Maar dat kan alleen wanneer ieder
daartoe meewerkt. „Alkmaar Ontzet" is niet
een vereeniging van Alkmaarders. die van
ouder tot ouder hier wonen, doch is er een
voor alien, die hier gevestigd zijn. I aten ook
zij, die zich hier pas gevestigd hebben, zich
aangeven als lid.
Het bestuur van Alkmaar Ontzet zal wel-
dra, naar wij vernemen, middelen beramcn,
waardoor het ledental kan toenemen. Wij ho-
pen van harte, dat het succes zal hebben.
In de rede,door den heer Blaauw bij hpf
beeld gesproken, een rede, die ieder, die haar
hoorde de overtuiging moet hebben gege
ven dat zij uit het hart kwam, werd er reeds
op gewezen, dat nog zoo velen zich niet aan-
gesloten hadden. Wij meenen dat het over-
groote gedeelte van onze stadgenooten het
met ons eens is, gelooven dat de herdenking
van het Ontzet moet plaats vinden, zoolang
onze oude stad bestaan zal. De 8 October
Vereeniging moet in staat gesteld worden
haar feest te schoeien op nog ruimer leest dan
dit geschied is. Hoe dit kan? Laat de kern
der leden zich eens inspannen om nieuwe
leden te verwqrven, laten zij hun menschen
eens aansporen, toe te treden tot de Vereeni
ging, die goed werk verricht, doch niet zoo
groot is, als men zou kunnen verwachten.
Moge het volgend jaar de voorzitter de blijde
mededeeling bij het Beeld doen, dat de echt
Alkmaarsche Vereeniging sterker geworden
is, door een vermeerdering met eenige hon-
derden ingezetenen.
Afwachten met opgave als lid toe te treden
tot den dag der herdenking weer voor de
deur staat, is verkeerd. De plannen tot de
feestviering worden maanden te voren reeds
ontworpen en houden verband met de finan-
eieele draagkracht. Is het niet zonderling, dar
in een welvarende plaats mooie voornemens
op zijde geschoven moeten worden, omdat
de penningmeester van de vereeniging, de
kosten voor de ten uitvoerbrenging eenige
honderden guldens te hoog acht? Wat dit
jaar nog aan de feestviering ontbroken heeft,
is een uitvoering, die uit de omgeving en van
verre, duizenden doet toestroomen. Het vol
gend jaar moet zoo iets mogelijk zijn, en dit
kan gebeuren, wanneer de vereeniging, die
den feestdag ontwerpt in ledental krachtiger
wordt.
Wij hopen van harte, dat dit het geval zal
zijn.
Rechtszaken
HET ONGELUK IN HET KAMP TE
LAREN.
Voor den krijgs~aad te 's-Hertogenboech
heeft terecht gestaan P. Th. S., geboren te
Koog aan de Zaan, 22 jaar, vaandrig bij
den vrijwilligen landstorm, wonende te Hil-
versum, beklaagd, dat hij op 15 April in de
legerplaats bij Laren, bij het geven van on-
derricht met een mitrailleur, door zijn schuld
den soldaat F. E. M. Lammers door een schot
uit dien mitrailleur in het hoofa heeft ge-
troffen en deze zoodanig is verwond, dat hij
na een korten tijd is overleden. Beklaagde
had een scherpe patroon no. 1, denkende, dat
het was een gei'mproviseerde exercitiepatroon,
zijnde een scherpe patroon no. 1, waaruit de
kruitlading is verwijderd, in den mitrailleur
gebracht en daarna de spangreep in zijn
voor9ten stand gebracht, waarop het schot
is afgegaan.
Bekl. werd verdedigd door le luit. Ries,
uit Bussum.
Uit de tbelichting, die bekl. mede aan de
hand van een teekening over het gebeurde
gaf, bleek volgens hem, dat de kop van den
mitrailleur niet in een andere richting kon
worden opgesteld.
Ook de verdediger verklaarde dit en zeide,
dat als het ongeluk niet met bekl. was ge
beurd, het met een ander zou zijn voorgeval-
len. Dit deed den auditeur opmerken, dat de
verdediger feitelijk ook als getuige en des-
kundige optrad, wat hij niet kon toelaten.
Niet onmogelijk achtte hij het, dat de verde
diger mede schuldig is. De auditeur en de
president wenschten, dat bekl. een anderen
verdediger zou kiezen, doch deze antwoord-
de, dat niemand beter dan luit. Ries een juist
inzicht in de toedracht kon krijgen. Ook de
verdediger wenschte zich gehandhaafd te
zien.
Na in raadkamer te zijn geweest, verklaar
de de president, dat de verdediger alleen als
zoodanig gehandhaafd kon blijven, zij het
onder eenig voorbehoud.
De president wees er vervolgens op, dat er
nog een scherpe patroon op het wapen zat,
zoodat het nog een menschenleven had kun
nen kosten.
Als getuigen werden gehoord R. Liebe,
meester-geweermaker; de korporaals J. W.
baron d'Auluis de Bourneville, C. Iwema en
F. Dijiers, de sergeant-majoor-instructeurs
Vereschildt en A. te Kolste en als getuige-
deskundige nog kapitein S. Oly.
Bij het verhoor bleek, dat het in strijd met
de voorschriften was, dat bekl. alle noodstuk-
ken wegnam, al is dit ook niet verbodten om
het gevaar. Verder mocht-bekl. bij het onder-
richt geen exercitiepatroon gebruiken, gelijk
hij deed. Als hij wist, dat er gei'mproviseerde
exercitiepatronen werden gebruikt, was dit
een reden te meer om voorzichtig te zijn of
liever ze niet te gebruiken. Verder werd mee-
gedeeld, dat, hoewel niet is voorgeschreven,
waar de patronen aanwezig behooren te zijn,
de gewoonte is, op te befgen in de gereed-
schapstasch, doch geen scherpe patronen. Na
de oefeningen moet degene, die opdraeht
heeft de tasschen in ontvangst te nemen, de
ze nazien en aanteekening houden van ge
bruik en overschot.
Getuige Te Kolste verklaarde, nooit van
het bestaan van gei'mproviseerde patronen
te hebben gehoord, voordat het ongeluk had
plaats gegrepen. Bij zijn onderricht maakte
hij gebruik van de officieele patronen, doch
wanneer er geen exercitiepatronen aanwezig
zouden zijn wat hem eehter nimmer over-
komen is zou hij scherpe patronen hebben
gebruikt. Dit ontlokte een der raadsheeren de
Door de huidverzachtende en huid-
versterkende eigenschappen van
Purol kan men het stukgaan en
nasc'hrijnen voorkomen als men voor
het inzeepen zich telkens inwrijft
met een weinig
30-60-90 ct PUROL
K
opmerking, dat getuige de beteekenis van zijn
woorden niet begreep. Spr.laakte het ten
zeerste, dat bij demonstratie scherpe patro
nen zouden worden gebruikt.
Getuige zeide verder, dat hij geen patroon
zou gebruiken, waarvan hij niet wist, dat
het een scherpe patroon v/as, doch wanneer
hij in het vuur van zijn onderricht een greep
in de tasch zou doen zou hij niet nazien of
het wel een exercitiepatroon was, daar hij
dan de overtuiging zou hebben, dat de tasch
alleen goede patronen bevatte.
De president vond het verschrikkelijk, dat
de twee scherpe patronen in de tasch waren.
Er had dus nog een ongehjk kunnen gebeu'-
ren. Hij zeide, dat wij voor het onderricht de
overtuiging moeten hebben, dat er in de tasch
geen scherpe patronen waren. In dit geval
is de tasch na oefening niet direct gecontro-
leerd, maar weggesloten en den volgenden
dag, van het ongeluk, weer gebruikt.
Getuigen W. Vereschildt en Dijters ver-
klaarden eveneens, voor het ongeluk nooit van
het bestaan van gei'mproviseerde patronen
gehoord te hebben. Eerstgenoemde getuige
deelde verder nog mee, dat de 7 patronen,
die vermist werden, zoowel huizen als heele
patronen kunnen geweest zijn. De patroonkis-
ten waren niet afgesloten, waaruit de presi
dent concludeerde," dat iedereen er dus in
grabbelen kon.
Getuige Liebe, die thans op pensioen is ge
steld, gaf toe, op 9 April de mitrailleurs-tas-
schen niet geinspecteerd te hebben, omdat
Vereschildt die belast was met het alge
meen toezicht over alle mitrailleurs en met de
inspectie over de gereedschapstassehen
hem had gezegd, dat de tasschen in orde wa
ren.
De president wees op de mogelijkheid, dat
bij een inspectie de scherpe kogeis gevonden
zouden zijn en het ongeluk daardoor voorko
men ware geworden.
Desgevraagd verklaarde de kapitein-des-
kundige, dat in de insepctie over de wapens
ook de inspectie over de tasschen en de muni-
tie begrepen is.
Getuige Dijters, die de patronen op den
dag van het ongeluk heeft rondgedeeld/ had
er geen verschu in gezien. Het was ook vrij
donker in de barak.
Baron d'Auluis de Bourneville erkende.
een scherpe patroon, die niet in de trommel
kon, in een gereedschapstasch te hebben ge
daan, wat de president als een fout aan-
merkte.
Kapitein Oly, als deskundige'gehoord, weet
het ongeluk mede aan het instituut, waar het
ongeluk gebeurde. Door gebrek aan perso-
neel en onvoldoende bekendheid met de regle-
menten en voorschriften, worden deze niet
voldoende opgevolgd. Niet iedereen vervult
naar behooren de hem opgedragen taak, en
daardoor ontstaat een toestand, vaarvan ern-
stige gevolgen als het ongeluk in kwestie niet
kunnen hitblijven. Bekl. die het bestaan van
namaak-patronen kende, had dubbel voorzich
tig moeten zijn. Er is geen absolute zekerheid,
dat een excercitiepatroon van een scherpe
patroon is te onderscheiden. Daardoor is een
onrreluk verklaarbaar.
De auditeur-militair nam de schuld van
bekl. aan het ongeluk aan, omdat hij in strijd
met de voorschriften namaak-patronen he°ft
gebruikt. Daar de overeenkomst tusschen de
beide soorten patronen groot is, had bekl.
zich moeten overtuigen of hij de goede pa
troon had. Verder had hij zich moeten over
tuigen, om zich ook iemand voor het wapen
bevond. Spr. eischte een maand hechtenis
voorwaardelijk met een proeftijd van een
jaar.
De verdediger voerde o.m. aan, dat alle
officieren in het kamp verklaard hebben, dat
hun onder die omstandigheden hetzelfde zou
zijn overkomen. Er is hier een keten van
schuldigen, maar bekl. staat als degene, die
de laatste handeling verrichtte, terecht. Er is
schuld bij "de inricming van het instituut, bij
den sergeant-majoor. die verzuimde, de tas
schen na te zien, en bij den korporaal, die de
patronen in de tasch deed. De schuld van
bekl. achtte pi. niet zoo groot, dat hij daar
voor gestraft moet worden. De wetenschap,
den dood van Lammers veroorzaakt te heb
ben, is reeds een zware straf genoeg. Spreker
vroeg vrijspraak.
BELEEDIGING.
Voor de strafkamer van de Haagsche rechi-
bank heeft Maandagmidaag terecht gestaan
de heer D. H. te's Gravenhage, tegen wien
door den beeldhouwer Aug. la Falise een
klacht was ingediend wegens beleediging,
zulks naar aanieiding van een ingezonden
stuk, dat de heer H. had doen plaatsen in
het dagblad Met Vaderland. In dit stuk werd
de heer la Falise, naar hij meende beschul-
digd van plagiaat met betrekking tot een
door hem op de prijsvraag voor een H Hart-
monument te 's Hertogenbosch, welke prijs
vraag eenige jaren geleden is uitgeschreven,
ingezonden ontwerp.
Bekl. gaf de feiten toe. Hij heeft het bedoel-
de ingezonden stuk ter plaatsing naar Het
Vaderland gezonden. De directeur van dit
dagblad, de heer de Lang, bevestigde deze
verklaring.
De heer la Falise, als getuige gehoord, ver
klaarde, dat hij zich door het ingezonden stuk
in zijn eer en goeden naam aangetast ge-
voelde. Hij ontkende verder ten stelligste, dat
hij plagiaat zou hebben gepleegd. Hij heeft
met een door bekl. en den heer de Beule inge
zonden ontwerp niet het minste contact ge-
had. Getuige is niet in Den Bosch geweest
om de tentoonstelling van de voorloopige ont-
werpen te zien.
Getuige gaf toe, dat zijn definitief ontwerp
nog al verschilde met het voorloopige, maar
dit verschil moet uitsluitend gezocht worden
in het opkomen van nieuwe inspiraties. Getui
ge wees er nog op, dat het hoofdfiguur in
zijn definitief ontwerp nog al wat verschil
de met dat in het ontwerp-H. de Beule
Vervolgens werd als getuige gehoord mr.
Baar, raadsheer in het gerechtshof te's Her
togenbosch, die voorzitter is geweest van de
commissie, welke de prijsvraag heeft uitge-
'scfireven. (Mvfige gaf een wmidrt van den
gang van zaken. Aanvankelijk is een ideeen-
prijsvraag uitgeschreven. Uit de hierop inge-
komen ontwerpen zijn er door de jury vijf
uitgezocht en aan de inzenders daarvan is
medegedeeld, dat zij voor deelheming aan de
prijsvraag voor het definitieve ontwerp in
aanmerking kwamen. Van de toen ingekomen
ontwerpen is dat van getuige la Falise be-
Icroond. Het is getuige onmiddeljijik opgeval-
len, dat het definitieve ontwerp van la Falise
zeer veel verschilde van diens voorloopig ont
werp en dat het veel overeenkomst toonde
met het onwerp-H.-de Beule. Dit laatste ont
werp was van den beginne af in getuige's
smaak gevallen en hij had ook wel gemerkt,
dat het publiek er ook zoo over dacht. Dit
bleek op de tentoonstelling van de voorloopi
ge ontwerpen.
De gelijkenis tusschen het ontwerp-H.-de
Beule en het ontwerp-la Falise heeft ver
schillende verwikkelingen tengevolge gehad.
Men besloot ten slotte een commissie van
deskundigen uitspraak te laten doen over de
vraag of hier al dan niet plagiaat is ge
pleegd. De heeren EI. en la Falise mochten
ieder een deskundige voorv deze commissie
aanwijzen, en de twee gekozenen zouden ge-
zaroenlijk nog een derde bencemen. De heer
H. heeft wel een deskundige aangewezen,
maar de heer la Falise niet. Niettemin heeft
toch een commissie van f--'-r-mjnren c|e 2aak
onderzocht; deze commissie heeft weliswaar
geen definitieve uitspraak gedaan, maar haar
oordeel was voor de commissie voor de prijs
vraag aanieiding om de uitvoering van het
H. Hart-monument cp te dragen aan H en
niet aan la Falise, aan wiens de prijs van
1000 was toegekend
Oe secretaris van de prijsvraag-commissie,
de heer Meddens, bevestigde verschillende
mededeebngen van den vorigen getuige.
Nog werd gehoord dr. Jan Kalff, directeur
van het Rijksbureau voor mcnumentenzorg,
die deel heef.t uitgemaalct van de commissie
van deskundigen om de kwestie van het al of
niet plegen van plagiaat te onderzoeken.
Dr. Kalff decide mee dat hij, hoewel natuur-
lijk de mogelijkheid altijd bestaat, dat twee
artisten een zelfde inso.ratie krijgen, toch
wel den indruk heeft ee-kregen, dat hier pla
giaat is gepleegd Bekl. kan dan ook onge-
Iwijfeld te goedertrouw de overtuiging hebben
gehad, dat zulks hier ir.derdaad het geval
was.
Het rcquisitoir.
Het O. B., waargenomen door qjr. Her
mans. nam vervolgens zijn requ sitoir.
Spr. wees er op, dat vast is komen te staan,
dat bekl. het bedoelde ingezonden stuk heeft
laten plaatsen en verder, dat dit stuk belee-
digend was voor den heer la Falise. Bekl. is
daarvoor aansprakelijk.
De vraag, of hier al dan niet plagiaat is
gepleegd. is door de veroordeeling van bekl.
van geen beteekenis. \Vei zal haar beantwoor-
ding misschien van invloed kunnen zijn op
de op te leggen straf.
Spr. wees vervolgends op de pertinenfe ont-
kentenis onder eede van den heer la Falise,
dat hii plagiaat zou hebben gepleegd. Er is
geen enkele reden om deze' verklaring niet te
gelooven. Men mag wel aannemen, dat een
man van de ontwikkeling als de heer ;a Fa
lise er zich niet aan zal wagen, hier een
me'need, waarvan hij toch de gevolgen weer,
af te leggen Daar staat evenwel tegenover,
dat bekl. te goeder trouw gemeend kan heb
ben, dat hier wel plagiaat in het sp°! was.
Met beide omstandigheden r:' hou-
dende, eischte spr. tegenb ekl. een geldboete
van 50 subs. 10 dagen hechtenis.
De verdediging.
Het woord was vervolgens aan den verde
diger van bekl., mr. de Kanter. Deze stelde
voorop, dat de uitspraak van de rechtbank
van groot belang zal zijn in verband met een
over deze kwestie aanhengige civiele procedu
re tusschen bekl. en den heer la Falise. la
verband hiermee legde pi het dossier dezer
procedure aan de rechtbank over.
PL merkte vervolgens op, dat hij wel ge- i
hoord heeft, dat het O. M 50 boete tegen
bekl heeft geeischt, maar niet voor welk
feit.
Mr. Hermans: Wegens eenvoudige belee-
e.ging!
Mr de Kanter betoogde vervolgens dat het
juist van het grootste belang is of aan bekl.
eenvoudige beleediging dan wel smaadschrift
i? ten laste gelegd. Naar pl.'s meening en
hij staafde deze meening met aanhaling van
een vonnis van de Amsterdnmsche rechtbank
is dit laatste het geval. En neemt men dat
aan, dan zal bekl een beroep kunnen doen
op noodzakelijke verdediging en op het han-
delen in het algemeen belang.
Pleiter ging de feiten nog eens uitvoerig
na, daarbij releveerende de voorloopige en de
definitieve prijsvraag, het verschil in de bei
de ontwerpen la Falise; de overeenkomst
van het laatste ontwerp la Falise met dat van
H. en de Beule; het weigeren van la Falise
om een deskundige aan te wijzen; de meening
van de commissie van deskundigen en ten
slotte het geven van de opdraeht voor het
monument niet aan den prijswinnaar maar
aan bekl. Dit laatste is aanieiding geweest
van een zekeren heer de Rouville, die al meer
over deze zaak geschreven had, om een in
gezonden1 stuk in het Vaderland te plaatsen
In dat stuk betoogde de heer de Rouville, dat
de winnaar van een prijsvraag ook de op-
drhcht behoorde te krijgen en nam hij stel-
ling tegen het feit, dat dit niet altijd gebeur
de. Als voorbeeld haalde hij toen het gebeur
de aan met de prijsvraag voor het H. Hart-
monument, waarbij het ontwerp van la Fali
se bekroond werd, doch een ander aldu6
het ingezonden stuk met de opdraeht ging
strijken. Deze laatste woorden waren gecur-
siveerd gedrukt. Bekl. werd hier dus aange-
vallen en naar aanieiding daarvan heeft hij
zijn ingezonden stuk geschreven om voor zich
zelf en voor de Beule op te komen. De verde
diging van zijn ontwerp was hier niet alleen
gepast, maar zelfs ten zeerste noodig. In ver
band hiermee haalde spr. een arrest aan van
het gerechtshof te Arnhem waarbij dit colle
ge ook een bekl., die in het openbaar was
aangevallen, het recht toekende, zich even
eens in het openbaar te vededigen.
Trouwens, in het onderhavige geval was
er naar pi's meening geen andere weg. La
Falise toch had reeds geweigerd mede te wer-
ken, tot de samenstelling van een commissie
van deskundigen, welke de zaak kon onder
zoeken. Bekl. handelde dus uit noodzakdijke
yerdediigkig,