Alkmaarsche Gourant Scbaabrnbriek. a. !B Damrnbrieb. m De Reisgenoote. m i Konderd Zeven en Twlntigste Jaargang. Zaterdasr 7 November. Over beeldende kunst. FEU1LLET0N. IK DENK ER STERK OVER, TE GAAN ADVERTEEREN! ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURANT. A No. 263 W25 in. Om een duidelijk begrip van den ontwik- kelingsgang der kunst te verkrijgen, moeten we ons voor oogen stellen, hoe de mensch gedurende deze periode het leven zag, en vooral ook, wat hij van het leven vroeg. Het grootste deel der 19de eeuw, de bloeitijd van het impressionisme, kenmerkte zich niet door een diepgaand geestelijk leven. Materialis- tisch genoot dit tijdperk een groote voor- gpoed. Handel, scheepvaart en industrie ont- wikkelden zich sterk: en gelijk we in het eer- ste artikel reeds zeiden, nam de natuurwe- tenschap eveneens een booge vlucht. De nuchtere werkelijkheid van het dagelijksche leven nam de menschen geheel in beslag. En de behoefte aan het geloof in een hoogere macht en een hoogere wereld dan deze stof- felijke, welke toch in elken mensch primair is, werd steeds meer verdrongen. De natuur wetenschap beloofde de geheimen van ge- boorte, leven en dood weldra te ontsluFr,r' En de wetenschap der schriftuurlijke zocht de eeuwenoude geloofswaarheden re ontzenuwen en naar het rijk der mythe te verwijzen. Bezag men de wereld, dan had men genoeg aan de tastbare werkelijkheid en men stelde zich zelven in het middelpunt waarom alles draaide. Het ideaal werd een zoo goed mogelijk materieel leven en zoo aangenaam mogelijk. Men streelde zijn rijk heid en bezag den medemensch wantrouwig door een horretje en een spionnetje, vooral er op lettend of deze de perken van het fatsoen niet te buiten ging. Men leefde eng, bekrom- pen alleen in de werkefijkheid, die men ge- waar werd met het oog. Men had verleerd te schreien en men had verleerd te lachen. Zooals we reeds gezien hebben in de vo- rige artikelen, werd de schilgierkunst ook door deze geesteshouaing bei'nvloed en ga- ven de kunstenaars alleen de werkelijkheid weer, zooals deze ook door een fotographie- toestel zou kunnen worden vereeuwigd. Be- halve den ontstuimigen pionier en bevrijder Vincent van Gogh, kunnen we nog twee vooraanstaande kunstenaars noemen, wien het schilderen der tastbare werkelijkheid niet langer voldeed en wel Matthijs Maris (1839 1917) en M. Bauer. Deze eerste ontwikkelde zich van uitbeelder der groene Hollandsche weiden met koeien tot een schilder van droo- men en onwezenlijke schimachtige gestalten. Dit werd in het vaderland echter niet gewaar- deerd en de kunstenaar vertrok dan ook naar Londen. Bauer ontvluchtte de Hollandsche nuchtere werkelijkheid in de exotbche, sprookjesachtige werkelijkheid van Turkije en Indie. Het ijle, het sprookjesachtige en bij- na onwezenlijke trok hem aan. Zoo -illus- treerde hij b.v. een uitgave van de 1001 Nacht. In tegenstelling Bus van de meerder- heid hunner tijdgenooten, die de dingen rca- listisch bezagen, waren deze twee kunste naars droomers, romantici. Jozef Israels was ook romanticus, maar geen droomer, in zijn werk vinden we de romantiek van het vis- schersvolk. Daar hij echter den nadruk legt op het leed en de angst, die dit volk zoo veel- vuldig kent, krijgt zijn werk s.ociale eigen- schappen. Wij bespraken in het kort, hoe de mensch in den bloeitijd van het impressionisme het leven bezag. Laten we mi eens de blik rich- ten op de laatste tientallen jaren. Een over- stelpende hoeveelheid richtirigen en opvat- tingen, alien ten doel hebbende het sociale en het geestelijke leven in nieuwe banen te voe ren,"of op oude, verlatene terug te brengen, dringen zich aan ons op. Hoe we ook over vele dezer richtingen denken, we kunnen toch vaststellen, dat de mensch idealen heeft, dat het geestelijk leven in activiteit verkeert. Man is 'bntwaakt uit het materialistische sleurle- ven en er ontstond een honger naar gerech- tigheid -en een honger naar God. Het uiter- lijk heeft niet meer de uitsluitende aandacht maar het innerlijke. De ziel wil men voeden evenals het lichaam. De menscbheid, de aar- de, en God wil men dienen in plaats van zichzelven. Men erkent weer de superioteit van het innerlijk boven het materieele leven. Nu weet ik wel, dat dit alles nog niet in het algemeen zoo is. Maar heF gedachteloos voortlevende deel der menschen, kan men nu eenmaai nimmer tot voorbeeld nemen. Laten we ihans eens het werk bezien van enkele kunstenaars, die deze geestelijke om- wenteling hebben medegerrtaakt. Jan Toorop's eerste werken behooren nog tot het impressionisme, maar al spoedig heeft Roman. (Uit het Fransch van Guy Chantepleure). Geautoriseerde veHaling van W. H. C. 72) Even als een echo herhaalde hij: Dan zullen we toch nog heel gelukkig kunnen zijn. Toen kuste hij lang mijn voorhoofd en duw de me plotseling van zich af. Ga nu slapen, kindlief, zei hijZelf moet ik gaan werken. Een oogenblik later hoorde ik hem het huis uitgaan. Hij ging den nacht, evenals on- langs, in de werkplaats doorbrengen Is het mogelijk, dat dit alles waar is en dat ik al dat vreemde niet in een droom door- leefd heb? Willem, jij zult vrij zijn, omdat je het wenschthoewel soms toch je hart, evenals het mijne, scheen te lijden Ik ik word weer het broze, kleine stuk wrakhout, heen en weer geslingerd door den wreeden wind. O, Willem, heb je niet gevoeld dat je, door me, na die dagen van intieme en innige lie- felijkheid, uit je leven te werpen, me armer achterlaat dan toen je me tot je nam? Qch, "kon ik maar gelooven, Willem, dat er tusschenons niets anders stond dan wat geld! Ik geef je je vrijheid terug, maar jij bent niet meer bij machte mij de mijne terug te gpxea Het .vpgejtje, dat zijn kpgitje iief- deze kunstenaar van de werkelijkheid genoeg en maakt hij symbolisch werk, dit getuigt van zijn zoeken naar geestelijke bevrediging in de mystieke oostersche wijsheid. Wonder- lijke werken zijn hieronder met sierlijk slin- gerende lijnen en wiegende figuren. Men zoh echter kunnen aanvoeren dat dit werk soms wat gewild aandoet, dat het naar het lite- raire neigt. Immers het wil meer vertellen dan uitbeelden. Als portretschilder en teeke- naar bereikt Toorop een bijzondere hoogte. Met zijn diepindringend psychologisch ver- mogen weet hij de geschilderde personen ook innerlijk voor ons te doen leven. Deze kundenaar heeft zich een zeer persoonlijke trant eigen gemaakt .Zoo zelfs, dat zij, die een betrekkelijk gering verstand van schilderijen hebben, zijn werk onmiddellijk kunnen on- derscheiden van andere schilderstukken of teekeningen. Dit persoonlijke is niet gelegen in de kleur maar in de lijn, welke strak, forsch en toch lenig is. Zooals bekend werd Toorop Katholiek, en tot veel van zijn 'atere werken werd zijn geloof de inspiratie, en zeker niet tot zijn schade. In de Apostelkop- pen, welke tot zijn beste werk behooien, be reikt hij een monumentaliteit, waaronder we dan verstaan een grootsche beeMingswijze als uiting van een diep dcorvoelen, gepaard gaande met een eenvoud die rijkdcm wordt. Niet een zich veriiezen in bijkomstigheden, welke de aandacht zouden kunnen afleiden, maar een zich geheel bepa'.m bij het beelden van den apostel, bij het beelden van den ziel van den apostel. Vooral ook als kerkschilder, vervaardiger van gebrandschilderde ramen en als frescoschilder in de door Berlage ge bouwde Amsterdamsche beurs, kon Toorop zijn neiging tot het monumentale ontwikke- len. Ook W. van Konijnenburg bepaaMe zich in z'n werken tot de getrouwde weergave der werkelijkheid. Hij wendt zich hiervan af en het uitbeelden van het rhytmische, dat in al les wat leeft, zich beweegt, wordt dan zijn hoofddoel. Evenals Toorop ligt zijn kracht in de lijn; de kleur is bij hem alleen aanvullings- materiaal. Zijn lijnen verstrakt hij tot het mathematische. Bij het zien van kunstw°rken is het noodzakelijk, dat de toeschouwer mede- schept, maar bij het werk van v. Konijnen burg is dit wel speciaal vereischt. Hij geeft het rhythme, de levensdrang, die alles wat leeft gemeen heeft. En alle bijzonderheid, alio individualisme is hieraan vreemd. Ook de mathematische vormen, waarin hij zich uit, zijn algemeene vormen. Tot het monumentale wist zich ook Thorn Prikker te ontwikkelen. In het bijzonder legt hij zich toe op wandschilderijen en glasschil- deren. En daar Holland hem hiertoe weinig of niet in de gelegenheid wilde stellen, ves- tigde hij zich in Duitschland. Symbolisch van aanleg, weet hij in zijn latere werken deze symboliek eenvoudig te houden. Deze kunstenaar legde zien ook toe op kunstnij- verheid, o.a. meubelontwerpen. Het decora- tieve is dan ook wel een sterke kant van zijn talent, gepaard met een architectonische nei ging. De laatste drie behandelde schilders "heb ben gemeen, dat zij hun kunst in dienst van de bouwkunde zoeken te stellen. En hier- mede gaan zij terug tot het groote principe der schilderkunst, n.l. het beelden op een muurvlak, dat deze kunstenaars zich aan de architectuur willen aanpassen, hebben zij iets wezenlijks uit de architectuur overgenomen, n.l. het bouwen. Hun werk is niet het copiee- ren van de werkelijkheid, jnaar het opbouwen vanuit de eigen ziel. En vanuit de eigen ziel dringen zij door tot in het innerlijke van hun onderwerp. Toorop beeldt den zieletoestand, de verhouding tot het tijdelijke en eeuwige leven; Konijnenburg beeldt de rhythmicshe drijfkracht, die al het bestaande doet geboren worden, leven en sterven. K. DOELMAN. De volgende partij werd gespeeld in een tournooi tusschen de meesters M. Euwe,' Ne- deriandsche Kampioen en Bogoijubow. Onze landgenoot droeg de overwinning weg. Wit: M. Euwe. Zw. Bogoiljubow. FRANSCHE PARTIJ. 1. e4 e6 2. d4 d5 3". Pc3 Pf6 4. Lg5 Lb4. Ook speelt men hier wel 4.Le7. om na 5. e5 te vervolgen met 5Pd7 6. Le7 De7 7. Pb5 Pb6 of 6. h4 wat Bogoijubow zelf graag doet; er kan dan volgen 6.Lg5 7. hg5 Dg5 8. Ph3 De7! om na 9. ed5 edbf geen pion te veriiezen. 5. e5 h6.! Na 6- ef6 volgt dan 6 hg6 7. fg7 Tg8 8. Dh5 (dreigt 9. Dh8) Df6 en de pion gaat verloren. En na 6. Lf6 gf6 7. ef6 Df6 heeft zwairt heeft, kan niet meer vrij zijnhet komt te rug en pikt tegen het gesloten vensteren als het. niet voor hem geopend wordtsterft het van koude Ik wil niet huilen, ik wil niet huilen 31 Maart, over dag. Ik weet niet waarom 't was een slecht, ziekelijk verlangen Alsof ik bang was, dat hij zich nog bedenken zou, eischte ik, dat Willem me de brieven zou ter hand stellen, die brieven, die ons zullen scheiden. Eerst weigerde hij en zei: LaterWaarom nu al? Wat wil je er mee doen? Toen (ben ik boos geworden ik ben slecht geweestik herinner me de woorden niet meer, die ik sprakmaar hij heeft me ge- hoorzaamd. Hij was bleek en zijn vingers beefden, toen hij zei: Lees ze alleen dan, wanneer het noodig isalleen dan wanneer het noodig zal zijn, Phyllis Beloof het me Voel je niet, hoe ellendig ik het zou vinden, als jij ze las? Waarom wil je die brieven nu al hebben? 31 Maart, 's nachts. 't Was me met te 'doen om te lezenIk wenschte alleen maar dat Willem me de brie ven van die vrouw afstond, die brieven, die hij zoo lang heeft bewaard; ik wenschte dat ze voortaan mijn eigendom waren en niet meer het zijne. Ik wilde niet lezenen toch heb ik het gedaan twee maareen, dezen zomer in Vichy ontvangende andere, korter gele- den, heel kort geleden, toen Willem op reis was, in Londen. O, 't zou, me onmogelijk zijn ze hier weer de g-lijn open voor zijn T. en heeft na een goed voorbereide lange rochade een goede st-elling. Daarorn speelt wit: 6. Ld2 Lc3 7. bc3 Pe4 8. Dg4 g6. Rocheeren gaat niet wegens 9. Lh6. 9. h4. dreigt met h5 dten zw. Ko- ningsvleugel te veraielen. 9c5Valt't witte centrum aan. 10. Ld3!l Pd2. 11. Kd2 Pc6 12. Th3, Da5? De dame moet bij de verdediging blijven. Beter was 12 c4 en de dreigende L. moet naar e2 want 13. Lg6 fg6 14. Dg6f Kd7 15. Tf3 Pe7 16. Tf7 kan zwa-rt speien 16. Tf8 en alle gevaar is voorbij. 13. Lg6! Tf8 Zwart kan niet nemen want dan volgt 13 fg6 14. Dg6 en Zwart verliest zijn h-Toren of loopt mat. 14. Tf3Euwe speelt sterk! Weer kan 14fg6 niet wegens 15. Dg6f en Torenverlies is onvermijdelijk. Bovendien dlreigt toch 15. Lf7 met To- renwinst. 14cd4? Zwart had1 jnoeten speien 14Pd8 o-f Pe7. 15. Lf7 Kd8 16. Dg7 dc3f 17. Kel. Db4 de T. moet ge-dekt worden 18. Lg6 Tf3 19. Pf3. Df4. Hij moet verdedigen. 20. Tdl. Tb8. 20Pe7 kon niet we gens 21. Pd4. Maa-r't duurt te lang eer zwart zij stukken mobiel heeft. 21. Df-6t dwingt tot a-fruil. 21Df6 22. ef6 Ld7 23. g4 Kc7 24. g5 Th8 25. Ld3 hg5 26. hg5 e5 27. gb Wit laat zich niet intimi-deeren door de dreiging 27e4 met stuk- winst. 27Le6 28. Pg5 Pd4. 29. Ph7. Pf3f 30. Ke2 e4 31. f7 Pd4f 32. Ke3 Pf'5 33. Kf4 Pe7. 34. g7 Th7 35. fSD en Zw. gaf op. Oplossing van 24e weds trijd--e inds-pel no. 75. Stand. Wit: Khl T-fl Lcl. Lc4 Pf4 Pe6 p. a2 b2 e4, g2 en h2. Zw. Kh6 De8 Ta8 Tf8 Lc5 Lg4 Pe5 p. a7, b7, c7, d'6 f7 en h7. 1. Pe2f Kg6 2. Tf6 Kf6 3. Lg5f Kg6. 4. Pef4 mat of 1. Pe2f Kh5 2. Tf5f!l (en niet Tf6 want als mat mogelijk is duurt't veel langer). 2Lf5 3. Pg3f Kh4 (en niet 3 Kg6 wegens 4. ef5f Kf6. 5. Lg5 mat). 4. Lg5 Kg4 5. Le2 enz. 't Was een las-tig ein-depel; alleen de heer D. cfe Boer gaf ons een oplossing. Na de eindspel- en probleem-wedstrijden zijn af-geloopen spoedig zudllen de uitsla- gen bekend gemaakt worden hop-en we dat verschillende belangstellenden den s-maa-k er zoo van beet hebben, dat ze gere-geld1 hunne o-plossiingen blijven inzicn-d-en. Wij weten wel dat velen onze ruhriek b-estudeeren, maar zou-den toch graag dit daadwerkelijk merken. Hier voilgt een nieuw eindbped dat door een verrassend offer dadelijk winst g-eeft. Oplos- singen worden- voor 28 Nov. a.s. ingewacht op 't redacti-ebureau. Eindspel 78. i WB, mm mm Wit speelt en wint. Oplossing probleem Nr. 79 (24-e Wed- strijdprobleem) van J. v. Dijk, dfe Lier. (Tij-d- schdft N. S. B. 1915). Wit: Kd8 D-f8 Tc4 Pd4 en f6 pi c6, d7, d2, h5 en g3. Zw.: K-e5 Lh7 Ph4 pi c7, e6 g7 -en g5. 1. Pf5 (dreigt Tc5 mat). 1. Kf5: 2. Pg4 mat. te gevenik zou niet durven Ze waren volstrekt niet vulgair, ook niet onbehoorlijk't waren van die brieven, zooals in sommige romans wel voorkomen. Ik haat die vrouw en toch bewonder en benijd ik haar, die dingen te hebben geschre- venO, hoe getuigen ze van liefde en kus- sen Die woorden van hartstocht en op- winding, die ze wist te vinden! Ik werd akelig van dat lezen en onrustig en heelemaal in de war Hoe weinig begreep ik wat het beteekent, om zoo lief te hebbenen het te zeggen Wat wist ikwat weet ik van liefde? van liefde die eischt dat men elkaar toe- behoort? Die vrouw heeft een an-deren Willem lief, een Willem, dien ik niet ken Zij kent echter niet den Willem, van wien ik hieldZe mag nu beide behouden Ik wil niet meer deel en! O, waarom heb ik ook gelezen? Nu heb ik den moed verloren om kalm en trotsch te zijn 't Is net of ik dronken ben, smartelijk bedwelmd door een vergif dat me verbrandt. O, ik wil dit huis uitWillem heeft gelijk!we kunnen niet meer bij elkaar blij ven. Ik zal naar Jacqueline gaan en we zul len scheiden! Dan zal de tijd, die nu voorbij is, uit mijn herinnering verdwijnen, als een droomWillem zal opnieuw mijn vriend zijn niet meer dan mijn vriend, evenals kort geleden. Hier eindigt de lieve en droevige geschie- denis van mijn huwelijk Ik zal niet meer in mijn dagboek schrijvenWat zou ik er nog in moeten opteekenen? Het schijnt me dat mijn leven geen belang meer zal inboeze- U Niet langer over denken, Mijnheer, DOEN! Ook niet tegen J de kosten opzien, adverteeren is absoluut niet duur, integen- J deel, het is zelfs zeer winstgevend. Begint U nu eens met jjj een paar plaatsingen, U zult zien, uw zaak gaat er door vooruit. j|j illillllllliil 2. Pf5: 1. Lf5: 1. ef5: 1. gf6 2. Te4 mat. 2. d4 mat. 2. Dc7 mat. 2. Dc5 mat. 't Viervoudig nemen van Pf5 wordt ge- volgd1 door 4 zeer mooie matjes. 't Geheel een echte „van Dijk". Goede opl. ontvangen van de heeren Laas, D-e Boer en Jongendijk Pro-bl-eem No. 82. S. Loyd. Zwart (4) Hil M I mm....,,..0™?' mmm:. S, wm. a b e d e f Wit (6) Wit geeft mat in 2 zetten. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter op lossing probleem No. 884. Stand. Zwart: 7 schijven op 7, 17, 23, 25, 26, 28, 29. Wit: 7 schijven op 31, 34, 35, 38, 40, 42, 43. Wit wint hier door 1. 34—30! 1. 26:39 5. 712! g-ewonnen. In het Utrechtsch Dagblad von-den we het volgend aar-dig partij-gedeelte: In een ge- woon huispartijtje, waarin m-e-er gewaagd kan worden d'an in- de gewichtige wedstrijd- -pa-rtij, kwam het tot den voTgenden hang- stand1: Zwart: 19 schijven op 2, 3, 5, 6, 8/16, 18/21, 24, 26. Wit: 19 schijven op 23, 27, 28, 29, 32/40, 42. 44, 45, 47, 48, 49. Zooals men ziet hebben beidie partijen het tot het uit-erste laten komen beiderzijds is er slecfats een schijf afgeruilld en het hoo-g- tepunt in de partij, waarbij een der spelers zich zal moeten los-maken, begint te n-aderen. Wit kan nog afwachten en speelt: Wit: Zwart: E-en tempo ma-ken met 47—41 kan niet we gens den dam 2631, 11 31, 1621, 18 22,19:4-6! 24—30 Zwart begint het eerst met afruil-en, wit gelegenheid gevende tot het ma-ken van een dam. Uit posi'tie-oogpu-nt was 27 een sterke zet geweest daar 4741, of 343-0, 39 30 -niet gaat, wegens bovengenoemden damzet. Zwart wordt daardoor geck/ongen zich ver- der te laten opsluite-n doorT3631, want op 37—31,42:31 ko-mt 21—26 (47-42), 26 37 (42 :31) en 18—22. 35 24 19 30 Nu mag 4-035 niet wegens 18 49. Wit maakt nu een damzet, die echter voor h-em absoiluut verkeerd uitloo-pt. 23—19 14 23 Zeer goed doorzien! Slaat zwart eerst 13 :24 dan komt 27—22 (18 27), 28—22 (28 18), 37—31 (26 28), 33 4 enz. 28:19 13:24 37—31 26 28 33 4 21 32! Natuunlijk niet eerst 24 33. 39 28 30 50 42—38 50 31 36 27 12—18 4:22 11—17 4:22 11—17 A v 22:11 6:17 Zwart is door dleze afwikkeling, waarbij 22 schijven van het bord zijn v-erdw-enen, met twee schijven meerderheid! uit den strdjd te voorsc-hijn geko-m-en. Een andere stand kwam voor in een partij tusschen v. d. Berg en R. A. Hoogland. men aan de denkbeeldige vertrouwelinge, aan wie ik het, dag aan dag, vertelde. Maar bovenal zou het geen vreugde meer voor me zijn mijn dagboek bij te houden Ik vraag me af of die „Colette" veel mooier is dan iken ook, hoe ze het aan- legt, dat men verliefd op haar is Ik weet niet te behagen men behandelt me als een klein meisje O, Willem, als je mij had liefgehad als haar, als je me gezegd had, als... Toen ik je zei dat mijn hart dood was, waarom heb je me toen geloofd? Waarom heb je je pas gis- teren het'verhaaltje herinnerd, waarvan we vroeger zoo veel hielden? Waarom heb je niet tot je zelf gezegd, dat, indien de s Ko- ningszoon dadelijk was gekomen, de Prinses niet honderd jaar zou hebben geslapen of zelfs dat ze heelemaal niet zou hebben ge slapen? Waarom? Ongetwijfeld omddt je me niet liefhebt en ook omdat ik geen begrip had van liefde. Einde van het dagboek van Phyllis. DERDE GEDEELTE. I Jacqueline zei: O, ik begrijp je gemoedsbezwaren, Wil lem, en je afkeer, wat betreft dat fortuin Ook begrijp ik dat zoo'n toestand je valsch en onhoudbaar vcorkom-ten niet kan blij ven voortduren. Maar het lijkt pie een droom alles kwam zoo onverwacht voor me! Ze waren alleen in het kleine salon met Engelsche, mahoniehouten meubels en hier en daar mooie, versche rozen en waar kostba- re, oude^gravures de wanden op sobere wii- ze versierden. Jacqueline Albin had de oude Zwart: 18 schijven op 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 12, 14, 16/20, 23/26. Wit; 18 schijven op 27, 28, 30, 32/38, 40, 42, 43, 45, 47/50. "Zwart had als laatsten zet 1520 ge s-peeld. Wit had n-u de yolgende combinatie moeten maken. 1. 34—29! 1. 25:34 A. 2. 35—30 2. 24 44 4 3. 50 30 3. 23 25 4. 27—22 4. 18:27 5. 32 21 5. 16 27 6. 37—31 6. 26 37 7. 42 15. Slaat zwart bij A. 23 34 dan volgt: 5. 27—22 5. 18 27 6. 32:21 6. 16:27 7. 37—31 7. 26 37 8. 42 15 gevolgd door 5044, 4440 en 49 29. liefde voor een eigen „home" weer opgevat. Willem was zijn trouwe jeugdvriendin ko men opzoeken en had haar overeenkomstig het verlangen van Phyllis alles verteld, al- thans.wat Phyllis alles noemde: een scherp omlijnde nauwkeurige, eenigszins koele me- dedeeling van de feiten, meer nietHij was niet gekomen om op ontroerende wijze over den tijd te spreken, die nu voorbij was, maar wel om met de medewerking van Jacqueline eenige moeilijkheden van het oogenblik op te lossen. Die medewerking verkreeg hij. Zonder eeni ge terughouding openden zich haar huis en haar hart, voor het vriendinnetje, dat Wil lem daaraan toevtrtrouwde. Weldra zou Willem op reis gaan. Voor dat het onvermij- delijke, beslissende oogenblik van de echt- scheiding aanbrak, zou Phyllis in de rue Lis- bonne gaan wonen; zoo lang de hartelijke steun en de vriendelijke bescherniing van een oudere vriendin haar noodig of wenschelijk schenen, zou ze bij Jacqueline blijven. Jacque line zou haar niet alleen laten en was bereid om op haar beurt bij Phyllis op la Peppliere of in de rue Offemont te komen logeeren. Juffrouw Albin was nog niet bekomen van den schok en de intense verrassing veroor- zaakt door de korte mededeeling van Ker- jean Die verrassing had haar zelfs, zoo aangedaan, dat ze er bleek en gejaagd door was geworden: Willem zei: Wat zie je er ontroerd uit, Jacqueline! O, maar dat ben ik ook, fluisterde ze. Ik dacht zoo zeker dat jullie gelukkig waren, dat jullie huwelijk de ontknooping was van een heele oudeen heel mnge liefdesroman. (Wordt vervolgd.) j; bed luiiiiimiiiiiiuiiiiiuiiiiuumuiuumiuiuuaiiuiiainiiiiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiimiuiiiiiiuiiia '//j 2. 40—34 2. 29 40 3. 35 2 3. 25 34 4. 2— 7 4. 23—29 49—43 20—24, OD Z4: Ibf OM 38 27 24 33 2. 40 29 2. 25 33 3. 35—30 3. 24 35 4. 33_29 4. 23 34

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1925 | | pagina 5