Alkmaarsche Oourant Schaakrubriek. I i i Damrobrieb. m m m m m Uneven uit ierlrn. His m Zaterdag 13 Februari. L. FJANKENBERG, Alkmaar FKl 1FLE1QN. Be hof der ieupnen. wk Wzfr, 4M-. S W: m No. 37 1926 Honderii Acht en Twintigste Jaargang. Spookbeelden van 1918- Marine- onthullingen. Het vergelijk met de vorsten. Gfoot-hertogelijke geliet- den „buiten dienst". Dreigende nieuwe verwikkelingen. Berlijn, einde Januari. Weldra zal het reeds acht jaar geleden zijn, dat in Duitschland de groote omwenteling plaats vond, maar nog steeds zijn het, voor alles, de thans nawerkende opwindingen uit dien catastrophalen tijd, de daaruit gegroeide tegenstellingen, de vraagstukken, welke daar- aan in schier onoverzienbare rij verbonden zijn, de begeleidende omstandigheden en de gevolgen van de historische voorvallen van 1918, welke onophoudelijk het Duitsche open- bare leven bezighouden. Op eenmaal is plot- seling weer de kwestie naar voten gebracht van het fantastische plan, dat, onmiddellijk voor den wapenstilstand, rondspookte in het hoofd veler vertwijfelde militairen: de Duit sche vloot een grooten aanval tegen Enge- land te laten doen ongetwijfeld in de hoop, dat men, door een sprookjesachtig ge- luk, op het laatste oogenblik het noodlot nog kon afwenden, voor alles echter met het helcl- haftig besluit om, wanneer het dan niet an- ders kon, de geheele vloot, met haar geheele bemanning op te offcren, om tenminste een heldendood te kunnen sterven. Een ieder zal er van overtuigd zijn, dat de Duitsche marine-mannen, die een dergelijk wanhoopsplan koesterden, zich door hooge vaderlandsche gevoelens lieten leiden. Doch ook zal iedereen, die deze aangelegenheid met rustig-verstandigen blik bekijkt, tot de over- tuieing komen, dat de uitvoering van 'n der gelijk voornemen, terwijl de onderhandelin- gen over den wapenstilstand reeds begonnen waren, waanzin zou zijn geweest. En zoo ge- beurde het, dat de marine-manschappen in den herfst van 1918, reeds hopende op een terugkeer tot hun familie, dankbaar dat zij het leven na een bloedbad, dat vier lange ja- ren geduurd had, hadden kunnen behouden, begonnen te mopperen. En dat was de kiem van het oproer, dat al spoedig in Kiel, de grcotste Oostzeebasis der Duitsche marine, uitbrak en zich vandaar uit verbreidde. De parlementaire commissie uit den Rijks- dag, belast met het onderzoek inzake de ver- schillende tijdens den oorlog en de revolutie plaats gehad hebbende gebeurtenissen, heeft zLh den laatsten tijd met deze kwestie bezig gehouden. Hoogst merkwaardige dingen kwa- men hier aan het daglicht. Het bleek, dat de hooge marine-officieren geheel op eigen initi- atief, zonder zelfs aan de Regeering eenigt mededeeling te doen, het plan voor den groo ten en laatsten marine-aanval voor de zelfop- offering-in-massa, hadden ontworpen. Met andere woorden, dat de autoriteiten, zonder eenig recht daartoe te hebben, 'n besluit zou- den nemen, waardoor, behalve zijzelf, duizen den matrozen en stokers in den dood gedre- ven zouden ziin. Met het volste recht werd de vraag gesteld, of men niet eerder, inplaats van een muiterij der matrozen, van een on- wettig verzet der admiraals en bodemcom- mandanten tegen de toentertijd nog Keizerlij- ke regeering moet spreken. LJit dc L etrekkelij- ke documenten bleek bovendien nog dat reeds in den, de muiterij voorafgaanden tijd, toen bij de manschappen uitingen van ontevreden heid over de slechte voeding vernomen wer- den, er gebeurtenissen hadden plaats gehad, we'ke men tot de onmogelijkheden zou hebben gerekend: dat namelijk verschillende matro zen, door een krijgsraad veroordeeld, doodge schoten waren, zonder dat voor een zoo hard vonnis en zijn wreeae voltrekking voldoende termcn aanwezig waren, niettegenstaande de rechterlijke ambtenaren der Keizerlijke Mari ne op ondubbelzinnige wijze als hun meening uitspraken, dat deze doodvonnissen volkomen in strijd waren met alle gerechtigheid! De onthullingen over deze gebeurtenissen, door den sociaal-democratischen afgevaar- digde Dittman in de Rijksdag-commissie ge- entameerd, veroorzaakten in de vergadering een geweldige beroermg. De afgevaardigden sprongen van hun zetels op en eischten, sid- derend van opwinding, het strengst mogeliike gerechteiijk onderzoek tegen de door Ditt- mann beschuldigde officieren; het was een brouhaha van hartstochtelijk uitgesproken meeningen, beschuldigingen, eischen en ook verdedigingen. De sluier, welke nog steeds DAMKSTASf IIJRS, PORTEMONNAIES, PORTFFKFTLLES, REISKOFFERS, CITY-BAGS. Naar het Engelsch van Justus Mile Fosman. Door J. S. 6) ,,Ge hebt me een tooverdrank gegeven," zeide hij, „maar ik ben er u niet erg dankbaar voor, want ge hebt er me een heerlijken droom mee verstoord." Hij glimlachte tegen mij. „Je sprak over een spel, Creigton," zeide hij, „over een gevaarlijk spel. „Ik hoorde al je woorden, maar wat zal ik je zeggen, ik was in den hemel op dat oogenblik en ik had niet de macht, daaruit terug te keeren. Een gevaarlijk spel, mijn jongen? Laat maar eens hooren. Ik heb zoo'n idee, dat ik alles moe ben, ook dat. Vooruit maar." Ik keek naar Mac Kensie en naar Von Alt dorf en zij knikten. Toen vertelde ik in het kort aan Mallory de geschiedenis van Prins Karel van Novodnia en van de ongelukkige vrouw, die met hem getrouwd was. Eenmaal, onder dit verhaal, schoof hij het wijnglas naar Mac Kensie, zonder zijn oogen van mij af te wenden. Mac Kensie goot er eenige druppels uit zijn fleschje in, vulde bij met water en knikte goedkeurend toen de Ier dronk. „En zoo zie ie dus, Mallory," eindigde ik, vele voofvallen uit den oorlogstijd geheim- zinnig bedekt, is hier weer eens verscheurd en men krijgt 'n indruk van ongehoorde wantoe- standen, in het leven geroepen en mogelijk gemaakt niet alleen door den langen duur van den oorlog, maar ook door de mentaliteit van de toonaangevende Duitsche kringen in den stervenstijd van het Keizerrijk. Een ander hoofdstuk van oorlogs-naweeen wordt gevormd door een zonderling vraag- stuk, het treffen van een vergelijk met de vroegere vorsten. Het is een netelige kwestie. Men kan gerust zeggen dat nog nooit een re volutie zoo zacht, zoo hoffelijk zelfs, met de dragers der monarchistische macht heeft om- gesprongen, als de omwenteling in Duitsch land van 1918. En dat was goed. Het Duit sche karakter veroorlooft geen wraakzucht en bloeddorstigheid, welke, in andere landen, van de vroegste tijden af, dergelijke omwentelin- gen gepaard deden gaan met het bloedige ge- bruik van den scherprechtersbijl of een schiet- wapen. Men maakt ongetwijfeld geen vergis- sing, wanneer men aanneemt, dat de families van de talrijke koningen, groothertogen, her- togen en regenten, die tot 1918 in Duitsch land regeerden, deze beschaafde geste der re volutie dankbaar begroet hebben. Waar men haar nu eenmaal zoo voorkomend behandeld heeft, kan het dan ook geen verwondering wekken, wanneer zij, beroofd van haar hooge plaats en grooten invloed, weinig lust vertoo- nen, ook nog afstand te doen van de geldelij- ke voordeelen, welke zij hadden, zelfs van die, welke zij slechts geloofden te hebben. Het rechtsgevoel van het volk wil daarmede ook gaarne rekening houden. Het wil, dat de man- nen, die vroeger de vertegenwoordigers der verschillende staten waren, niet slechter be handeld worden dan ieder ander burger van de vrije republiek. Zoo begonnen de onder- handelingen over de „regelingen" met de in- aertijd regeerende vorstenhuizen. De moeilijkheden stapelden zich evenwel schrikbarend opeen. Het bleek al bijzonder moeilijk te zijn, vast te stellen, welke van de als vorstelijk eigendom bekend staande bezit- tingen nu eigenlijk aan de vorstelijke fami lies, dan wel aan den Staat behoorden. Vroe ger was dit verschil van hoegenaamd geen belang eft moest er alleen met betrekking tot het toezicht en beheer rekening mee gehouden worden. Thans, nu een scheidingslijn getrok- ken moet worden, zag men zich dikwijls ge- plaatst voor zoo ingewikkelde toestanden en verhoudingen, dat een uitweg onvindbaar scheen. De vorsten, en niemand zal hun dat euvel duiden, hielden vast aan den inhoud naar den letter der oude verdragen, bestemmingen, huiswetten en overleveringen. Een dergelijk standpunt zou echter medebrengen, dat de onttroonde vorsten de rijkste burgers binnen de republiek zouden blijven en daarmede, door hun vermogen, tevens de invloedrijksfe een toestand, welke voor de republiek Duitschland en voor de „vrijstaten", waarin zich de vroeger monarchistisch geregeerde staten veranderd hebben, waarlijk ondrage- lijk zou zijn. Behalve de moeilijke kwestie zelf, zijn er nog enkele wonderlijk-aandoende bij-omstan digheden. In Mecklenburg was aan een vroe geren Russischen grootvorst, die als familie- lid van het voormalige groot-hertogelijk huis erfenis-aanspraken liet gelden, een reusachti- ge som als schadeloosstelling door den rech- ter toegekend! In Saksen-Koburg bleek het, dat het vroegere hertogdom, dat sindsdien met andere kleine staten in Midden-Duitsch- land in den „verzamelstaat" Thiiringen is overgegaan, naar de letter van het oude Bur- gerlijk Wetboek ook Engelsche, Belgische en Montenegrijnsche familieleden van het herto- gelijk huis te onderhouden had!! In een ande- ren kleinen staat treft men zelfs een verwik keling aan, welke de stof voor een blijspel zou kunnen leveren. Daar had een vroegere groot-hertog twee dames, die eertijds zijn gunsten hadden genoten, met een aanzienlijke liffrente bedacht. De groot-hertog is gesto- v.n. Aan zijn geliefden „buiten dienst" werd gedurende eenigen tijd het pensioen nog uit- betaald, maar langzamerhand gebeurde dit steeds onregelmatiger. En nu hebben de bei- de dames, wat niemand haar wel kwalijk zal nemen, een klacht tegen de vroegere groot- hertogelijke familie ingediend. En deze, op haar beurt, schrijft nu de posten voor de voormalige liefjes van den chef van het huis, als op haar rustende verplichtingen, eenvou- dig op de rekening, welke zij den staat aan- biedt! Is er iets grappigers denkbaar? Op deze wijze is evenwel in breede lagen der bevolking, met name bij de arbeiders, een tot het uiterste opgevoerde verbittering tegen de vorstenhuizen ontstaan. En des te meer, waar deze geen genoegen meer nemen met de hun toegezegde sommen, korten tijd na de revolutie tegen den toenmaals geldenden la gen markenkoers ber&end, welke thans ten naastebij waardeloos zijn en waarvoor zij een „Aufwertung", een calculatie op goudmark peil verlangen. De oude aanhangers van het monarchistisch beginsel in Duitschland en de advocated der VoFsfen ISfien dMe „Aufwer- tung" zonder twijfel zoo hoog mogelijk willen maken. Een streven, dat men, van hun stand punt beken, alleszins begrijpen kan. Doch wederom zouden wij, bij het erkennen dezer aanspraken, voor het feit staan, dat de leden dier bevoorrechte families zich in gunstiger Eositie zouden zien dan iemand anders in >uitschland want letterlijk ieder particu- lier heeft immers door de inflatie de zwaarste verliezen aan vermogen geleden. Zoo is een dringende en hartstochtelijke eisch onstaan, om de vorsten zonder meer te onteigenen, om al hun vroeger bezit aan den staat vervallen te verklaren en aan de leden der hooggeboren lamilies hoogstens een pensioen toe te ken- nen. Het is altijd weer de oude kwestie: het ver- schillend oordeel wordt naar den eenen en naar den anderen kant steeds scherper, op de spits gedreven, tot de uiterste consequenties geleid en het resultaat is, dat de scheiding tusschen rechts en links bij het volk steeds scherper wordt. En dat men zich ternauwer- nood kan voorstellen, hoe 't rechtsche en 't linksche deel van het volk weer tezamen zullen komen als een en dezelfde volksge- meenschap, samen vormende een staat. Men zou den vroegeren Duitschen vorsten willen toewenschen, dat zij hun aanspraken binnen niet te ruime grenzen houden. Dan zullen zij ongetwijfeld, ondanks het aantal hunner te- genstanders in arbeiderskringen, door de meerderheid der bevolking geeerbiedigd wor den en die rustige, waardige houding zal men gaarne goedkeuren. Een ding is echter onmo- gelijk: cfat, op een tijdstip, waarop Duitsch land bijna 2.000.000 werkloozen telt, die aan de diepste ellende zijn prijsgegeven, aan de mannen, aan wie de geschiedenis hun uitzon- derlijke plaats in de samenleving ontnomen heeft, tonnen gouds in den schoot zouden worden geworpen. Wanneer hier niet, door verstandig optreden aan beide kanten, een gerechtvaardigde oplossing gezocht en ge- vonden wordt, is het niet onmogelijk, dat dit probleem, de overeenkomst met de vorsten, in de komende weken en maanden tot de groot- ste onrust in het geplaagde land aanleiding geeft. Dr. MAX OSBORN. 26. Tabl Le5 27. Dc4 Tc8 i 28. Db3 Lb8 Beter was 28Tc3 29. g3 Dd;6 30. Pf4 dreigt 31. Te7 De7 32. f6f. 30Tce8 31. Te6 Dd7 32. Te7 Ke7 33. Db7 Lf4? Nu speelt de wereldkam- pioen de partij in grooten stijl uit. 34. Tel. Le5 Na 34Kd8 verliest zwart na 35. Da8f enz. 35. d6! Wat kan een pion alleen sterk zijn. Hij is niet te nemen. 35Ke6 36. Db3+ Kf5 gedwongen. 37. Dd3+ Kg5 Na 37Ke6 volgt 38. Dc4 Kf5 39. Dg4 met Damewinst. 38. De3+ Kf5 na 38.Kh5 volgt 39. g4 Kh4 40. Dh6 mat. 39. De4f Ke6 40. Dc4 Kd6 gedwongen. Na 40 Kf5 komt weer dame-winst na 41. Dg4f Ook 39. g4 Ke6 40. Db3 wint de dame want er moet volgen 40Kd6 en 41. Tdl. 41. Tdl Ke7 42. Td7 Kd7 43. Da6 Tb8 44. Da7 Kc6 45. Dh7 Tb2 46. Dg6 Zwart geeft op. Eindspel 91. Wit: Blackburne. d e f dat er maar een ding gedaan kan worden om haar te redden, een wanhopig ding mis- schien, en God weet, hoe het afloopt, maar het eenige." Langen tijd nadat ik had opgehouden te spreken zat hij stil voor zich uit te staren met de handen stijf samengevouwen op den hoek van het tafe'.tje. Hij zat nu echter niet te droomen, en hij wandelde niet naar den hemel van den dnnkaard aan de hand van zijn groene duivel. Hij leek een ander mensch te zijn geworden, zijn voorhoofd, een weinig gefronsd verried, dat hij zat na te denken, zijn mond stond ernstig en bijna streng. Ik zag Von Altdorfs oogen glinsteren van opgewondenheid en zelfs aan Mac Kensie was het te zien, dat hij in groote spanning verkeerde. „Ja," zei Mallory ten slotte, en hij knikte met het hoofd. „Ja, je hebt de oplossing. Het is het eenige wat er aan te doen is, hoewel, zooals je zei, alleen God weet, hoe het zal afloopen. Het is het eenige maar, wie zal het doen?" „Wel, kerel, jij natuurlijk!" riep ik uit „Jij natuurlijk, had je dat niet begrepen. Ji i bent de eenige, die zoo iets zou kunnen doen." Hij staarde me een oogenblik verbluft aan. „Ik?" vroeg hij. „Ik?" met een ongeloovig lachje. Kom man, je steekt er den gek mee. Meen je het ernstig? Moet ik dat doen? Neen, maar!" en hij barstte in een luiden schaterlach uit, die echter plotseling weer op- hield. Ik kon den vluggen gang van zijn ge- dachten even goed volgen alsof hij ze had Oplossing eindspel 89 van 30 Januari '26. 1Dflf!2. Dfl. Ld4f 3. Le3 Te3!! en den voilgenden zet geeft zwart mat. Een foutieve oplossing kwam in! Hierin werd als 1Ld4f opgegeven met 2. Dd4 Te2 enz. Maar de oplosser zag over't hoofd dat na 2. Dd4 zw. schaak staat en niet meer kan winnen. Goede opl. ontvangen van P. den Das te Schoorl. De volgende partij, gespeeld in Moskou, in 't meester-tournooi van 1925. Hierin toont de wereld-kampioen Capa- blanca zijn kracht. Aargenomen dame-gambiet. Wit: Capablanca. Zw.: Subarew. 1. d4 d5 2. c4 e6 3. Pf3 dc4 4. e4 c5 5. d5 Tegen Bogoljubow speelde C. 5. Lc4. 5ed5 6. ed5 Pf6 7. Lc4 Ld6 8. 0^-0 0—0 9. Lg5! Speelt wit eerst 9 Pc3 a6 10. a4 dan spee't zwart 10h6 om Lg5 te belettei. Daarom is't beter eerst Lg5 te spelen. 9Lg4 10. Pc3. Pbd7 11. Pc4 Dc7 't Is moeielijk de open- scheuring van den koningsvleugel te verhinderen. Na De7 komt Tel en na Le7, d6 en na Te5 wordt de witte d-pion gevaarlijk. 12. Pf6 Pf6 13. Lf6 gf6 14. h3. Anders volgt af railing van het paard met Lh2f. 14Lh5 15. Tel Tfe8 16. Db3 a6 17. a4 Om te beletten dat zwart speelt b5. 17Lg6 18. Ld3 Dd7 Beter was Lf4. 19. Pd2 Te7 Na 19.Telf 20. Tel Ld3 21. Dd3 Da4 volgt 22. Pe4 Le5 23. Pc5 met beter spel voor wit. 20. Lg6 fg6 Beter was hg6. 21. Pe4 Kg7 22. Dc3 Le5 23. Dc5 Lb2 24. Pg5! Tae8 Na 24.Telf 25. Tel dreigt 26 Te7f enz. 25. Pe6f. Kf7. Na 25Te6 volgt 26. de6 met kwaliteitswinst zonder com- pensatie. uitgesproken. Ik kon zien, dat hij de moge- lijkheden overwoog, de kansen naging, de ge- varen onder het oog zag. Het was juist een avontuur, dat tot zijn verbeelding moest spre ken, zooals ik trouwens wel vermoed had voordat ik hem aan ons tafeltje genoodigd had. Toen kwam er een vragende uitdrukking op zijn gezicht. „Maar, wat ik vragen wou!" riep hij uit. „waarom doen jullie het niet een van drieen? Waarom moet ik daarbij gehaald worden? Waarom jij niet Creighton, of u, kolonel Von Altdorf? begrijp ik niet." „Wel, zie je, zei ik, en ik begon een beetje te stotteren en ik verschoot wat van kleur, geloof ik, „zie je, ik, ik kan het niet, niet, om dat ik Maar Mac Kensie viel me in de reden „Daar zijn overwegende redenen voor, waar op het niet noodig is in te gaan," zeide hij. „U bent juist de man om het te doen, Mr. Mallory. U bent gewend aan groote moeilijk heden en gevaren. Dat is op zichzelf voldoen de! Wij will ener ook een zaak van maken, Ik ben bereid u aan te bieden neen, wacht. wacht een beetje! u aan te bieden duizend francs in de maand voor uw diensten. Dit is alleen bedoeld als schadevergoeding, omdat we u uit uw werk halen, en we moeilijk mo- gen verlangen, dat u zich zooveel moeite zal geven voor een zaak, die u niets aangaat en er nog financieele offers voor brengt." Ik zag, dat de toorn, die zich eerst op het gelaat van Mallory afteekende, weer ver- dween. „Dat spreekt van zelf," sprak hij na- HlP fM.JW.Wm a b C d e f h Zw.Mackenzie. Hoe wint zwart? Oplossing probleem No. 91 van F. Michels te Altona. Wit: Kf2 Tc5 Pa6 en g5 Ld2 pi b3, g3, g4. Zwart: Kd4 Pb6 en d5 pi b5, d6, d3. 1. Pb4 Kc5: 2. Pe6 mat. 2. dc5: 2. Pc6 mat. 1. Ke5 2. Lc3 mat. 1. Pdonv. 2. Le3 mat. 1.Pb onv. 2. Td5: mat. Moo probleem! Goede opl. ontvangen van P. den Das te Schoorl en D. de Boer te Alkmaar. Corresp. P. den D. te S. Ik heb toch steeds vermeld, als U goede opl. inzond. Een enkele maal heb ik ook aangegeven als U een fou tieve opl. had gegeven. Er is met de opl. eenige stagnatie geweest. Ik zal zorgen dat voortaan dadelijk uw naam onder de goede oplossers vermeld wordt. Red. Probleem Nr. 93 van G. H. Goethart, A'dam. le prijs „Hampshire Telegraph". Zwart (10) Wit (9) Wit geeft in 2 zetten mat. EEN ENKEL WOORD! ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURANT Heel aardig! EEN INGEWIKKELDE DAMZET. In den volgenden stand Zw. 14 sch op: 3, 6, 7, 9, 11, 12, 13, 15, 16. 18, 19, 21, 23, 25. W. 15 sch. op- 24, 27, 28, 30/38, 42, 45, 48. De hcer Kleute maakte met wit een inte- ressante damzet; en wel op deze manier: 1. 24—20 1. 15 24 Het is gemakkelijk in te zien dat 25 14 direct verliest door 3024 gevolgd door 28 26 en later 32 1. 2. 33—29 Dit is voor W't de eenige zet. Bij het oplos- sen van een dergelijk vraagstuk moet men er al-ijd aan denken, dat Zwart het laatste moet slaan, zoodat Wit met zijn combinatie voort kan gaan. Elke andere dan de tekstzet :.ou Zwart een ruime keus in zijn tegenzetten geven. 2. 24 22 3. 30—24 3. 19 39 4. 38—33 4. 39 28 5. 31—26 5. 22 31 6. 26 19 6. 23 14 7. 32 1 Een damsiag, die bestudeerd dient te wor den. Nog een eenvoudige stand, maar alweer uit de practijk. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter op lossing probleem no. 898 (M. de Jong). Stand. Zw. 10 sch. op: 7, 8, 9, 11, 13, 16, 18, 19, 24, 29. W. 10 sch. op: 22, 26, 27, 30, 31, 33, 35, 38, 42, 46. Oplossing. 1. 38—32 1. 29 47 2. 46—41 2. 47 36 3. 27—21!! 3. 36 25 (3 slaan). 4. 35—30 4. 25 17 (2 slaan). 5. 21 1! denkend. „Ik moet leven en door deze bezig- heid kan ik me ten minste eens een poosje los- maken van mijn gezwoeg voor die vervloekte krant. Duizend francs in een maand veer- tig pond! Dat is voor mij een weelderig be- staan. En weer deelnemen aan het groote schaakspel om leven of dood. Dat trekt me ook aan. Vlug van woord en van geest, bedacht zijn op alles Ik doe het! Ik doe het heeren! Ik ben uw man!" En hij lachte helder op en stak Mac Kensie over de tafel de hand toe. Maar Mac Kensie was juist druk bezig met zijn meerschuimen pijp. Von Altdorf vond het op dat oogenblik noodig om een cigaret te gaan roll en en ik o, ik schaam me nu om het te erkennen ik zat, zonder dat het noodig was, mijn das te ver- strikken, met een kleur op mijn wangen als vuur. Ik wat niet zoo verhard in zulke dingen als Mac Kensie en Von Altdorf. Mallory keek eerst naar ons en toen naar zijn uitgestrekte hand. Zijn gezicht stond be- droefd, als van een kind, dat men pijn gedaan heeft. Hij trok langzaam zijn hand terag en begon toen, eenigszins verbaasd en stotte- rend: „Maar, heeren, ik ik begrToen hield hij plotseling op en zweeg. Zijn gezicht werd afwisselend purper en doodsbleek. „Aha!" zei hij daarna zacht. „Ik geloof, dat ik er iets van begin te begrijpen. Jullie wilt het zelf niet doen, omdat je het te min vindt. Het is een laag werkje denk je geen heer zou zoo iets willen doen, en daarom be- dank jullie er voor en je wilt de hand I 3 1 Zw. 12 sch. op: 2, 3, 4, 8, 9, 11/15, 23, 26. W. 12 sch. op: 25, 27, 33, 35/39, 42, 43, 48, 49. Wit speelt hier 3732. Laat Zwart nu volgen 2631, dan speelt Wit 3934 (Zw. 31 22), 33—28 en 38 16! Ter oplossing voor deze week: Probleem 899 van MantplGortmans. ill.8 niet aannemen van iemand, die er zich wel toe leent. Jullie hebt uitgekeken naar een naar een geschikte bedrieger en daarom heb je mij uitgekozen! Goede God!" Hij liet het hoofd een oogenblik in de han den zakken. Nooit heb ik iemand gezien, die zich zoo beschaamd en vernederd toonde. Ik vond het pijnlijk om aan te zien. „Jullie hebt mij uitgekozen?" begon hij opnieuw, half fluisterend. „Het is ook een werkje, dat tegen de borst stuit, nietwaar, een arme vrouw te bedriegen? Zij zal ons vertrouwen, mij allereerst, zou ze niet? Ze zal zich verlicht en gelukkig voelen zoolang, tot haar de waarheid wordt verteld. O, het is verdoemelijk!" Hij nam het glas, dat nog half gevuld was met absinth en dronk het met een slok leeg. „Verdoemelijk!" zei 1 ii nog °n°. ..Verdoe melijk!" zei hij nog eens. „Verdoemelijk!" Na een oogenblik echter begon hij weer te lachen. Zijn oogen echter stonden opnieuw glazig. Het leek wel of het drank je van Mac Ken sie hem voor eenige oogenblikken ontnuch- terd had, en geheel ophield te werken, zoo- dra hij weer alcohol dronk. „Kom, kom, heeren," zeide hij, „we moeten niet twisten. We hebben te zamen een werkje te doen. Jullie denkt, dat ik geen geen gentleman ben. 't Kan me weinig schelen, wat jullie denkt. Geef mij mijn veertig pond in de week en ik zal het werk doen (Wordt vervolgd.) VMfb mm MK'/. 1 - -■* ini!HWiii»mO!iirnmiimmiiiiiuii!!uiiaiiiinuimiiumuimimiinuaiiaimiraimnn!!iii«i U BEHOORT TOCH ZEKER TOT ONZE REGELMATIGE ADVER- TEERDERS? ZOO NIET, PROBEERT HET DAN EENS MET EEN PAAR PLAATSINGEN, U ZULT SUCCES HEBBEN. EN ONZE LEUS WORDT OOK DE UWE: nmiiuiiuiiuiiiiniiiiiiiiiinimiiiiiiiiiiiiiimimiiiinitiiiHiiiiiiiiinmiiiiiuuuuinB |i iiniinfiuifininiitntifnnuiiiiiiuiinniiniiiaiiiiniutiiiuiiiuMiiiitiiiiiiiiniiiiiiuuiitniiiiuiiiii fiiiiniiiimiiininiiiiiiiiiniiiiniiiiiiiiimiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniininiiiiiuiiiinijLUimiHiiinnmiinHTB ■'Mi r-'g I -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 5