Alkmaarsche Gourant
Scbaabrnbriek.
a. !B
Damrnbrieb.
m
De Reisgenoote.
m i
Konderd Zeven en Twlntigste Jaargang.
Zaterdasr 7 November.
Over beeldende kunst.
FEU1LLET0N.
IK DENK ER STERK OVER, TE GAAN
ADVERTEEREN!
ADVERTEERT
IN DE ALKMAARSCHE COURANT.
A
No. 263 W25
in.
Om een duidelijk begrip van den ontwik-
kelingsgang der kunst te verkrijgen, moeten
we ons voor oogen stellen, hoe de mensch
gedurende deze periode het leven zag, en
vooral ook, wat hij van het leven vroeg. Het
grootste deel der 19de eeuw, de bloeitijd van
het impressionisme, kenmerkte zich niet door
een diepgaand geestelijk leven. Materialis-
tisch genoot dit tijdperk een groote voor-
gpoed. Handel, scheepvaart en industrie ont-
wikkelden zich sterk: en gelijk we in het eer-
ste artikel reeds zeiden, nam de natuurwe-
tenschap eveneens een booge vlucht. De
nuchtere werkelijkheid van het dagelijksche
leven nam de menschen geheel in beslag. En
de behoefte aan het geloof in een hoogere
macht en een hoogere wereld dan deze stof-
felijke, welke toch in elken mensch primair
is, werd steeds meer verdrongen. De natuur
wetenschap beloofde de geheimen van ge-
boorte, leven en dood weldra te ontsluFr,r'
En de wetenschap der schriftuurlijke
zocht de eeuwenoude geloofswaarheden re
ontzenuwen en naar het rijk der mythe te
verwijzen. Bezag men de wereld, dan had
men genoeg aan de tastbare werkelijkheid en
men stelde zich zelven in het middelpunt
waarom alles draaide. Het ideaal werd een
zoo goed mogelijk materieel leven en zoo
aangenaam mogelijk. Men streelde zijn rijk
heid en bezag den medemensch wantrouwig
door een horretje en een spionnetje, vooral er
op lettend of deze de perken van het fatsoen
niet te buiten ging. Men leefde eng, bekrom-
pen alleen in de werkefijkheid, die men ge-
waar werd met het oog. Men had verleerd te
schreien en men had verleerd te lachen.
Zooals we reeds gezien hebben in de vo-
rige artikelen, werd de schilgierkunst ook
door deze geesteshouaing bei'nvloed en ga-
ven de kunstenaars alleen de werkelijkheid
weer, zooals deze ook door een fotographie-
toestel zou kunnen worden vereeuwigd. Be-
halve den ontstuimigen pionier en bevrijder
Vincent van Gogh, kunnen we nog twee
vooraanstaande kunstenaars noemen, wien
het schilderen der tastbare werkelijkheid niet
langer voldeed en wel Matthijs Maris (1839
1917) en M. Bauer. Deze eerste ontwikkelde
zich van uitbeelder der groene Hollandsche
weiden met koeien tot een schilder van droo-
men en onwezenlijke schimachtige gestalten.
Dit werd in het vaderland echter niet gewaar-
deerd en de kunstenaar vertrok dan ook naar
Londen. Bauer ontvluchtte de Hollandsche
nuchtere werkelijkheid in de exotbche,
sprookjesachtige werkelijkheid van Turkije
en Indie. Het ijle, het sprookjesachtige en bij-
na onwezenlijke trok hem aan. Zoo -illus-
treerde hij b.v. een uitgave van de 1001
Nacht. In tegenstelling Bus van de meerder-
heid hunner tijdgenooten, die de dingen rca-
listisch bezagen, waren deze twee kunste
naars droomers, romantici. Jozef Israels was
ook romanticus, maar geen droomer, in zijn
werk vinden we de romantiek van het vis-
schersvolk. Daar hij echter den nadruk legt
op het leed en de angst, die dit volk zoo veel-
vuldig kent, krijgt zijn werk s.ociale eigen-
schappen.
Wij bespraken in het kort, hoe de mensch
in den bloeitijd van het impressionisme het
leven bezag. Laten we mi eens de blik rich-
ten op de laatste tientallen jaren. Een over-
stelpende hoeveelheid richtirigen en opvat-
tingen, alien ten doel hebbende het sociale en
het geestelijke leven in nieuwe banen te voe
ren,"of op oude, verlatene terug te brengen,
dringen zich aan ons op. Hoe we ook over
vele dezer richtingen denken, we kunnen toch
vaststellen, dat de mensch idealen heeft, dat
het geestelijk leven in activiteit verkeert. Man
is 'bntwaakt uit het materialistische sleurle-
ven en er ontstond een honger naar gerech-
tigheid -en een honger naar God. Het uiter-
lijk heeft niet meer de uitsluitende aandacht
maar het innerlijke. De ziel wil men voeden
evenals het lichaam. De menscbheid, de aar-
de, en God wil men dienen in plaats van
zichzelven. Men erkent weer de superioteit
van het innerlijk boven het materieele leven.
Nu weet ik wel, dat dit alles nog niet in het
algemeen zoo is. Maar heF gedachteloos
voortlevende deel der menschen, kan men nu
eenmaai nimmer tot voorbeeld nemen.
Laten we ihans eens het werk bezien van
enkele kunstenaars, die deze geestelijke om-
wenteling hebben medegerrtaakt.
Jan Toorop's eerste werken behooren nog
tot het impressionisme, maar al spoedig heeft
Roman.
(Uit het Fransch van Guy Chantepleure).
Geautoriseerde veHaling van W. H. C.
72)
Even als een echo herhaalde hij:
Dan zullen we toch nog heel gelukkig
kunnen zijn.
Toen kuste hij lang mijn voorhoofd en duw
de me plotseling van zich af.
Ga nu slapen, kindlief, zei hijZelf
moet ik gaan werken.
Een oogenblik later hoorde ik hem het huis
uitgaan. Hij ging den nacht, evenals on-
langs, in de werkplaats doorbrengen
Is het mogelijk, dat dit alles waar is en
dat ik al dat vreemde niet in een droom door-
leefd heb?
Willem, jij zult vrij zijn, omdat je het
wenschthoewel soms toch je hart, evenals
het mijne, scheen te lijden
Ik ik word weer het broze, kleine stuk
wrakhout, heen en weer geslingerd door den
wreeden wind.
O, Willem, heb je niet gevoeld dat je, door
me, na die dagen van intieme en innige lie-
felijkheid, uit je leven te werpen, me armer
achterlaat dan toen je me tot je nam?
Qch, "kon ik maar gelooven, Willem, dat er
tusschenons niets anders stond dan wat geld!
Ik geef je je vrijheid terug, maar jij bent
niet meer bij machte mij de mijne terug te
gpxea Het .vpgejtje, dat zijn kpgitje iief-
deze kunstenaar van de werkelijkheid genoeg
en maakt hij symbolisch werk, dit getuigt van
zijn zoeken naar geestelijke bevrediging in
de mystieke oostersche wijsheid. Wonder-
lijke werken zijn hieronder met sierlijk slin-
gerende lijnen en wiegende figuren. Men zoh
echter kunnen aanvoeren dat dit werk soms
wat gewild aandoet, dat het naar het lite-
raire neigt. Immers het wil meer vertellen
dan uitbeelden. Als portretschilder en teeke-
naar bereikt Toorop een bijzondere hoogte.
Met zijn diepindringend psychologisch ver-
mogen weet hij de geschilderde personen
ook innerlijk voor ons te doen leven. Deze
kundenaar heeft zich een zeer persoonlijke
trant eigen gemaakt .Zoo zelfs, dat zij, die een
betrekkelijk gering verstand van schilderijen
hebben, zijn werk onmiddellijk kunnen on-
derscheiden van andere schilderstukken of
teekeningen. Dit persoonlijke is niet gelegen
in de kleur maar in de lijn, welke strak,
forsch en toch lenig is. Zooals bekend werd
Toorop Katholiek, en tot veel van zijn 'atere
werken werd zijn geloof de inspiratie, en
zeker niet tot zijn schade. In de Apostelkop-
pen, welke tot zijn beste werk behooien, be
reikt hij een monumentaliteit, waaronder we
dan verstaan een grootsche beeMingswijze
als uiting van een diep dcorvoelen, gepaard
gaande met een eenvoud die rijkdcm wordt.
Niet een zich veriiezen in bijkomstigheden,
welke de aandacht zouden kunnen afleiden,
maar een zich geheel bepa'.m bij het beelden
van den apostel, bij het beelden van den ziel
van den apostel. Vooral ook als kerkschilder,
vervaardiger van gebrandschilderde ramen
en als frescoschilder in de door Berlage ge
bouwde Amsterdamsche beurs, kon Toorop
zijn neiging tot het monumentale ontwikke-
len.
Ook W. van Konijnenburg bepaaMe zich in
z'n werken tot de getrouwde weergave der
werkelijkheid. Hij wendt zich hiervan af en
het uitbeelden van het rhytmische, dat in al
les wat leeft, zich beweegt, wordt dan zijn
hoofddoel. Evenals Toorop ligt zijn kracht in
de lijn; de kleur is bij hem alleen aanvullings-
materiaal. Zijn lijnen verstrakt hij tot het
mathematische. Bij het zien van kunstw°rken
is het noodzakelijk, dat de toeschouwer mede-
schept, maar bij het werk van v. Konijnen
burg is dit wel speciaal vereischt. Hij geeft
het rhythme, de levensdrang, die alles wat
leeft gemeen heeft. En alle bijzonderheid, alio
individualisme is hieraan vreemd. Ook de
mathematische vormen, waarin hij zich uit,
zijn algemeene vormen.
Tot het monumentale wist zich ook Thorn
Prikker te ontwikkelen. In het bijzonder legt
hij zich toe op wandschilderijen en glasschil-
deren. En daar Holland hem hiertoe weinig
of niet in de gelegenheid wilde stellen, ves-
tigde hij zich in Duitschland. Symbolisch
van aanleg, weet hij in zijn latere werken
deze symboliek eenvoudig te houden. Deze
kunstenaar legde zien ook toe op kunstnij-
verheid, o.a. meubelontwerpen. Het decora-
tieve is dan ook wel een sterke kant van zijn
talent, gepaard met een architectonische nei
ging.
De laatste drie behandelde schilders "heb
ben gemeen, dat zij hun kunst in dienst van
de bouwkunde zoeken te stellen. En hier-
mede gaan zij terug tot het groote principe
der schilderkunst, n.l. het beelden op een
muurvlak, dat deze kunstenaars zich aan de
architectuur willen aanpassen, hebben zij iets
wezenlijks uit de architectuur overgenomen,
n.l. het bouwen. Hun werk is niet het copiee-
ren van de werkelijkheid, jnaar het opbouwen
vanuit de eigen ziel. En vanuit de eigen ziel
dringen zij door tot in het innerlijke van hun
onderwerp. Toorop beeldt den zieletoestand,
de verhouding tot het tijdelijke en eeuwige
leven; Konijnenburg beeldt de rhythmicshe
drijfkracht, die al het bestaande doet geboren
worden, leven en sterven.
K. DOELMAN.
De volgende partij werd gespeeld in een
tournooi tusschen de meesters M. Euwe,' Ne-
deriandsche Kampioen en Bogoijubow. Onze
landgenoot droeg de overwinning weg.
Wit: M. Euwe. Zw. Bogoiljubow.
FRANSCHE PARTIJ.
1. e4 e6
2. d4 d5
3". Pc3 Pf6
4. Lg5 Lb4. Ook speelt men hier wel
4.Le7. om na 5. e5 te vervolgen met
5Pd7 6. Le7 De7 7. Pb5 Pb6 of
6. h4 wat Bogoijubow zelf graag doet;
er kan dan volgen 6.Lg5 7. hg5
Dg5 8. Ph3 De7! om na 9. ed5 edbf
geen pion te veriiezen.
5. e5 h6.! Na 6- ef6 volgt dan 6
hg6 7. fg7 Tg8 8. Dh5 (dreigt 9. Dh8)
Df6 en de pion gaat verloren.
En na 6. Lf6 gf6 7. ef6 Df6 heeft zwairt
heeft, kan niet meer vrij zijnhet komt te
rug en pikt tegen het gesloten vensteren
als het. niet voor hem geopend wordtsterft
het van koude
Ik wil niet huilen, ik wil niet huilen
31 Maart, over dag.
Ik weet niet waarom 't was een slecht,
ziekelijk verlangen Alsof ik bang was, dat
hij zich nog bedenken zou, eischte ik, dat
Willem me de brieven zou ter hand stellen,
die brieven, die ons zullen scheiden.
Eerst weigerde hij en zei:
LaterWaarom nu al? Wat wil je
er mee doen?
Toen (ben ik boos geworden ik ben slecht
geweestik herinner me de woorden niet
meer, die ik sprakmaar hij heeft me ge-
hoorzaamd.
Hij was bleek en zijn vingers beefden, toen
hij zei:
Lees ze alleen dan, wanneer het noodig
isalleen dan wanneer het noodig zal zijn,
Phyllis Beloof het me Voel je niet, hoe
ellendig ik het zou vinden, als jij ze las?
Waarom wil je die brieven nu al hebben?
31 Maart, 's nachts.
't Was me met te 'doen om te lezenIk
wenschte alleen maar dat Willem me de brie
ven van die vrouw afstond, die brieven, die
hij zoo lang heeft bewaard; ik wenschte dat
ze voortaan mijn eigendom waren en niet
meer het zijne.
Ik wilde niet lezenen toch heb ik het
gedaan twee maareen, dezen zomer in
Vichy ontvangende andere, korter gele-
den, heel kort geleden, toen Willem op reis
was, in Londen.
O, 't zou, me onmogelijk zijn ze hier weer
de g-lijn open voor zijn T. en heeft na
een goed voorbereide lange rochade een
goede st-elling. Daarorn speelt wit:
6. Ld2 Lc3
7. bc3 Pe4
8. Dg4 g6. Rocheeren gaat niet wegens
9. Lh6.
9. h4. dreigt met h5 dten zw. Ko-
ningsvleugel te veraielen.
9c5Valt't witte centrum aan.
10. Ld3!l Pd2.
11. Kd2 Pc6
12. Th3, Da5? De dame moet bij de
verdediging blijven. Beter was 12
c4 en de dreigende L. moet naar e2
want 13. Lg6 fg6 14. Dg6f Kd7 15.
Tf3 Pe7 16. Tf7 kan zwa-rt speien 16.
Tf8 en alle gevaar is voorbij.
13. Lg6! Tf8 Zwart kan niet nemen
want dan volgt 13 fg6 14. Dg6 en
Zwart verliest zijn h-Toren of loopt
mat.
14. Tf3Euwe speelt sterk!
Weer kan 14fg6 niet wegens 15.
Dg6f en Torenverlies is onvermijdelijk.
Bovendien dlreigt toch 15. Lf7 met To-
renwinst.
14cd4? Zwart had1 jnoeten speien
14Pd8 o-f Pe7.
15. Lf7 Kd8
16. Dg7 dc3f
17. Kel. Db4 de T. moet ge-dekt worden
18. Lg6 Tf3
19. Pf3. Df4. Hij moet verdedigen.
20. Tdl. Tb8. 20Pe7 kon niet we
gens 21. Pd4. Maa-r't duurt te lang eer
zwart zij stukken mobiel heeft.
21. Df-6t dwingt tot a-fruil.
21Df6
22. ef6 Ld7
23. g4 Kc7
24. g5 Th8
25. Ld3 hg5
26. hg5 e5
27. gb Wit laat zich niet intimi-deeren
door de dreiging 27e4 met stuk-
winst.
27Le6
28. Pg5 Pd4.
29. Ph7. Pf3f
30. Ke2 e4
31. f7 Pd4f
32. Ke3 Pf'5
33. Kf4 Pe7.
34. g7 Th7
35. fSD en Zw. gaf op.
Oplossing van 24e weds trijd--e inds-pel
no. 75.
Stand. Wit: Khl T-fl Lcl. Lc4 Pf4 Pe6
p. a2 b2 e4, g2 en h2.
Zw. Kh6 De8 Ta8 Tf8 Lc5 Lg4 Pe5 p. a7,
b7, c7, d'6 f7 en h7.
1. Pe2f Kg6 2. Tf6 Kf6 3. Lg5f Kg6. 4.
Pef4 mat of
1. Pe2f Kh5 2. Tf5f!l (en niet Tf6 want
als mat mogelijk is duurt't veel langer).
2Lf5 3. Pg3f Kh4 (en niet 3
Kg6 wegens 4. ef5f Kf6. 5. Lg5 mat). 4.
Lg5 Kg4 5. Le2 enz.
't Was een las-tig ein-depel; alleen de heer
D. cfe Boer gaf ons een oplossing.
Na de eindspel- en probleem-wedstrijden
zijn af-geloopen spoedig zudllen de uitsla-
gen bekend gemaakt worden hop-en we dat
verschillende belangstellenden den s-maa-k er
zoo van beet hebben, dat ze gere-geld1 hunne
o-plossiingen blijven inzicn-d-en. Wij weten wel
dat velen onze ruhriek b-estudeeren, maar
zou-den toch graag dit daadwerkelijk merken.
Hier voilgt een nieuw eindbped dat door een
verrassend offer dadelijk winst g-eeft. Oplos-
singen worden- voor 28 Nov. a.s. ingewacht
op 't redacti-ebureau.
Eindspel 78.
i
WB, mm mm
Wit speelt en wint.
Oplossing probleem Nr. 79 (24-e Wed-
strijdprobleem) van J. v. Dijk, dfe Lier. (Tij-d-
schdft N. S. B. 1915).
Wit: Kd8 D-f8 Tc4 Pd4 en f6 pi c6, d7,
d2, h5 en g3.
Zw.: K-e5 Lh7 Ph4 pi c7, e6 g7 -en g5.
1. Pf5 (dreigt Tc5 mat).
1. Kf5: 2. Pg4 mat.
te gevenik zou niet durven
Ze waren volstrekt niet vulgair, ook niet
onbehoorlijk't waren van die brieven,
zooals in sommige romans wel voorkomen.
Ik haat die vrouw en toch bewonder en
benijd ik haar, die dingen te hebben geschre-
venO, hoe getuigen ze van liefde en kus-
sen Die woorden van hartstocht en op-
winding, die ze wist te vinden! Ik werd
akelig van dat lezen en onrustig en heelemaal
in de war
Hoe weinig begreep ik wat het beteekent,
om zoo lief te hebbenen het te zeggen
Wat wist ikwat weet ik van liefde?
van liefde die eischt dat men elkaar toe-
behoort? Die vrouw heeft een an-deren
Willem lief, een Willem, dien ik niet ken
Zij kent echter niet den Willem, van wien ik
hieldZe mag nu beide behouden Ik wil
niet meer deel en!
O, waarom heb ik ook gelezen? Nu heb ik
den moed verloren om kalm en trotsch te
zijn 't Is net of ik dronken ben, smartelijk
bedwelmd door een vergif dat me verbrandt.
O, ik wil dit huis uitWillem heeft
gelijk!we kunnen niet meer bij elkaar blij
ven.
Ik zal naar Jacqueline gaan en we zul
len scheiden! Dan zal de tijd, die nu voorbij
is, uit mijn herinnering verdwijnen, als een
droomWillem zal opnieuw mijn vriend
zijn niet meer dan mijn vriend, evenals
kort geleden.
Hier eindigt de lieve en droevige geschie-
denis van mijn huwelijk Ik zal niet meer
in mijn dagboek schrijvenWat zou ik er
nog in moeten opteekenen? Het schijnt me
dat mijn leven geen belang meer zal inboeze-
U Niet langer over denken, Mijnheer, DOEN! Ook niet tegen J
de kosten opzien, adverteeren is absoluut niet duur, integen- J
deel, het is zelfs zeer winstgevend. Begint U nu eens met jjj
een paar plaatsingen, U zult zien, uw zaak gaat er door vooruit. j|j
illillllllliil
2. Pf5:
1. Lf5:
1. ef5:
1. gf6
2. Te4 mat.
2. d4 mat.
2. Dc7 mat.
2. Dc5 mat.
't Viervoudig nemen van Pf5 wordt ge-
volgd1 door 4 zeer mooie matjes.
't Geheel een echte „van Dijk".
Goede opl. ontvangen van de heeren Laas,
D-e Boer en Jongendijk
Pro-bl-eem No. 82.
S. Loyd.
Zwart (4)
Hil
M I
mm....,,..0™?'
mmm:.
S, wm.
a b e d e f
Wit (6)
Wit geeft mat in 2 zetten.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter op
lossing probleem No. 884.
Stand.
Zwart: 7 schijven op 7, 17, 23, 25, 26, 28,
29.
Wit: 7 schijven op 31, 34, 35, 38, 40, 42,
43.
Wit wint hier door
1. 34—30! 1. 26:39
5. 712! g-ewonnen.
In het Utrechtsch Dagblad von-den we het
volgend aar-dig partij-gedeelte: In een ge-
woon huispartijtje, waarin m-e-er gewaagd
kan worden d'an in- de gewichtige wedstrijd-
-pa-rtij, kwam het tot den voTgenden hang-
stand1:
Zwart: 19 schijven op 2, 3, 5, 6, 8/16,
18/21, 24, 26.
Wit: 19 schijven op 23, 27, 28, 29, 32/40,
42. 44, 45, 47, 48, 49.
Zooals men ziet hebben beidie partijen het
tot het uit-erste laten komen beiderzijds is
er slecfats een schijf afgeruilld en het hoo-g-
tepunt in de partij, waarbij een der spelers
zich zal moeten los-maken, begint te n-aderen.
Wit kan nog afwachten en speelt:
Wit: Zwart:
E-en tempo ma-ken met 47—41 kan niet we
gens den dam 2631, 11 31, 1621, 18
22,19:4-6!
24—30
Zwart begint het eerst met afruil-en, wit
gelegenheid gevende tot het ma-ken van een
dam.
Uit posi'tie-oogpu-nt was 27 een sterke
zet geweest daar 4741, of 343-0, 39 30
-niet gaat, wegens bovengenoemden damzet.
Zwart wordt daardoor geck/ongen zich ver-
der te laten opsluite-n doorT3631, want op
37—31,42:31 ko-mt 21—26 (47-42),
26 37 (42 :31) en 18—22.
35 24 19 30
Nu mag 4-035 niet wegens
18 49.
Wit maakt nu een damzet, die echter voor
h-em absoiluut verkeerd uitloo-pt.
23—19 14 23
Zeer goed doorzien! Slaat zwart eerst
13 :24 dan komt 27—22 (18 27), 28—22
(28 18), 37—31 (26 28), 33 4 enz.
28:19 13:24
37—31 26 28
33 4 21 32!
Natuunlijk niet eerst 24 33.
39 28 30 50
42—38 50 31
36 27 12—18
4:22 11—17
4:22 11—17 A v
22:11 6:17
Zwart is door dleze afwikkeling, waarbij
22 schijven van het bord zijn v-erdw-enen,
met twee schijven meerderheid! uit den strdjd
te voorsc-hijn geko-m-en.
Een andere stand kwam voor in een partij
tusschen v. d. Berg en R. A. Hoogland.
men aan de denkbeeldige vertrouwelinge,
aan wie ik het, dag aan dag, vertelde. Maar
bovenal zou het geen vreugde meer voor me
zijn mijn dagboek bij te houden
Ik vraag me af of die „Colette" veel
mooier is dan iken ook, hoe ze het aan-
legt, dat men verliefd op haar is Ik weet
niet te behagen men behandelt me als een
klein meisje
O, Willem, als je mij had liefgehad als
haar, als je me gezegd had, als... Toen ik
je zei dat mijn hart dood was, waarom heb je
me toen geloofd? Waarom heb je je pas gis-
teren het'verhaaltje herinnerd, waarvan we
vroeger zoo veel hielden? Waarom heb je
niet tot je zelf gezegd, dat, indien de s Ko-
ningszoon dadelijk was gekomen, de Prinses
niet honderd jaar zou hebben geslapen
of zelfs dat ze heelemaal niet zou hebben ge
slapen? Waarom?
Ongetwijfeld omddt je me niet liefhebt
en ook omdat ik geen begrip had van liefde.
Einde van het dagboek van Phyllis.
DERDE GEDEELTE.
I
Jacqueline zei:
O, ik begrijp je gemoedsbezwaren, Wil
lem, en je afkeer, wat betreft dat fortuin
Ook begrijp ik dat zoo'n toestand je valsch
en onhoudbaar vcorkom-ten niet kan blij
ven voortduren. Maar het lijkt pie een droom
alles kwam zoo onverwacht voor me!
Ze waren alleen in het kleine salon met
Engelsche, mahoniehouten meubels en hier
en daar mooie, versche rozen en waar kostba-
re, oude^gravures de wanden op sobere wii-
ze versierden. Jacqueline Albin had de oude
Zwart: 18 schijven op 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9,
12, 14, 16/20, 23/26.
Wit; 18 schijven op 27, 28, 30, 32/38, 40,
42, 43, 45, 47/50.
"Zwart had als laatsten zet 1520 ge
s-peeld. Wit had n-u de yolgende combinatie
moeten maken.
1. 34—29! 1. 25:34 A.
2. 35—30 2. 24 44 4
3. 50 30 3. 23 25
4. 27—22 4. 18:27
5. 32 21 5. 16 27
6. 37—31 6. 26 37
7. 42 15.
Slaat zwart bij A. 23 34 dan volgt:
5. 27—22 5. 18 27
6. 32:21 6. 16:27
7. 37—31 7. 26 37
8. 42 15 gevolgd door 5044, 4440
en 49 29.
liefde voor een eigen „home" weer opgevat.
Willem was zijn trouwe jeugdvriendin ko
men opzoeken en had haar overeenkomstig
het verlangen van Phyllis alles verteld, al-
thans.wat Phyllis alles noemde: een scherp
omlijnde nauwkeurige, eenigszins koele me-
dedeeling van de feiten, meer nietHij was
niet gekomen om op ontroerende wijze over
den tijd te spreken, die nu voorbij was, maar
wel om met de medewerking van Jacqueline
eenige moeilijkheden van het oogenblik op te
lossen.
Die medewerking verkreeg hij. Zonder eeni
ge terughouding openden zich haar huis en
haar hart, voor het vriendinnetje, dat Wil
lem daaraan toevtrtrouwde. Weldra zou
Willem op reis gaan. Voor dat het onvermij-
delijke, beslissende oogenblik van de echt-
scheiding aanbrak, zou Phyllis in de rue Lis-
bonne gaan wonen; zoo lang de hartelijke
steun en de vriendelijke bescherniing van een
oudere vriendin haar noodig of wenschelijk
schenen, zou ze bij Jacqueline blijven. Jacque
line zou haar niet alleen laten en was bereid
om op haar beurt bij Phyllis op la Peppliere
of in de rue Offemont te komen logeeren.
Juffrouw Albin was nog niet bekomen van
den schok en de intense verrassing veroor-
zaakt door de korte mededeeling van Ker-
jean Die verrassing had haar zelfs, zoo
aangedaan, dat ze er bleek en gejaagd door
was geworden:
Willem zei:
Wat zie je er ontroerd uit, Jacqueline!
O, maar dat ben ik ook, fluisterde ze.
Ik dacht zoo zeker dat jullie gelukkig waren,
dat jullie huwelijk de ontknooping was van
een heele oudeen heel mnge liefdesroman.
(Wordt vervolgd.) j;
bed
luiiiiimiiiiiiuiiiiiuiiiiuumuiuumiuiuuaiiuiiainiiiiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiimiuiiiiiiuiiia
'//j
2. 40—34 2. 29 40
3. 35 2 3. 25 34
4. 2— 7 4. 23—29
49—43
20—24,
OD Z4: Ibf OM
38 27 24 33
2. 40 29 2. 25 33
3. 35—30 3. 24 35
4. 33_29 4. 23 34