Alkmaarsche Gourani
FEU1LLET0N.
De dochter van Alva.
Reorganisatie Handelsscholen
No 98 1926
Konderd Acht en Twintigs'e Jaargang.
Dinsdag 27 Apr
Stadsnieuws.
BIJZQ'NDER VOOR B ERE IDE NO
LAGER ONDERWIJS.
Id biMage No. 59 schrijven B. en W.:
Het Besiuur der Vereeniging voor Alge-
jne enVoorbereidend Lager Onderwijs alhier
verzoekt ons bij schrijven van 17 April j.l.,
overeenkomstig de Verordening, regelende tie
voorwaarden, waarop aan bijzondere fcewaar-
echolen te Alkmaar subsidie uit de gemeente
kas kan worddn verleend, ten behoeve der
exploitable eener bijzondere school voor voor-
bereidend lager onderwijs in huur te mogen
ontvangen het aan de gemeente in eigendoui
toebehoorende schoolgebouw aan <te Doelen
straat, Wdjk B, Nr. 15, en iun het genot te
worden gesteld van een subsddie uit de ge-
ineentekas.
Omtrent d"'t verzoek zal Uwe Vergadering
eene beslissing hebben te nemen.
Het Bestuur der tbans in liquidatie zijndfe
Vereendging tot oprichting en instaindhou-
ding eener Algemeene Beiwaar school te Alk
maar had tot nu toe het betreffendte schoolge
bouw in huur tegen een jaarlijkschen huur
prijs van f 2275. Wij hebben geen bezwaar
het gebouw tegen denraelfdien huurprijs te
verhuren aan de nieuw opgericht vereeniging
lEvenmin hebben wij bezwaar om het ge-
vraagde subsidie te verlcenen, zoodra blijkt,
dat het Bestuur aan alle daarvoor beste! de
voorwaarden zal hebben voldaan.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in
overweging te nenren het volgence besluit:
De Raad der gemeente Alkmaar;
Gelezen een schrijven dd. 17 April j.l. van
het Bestuur der Vereeniging voor Algemeen
Voorbcreidend Lager Onderwijs alhier, hou-
dende het verzoek overeenkomstig de Veror-
dieniing. regelende de voorwaarden, waarop
aan bijzondere bewaarscholen te Alkmaar
subsidie uit de gemeentekas kan worden ver
leend, ten behoeve der exploitatie van eene
bijzondere school voor voorbcreidend lager
onderwijs in huur te mogen ontvangen het
aaim de gemeente in eigendom toebehoorende
echoolgebouw, gelegen aan dte Doelenstraat,
Wijik B, Nr. 15, en in het genot te worden
gesteld van een subsidie uit de gemeentekas
Gezien het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, opgenomen in bijilage Nr. 59
tot het verslag van's Raads hamdelingen,
Besluit
onder voorbehoud, dat aan alle voorschril-
ten der thans geidcnde of nader vast te stel-
len desbetreffende verordening zal worden
voldaan
I. aan de Vereeniging voor Algemeen Voor-
bereidend Lager Onderwijs alhier, of,
zoolang de bedos'.de Vereeniging nog
geen rechtspersoonlijkheid zal hebben
verkregen, aan die heeren J. Clieck en F.
Evers, alhier, respectieveldjik Voorzitter en
Secretaris dier Vereeniging, met ingang
van 1 Mei 1926 tot wedexopzeggens te
verhuren het perceel Doelenstraat, Wijtk
B, Nr. 15, tegen een huurprijs van 2275
per jaar, te voldoen in vier gelijke termij-
rien, vervallende op 31 Juli, 31 Octiber,
31 Januari en 30 April van ieder jaar,
onder voorwaarde, dat het perceel uitslui-
tend mag worden bestemd! voor het geven
van voorbereidend lager ondterwijs en
voor woning van het hoofd dier school en
verder op dte door Burgemeester en Wet
houders vast te stellen voorwaarden
H. aan de ondter I genoemde Vereeniging
het in dte desbetreffende verordening ver-
meld subsidie uit de gemeentekas te reke-
nen met ingang van 1 Mei 1962 te ver-
leenen.
VERBREEDING VAN HET SCHARLOO.
In bijlage No. 57 schrijven B. en W.:
De gemeente heeft zich enkele jar en gele
den door aankoop en ruiling de beschikking
verzekerd over alle aan de Zuidzijde van het
Scharloo gebouwde perceeltea en van een
perceel aan den Westerweg, met de bedoeling
ora door stooping daarvan verbreeding van
de straat mogelijk te maken. Dit voomemen
is tot nu toe onuitgevoerd gebleven. Waar
evenwel de wenschelijkheid, om het Sch'adoo
en het Groenelaantje in het belang van het
verkeer te verbreeden, zich in steeds toene-
mende mate doet gevoelen, hebben wij op de
begrooting voor 1926 (zie de toelichting op
post 543) een bedrag geraamd voor de uit-
voering van de plannen, die wij voor U tier
inzage zullen leggen.
Daarbij is uitgegaan van de veronderstel-
ting dat het geheeie terrein tusschen de
beide genoemde straten, voor zoover het aan
de gemeente behoort, ontruimd en, na aftrek
van hetgeen voor de verbreeding noodig is, in
Een verhaal uit den Tachtigjarigen
Oorlog.
Door Archibald Clavering Gunter.
Vertaald door Mr. G. Keller.
17)
„Ja, dat weet ik en daarom help ik je",
bromt de schilder. „Koningin Elizabeth is de
eenige hoop van de Nederlanders. Wij zijn in
de pan gehakt bij Jemmingen, de Prins van
Oranje is op dit oogenblik een balling en
vluchteling in Duitschland, Frankrijk heeft
de handen vol met zijn eigen zaken, Coligny
en Conde staan op voet van gewapende vij-
andschap met de Ligue, zoodat daar geen
hulp van te verwachten is Engeland is
onze eenige hoop. Daarom heb ik je welkom
geheeten als den eersten Engelschman die
den Vlamingen te hulp is gekomen. En je
zult niet de laatste zijn, daar ben ik van
overtuigd. Maar", gaat de schilder voort,
terwijl de liefde voor het vaderland hem hoo-
ger kleur doet krijgen, „ook wij moeten ons
niet onbetuigd laten. Daarom heb ik mezelf
gedwongen om een leven te leiden, dat voort-
durend op de verschiikkelijkste wijze be-
dreigd wordt: als verrader in de eigen om-
geving, aan de schrijitafel zelf van den
Spaanschen onderkoning, zoodat ik Lodewijk
van Nassau en Willen, van Oranje op de
hoogte kan houden van al zijn plannen. Wat
exptoitatie gebracht al worckn. Wij geven
hieraan de voorkeur boven gedjecltelijke uit-
vcering van hot plan in zoover die gedeelte-
lijkeuitvoering ou moeten bestaan in dte af-
braak enkel van de achterste rij woningen,
de verbctering van het Groenelaantje en den
verkoop van het door een en ander beschik-
baar gekomen terrein. Bij de laatstbedteeldte
opiossing toch zou de verbreeding van het
Scharloo zelf voorloopig worden uitgescha-
keld. Ons bezwaar tegen een dergelijke ge-
dteeltcl'ijke exploitatie is tweeledig. In dte eer-
ste piaats zouden verschilleude woningen,
waaraan in de laatste jaren slechts het aller-
noodzakelijkste onderhoudswerk is verricht,
in beter bewoonbaren staat moeten worden
gebracht, hetgeen niet alleen een aanzieniijke
uitgaaf zou vorderen, maar ook de opiossing
van het vraagstuk der verbreeding van het
Scharloo een step achteruit brengen zou.
Verder meenen wij, dat het afzonderlijk ver-
kavelen en verkoopen van het achterterrein
den verkoop van het voorgestelde, zoo het
eejlang tot opruiming van de daarop staande
gebouwen kwam, ongunstig zou be'invloeden.
Immers, maakt men den grond ineens geheei
vrij, dan schept men de mogelijkheid, breed
opgezette bouwplannen ten uitvoer te bren
gen. Ook- ten behoeve van het aspect der
stad achten wij het van belang, daartoe de
gelegenheid te openen. En dit zal niet het ge-
val kunnen zijn, wanneer het terrein bij ge-
deelten vrij komt. Wij merken hierbij nog op,
dat ons feeds een verzoek heeft bereikt van
de firma J. Hoed alhier om een terrein tus
schen het Scharloo en het Groenelaantje met
een frontbreedte van 11 M. en een diepte van
46 M., voor den prijs van 20 per M=. te
mogen koopen.
Indien Uwe Vergadering zich met dit voor
stel vereenigt, zouden wij haar in overwegjng
willen geven op dit adres, dat wij bij de stuk-
ken zullen voegen, reeds thans gunstig te be-
schikken, teneinde adressant in de gelegen
heid te stellen althans met den bouw van het
achtergedeelte van het te sticbten perceel,
dat hij gaarne op 1 Juli a.s. gereed zou heb
ben, een aanvang te maken.
Ten aanzien van de kosten, welke met de
uitvoering van het werk zijn gemoeid, ver-
wijzen wij naar een voor U ter inzage liggen-
de n-ota Hieruit blijkt, dat met een netto-
bedrag van 33000 alle verbeteringen wor
den verkregen. Wij achten dit offer voor de
uitvoering van de ter sprake zijnde plannen
alleszins gerechtvaardigd.
De uitgaaf, die dadelijk noodig zal zijn om
een en ander te bereiken, bdoopt 22200,
zoodat de raming oder volgnummer 543 der
Memorie van Toelichting op de gemeente-
begTooting voor 1926, ten bedrage van
23200 voldoende zal zijn.
Het ligt voor de hand, dat de verbreeding
van het Scharloo de tegenwoord'ige bewo-
ners van de af te breken huizen in moeilijk-
heden zal kunnen brengen. Met dte leans op
afbraak hebben zij evenwel reed? jaren reke-
ning kunnen houden. Er is dan ook naar ons
voorkomt geen aanleiding in te gaan op het
medte bij de stukken gevoegd adres van
J. Hoed' e. a., houdende het verzoek, om ter
voorkoming van financieele schade voor ver-
schillendte Scharloo-bewoners de uitvoering
van het verbreedingsplan nog eenigen tijd uit
te stellen.
Wei spreekt het vanzelf, dat de gemeente
een ruimen opzegtermijn in acht zal nemen.
Onder overlegging van de adviezen der
Commisseis van Bijstand voor de Publieke
Werken, het Grondbedrijf en die Financien
stellen wij U mitsdien voor, te nemen het
volgendte besluit:
De Raad der gemeente Alkmaar;
Besluit:
a. het Scharloo en het Groenelaantje, over
eenkomstig de bij dit besluit behoorende
plannen te verbreeden;
b. op het verzoek van J. Hoed1 e. a., ingeko-
men 3 Maart 1926, om de verbreeding
van het Scharloo nog eenigen tijd uit te
stellen, afwijzend te beschikken;
c. Burgemeester en Wethouders te machti-
gen alle aan het Scharloo en den Wester
weg gebouwde perceel en, voor zoover zij
gemeente-eigendom zijn en dte sub a. be-
doelde verbreeding zulks noodig maakt,
na huuropzegging, met ingang van een
door hen te bepalen datum te doen ontrui-
men en afbreken
d. met H. J Caarls alhier eene overeenkooist
aan te gaan, waarbij dteze de gemeente
ontheft van hare bij overeenkomst d.d. 2
Februari 1921 aanvaarde verplichting tot
verbouw van het perceel Stationsweg
No. 6 en tot vergoeding van bedrijfsschadte
en verhuiskosten, ondter voorwaarde dat
dte gemeente hem grond en opstallen af-
staat en een bedfag uitkeert voor den her-
bouw van het tegenwoordlige perceel
Scharloo No. 35, op een nader door
Burgemeester en Wethouders in overleg
met den heer Caarls aan te wijzen gedteelte
van het te ontruimen terrein, ter grootfce
van 134 M®. en voor het hebben van een
ontdekking zou beteekenen, behoef ik je niet
te zeggen!"
En met een huiveringwekkend lachje gaat
hij voort: „Wat zou Alva wel doen, de man
die de menschen naar den brandstapel ver-
wijst welke vltesch op Vrijdag hebben dur-
ven eten, die vrouwen laat onthoofden omdat
ze haar mannen hebben verborgen, die zijn
soldaten vrijelijk laat branden, plunderen en
weerlooze burgers laat vermoorden, wat zou
hij wel beginnen, als hij een spion in zijn
eigen omgeving ontdekte? Zouden er op
aarde wel genoeg takkebossen, duimschroe-
ven en ander marteltuig te vinden zijn om
hem naar eisch te straffen?" Flij rilt, maar be
sluit met de woorcien: „Doch ik heb dat alles
voor mijn vaderland over!"
„En ik voor het mijne", laat Guy er op
volgen. „Er is een prijs op mijn hoofd gezet
als zeeroover, maar dat heb ik voor mijn ko-
ningin over. Elizabeth lacht mij vriendelijk
toe aan haar hof, noemt mij haar koenen vrij-
buiter, maar verzekert intusschen aan den
Spaanschen gezant, dat ik hier voor mijn
eigen rekening tegen zijn land optreedt en
verloochent mij openlijk. Maar zij weet heel
goed, dat ik hier haar belangen behartig, dat
ik waak voor haar leven, dat ik er op uit ben
dergelijke samenzweringen als we hier voor
ons hebben te ontdekken. en dat ik daarvoor
mijn leven veil heb! Bovendien heb ik een
hekel aan alle Spanjaarden", gaat hij voort,
terwijl zijn oogen vonken beginnen te schie-
ten
„Wat mezelf betreft", merkt de schilder op.
uifgang naar het Oroenelaanfje eveneens
een stuk grond, nader door Burgemeester
en Wethouders aan te geven, aan den heer
Caarls afsiaat
e. aan de firma Hoed alhier een perceel
bouwterrein, gelegen tusschen het Schar
loo en het Groenelaantje, breedi 11 M. en
diep 46 M., ter grootte alzoo van onge-
veer 506 M!., voor den prijs van 20 per
M2. te verkoopen op dte door Burgemees
ter en Wethouders te stellen voorwaar
den.
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELTNG
OMTRENT DE TOELATTNG VAN
LEERLINGEN UIT BUITENGEMEENTEN
TOT DE OPENBARE LAGE-RE SCHOLEN.
De gemeente Egmondbinnen heeft den
wensch te kennen gegeven een gemeenschap-
pelijke regeling aan te gaan omtrent de toe-
lating van leerlingen uit die gemeente tot dte
openbare lagere schoien alhier. De gemeente
Egmondbinnen heeft de vereischte machtiging
van Gedeputeerde Sta'ten bereids verkregen.
B. en W. stellen voor te nemen het besluit
zooals dat ook voor andere gemeenten vast-
gesteld is
(Vervolg.)
•Deze uiting van den Inspecteur wijst op een
verschil in doelstelling: de Inspecteur kiest
op grond van wat hij ziet als de eischen
waaraan de leerlingen hebben te beantwoor-
den, zeer beslist partij voor het algemeen
oniwikkelende onderwijs, zij het dan, dat dit
onderwijs „allerminst de behoeften van de
maatschappij behoeft te veronachtzamen
Welnu, de Raad van Alkmaar heeft met de
Alkmaarsche handelsopleiding reeds jaren
geleden opzettelijk een andere richting inge-
slagen. De Alkmaarsche handelsscholen heb
ben juist in de eerste piaats met de „behoef-
ten der maatschappij" rekening willen hou
den. Het is de sterke aandrang uit midden-
standskringen, die hier den doorslag gaf
voor de oprichting van een school, waar de in
die kringen gevoelde behoefte aan middelbaar
handelsonderwijs zou kunnen worden bevre-
digd. De oprichting der hoogere handels-
school is de tweede stap die in dezelfde rich-
ting werd gezet. De Inspecteur der hoogere
burgerscholen moge de meening voorstaan,
dat (want dat schijnt uit zijn betoog te vol
gen) de hoogere handelsschool niet door de
belangen van handel, industric, bankwezen
enz. wordt gevorderd, het is dte vraag of de
Inspecteur een open oog heeft gehad voor het
belang van deze stad en van de omgeving,
dat den Raad tot het oprichten der school, het
Rijk, de provincie en de buitengemeenten tot
subsidieering ervan deed besluiten. In dit ver-
band willen wij wijzen op de bij Uwe Verga
dering ingekomen adressen van de Alkmaar
sche Vereeniging van dsn Handeldrijvenden
en Industrieelen Middenstand, en de plaatse-
lijke afdeelingen van den Algemeenen Neder-
landschen Bond van handels- en kantoorbe-
dieden, van den Ned. R. Kath. Bond van han
dels- kantoor- en winkelbedienden „St. Fran-
siscus van Assisie", van den Naionalen Bond
van handels- en kanoorbedienden „Mercu-
rius" en van den Bond van Christeiijke han
dels- en kantoorbedienden, en op het advies
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Holland's Noorderkwartier, die haar uit-
voerig geargumenteerd betoog besluit met de
opmerking, dat zij de opheffing van de be-
staande handelsscholen te Alkmaar als een
ramp voor stad en omgeving zou beschouwen
Maar ook willen wij de aandacht vestigen
op wat een vertegenwoordiger van den groot-
handel te Amsterdam, de heer A. Heldring,
voorzitter der Amsterdamsche Kamer van
Koophandel, over dit punt heeft gezegd op't
congres voor handelsonderwijs d.d. 13 Fe
bruari j.l. (zie biz- 131 van het Maandblad
voor handelsonderwijs en handelswetenschap-
pen). De heer Heldring merkte o.a. op, dat
„bet middelbaar handelsonderwijs zich dient
te richten naar verschillende eischen. In de
eerste piaats de eischen van het kleinbedrijf,
dat kan volstaan met iongelieden van onge-
veer 15-jarigen leeftijd; de 3-jarige handels
school. Vervolgens dte eischen van het groo-
tere bedrijf met voornamelijk locaal karakter;
hiervoor kan de 3-jarige handelsschool geen
voldoend geschoolde krachten afleveren en
een 5-jarige cursus is gewenscht. In de derde
piaats de scholing van jongelieden, die be
stemd zijn, in den koopmansstand in het In
ternationale bedrijf hun weg te zoeken. Zijn
zij eenmaal in de praktijk des levens geko
men, dan moeten zij voldoende vorming ach-
ter den rug hebben om zoo spoedig mogelijk
de groote lijnen van hefc bedrijf te kunnen
overzien." De indruk van den heer Heldring
is, dat voor dergelijke bedrijven, die dus niet
op een eenigszins gespecialiseerde vooroplei-
ding behoeven prijs te stellen, in het alge
meen de beste krachten komen van de litte-
rair-economische h. b. s.
Dit betoog bewijst ook, hoe gevaarlijk het
is, te generaliseeren. Wat voor de eene piaats
„heb ik vaak aardige menschen onder hen
aangetroffenmaar er zijn toch ook heel wat
schurken onder den banier van Alva. Maar
het is voor mijn land, dat ik een leven leid,
dat elk oogenblik van den dag gevaar
loopt".
Den schilder aanziende, gevoelt Guy dat
de man waarheid spreekt. Zijn gestalte is
mager, hoewel hij flink gebouwd en slank is;
hij heeft donkere, vriendelijke oogen, fijnbe-
sneden lippen en een boog van schrander-
heid getuigend voorhoofd. Chester gevoelt
bij zijn aanblik, dat hij een moedig man is.
Maar tevens begrijpt hij, dat een man, die
door zulk een ontzettend lot wordt bedreigd,
voortdurend in een hoogst zenuwachtigen
toestand moet verkeeren. Hij gaat echter door
over het door hem aangeroerde onderwerp:
„Ik haat elken Spanjaard, edelman of geen
edelman, boer of stadsmensch, omdat ik teen
breeder heb in de gevangenis der Inquisitie
op Hispaniola".
„Arme kerel" bromt de schilder, terwijl hij
even trilt. „In Hispaniola! Dat is ver weg."
„Niet voor een Engelschen zeeman. Zeven
jaar geleden voeren wij, mijn broeder Richard
en ik, met kapitein Ned Lovell naar Spaansch
Amerika en dreven daar handel met de Span
jaarden van Hispaniola. Daar wij goede ka-
tholieken waren. 'eidde we een aangenaam
leven in de stad Haitien en deden er goede
zaken. Ik leerde, toen we meenden genoeg
verdiend te hebben, naar Engeland terug, ter
wijl Richard nog eenigen tijd zou blijven om
bij. Van mijn broeder hoorde ik niets, maar
ol streek noodig is, Is het daarom nog niet
de zaken te hquideeren. Een jaar ging voor-
voor de andere. De beiangstelling, welke al-
lerwegen voor de aanhangige plannen tot
uiting komt, levert toch wei eenige aanwij-
zing op, dat men hier en in de omgeving aan
het voortbestaan der handelsopleiding groote
waarde hecht.
In elk geval loopen hier de inzichten van
den Inspecteur Bolkestein en de Commissit
van toezicht niet parallel al voeren ze tot de
zelfde conclusie: de Inspecteur aCht algemee
ne vorming voor het beoogde doel beter dan
gespecialiseerde, al behoeft die algemeene
vorming aan de h. b. s. „allerminst de behoef
ten van de maatschappij te veronachtza
men"; de Commissie hecht blijkbaar met Uwe
Vergadering waarde aan een handelsoplei
ding als zoodanig en wil dat de h. b. s. A
zich aan die opleiding aanpast, waardoor
dan voor de hoogere handelsschool de be-
staansreden zou vervallen.
Wij vestigen op dit verschil, dat ook weer
meer is dan een verschil in nuanceering, de
aandacht. Het bewijst, dat men met het bren
gen van een ingrijpende wijziging in dc on-
derwijsorganisatie als die de Commissie voor-
staat en die het overbrengen van de opleiding
van een school met bepaald omschreven doei-
stelling naar een inrichting met een alge
meene taak zou tengevolge hebben, buitenge-
woon voorzichtig moet zijn, vooral wanneer
nog zooals in dit geval daarbij komt, dat de
gemeente geen zeggenschap heeft over het
onderwijs aan de inrichting welke de gespe
cialiseerde opleiding moet overnemen.
Wij verwijzen overigens naar het o.i. over-
tuigend betoog van den Inspecteur van het
Handelsonderwijs Mr. J. H. Thiel in zijn ad
vies d.d. 25 Maart j.l., waarin hij de beteeke-
nis van het handelsonderwijs in het licht steli
en het bestaansrecht der 5-jarige handels
school naast de litterair-economische afd. der
h.b.s. aantoont. Dat ook in h. b. s.-kringen
wordt ingezien dat het niet gaat om gelijk-
soortige opleidingen, blijkt uit het adres van
het hcofdbestuur der Algemeene Vereeniging
van leeraren bij het middelbaar onderwijs,
waarin met klem wordt aangedrongen op
handhaving der handelsscholen.
Wij kunnen dan ook de conclusie der Com
missie, dat de vervulling van de taak der
hoogere handelsschool, zooals die hier steeds
is opgevat, kan worden overgelaten aan de
afd. A der Rijks h. b. s. alhier, niet aanvaar-
den. Dit verklaart ook, waarom over de reoi
ganisatie van het handelsonderwijs geen over-
leg is gepleegd met de autoriteiten van het
h. b. s.-onderwijs. Een soortgelijke verklaring.
maar dan in omgekeerde richting, zal wei
zijn te geven voor het feit, dat de Commissie
zich niet in verbmding heeft gesteld met den
Inspecteur van het Handelsonderwijs, tenein
de dies beschouwingen over de denkbeelden
der Commissie te hooren. Uit Let rapport
blijkt althans van dat overleg niets.
Handelsdagschool.
Het ligt in den aard der zaak, dat de
vraag omtrent de organisatie van het onder
wijs der hoogere handelsschool niet kan wor
den losgemaakt van de opiossing die men
voor het onderwijs, zooals .dit aan de driejari-
ge handelsschool wordt gegeven, het meest
gewenscht acht. Wij wezen er reeds op, dat
ons voorstel het verband tusschen de handels
dagschool en de hoogere handelsschool op
andere wijze wil leggen dan tot dusver het ge
val is. Het wil de aansluiting vergemakkelij-
ken en een inrichting maken van de twee
thans formeel gescheiden instellingen. Zou
men er in slagen, de overbodigheid van de 3-
jarige handelsschool aan te toonen, dan zou,
hoewel daaruit natuurlijk niet de overbodig
heid der hoogere handelsschool zou volgen,
toch het vraagstuk een geheei ander aanzien
krijgen.
De Commissie is van oordeel, dat de taak
der handelsdagschool zeer wel kan worden
overgenomen door de u. 1. schoien, vooral
wanneer het leerplan dier schoien meer met
de behoeften van den handel rekening houdt
en met handelsvakken wordt aangevuld.
Wij hebben met eenige bevreemding van
deze conclusie van deze Commissie kennis ge-
nomen. Niet, omdat de Commissie thans voor
het eerst met dit denkbeeld voor den dag zou
zijn gekomen; immers wij hebben in bijlage
Nr. 22 al eenige beschouwingen gewijd aan
wat de Commissie ook reeds in haar advies
van 1925 in dit opzicht naar voren bracht.
Maar uit de thans door de Commissie gehou-
den beschouwingen blijkt, dat zij het u.l.o. in
zoo hooge mate waardeert, dat zij meent, dat
de resultaten van een inrichting van middel
baar onderwijs als de handelsdagschool ook
zijn te bereiken met het u.l.o., zoo dit slechts
in de richting van het handelsonderwijs wordt
georienteerd.
Voor deze opvatting zal de Commissie niet
veel bijval vinden. Het hoofd der openbare
u. 1. school voor jongens en meisjes verklaart
zeer nadrukkelijk in zijn advies: „Uit boven-
staande valt wel mijne meening op te maken:
dat de u. 1. s voor j. en m. in haar tegen-
toen Hawkins terug kwam van zijn derde
expeditie, bracht hij mij het bericht, dat
Richard verliefd was gcraakt op een Spaansch
meisje, dat zijn medeminnaars een aanklacht
tegen hem hadden ingediend wegens ketterij
en dat de InquisitieZijn stem stokt, en
er blinken tranen in zijn oogen, als hij ver-
volgt: „Toen ben ik begonnen de Spanjaar
den te haten en voor koningin Elizabeth mijn
leven veil te hebben. Het heeft mij in het bezit
gebracht van deze miniatuur."
„Kun je me zeggen", vervolgt hij plotse-
ling, terwijl hij het op ivoor geschilderde en
door diamanten omgeven portretje voor den
dag haalt, ,,den naam en de positie van de
dame, wier beeltenis je hier ziet?"
„Hoho!" roept de schilder meesmuilend uit
met een guitigen blik in zijn oogen, „ik had
al lang zoo'n vraag van je verwacht na wat
je me verteld hebt van die juffrouw in de
galei. Heeft zij je dat gegeven? Is zij ook
door Cupido's pijl getroffen?"
„Wat wil je daarmee zeggen?" vraagt de
Engelschman ietwat nijdig, terwijl hij bloost
tot onder zijn nekharen.
„Ik wil alleen zeggen", antwoordt Oliver
lachend, „dat je tot over je ooren verliefd
bent. In je verhaal over je avonturen van den
afgeloopen nacht heb je het telkens over het
goddelijk wezen in de galei, de schoone on-
bekende, het bekoorlijke wezen in de duister-
nis, de zoete, engelachtige stem, en zoo
voort; je heele wijze van spreken wekt het
vermoeden, dat je trots de duisternis ver
liefd bent geworden op de dame die je gered
woordigen vorm de taak der midd. handels
school stellig niet op zich kan nemen. Door
toevoeging van vak p (handelskennis) zou de
handelsschool m.i. niet worden vervangen,
doch een poging gedaan worden om in het
gemis van midd. handelsonderwijs eeniger-
mate te voorzien".
Zoo staat, ook naar onze meening, het ge-
vai. Het u 1. o. kan trachten het middelbare
handelsonderwijs tc vervangen, erin slagen
zal het niet, reeds alleen tengevolge van de
andere vorming der leerkrachten. Maar ook
overigens zijn er niet geringe bezwaren.
Wanneer het u. 1. o. zich op den handel
specialiseert, zal zijn eigenlijke taak, alge
meene vorming te geven, in het gedrang
komen. Er zijn bij het u. 1. o. leerlingen met
zeer uiteenloopende bestemmingen. He. is
het voordeel van het u. 1. o., dat het al die
leerlingen een algemeene ontwikkeling bij-
brengt, die zij zich op een of andere wijze,
maar volstrekt niet alleen in den handel, ten
nutte kunnen maken. De talrijke leerlingen,
die het u. 1. o. diploma A of B willen beha-
len, zullen nimmer aan de handelsvakken in
die mate aandacht kunnen besteden als wen-
schelijk zou zijn voorzoover ze bestemd
mochten zijn voor den handel. Wil men met
de behoeften van den handel eenigermate
rekening houden, dan zal in die richting eerst
dan iets van beteekenis zijn te bereiken, wan
neer een afzonderlijke handelsafdeeilng aan
de u. 1. school wordt gevormd, zooals met
sommige schoien elders het geval is.
Maar ook dan blijven wij de voorkeur ge
ven aan de middelbare handelsopleiding.
Alle adviezen, ook dat van den heer Bolke
stein, zijn eenstemmig in de uitspraak, dat de
handel uitermate gebaat is met deze middel
bare opleiding. Wij zouden het zeer betreu-
ren wanneer met een beroep op een moge-
lijke wijziging in de organisatie van een in
richting voor lager onderwijs het doodvon-
nis zou worden uitgesproken over een inrich
ting voor middelbaar onderwijs. Zonder te-
kort te willen doen aan de waarde van he(
u. 1. o., zouden w;j dit een stap in achter
waartsche inrichting achten.
De Commissie wil naar ons voorkomt, te-
veel bewijzen wanneer zij het u. 1. o. here-
kend acht op 9 alle mogelijke wenschen.
Schuilt er ni°r oveidrijving in een uiting als
deze: .Een lyceum, met als onderbouw een
driejarig u. 1. o. en als bovenbouw de afdee
lingen gymnasium, h. b. s. en handelsschool
of een cleei van deze, zou naar onze meening
zoo het aithans wettelijk mogelijk was,
wat thans het geval nog niet is de beste
onderwijsoplossing zijn. die verkregen zou
kunnen worden". Wij zouden benieuwd zijn
te vernemen hoe een dergelijke stelling in on-
derwijskringen zou worden ontvangen.
De handelsopleiding als geheei genomen.
Het is thans van belang, de organisatie van
het handelsonderwijs in haar geheei te over'
zien. De Commissie wil de beide deelen, tot
dusver vertegenwoordigd in de handelsdag
school en de hoogere handelsschool, geheei
van elkander scheiden. Het u. 1. o. zou de taak
der handelsdagschool hebben over te nemen,
de h. b. s. A die van de hoogere handels
school. Zij ontkent daarmede de wensche
lijkheid der aansluiting tusschen de twee tak-
ken, want het is uitgesloten dat gewaar-
borgd zou kunnen worden de overgang
van leerlingen van het u. 1. o. naar de h b. s.
afd. A.
Ons voorstel daarentegen stelt die wen
schelijkheid van onderlinge aansluiting der
beide takken van het handelsonderwijs als
een noodzakelijkheid voorop, zooals ook de
Raad dit steeds heeft gedaan. Wij achten het
van groote waarde, dat leerlingen die han
delsonderwijs ontvangen, zoo dit door de
ouders gewenscht wordt en het hun moge
lijk is, hun kennis kunnen verrijken en ver-
diepen door de klassen 4 en 5 te volgen en
daarmede een zeer waardevollen leergang
kunnen afsluiten. De hoogere handelsschool
ontleent daaraan haar groote beteekenis. En
deze weg zou worden afgesloten voor de
jongelieden die beginnen met het u. 1. o.
Stelt men het vraagstuk aldus: aan welken
organisatievorm geeft mei de voorkeur: u.l.o.
pl.m. h.b.s. A eenerzijds of 5-jarig middelbaar
hanaelsonderwijs anderzijds, dan is er naar
wij meenen geen twijfel mogeiijk. Het u.l.o.
sluit niet aan bij de h.'b. s. A. Geen van beide
zijn uitsluitend op handelsdoeleinden ge
orienteerd. Vooral het u. 1. o. heeft met nog
allerlei andere verlangens rekening te houden
en berust bovendien in handen van leer
krachten die kunnen volstaan met het bezit
van de akte voor lager onderwijs. De 5-jarige
middelbare handelsschool daarentegen maakt
een geleidelijke opklimming mogelijk en een-
heid in het te geven onderwijs, dat van de
laagste tot de hoogste klasse berust in han
den van daartoe bij uitstek bevoegde leer
krachten. In alle onde- deelen kan worden
rekening gehouden met wat de school als
geheei zich ten doel stelt. Het kan geen ver-
wondering wekken, dat juist uit handels-
kringen ondubbelzinnige verklaringen ko
men dat het deze school is die zij verlan-
hebt uit de handen van de Watergeuzen, dat,
al was zij jouw gevangene, jij in werkelijk-
heid de hare bent geworden Heeft ze je
liefde zoo beantwoord, dat ze je dit gegeven
heeft?"
„Neen", antwoordt Guy, „ik geloof dat ik
op dit portret verliefd ben sinds ik het drie
jaar geleden in mijn bezit kreeg."
Zijn antwoord doet den schilder verbaasd
opkijken, en bij zegt half binnensmonds: „Ik
heb jullie, Engelschen, nooit voor een erg
romantisch slag menschen gehouden, maar
nu bewijs je me, dat de Italianen wat vurig-
heid van hartstocht betreft, het tegen jullie
toch moeten afleggen. Verliefd op een por
tret!"
„Ja, het is onder zeer eigenaardige om-
standigheden in mijn bezit gekomen", ant
woordt de Engelschman op misschien wat
nijdigen toon, nu die van den schilder wat
plagerigs heeft. Het was in het einde van het
jaar 1568. Ik speelde een partij tennis op een
veld te London. Eilzabeth en haar eerste mi
nister, sir William Cecil, thans lord Burleigh,
ontboden me tot zich De schatkist van de
koningin was Ieeg. Vijf Italiaansche sehepen
met een leening.van de bankiers te Genua aan
boord bestemd voor Alva en geladen met
achthonderdduizend zilveren kronen, waren
op hun reis naar Antwerpen
„Ja", viel de ander hem in de rede, „daar
weet ik van het geld waarmede de her-
tog zijn manschappen wilde betalen
Wordt vervolgd.