Alkiaarsche Gourant HgnderU Acht en ftiintigsti Jaaigang. Zaterdag 3 April. JBoeken. No. 179 1926 Onder de tropenzon, door P. Verhoog. Uit gave W. L. en J. Brusse1 s Uitgeversmaai- schappij. Een nieuwe roman van de zee. Of eigenlijk geen roman, want die is maar oijzaak en wie dit boek uitsluitend zou willen lezen om te zien of hij en zij elkaar „krijgen", doet beter een minder omvangrijk werk van endere strekking ter hand te nemen. De heer Verhoog is allereerst koopvaardij- cfficier en in de tweede plaats romanschrijver. Vandaar, dat het boek een zeer interessan- te beschrijving van het leven aan boord en van het bezoek aan allerlei verre havens geeft en dat de eigenlijke roman er losjes evergestrooid is als suikerpoeder op een Hol- landsche wafel. Niettemin is Onder de Tropenzon een boek, dat den lezer niet zal teleurstellen. Want 00k het leven aan boord van een groot stoomschip is zoo interessant en den tneesten zoo onbekend, dat wij naar de ver- telling van den koopvaardij-officier met be- langstelling kunnen luisteren. Hij voert ons van boven naar cnder, van de commandantsbrug naar het verblijf der stokers, die daar voornamelijk in de tropen een hel op aarde hebben gevonden. En hij gaat passagieren. Hij doet op zijn groote vrachtboot havenplaatsen aan, d,e toe- risten gewoonlijk niet :e zien krijgen en ver- telt er op onderhoudende wijze allerlei bij- Zonderheden van. Maar voornamelijk het leven aan boord wordt uitvoerig behandeld. We maken een brand in de lading en een schipbreuk mee en overal treft de groote deskundigheid waarme- de de schrijver zijn onderwerp behandelt. Er zijn niet veel koopvaardij-offlcicren die tevens goede schrijvers zijn. Verhoog heeft ons een kijkje op de samen- lezing aan boord gegeven, op het kleine, drijvende maatschappijtje met eigen geschre- ven en ongeschreven wetten waarir. de com mandant de machtige alleenheerscher is. Wij hopen, dat dit niet zijn laatste werk is. dat door de branding der critiek de voile zee der publieke belangsteliing bereikt heeft. Met geheel haar hart, door Tine Brink- greve-Wicherink. Uitgeversmaatschapp. Hol land" Amsterdam. Een prettig geschreven boek. Een boek, dat men bij voorkeur in de va cant^ zou willen koopen, niet alleen'omdat het gemakkelijk „leest" en dus de lectuur tot ontspanning maakt, maar 00k omdat men cn willekeurig een vacantiestemming over zich voelt komen als men zich in een romannetje verdiept, dat zich in het mooist van den zo- mer In een pension bij bosch en duin af- s;eelt. In het pension der familie Bcs. beste brave, maar wat klein-burgerlijke buit nmenschen vertoeven een drietal vrijeezellen, mijnheer Ten Holt, een leeraar die zich overwerkt heeft en die nu vcor alles de eenzaamheid en de rust zcekt, de jeugdi?e Asters, een oneven- wicht g jongmensch, die zich verdienstelijk maakt als volontair op een zu'vclfabriek in. last not least Kees van Riet, de kunstschil- der, die' als hij wil gccd werk kan maken. In dat zelfde pension nemen nu vcor en- kele weken een tweetal jongedatnes haar in- trek en het liefdesromrnnctje ligt voor het grijpen. De heeren zijn n het eerst alle-behalve op drmesgezelschan gesteld en vooral Kees van Riet laat zich weinig guns ig over het schoo- n~ geslacht uit. Hij ziet in elke jorge vrouw ccn oppervlak- kig, lichtzinniv. zert, dat er cp berekend .s $iaar strikken uit te zc art m daarin naar net overoude voor :eld den h.:er der schep- ping te vangen cn voor e.d.n buit te verk'.a- ren Als hij juffrou' 1 lorzelmans ontmo t. ziet hij zijn vrces vci en bev aarh id Zij <s werkelijk het - t ik on eduidende we- zen, dat hij zi it gedad't h- 't Opnicuw bes hi. op't 1 afst nd te biij- /en, maar dai. verschijnt tweede vrouwe- Iijlce pensiongast, juffrouw Eva Docvendac len. Zij is ernstig, eenvoudig, degelijk en kunst- zinnig en weet hem al spoedig zoo te boean, dat hij al zijn booze vootnemens totaal ver geten is. Zij zoekt hem niet, maar wei zoekt hij haar en hij komt tot nieuwen scheppingsdrang a's zij zijn atelier bekijki en volkomen in zijn kunst blijkt te kunnen meeleven Het slot laat zich niet moeilijk raden. Louise Horzelrnans, wier verleden eenige zwarte vlekken vertoont, wordt cntmaskerd en verlaat in alle opzichten verslagen. het gevechtsterrein. En Eva en Kees vinden elkaar en gaan sa- men een leven vol zonneschijn tegemoet Mevrouw Brinkgreve heeft de personen in dit boek uitstekend getypeerd. Ieder draagt zijn eigen stempel en zij is er volkomen in ge- slaagd 00k in de onderlinge gesprekken de verschillende karakters zoo zuiver mogelijk tegenover elkander te stellen. Een prettig boekje in hangmat en strand- stoel, maar dat 00k bij het knappend hout- vuur een aangename ontspanning kan bren- gen. Corruptie, Indische roman door Willeni Wegeman, Uitgave W. L. en J. BrusseRot terdam. Deze „roman" behoort tot de boeken, die ons over het algemeen maar matig kunnen bekoren. Het is het verhaal van een Indisch hoofd- ambtenaar, die zich miskend acht, een slap aftreksel van de Max Havelaar, maar dan 00k heel slap, zoodat alleen het doel maar niet de uitvoering van 's heeren Wegemans schrijven waardeering verdient. Het is een oratio pro domo, een uitvoerig verhaal van mijnheer Pieterscn, die beschui- digd wordt de in Indie zoo beruchte „retour- commissie" te hebben genoten. Op die beschuldiging en op de onaange- naamheden die daaruit voor mijnheer Pieter scn voortvloeien is de geheele „roman" geba- aeerd. Mijnheer Pietersen vertelt uitvoerig wat een verschrikkelijken tijd hij achter den rug heeft, hoe hij, na lang vreezen en hopen, uu zijn ambt ontzet is en hoe 00k zijn vrouw en kinderen daaronder geleden hebben. Als men dezen roman leest krijgt men den indruk, dat er Wei eerlijke menschen op de wereld zijn maar niemand eerlijker is dan mijnheer Pietersen zelf En dat alien, die hem gevonnisd hebben, eigenlijk minderwaardige sujetten zijn. Maar, zoo vraagt men zich onwillekeurig af, hoe heeft dat alles kunnen plaats vinden als mijnheer Pietersen werkelijk onschuldig geweest is. Er zijn toch rechters in de Oost en des- noods in het moederland en wie zou het wa- gen een hoofdambtenaar zonder meer te ont- slaan als deze zich aan geen enkele overtre- ding schuldig gemaakt heeft. Rest de veronderstelling, dat de heer Pie tersen had men geen emstiger naam voor den „held" dezer historie kunnen bedenken? wel schuldig is, maar niet zoo geknoeid heeft als anderen, die men misschien al dan niet opzettelijk met rusj heeft gelaten. Dat hij dus klaagt omdat juist hij als zon- debok de woestijn ingejaagd is, maar 00k dan kunnen zijn lotgevallen weinig sympathie wekken. Professor Valckenier Kips deelt in een voo^woord mede, dat hij den hoofdpersoon van dezen „roman" persoonlijk kent, dat deze hoofdfiguur naar het leven is geteekend en een man van groote intellectueele begaafd heid is. Pietersen zegt hij was naff. Hij heeft eens een chef geheel argeloos gezegd, dat de dienst totaal veranderd behoorde te worden, met het gevolg, dat hij dien onmiddellijk moest verlaten. Pietersen liet zich vangen in voor hem opgezette vallen en beging onvoor- zichtigheden waarvan zijn vijanden gebruik konden maken. Wie dit leest begrijpt wel wat Pietersen ge- mankeerd heeft. Hij paste niet in het raderwerk der Indi sche bureaucratie, hij was te zelfstandig, hij leverde critiek en dus-werd Pietersen er uit- gewerkt. Wij kunnen ons voorstellen, dat een naif man dan naar de pen grijpt. Maar elke miskende Indische ambtenaar is geen Multatuli. En Pietersen is Pietersen, die alleen be- langwekkend is in zooverre hij ons een kijkje achter de scheriren in de Indische ambte- naarswereld geeft. Wat dat betreft is het bcek wellicht interes sant voor alien die van plan zijn in's lands dienst naar onze Oost te vertrekken. Het zwarte schaap, door Ruby M. Ay res, Uitgeversmaatschappij „Holland" te Amster dam. De uitgeversmaatschappij „Holland" schijnt wel succes te hebben met de werketi van deze schrijfster. Zij heeft er al heel wat lat^n vertalen en het verwondert ons geenszins,' dat die 00k hier te lande een breeden lezerskring vinden. Want deze boeken zijn van het beg n tot het einde enderhoudend. Het zijn volksromans van de goede soort, degelijk en boeiend, de schrijfster weet prettig te vertellen en men gaat een uurtje later naar bed om het ver haal heelemaal uit te lezen en te weten of hij en zij werkelijk nog met elkaar zullen trou- wen. Dat gebeurt natuurlijk en dan zet men hoogst voldaah dezen roman weer in zijn boe- kenkast en haalt hem later weer eens te voor- schijn als een goede kennis eens een prettig, niet te „zwaar" en tcch interessant verhaal wenscht te lezen. Het zwarte schaap, een jongmensch, die een buitennlaats zonder geld erft en het on- schuldige rijke dorpsme'sje Nora ontmoeten elkaar en zijn natuurlijk voor elkaar be- slemd. Maar George Laxton heeft een verleden waar nog al wat wein, weib und gesang in Voorkorrt en de dorpelingen schilderen hem nog veel zwarter af dan hij in werkelijkheid gcaoemd mag worden. Nora Ackrcyd heeft een voorzichtigen va- der die later 00k niet heelemaal blank b'ijkt en een jaloerschen neef, die het rijke me -V wel graag tot zijn vrouw zou willen maken. Dan is er nog Laurie Fenton, een onbe- trouv "ar vlindertje, die het zwarte schaap wel to; echi >enoot zou promoveeren als hij maar mcer ge'd had en er zijn nog eenige f <nir?n!en als de oude dokter, wat vrienden en vriendinnen. Ruby M. Ayres doet ze alien in een groo- ten ketel, schudt ze gced door elkaar en giet dan een yerhaaltie uit de tuit, waarin ieder preeies de hem of haar toekomende plaats heeft gekregen. Wie hier eenmaal van geprcefd heeft ver- langt naar meer en we kunnen ons best be- grijpen dat de romans van Ruby M. Ayres een ruim afzetgebied hebben gevonden. Met belangstebing zien wij a 1 weer naar den volgenden uit. Martha en Maria, door J. Anker Larsen. Uitgeversmaatschappij „Elsevier" Amster dam. Wij lezen op den omslag al wat de uitgeef- ster er zelf van meent te mogen zeggen: „Een nieuw boek staat daar van den schrijver can „De Steen der Wijzen", korter dan zijn wereldberoemden voorganger, en 00k eenvou- diger, bevattelijker. Doch tevens wederom: heel, heel mooi, vol van schoone levenswijs- heid, die treft, ontroert en diep doet denken". Eigenlijk is deze critiek al voldoende, maar het is duidelijk, dat men den uitgever aller eerst als belanghebbende beschouwt en het vanzelfsprekend oordeelt, dat een koopman zijn eigen waren aanprijst. Toch bevat deze critiek veel waarmee wij ons dadelijk kunnen vereenigen. Dit boek is inderdaad heel mooi. Hoe komt het toch dat de Deensche littera- tuur een geheel ander karakter heeft dan de onze? Men blijft in deze werken minder aan de oppervlakte, men gaat veel dieper op het zieleleven van de personen in en daardcor wordt de eenvoudigste boerenarbeider tot iets ^belangwekkends. Men ziet de menschen van binnen uit naar buiten. Het innerlijk leven is het voprnaamste en wat daaromheen zit, zijn slechts de gewo- ne gebeurtenissen van het dagelijksche leven. Dit is een boek van twee kleine zusjes, wier moeder gestorven 15. De vader, een vrij onverschfllig type, ver dient als vrachtrijder zijn brood en besluit Clauddne, een weduwe met eenige kinderen tot zijn vrouw te maken. In hoofdzaak heeft de begeerte naar haar mooie lichaam hem tot dit huwelijk gedTeven, maar Claudine houdt hem al spoedig op een afstand en den zwakken Niels wordt, als een bedelenden bond, zoo nu en dan een extra'tje toegeworpen. Claudine is weldra de oppermachtige in huis. Zij zorgt allereerst voor haar eigen kin deren en laat de beide kleintjes van Niels vrij- wel verhongeren. Mooi is in dit deel het leven van Martha en Maria geteekend, de meisjes die bij elkaar en in herinneringen van vrcfeger haar troost zoeken. Martha is de altijd bezige, het werkezeltje en Maria de kleine droomster, die alles ver- keerd doet, maar die de gave heeft de men schen te zien zooals zij werkelijk zijn, die vriendschap met klavertjes en mooie steentjes sluit en in haar rijke fantasie een vergoeding vindt voor wat zij in werkelijkheid aan liefde en zorg te kort komt. Als Niels aan den drank geraakt en zich opgehangen heeft, worden de kinderen weg- gehaald. Maria wordt door een ouden 00m meege- nomen, die 00k Martha zal komen halen. En als de trein wegrijdt en de kinderen af- scheid nemen is het alleen Maria die weet, dat zij haar zusje misschien nooit meer terug zal zien. Martha wordt later dienstbode op een hoe- ve, zij blijft haar geheele leven een werkezel tje en Maria trouwt den doming bij wien zij langen tijd als hulp in de huishouding ge weest is. Eerst vele jaren later als beider mannen gestorven zijn, zien de zusjes elkaar weer, Martha, het kleine gerimpelde vrouwtje, met de zorgvolle oogjes en Maria, de groote en evenwichtige, de troosteres van zieken en on- gelukkigen. Het verhaal laat zich in kort bestek maar heel onvolledig beschrijven. Er kpmen pracht-figuren in voor als de eerzuchtige Karl ITjellesmark, de zichzelf zoekende dominee. Nijeland en Maria's doeh- ter de mooie Inger, die aan haar onschuld ten offer moet vallen. Dit boek is een der besten die den laatsten tijd in onze literatuur zijn verschenen. Moeders Klaverblad, door T. Hellinga- Zwart. Uitgave Gebr. Kluitman Alkmaar. Een gezellig kinderboekje voor kleuters tusschen de zes en negen jaren. Het verhaal van een moeder met drie kin deren, Arie, Alie en kleine Toos, die allerlei prettige avontuurtjes beleven. Sijtje Aafjes heeft er een heeleboel aardige plaatjes voor geteekend en Gebr. Kluitman zorgden, als gewoonlijk, voor een keung lin- nen bandje dat met een vroolijk, gekleurd plaatje van moeders' Klaverblad versierd is. Barendje, door Marie Schmitz. Uitgave De Klijne Librye te Edam. Een heel klein boekje over een heel klein jongetje. De geschiedenis van Barendje die, zooals dat 00k zijn broertjes en zusjes overkomen is. eens in de week bij tante Klazien en oome Toon mag gaan eten. Dat is de groote gebeurtenis uit zijn kleine leventje. Oom en tante hebben het heel wat breeder dan vader on moeder en weken lang worden Barendje al heerlijke voorspellingen gedaan van alles, wat hem in dat luilekker- land te wachten staat. En de werkelijkheid is nog grooter dan de verwachting want hij krijgt een bord vol ap- pelmoes en van oome Toon een beentje dat hij mag afkluiven. Hij wordt stil van dankbare verbazing, vouwt zijn handjes en zegt nadrukkelijk: „0, milde heer, heb dank voor deze spijs en drank amen". Dan komt het conflict, want oom en tante zijn allesbehalve godsdienstig en wenschen geen vroom gedoe aan tafel. Barendje mag niet meer terugkomen. „Stom schaap", zegt zijn moeder, ,,'k heb 't wel gezeid, dat kind met z'n eigenwijzig- heden brengt 'n mensch nog eris ten verder- ve". Barendje blijkt in de volgende hoofdstuk- ken eigenlijk een oud mannetje. Hij is een kleine philosoof en komt daardoor in voort durend conflict met broertjes en zusjes, die heel gewone kinderen zijn. Ten slctte krijgen oom en tante berouw en er wordt een vredesverdrag opgemaakt waarin bepaald wordt. dat Barendje's Maan- dags weer mag komen eten. En 'danken 00k. Maar eerst moest Barendje „ekskuus" vra- gen. r Hij stak een slap handje uit en zei: ,,'k Vraag ekskuus Tante Klazien". „Zoo, zei die met een kuchje, „zoo". Nou dan kan je morgen weer komen". „Ja", zei Barendje effen, maar de lichtjes in zijn oogen dansten. Mr. H. P. Marchant, overpeinzingen van coalitie-staa tsli eden C. K. Elout, crisis-Faust. Uitgaven uit de serie „De Rinkelbel", W. L. en J Brusse, Rotterdam. De rinkelbel van de firma Brusse laat tot dusver pog veel gerinkel maar weinig gebel hooren. Aangekondigd als een reeks ironie, satire en persiflage, heeft zij heel wat verwach-. tingen opgewekt maar wat de Nederlandsche schrijvers tot dusver op dit gebied gepres- teerd hebben, is een bedroevend klein beetje geweest. Goede, gezonde Hollandsche humor liet tot dusver op zich wachten. En inmiddels is de uitgeefster van de rin kelbel in de „politiek" gegaan met het na- tuurlijke gevolg, tlat zij hopeloos van haar goede vcornemens afgedwaald is. We betrekken nu onzen humor uit. de kabinetscrisis en de eerste „humorist" die op de planken verschijnt is niemand minder dan mr. H. P. Marchant, die „overpeinzingen van coalitie-staatslieden" ten beste zal geven. De „humorist" laat een drietal politieke figuren vertellen hoe zij over de kabinetscri sis denken. De eerste zegt, dat hij verduiveld 't land heeft, de tweede vraagt waarom hij toch in de politiek gegaan is en de derde ver telt dat hij als minister zijn koperen feest ge- vierd heeft. Dat is eigenlijk het meest humoristische wat er in dit boekje voorkomt. -•> De rest is onbenullig. Alle overpeinzingen, die den vorm van alleenspraken hebben, zijn zoo vreeselijk droog en vervelend, dat wij niemand kunnen aanraden zijn tijd te ver- knoeien door dezen „humor" te lezen. Mr. Marchant mag een handig politicus zijn maar als humorist zou hij op het kleinste dorpstooneeltje nog uitgefloten worden De uitgeefster verzocht ons uit boekjes als dit bij de beoordeeling niet te veel over te-ne- men om den verkoop niet te schaden. Dat is eigenlijk nog het meest humoristi- sche van alles wat. met dit werkje in verband staat. - Wij gelooven inderdaad al zal de uit geefster het wel anders bedoeld hebben dat elke bladzijde die gepubliceerd wordt vol doende is om den lezer ervan te overtuigen, dat hij zich in geen geval dit „humoristische" boekje moet aanschaffen. De heer Elout heeft de kabinetscrisis 00k tot onderwerp van zijn satire gemaakt en wij kunnen niet ontkennen, dat hij heel wat beter werk leverde. Hij geeft een aanvulling op den Neder- landschen Faust (De Hellevaart van Dr. Jo- han Faustus van Groen en Van Rijndorp.) Allerlei op den voorgrond tredende kamer- figuren hebben een groote of kleine rol gekre gen en zelfs spelen er onzichtbare figuran- ten mee als een spook in den schijn van Thor- becke, van Groen van Prinsterer en van wij- len Van Nispen Van Sevenaar met al zijn voorletters (J. A. C. A.) Marchant, Kleerekoper, Nolens, Snoeck Henkemans, treden als Stokebrand, Heintje Pik, Mifastofeles en Ramuzes op, alien hel- sche geesten en het gezantschap bij den Paus wordt voorgesteld als „Een spook in den schijn van Helena". De schrijver smokkelt Helena de Kamer binnen en het groote conflict is geboren. Dr. Faust de personifieering van ons par- lementaire stelsel, wordt ten slotte door He lena voor den troon van Pluto, den vorst der onderwereld, gesleept en onder ijselijk ge- schreeuw in 't vuur geworpen. Vele passages van dit werkje zijn woorde- lijk uit den Faust van Groen en Van Rijn dorp overgenomen. De schrijver heeft zijn best gedaan en hij kan er 00k niets aan doen, dat de geanalyseer de politiek veel droge resten en weinig be- standdeelen humor en satire bevat. Hij kan het niet helpen, dat de langdurige kabinetscrisis een vrij vervelende geschiedenis geweest is, en weinig gezonde Nederlanders lust gevoelen er nog eens aan herinnerd te worden. Al verschijnt die herinnering dan 00k in een harlekijnspakje met een muts vol koperen belletjes. Tj. Iumst. Open briet aan liet Nederlandsche yolk en zjjn regeering. De volgende open brief is heden door den bekenden kunstschilder Leo Gestel gepubli ceerd: De Rijksacademie voor Beeldende. Kunsten te Amsterdam. De stu- diejanen doorgangsstaat naar het atelier. De toekomstige taak van den nieuw benoemden Hoogleer- Directeur als reorganisator. De positie van den kunstenaar als ar tiest est als mensch in dezen tijd. Al wie dit Academiegebouw binnen komt en achter zich de zware deur hoort dicht zui- gen, zal in zekere mate de stemming onder- gaan die het eerste binnenkomen daar ver- wekt. De kuirstenaar die na 20 werkjaren dezen drempel weer overschrijdt en dan als in zijn jeugd diezelfde beklemming over zich voelt komen, die kan nu objectief oordeelen en weten, hoe de leer ling die hier steeds weer terug komen moet, in deze sfeer van geschil- derd eikenhout, troostlooze muren, siarre gipsbeelden en angstige duisternissen, zooal niet een vijandige dan toch zeker een tegen- overgestelde voelt van die hij zich heeft voor- esteld te zullen vinden, die hij noodig heeft, ie hij op zijn werkplaatsje thuis zich schept of zich droomt in een toekomstig atelier. 20 jaren van geweldigen strijd op kunstgebied, 20 jaren en veel langer van evolutie hebben het uiterlij'k beeld van deze kunstschool niet kunnen aantasten. Vainuit dit gebouw is een stroom van jongeren telkens weer ten strijde getrokken, vele „ismen" zijn door- en ont- worst^ld, en de grondslagen zijn gelegd voor een zuiverder en eigener kunstbeeld, maar de academic staat nog daar aks een monument van levenloos conservatisme. Zelfs de con cierge is nog dezelfde man en is zoowaar niet veranderd. In dit gebouw waar een geloof moet worden beladen, zou men iets van den tempel wenschen tegen te komen, iets, wat de levenskanten van den kunstenaar moet raken. Het tegendeel is waar. Hier is duistennis in plaats van licht, hier is geen kleur, hier is armoede in plaats van rijkdom, hier is de doodkist voor onze vreugden, en buiten de verflucht en buiten de copieen brengt al les ons in de sfeer van een duf bureau voor ambtelijken arbeid. He*t is deze sfeer die aan Sluyters den Prix de Rome deed ontnemen, juist toen hij meer ging maken dam hij met de oogen zag. Hulde aan die kunstenaars die daar jaren konden doorbren- gen en er nog levend vandaan kwamen, maar medelijden met de anderen, de minder gunstig bedeeldem die hier nadeelig worden beinvloed, want velen zullen pas weer vrij ademhalen zoodra ze in de buitenlucht staan en met beklemming weer terugkeeren of in 't geheel niet terugkeeren. Hoe anders zou dit behooren te zdjlm en 00k kunnen zijn. Voor den kunstenaar toch is het atelier de plaats die hem lief is en hem onweerstaanbaar trekt, waar hij eten en drinken en zooyeel vergeet, van waaruit hij zich met moeite kan losma- ken. Zoo zou 00k de academic kunnen zijn, het atelier, waar hij werken mag, wat tot werken moodt, waar hij licht, ruimte, verwar- ming, motieven, leiding vindt, -waar alles zijn ontwikkeling tegemoet komt, waar hij zich zelf zal mogen uitzingen en zichzelf zal lee- ren vinden. Daar moet hij de omstandighe- den en de menschen vir den die zijn geest om- vatten en zijn verlangens weten te richten, waar hij, naar den aard van zijn gesteldheid zal mogen studeeren, waar hij zijn schoon- heidszin op zijn wijze zal mogen belijden en .waar die mogeliikhejffl voor hem aagyvczig zijn om met liefefe en vrucht te arbeiden. Op deze academie vindt hij dat niet, of zeer on- voldoende. Het entree-aspect zegt hem reeds waaraan hij zich zal hebben te houden, en als hij verder gaat en tastend door de don- kere gangen zijn „klas" heeft gevonden, dan weet hij, de geboren vrijheidsmensch, al spoe dig dat hij, evenals zijn hoogleeraren, de wet- ten van het reglement zal moeten aanvaar- den, de wetten van anno-zooveel, gemaakt in een tijd dat de mensch zich niet bewust kon en durjde weten. Daar staat geschreven als iio een vonnis: „zooveel jaren gips, zoo- veel jaren model, zooveel jaren teekenen en zooveel jaren schilderen" en wee hem die zijn examenproef niet maakte volgens het van oudsbekend'e recypt, hij krijgt er onverbidde- lijik zooveel maanden bij. Dan gaat hij zeker weten, dat hij moet werken volgens voor- schrift en niet mag werken van uit de wetten zijner natuur. Hij g'aat zich voelen als een nummer van een groep gedrilden, in een ka- zernekamer die verlangen naar het sein vara verlof. Hier zal hem teekenen en schilderen geleerd worden, hier zal men hem kunstenaar maken en als hij niet sterk staat zal hij lee- ren teekenen en schilderen met oog en hand, zooals iemand die voor timmerem voelt, kan leeren zagen en schaven. Zoo zal zijn schep- pend vermogen worden onderdrukt, zijn illu- sies worden teleurgesteld, en als hij weer op vrije voeten si^at zal hij moeten worstelen om kwijt te raken wat hij geleerd heeft en om zichzelf weer op te diepen. De academie die een brug had kunnen zijn zal hem een ver- sperring blijken. Het is onnoodig de schuld- vraag te stellen maar het is hoogmoedig dat men wakker geschud wordt, nu het oogenblik gekomen is dat de academie en daarmede een komend kunstenaarsgeslacht gered kan wor den. Dit alles is geen geheim, ieder ingewijde ziet en weet. De hoogleeraren zien en weten. de leerlingen voelen het; zoo zij het niet voe len, zijn zij geen kunstenaars en voelen zij zich daar thuis. Deze laatsten zijn het dan die profiteeren van deze academie die oog en hand oefent, maar het bestaan van de ziel ontkent. Maar zij die niet weten en die we ten moeten, dat zijn de regeerenden die len ders benoemen en de onmisbare gelden ter beschikking kunnen stellen. Zoo is het uiterlijk beeld van de academie gebleven, we weten echter dat het met het in nerlijk leven niet zoo treurig gesteld bleef, dat inderdaad de fijne geest en de groote werkkracht van Dr. Derkinderen vruchtdra- gend waren. Vain hem toch is het grootsche plan uitgegaan tot stichting van een nieuw gebouw dat zijn geest zou bezitten. Hij moest helaas, toen na jaren van worsteling alle voorbereid'ingen gereed waren, de desillusic order vinden van het ineen storten van al zijn werken. De verwachting die hij koester- de omtrent de verwezenlijking van zijn schepping mag men wel als de reden aanne men waarom hij het bestaande aca'demiege- bouw geen veranderingen deed ondergaan Wij weten verder dat de hoogleeraren het mogelijke doen ten gunste, wij weten dat 00k van de commissie van toezicht. Maar dezt inriehting heeft noodig een nieuwen geest in een ander omhulsel. (Wij lazem een dezei dagen in de bladen over een verbouwings- plan der R. Academie waarbij duidelijk were uitgedrukt dat de toestand van's Rijksfinan- cien zich nog steeds tegen uitvoering van hel „plan Derkinderen" verzet. Een dergelijk verbouwingsplao in handen van een stads- architect als dien van Amsterdam zou inder daad een oplossing dan nog kunnen brengen, wanneer dit de groote verbeteringen bevat die de academie zoo zeer behoeft.) Als leidet is noodig een figuur als Dr. Derkinderen groot als kunstenaar, groot als mensch, groot als organisator. In de keuze van dezen leider zal over het lot van de academie en van een groote groep jonge kunstenaars be- slist worden. Daar we weten dat het bestaan van een academie v. B. K., steunend, op een breed artistiek en menschelijk beginsel, een groot kunstbelang is, dus 00k een algemeen belang, wordt de benoeming van een Hoog- leeraar-directeur met spanning tegemoet ge- zien. Wanneer men bij deze benoeming zich wendt tot dien kunstenaar, die 00k mensch is van zijn tijd en boven alle tijden en partijen staat, dan zal ze zijn een daad voor de kunst en de academie arbeid een geluk voor leer- ling en hoogleeraar, de studiejaren een door gangsstaat naar het atelier, naar de vrije ontplooiing. Maar dan aanvaarde 00k de Regeering de consequenties die noodzakelijk zuilen voortvloeien uit de juiste benoeming en stelle de gelden beschikbaar die het be- reiken van het doel mogelijk zullen maken. Holland bezit den man die een streep door het verleden zal halen en opnieuw zal kun nen opbouwen en een levend lichaam van de academie kan maken, Hopen wij dat hij 00k bereid zal zijm dit grootsche werk op zich te nemen. Prof. Roland Hoist is 0. i. de aangewezen figuur die tegen dezen taak is opgewassen, te meer daar hij in het voetspoor van Dr. Der kinderen de academie zal inspireeren in de richting van de monumentale kunst zoowel als in die van de vrije kunst. Door hem kun nen wij een academie krijgen die Holland en Hollands faam waardig is, en die op sterker fundamenten rust dan de huidige die leven moet op een programma dat het leven zelf, dat alles voeden moet, ignoreert. Wij weten dat deze regelen niet zijn, de stem van den enkeling, maar dat zij de ge- voelens vertolken van een belangrijke groep kunstenaars. Wij roepen hen op in 't be lang van onze kunst en van alle kunstenaars van heden en toekomst om 00k hun stem te doen hooren, opdat voorkomen worde dat de bestaande toestand weer voor jaren wordt bestendigd'. Wij vragen in deze kunstaangelegenheid de aandaeht van ieder Hollander, daar zij een zaak van algemeen belang is. Te weinig weet men dat de kunst van een land, een na- tionaal eigendom is, en dat de uitingen van kunst en wetenschap het geestelijk peil van een volk bepalen, dat de roem van onze groo te meesters verder reikt buiten onze lands- grenzen dan dien van onzen boter en kaas, De kunst-toch is die wondere bloem, die uit-' bloeit boven alle stoffelijkheid, waaraan elk- een zich laaft op zijn wijze; maar al te vaak wordt vergeten, dat die bloem moet worden verzorgd en gevoed om haar doorbloei moge lijk te maken, tegemoet te komen, en dat zi van de noodige levenssappen mqpt worden voorzien. Men inoei nader tot haar wenschen te komeo, willen helpen haar te verzorgen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 7