Alkmaarsche Courant
Schaakrubriek.
w
m m a
MlMIiO
De dochter van Alva.
I
Vrijstelling van den dienstplicht.
Zaterdag 1 Mei.
FECILLETON.
Een meening, die men vele malen hoort:
Adverteert in de Alkmaarsche Courant!
m
i i
.So. 102
1926
Honderd Acht en Twintigste Jaargang.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
brengt het volgende ter kennis van belang-
hebbenden.
De Dienstplichtwet vermeldt zes redenen
van vrijstelling, te weten:
a. broederdienst
b. kostwinnerschap
c. persoonlijke onmisbaarheid
d. het bekleeden van een geestelijk of een
fodsddenstig-menschlievend ambt of oplei-
ing tot zoodanig ambt;
e. verdrag;
f. aanwezigiheid van een bijzonder geval.
In verschillende artikelen der wet is ge-
regeld wat als zulk een reden van vrijstelling
in aanmerking komt. Het voornaamste van
de daaromtrent bestaande bepalingen wordt
hieronder voor elke reden afzonderlijk ver
meld. f
De vrijstelling, verlevend om een der onder
a, b en c genoemde redenen, geldt niet in ge
val van oorlog, oorlogsgevaar of andere bui-
tengewone omstandigheden. Hetzelfde kan
ook van toepassing worden verklaard op de
vrijstelling, verleend om de onder f genoem
de reden.
AANVRAGE VAN VRIJSTELLING.
Wie vrijstelling wenscht aan te vragen,
moet zich daartoe in den regel wenden tot
den burgemeester van de gemeente, voor wel-
ke de belanghebbende voor den dienstplicht
ingeschreven is. Hij moet dan binnen den
tijd, hierna vermeld, ter secretarie van de ge
meente mondeling aanvragen de noodige
bewijsstukken op te maken of zoodanige
stukken inleveren, een en ander zooals hier
na nader is aangegeven.
De burgemeester zorgt, dat de stukken
worden gezonden aan den autoriteit, die over
het verleenen van vrijstelling heeft te bcslis-
sen.
Voor zooveel broederdienst en geestelijken
enz. betreft, moet de vrijstelling worden aan-
gevraagd tusschen 16 en 31 Mei van het
jaar, waarin het inschrijvingsregister is ge-
sloten.
Ontstaat het recht op vrijstelling na 16
Mei, dan moet de aanvraag geschieden bin
nen 14 dagen nadat dit recht is ontstaan.
Voor zooveel kostwinnerschap en per
soonlijke onmisbaarheid betreft, moet de
vrijstelling worden aangevraagd omstreeks
drie maanden v6or het tijdstip, waarop de in
geschrevene zal worden ingelijfd.
Voor aanvrage om vrijstelling wegens
broederdienst zal een speciale zitting worden
gehouden en wel voor hen, wier geslachtsna-
men beginnen met een der letters
OP MA AND AG 17 MEI:
A en B. v.m. tusschen 911 uur.
Ct/mO. U12
H. J. n.m. 2— 4
OP DINSDAG 18 MEI:
K. t/m M. v.m. tusscher, 911 uur.
N. P. 11-12
ii. T. n.m. 2—4.
OP WOENSDAG 19 MEI:
V. t/m Z. v.m. tusschen 912 uur.
Bij het aanvragen van vrijstelling wegens
broederdienst moeten door de zorg van den
belanghebbende tegenwoordig zijn twee ge-
tuigen, die meerderjarige mannelijke perso-
nen moeten zijn, van wie kan worden aange-
nomen, dat zij met het gezin, waartoe de in-
geschrevene behoort, voldoende bekend zijn.
Van elke aanvraag om vrijstelling wordt
terstond een bewijs afgegeven aan den per-
60on, die de aanvraag doet.
BESLISSING OMTRENT VRIJSTEL
LING.
Omtrent vrijstelling wegens broederdienst
wordt beslist door Gedeputeerde Staten. Om
trent vrijstelling wegens een andere reden
wordt beslist door den Minister van Oorlog,
of, als het iemand betreft, die voor de zee-
macht bestemd of bij de zeemacht ingelijfd is,
door den Minister van Marine.
BEROEP.
Tegen elke omtrent vrijstelling gedane uit-
spraak staat beroep open bij de Koningin.
Hieromtrent worden nadere mededeelingen
gedaan bij de bekendmaking van de uitspra-
ken.
BROEDERDIENST.
Bij de Dienstplicht is als beginsel aange-
nomen, dat uit ieder gezin niet meer dan
zoon behoeft te dienen. Het kan echter gebeu-
ren, dat door het verelenen van vrijstellingen,
door afkeuring enz. niet genoeg personen
overblijven om tot gewoon dienstplichtige
bestemd te worden. In dat geval kunnen ook
Een verhaal uit den Tachtigjarigen
Oorlog,
Door Archibald Clavering Gunter.
Vertaald door Mr. O. Keller.
«1)
Daar er meteen op de deur geklopt wordt,
schuift hij het gofdijn op zijde en ziet bij de
opening van de deur zijn leerling Achilles
voor zich staan, een jeugdigen Franschman
met heldere kijkers, die hem op ontevreden
toon mededeelt:
„Ik kan nergens iets krijgen zonder con-
tante betaling. De groote schilder Frans Flo-
ris is zooveel geld schuldig, dat geen andere
kunstenaar ook maar iets op crediet kan krij
gen."
„Nu goed, zet je mand dan maar in den
hoek. Ik zal wel wat geld bij elkaar zien te
scharrelen", zegt Oliver in gedachten ver-
diept. Maar dan krijgt hij een plotselinge in-
geving en roept:
Achilles, waar is de kleine Marvedie?
Laat hem eens hierboven komen, dan gaan we
wat duiven halen en maken we duivenpastei
voor hem klaar." Hij zegt dat op luchtigen
toon, maar het kost hem toch blijkbaar in-
spanning.
„Prachtig! Marvedie is dol op duivenpastei
evenals ik," roept de leerling en hij holt de
trap af.
„Ik moet hem ondervragen," zegt de schil-
de voorloopig vrijgestelden, voor zoover i
noodig, tot gewoon dienstplichtige worden
bestemd. Voorloopig "rijgesteld worden in
het algemeen diegenen, die behooren tot een
getal broeders, waarvan de helft, of bij een
oneven getal, de kleinste helft nog niet ge-
diend heeft, noch tot gewoon dienstplichtige
bestemd is.
Vrijstelling wegens broederdienst wordt
verleend aan den ingeschrevene, wiens bree
der gediend heeft bij de landmacht, bij de
zeemacht of bij de overzeeschc weermacht.
Onder broeder wordt verstaan de wettige
breeder of wettige halfbroeder.
Als broederdienst komt slechts in aanmer
king de dienst van den broeder, die:
a. gedurende ten minste vijf en een halve
maand de maand op 30 dagen gere-
kend in werkelijken dienst is geweest
of, indien hij als dienstplichtige een eerste
oefening van korteren duur te vervullen
had, deze oefening heeft volbracht;
b. militair pensioen geniet of heeft genoten;
c. gedurende zijn werkelijken dienst is over-
leden.
Met den dienst, door een broeder vervuld,
wordt gelijkgesteld de dienst vervuld door
een ingevolge de wet voor den broeder ge-
stelden plaatsvervanger bij de militie.
Indien twee of meer broeders voor een-
zelfde lichting tot gewoon dienstplichtige be
stemd zijn, wordt, ;enzij onderling anders
overeengekomen, de oudste hunner en bij ge-
lijken ouderdom, hij, die het eerst in het al-
phabetisch register werd vermeld, beschouwd
als degene, wiens dienst zoo deze voldoet
aan hetgeen in het tweede lid is bepaald
recht op vrijstelling voor de anderen oplevert.
Te alien overvloede wordt nog opge-
merkt, dat.hij, die nog geen recht op vrij
stelling wegens broederdienst heeft, doordat
de dienstplichtige of vrijwillig dienende
'broeder nog niet, of nog niet lang genoeg
in werkelijken dienst is geweest, alsnog vrij
stelling kan aanvragen binnen 14 dagen na
dat de voor broederdienst vereischte werke-
lijke dienst is volbrachV Hij, voor wien na
den gewonen tijd recht op vrijstelling ont
staat, doordat een broeder miiltair pensioen
verkrijgt of gedurende zijn werkelijken dienst
komt te overlijden, kan eveneens vrijstelling
aanvragen binnen 14 dagen nadat dit geval
zich voordoet (een en ander geldt alleen
voor hen. die voor de lichting zijn ingeschre
ven). Indien de ingeschrevene als gewoon
dienstplichtige zou moeten worden inge
lijfd, voordat de dienst van den broeder vol
doende is vocr vrijstelling, of voordat de ver
eischte otukken kunnen worden overgelegd,
zal in den regel aan den ingeschrevene, als
deze het te'zijner tijd vraagt, uitstel van de
eerste oefening worden verleend in afwach-
ting van de aan te vragen vrijstelling.
KOSTWINNERS.
Vrijstelling wegens kostwinnerschap wordt
verleend aan hem, door wiens verblijf in
werkelijken dienst voor eerste oefening vol
doende middelen tot levensonderhoud aan
andere personen ontbreken of zouden komen
te ontbreken. Onder deze personen worden
uitsluitend begrepen:
a. de echtgenoote van den ingeschrevene;
b. zijn bloed- en aanverwanten in de rechte
linie;
c. zijn andere bloed- en aanverwanten in
v den tweeden graad;
d. zijn pleegouders;
e. degenen, in wier onderhoud de ingeschre
vene ingevolge rechterlijk vonnis moet
voorzien.
Geldt het iemand, die reeds is ingelijfd,
dan wordt de vrijstelling niet verleend, zoo
de belangen van den dienst het wenschelijk
maken haar niet te verleenen.
Het verdient bijzondere aandacht, dat ver-
goeding wegens kostwinnerschap voor het
verblijf onder de wapenen slechts bij uitzon-
dering wordt toegekend, namelijk al't en in
het geval, dat de behoefte daaraan eerst tij-
dens d-n duur der eerste oefening ontstaat of
wanneer de belangen van den dienst in an
der opzicht met toelaten den ir.gHijfden kost-
winner vrij te stellen.
N.B. Vrijstelling wegens kostwinnerschap
wordt aanvankelijk een of meermalen voor
een bepaalden duur verleend. Is de vrijstel
ling reeds voor een gezamenlijken duur van
ten minste vier jaar verleend en blijkt de
grond voor de vrijstelling bij een daarna te
nemmen beslissing nog aanwezig, dan wordt
de vrijstelling voorgoed verleend. Zoolang
de vrijstelling nog niet voor goed verleend
is, kan zij worden ingetrokken, als blijkt, dat
de grond voor de vrijstelling niet meer be-
PERSOONLIJKE ONMISBAARHEID.
Vrijstelling wegens persoonlijke onmis
baarheid wordt verleend aan hem, wiens aan-
wezigheid noodzakelijk is.voor de instand-
houding der middelen van bestaan van per
sonen, als hiervoor met betrekking tot kost-
winners onder de letters ae zijn vermeld.
len? Weet je ook hoe hij heet, lieve Marve-
der. „Als waar is, wat ik vermoed, dan valt
het zwaard, dat aan een draadje boven mijn
hoofd hing."
Een oogenblik later worden een paar la-
chende kinderstemmen op de trap gehoord en
stormen Achilles en zijn broertje de kamer
binnen, juichend over het vooruitzicht op dui
venpastei onthaald te worden.
„Zeker, zeker, je krijgt duivenpastei," roept
de schilder. „Maar waar zijn mijn duiven ge-
bleven? Heb jij ze weggehaald, Achilles?"
„Ik niet!"
„Vlogen er toch wel in de buurt van de
til Neen, ik bedoel niet die in het hok waren,
maar die er omheen vlogen," vervolgt de
schilder met schorre stem, terwijl zijn oogen
angstig den knaap aankijken.
„0 ja, er waren er heel wat in de laatste
paar dagen," antwoordt de jongen. Maar als
hij de uitdrukking op het gelaat van zijn
meester ziet, roept hij bevreesd uit: „Maar ik
heb ze niet weg gehaald, dat zweer ik bij den
hemel, meneer Oliver, ik heb er geen enkele
uit de til gehaald. Bij mijn woord van waar-
achtig meneer; stuur me niet weg!"
„Neen, hij heeft er geeneen weggenomen,"
roept de kleine Marvedie, „een groote, lange
man met leelijke zwarte oogen heeft dat ge
daan."
„Wanneer?"
„Gisteren?"
„Heb je hem gezien? Hoe weet je het?"
„Ik herinner het me, omdat hij lachte en
erg blij scheen te zijn en hij gaf me twee dui-
ten om een zak voor hem te halen om ze er
Wat hierboven onder N.B. staat, geldt ook
voor deze reuen van vrijstelling.
GEESTELIJKEN ENZ.
Vrijstelling wordt verleend:
a. aan den geestelijke, den bedienaar van
den godsdienst, den zendeling-leeraar,
den broeder-diaken van een godsdienstige
vereeniging en den roomsch-katholieken
ordebroeder
b. aan den student in de godgeleerdheid en
den zendeling-kweekeling, die tot geeste
lijke, tot bedienaar van den godsdienst of
totzendeling-leeraar wordt opgeleid, en
aan den proefbroeder, die tot broeder
diakoon van een godsdienstige vereeni
ging wordt opgeleid.
Wie geacht wordt een dezer hoedanig-
heden te bezitten, is omschreven in een twee-
tal tabellen, die belanghebbenden ter Secre
tarie dezer Gemeente kunnen raadplegen. De
vrijstelling kan ook worden verelend, indien
de ingeschrevene verkeert in een geval, dat
met een der in de tabellen omschreven geval-
len kan worden gelijkgesteld.
Tot het aanvragen van de hier bedoelde
vrijstelling moet bij den Burgemeester wor
den ingeleverd een verklaring, waaruit blijkt,
dat de ingeschrevene verkeert in een der ge-
vallen, in de tabellen omschreven, of in een
daarmee overeenkomend geval.
De hierbedoelde vrijstellign wordt aanvan
kelijk een of meermalen voor een bepaalden
duur verleend. Is de vrijstelling reeds voor
een gezamenlijken duur van ten minste vier
jaren verleend en blijkt de grond voor de vrij
stelling bij een daarna te nemen beslissing
nog aanwezig, dan wordt de vrijstelling
voorgoed verleend. De vrijstelling houdt
op te gelden, zoodra de vrijgesklde ophoudt
te verkeeren in het geval, waarop de vrijstel
ling gegrond was.
VERDRAG.
Vrijstelling wegens verdrag wordt ver
leend aan hem, die blijkt ingevolge een ver
drag met een vreemder, Staat niet tot krijgs-
dienst verplicht te zijn.
BIJZONDERE GEVALLEN.
Wat als een bijzonder geval wordt aange-
merkt, staat ter beoordeeling van den Minis
ter.
Alkmaar, 1 Mei 1926.
De Burgemeester,
WENDELAAR.
In dte Wiener Schachzeitung komt de vol
gende partij voor; de redacteur noemt haar
„Eine brillaincy Partie".
Wel is ze dit waard. De zwartspeler Gilg
bereikt in't middenspel 'n overwegende stel-
ling en schijnbaar staat wit verloren. Maar
nu vindt Wit (Reti) een voortzetting, die hem
winst aanbrengt. Men lette eens op't wifte-
sipel ma den 26en zet.
Indische verdediging.
1. d4 Pf6. Dit typeert de partij
2. c4 e6 Dit is beter dan g6 en Lg7
wat zwart onnoodig een ver-
zwakking geeft aan den ko-
ningsvleugel.
3. Pc3 Lb4 Een nieuwe speelwijze.
4. e3 Hier besluit wit zijn L. in te
sluiten en moet hem dus op an
dere wijze ontwikkelen. Sommi-
gen vinden dit minder goed.
En ontegenzeggelijk gaat't ten
koste van een of meer tempi.
Reti, die deze partij voor de W.
S. analyseerde toe, dat deze ver-
dedigiinig wit handen vol werk
geeft, ja zelfs nog niet te weer-
leggen is
4b6.
5. Ld2 Lb7
6. Pf3 c5.
7. dc5 Lc5
8. Ld3 0-4)
9. 0-0 d5
10. De2 dc4
11. Lc4 Pc6. Zwart staat met zijn ge-
fianchetteerden L. op b7 beter
dan wit, diaar immers Ld2 min-
tter goe dgeposteerd is.
12. a3 De7
13. b4 Ld6
14. Pb5 Ld8 Zw. wil zijn L. niet laten
latien afruilen.
15. Lc3 a6
16. Pd4 Pd4
17. Ld4 Wit wil b5 uitlokken om zoo-
doende't veld c5 te veroveren,
maar zwart heeft een afdoende
resource.
e5! Speelt wit nu 18. Lb6?
dan volgt 18e4! en 19.
Dd6 met matdreigtog en dus
winst van Lb6.
Lb2 Wit begrijpt en zijn poging om
veld c5 te verzwakken is mis-
lu'kt.
18. b5
17.
18.
in te doen."
„Kan je nog wat meer over hem mede dee-
die," stamelt Oliver, terwijl hij alle moeite
doet om een vriendelijk gezicht te zetten.
„Neen, maar het was een leelijke man met
een paar oogen die deden denken aan de
schelvisch die je op de markt ziet liggen."
„En hoeveel duiven heeft die leelijke man
weggehaald? Heb je ze wel geteld, kleine
Marvedie?" vraagt de arme schilder, terwijl
hij een snik tracht te smoren.
„0 ja, er waren er zes met puntjes op hun
snavels en met oogen waarmee ze naar vo-
ren en naar achter kunnen kijken. Ze waren
precies als de duiven, waaraan u den nek om-
draait, als u me op duivenpastei gaat tractee-
ren," zegt de kleine jongen.
„En waar was je broer?" vraagt de schil
der met haast onhoorbare stem.
„Ik? Ik was uit om te probeeren om een van
uw schilderijen te verkoopen," zegt Achilles.
„Ik meen ten minste van wel. Ik heb dat tel-
kens geprobeerd, zoolang n afwezlg was,
maar ze zijn nog allemaal hier. De Tiende
Penning maakt alle menschen arm en nie-
mand houdt geld over, in ieder geval niet
om schilderijen te koopen."
„Nu goed," zegt Antonius, „hier heb je
een gulden. Koop daar maar duiven voor,"
zegt hij met een gedwongen lachje. „We zul-
len duivenpastei eten."
De jongens hoi len weg. Het gelaat van
den schilder is krijtwit, en hij stamelt: „het
is dan zoover, een andter is achter mijn ge-
heim gekomen."
„Welk geheim?" vraagt Gay, die het al
„Ik behoef niet te advertee- jg§
J ren, als ik er voor zorg, dat j|
ws m'n etalages steeds aantrek-
|J kelijk en verzorgd blijven" |j|
Zij, die dit zeggen, hebben H
ongelijk, het publiek moet tot H
B de etalage komen, de annonce m
H echter komt tot het publiek.
H Om een grooten kring van jjj
11 menschen in Noord-Holland jjj
te bereiken is er e6n manien W
19. Lb3 e4. Hiermede verzwakt zwart
den witten koningsvleugel om
dat 't paard van de verdediging
wordt verjaagd, maar de keer-
zijdte der medaille is, dat wit
veld d4 tot zijn beschikking
krijgt en daarvan dan ook een
dankbaar gebruik maakt
20. Pd4 Dd6.
21. g3 Dd7 om naar h3 te gaan.
22. Tfdl Dh3
23. Dfl Dh5
24. De2
24Dh3
25. Dfl Dh5. Herhaliing van zetten!
Zeke rtijdnood. Wit had veel
tijd noodig voor zijn vernuftig
vervolg.
26. Tacl!! Daar komt het! Zw. dreigde
met Pg4 Pe5 Pf3. Wit moet
moet hier wat op vinden. Zijn
mooi geposteerde Loopers en
Paard wil hij daarvoor liefst
niet gebruiken.
26Pg4
27. Dg2 Pe5
28. Tc5 pent het paard.
28Ld6 Lijkt dwingend.
29. g4Dg4 Dh6 of h4 znij miiet goed
wegens 30. Pf5. Maar ook de
tekstzet is minder gewenscht.
Na 29Dh6 volgt 30.
Te5! Le5 31. Pf5. Hier kon
zwart op drie manieren vervol-
gen n.l.
A. 31Df6 32. Td6 Dd6
(Zwart moet nu zijn dame offe-
ren voor twee torens wat in dit
geval niet goed is daar wit toch
de® aanva! houdt. Heelemaal
fout zijn 32Lb2 33. Tf6
Lf6 34. g5 Lb2 35 g6 hg6 36.
Pe7t Kh7 37. Dh3 mat.)
33. Pd6 Ld6
34. g5 Kh8 (Er dreigt g6.
Speelt zwart Tae8 om den L.
aan te vallen, dan verhindert
wit dit door Ld4).
35. Dh3 dreigend Dd7
Tad8
Dh6 f6 i
en wint.
Tae8
Te5
Dg5
wint.
Lf6
Td6 JaeS (of Kh8)
Pg7 met voordeel voor
wit.
30. Dg4. Pg4
31. Tg5!! Pe5
32. 14! Na ef3 komt nu 33. Pf5. Speelt
wit dadelijk 32. Pf5 dan wint
zwart met 33Pf3
32. ,t Pd3 Wellicht waren 32
Pg6 wat beter, doch wit zou
toch winnen mete 33. Pf5 Lc7
24. Td7.
33. Td3 h6 Na 33ed3 komt 34.
Pf5 met onmiddellijk winst.
34. Tg3 Dit is't beste.
Na 34ed3 volgt 35.
Pf5 g5 36. Th3 en ^gevolgd
door Th6 enz.
Zwart geeft op.
Oplossing eindspel 99. (Wit: Kolelr).
Ih'6
2. Pd5 De4. We vroegen: „Wat nu
verder?"
Zie hier:
3. Tf8f. Kh7. Na 3Tf8 verliest
zwart zijn dame.
4. Pf6t. fg6 en
5. Df7 mat of
B.
35.
36.
37.
31
32.
33.
34.
31.
32.
33.
gf6
Le5
Td6
h4
half geraden heeft.
„De brieven, die Lodewijk van Nassau me
toezond door middel van postduiven; ik ben
al lang met hem voor de Nederlandsche zaak
in briefwisseling. Natuurlijk zijn ze in cijfer-
schrift opgesteld, zoodat ze niet onmiddellijk
kunnen gelezen worden; maar het gevaar,
dat me reeds lang boven het hoofd hangt is
nu niet meer af te wenden. Ik ben niet meer
dan een lijk, neen, erger dan dat, een gemar-
telde! O, mijn God! wat wacht mij? De
brandstapel of het rad?" En de oogen van
den armen kerel zijn met bloed beloopen, ter
wijl zijn lippen loodkleur hebben gekregen.
„Als we konden ontdekken, wie de man is,
die je geheim heeft weten machtig te worden,"
zegt de Engelschman, dadelijk tot handelen
bereid, daar hij zeer goed inziet, dat het ge
vaar, dat Oliver bedreigt, ook hem geldt.
„Ja, maar hoe? Als Alva in de stad komt,
zal de man hem natuurllijk zijn ontdekking
mededeelen; 't is werkelijk wel de moeite
waard om den hertog te waarschuwen, dat er
een verrader schuilt onder zijn eigen perso-
neel! Ik ben al den heelen morgen niet ge-
rust geweest. Toen ik vanmorgen hier kwam,
verwachtte ik de duiven met de brieven van
Lodewijk van Nassau in de til te vinden.
Maar nu weet ik, waarom ik vergeefs wacht-
te. Zes! Zes brieven, waarvan elke brief al
voldoende is om me naar den brandstapel te
verwijzen!" jammert de schilder, zijn handen
wringend tot de nagels van zijn vingers
blauw zien.
„Zes! Zes duiven!" herhaalt Guy dan
roept hij eensklaps uit: Ken je een man met i
1h6,
2. Pd5 De4
3. Tf8f Kh7
4. Pf6 Kg6.
5. Df7 Kg5 of f5.
6. Pc4 en wint.
Goede opl. ontvangem van D. de Boer.
Van eindspel 97 geeft de heer D. de Boer
alsnog de volgende oplossing:
1Dg4 2. hg4 Ph3 met dezelfde
dreiging als in de auteursopl., na 3. gh3
volgt 3Th2f 4. Kgl Pe2f 5. Kfl Tf2
mat.
Einsdpel no. 101.
H. Rink (Barcelona.)
Zwart (6)
■$PM
be d e f
Wit (4)
Wit aan den zet en wint
Oplossing probleem No. 102 "van C. E.
Lindmark (G. C.)
Wit: Kf7 De7 Tg8 en a4 P d4 en d6 Le6 pi
b3 b5 c6 en f2.
Zwart: Ke5 Dd5 Ph7 pi f3 en f4.
1. Td8 (tempo 2e soort.)
1.
1.
1.
1.
1.
1.
1.
8
7
6
5
4
3
2
1
Dc6:f 2. De6: mat.
Dc4 (d6) 2. Pf3: mat.
De4 2. Pc4 mat.
Db3 2. Lb3 mat.
Dc6: 2. Pc6 mat.
Pg6f 2. Dg6 mat.
Pf6 2. EM6: mat.
Wm Wm.
J mM
mi
sr«
abedefgh
Probleem No. 104
A. G. Stubbs (G. C.)
Zwart (4)
Wit (7)
Wit geeft in 2 zetten mat.
2e prijs Meredith-tourn.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wlj ter op
lossing probleem no. 909 (auteur D. Kleen te
Winkel).
Stand.
Zw. 13 sch. op: 3, 7. 8, 13, 14, 15, 17, 22,
28, 31, 32, 37, 40 en dam op 27.
donkere, waterachtige oogen, zooals de klei
ne jongen uitduidde, en een zwarte snor met
een enkele witte krul er tusschen?"
„Mijn God!" roept de schilder, „zoo iemand
ken ik. Dat isVasco de Guerra, mijn
doodsvijand! Hij is in het bezit van mijn brie
ven! Hoe kom je daar zoo ineens bij?"
„Aan het avondmaal, dat de zes drinke-
broers van Brussel gister genoten, liet Vasco
de Guerra een duivenpastei van zes duiven
aanrukken, welke hij beweerde met zijn kruis-
boog te hebben geschoten. Maar hij sprak ook
van een zevende, bewerende dat hij >'oor het
hoofd van die zevende zoo'n groote belooning
zou ontvangen, dat hij in staat zou zijn een
groot festijn voor zijn makkers aan te rich-
ten."
Hierop verhaalde Guy den verbaasden Oli
ver, wat hij zag en hoorde bij het drinkgelag
van de zes drinkebroers van Brussel in den
herberg, waarin hij zijn intrek had genomen
„Ja, dat is bewijs genoeg, dat hij in het be
zit is van mijn geheim. En die man, die er
vast en zeker gebruik van zal maken, die'
Vasco de Guerra is mijn doodsvijand. Het is
een ellendige schurk, die zoo slecht befaamd
is, dat hij is verwijderd uit het Spaansche le-
gfer. Je kunt je voorstellen, wat dat voor een
bende is, als het aan de soldaten vrijstaat
om te bedelen, te stelen, te moorden, te mar-
telen en te plunderen, zonder dat een hunner
officieren er aan denkt er met een woord te
gen op te komen. Wat moet dat wel voor een
man zijn, die uit zulk een bende weggejaagd
wordt? Het is een dronken fortuinzoeker; hij
dingt naar de hand van Mina Bode Volcker,
die mij lief heeft. Hij heeft haar dienstmeisje,
Wiarda Schwartz, in zijn loondienst.
(Wordt vervolgd).
Stclclt
If