Alkmaarsche Courant Schaakrubriek. w m m a MlMIiO De dochter van Alva. I Vrijstelling van den dienstplicht. Zaterdag 1 Mei. FECILLETON. Een meening, die men vele malen hoort: Adverteert in de Alkmaarsche Courant! m i i .So. 102 1926 Honderd Acht en Twintigste Jaargang. De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt het volgende ter kennis van belang- hebbenden. De Dienstplichtwet vermeldt zes redenen van vrijstelling, te weten: a. broederdienst b. kostwinnerschap c. persoonlijke onmisbaarheid d. het bekleeden van een geestelijk of een fodsddenstig-menschlievend ambt of oplei- ing tot zoodanig ambt; e. verdrag; f. aanwezigiheid van een bijzonder geval. In verschillende artikelen der wet is ge- regeld wat als zulk een reden van vrijstelling in aanmerking komt. Het voornaamste van de daaromtrent bestaande bepalingen wordt hieronder voor elke reden afzonderlijk ver meld. f De vrijstelling, verlevend om een der onder a, b en c genoemde redenen, geldt niet in ge val van oorlog, oorlogsgevaar of andere bui- tengewone omstandigheden. Hetzelfde kan ook van toepassing worden verklaard op de vrijstelling, verleend om de onder f genoem de reden. AANVRAGE VAN VRIJSTELLING. Wie vrijstelling wenscht aan te vragen, moet zich daartoe in den regel wenden tot den burgemeester van de gemeente, voor wel- ke de belanghebbende voor den dienstplicht ingeschreven is. Hij moet dan binnen den tijd, hierna vermeld, ter secretarie van de ge meente mondeling aanvragen de noodige bewijsstukken op te maken of zoodanige stukken inleveren, een en ander zooals hier na nader is aangegeven. De burgemeester zorgt, dat de stukken worden gezonden aan den autoriteit, die over het verleenen van vrijstelling heeft te bcslis- sen. Voor zooveel broederdienst en geestelijken enz. betreft, moet de vrijstelling worden aan- gevraagd tusschen 16 en 31 Mei van het jaar, waarin het inschrijvingsregister is ge- sloten. Ontstaat het recht op vrijstelling na 16 Mei, dan moet de aanvraag geschieden bin nen 14 dagen nadat dit recht is ontstaan. Voor zooveel kostwinnerschap en per soonlijke onmisbaarheid betreft, moet de vrijstelling worden aangevraagd omstreeks drie maanden v6or het tijdstip, waarop de in geschrevene zal worden ingelijfd. Voor aanvrage om vrijstelling wegens broederdienst zal een speciale zitting worden gehouden en wel voor hen, wier geslachtsna- men beginnen met een der letters OP MA AND AG 17 MEI: A en B. v.m. tusschen 911 uur. Ct/mO. U12 H. J. n.m. 2— 4 OP DINSDAG 18 MEI: K. t/m M. v.m. tusscher, 911 uur. N. P. 11-12 ii. T. n.m. 2—4. OP WOENSDAG 19 MEI: V. t/m Z. v.m. tusschen 912 uur. Bij het aanvragen van vrijstelling wegens broederdienst moeten door de zorg van den belanghebbende tegenwoordig zijn twee ge- tuigen, die meerderjarige mannelijke perso- nen moeten zijn, van wie kan worden aange- nomen, dat zij met het gezin, waartoe de in- geschrevene behoort, voldoende bekend zijn. Van elke aanvraag om vrijstelling wordt terstond een bewijs afgegeven aan den per- 60on, die de aanvraag doet. BESLISSING OMTRENT VRIJSTEL LING. Omtrent vrijstelling wegens broederdienst wordt beslist door Gedeputeerde Staten. Om trent vrijstelling wegens een andere reden wordt beslist door den Minister van Oorlog, of, als het iemand betreft, die voor de zee- macht bestemd of bij de zeemacht ingelijfd is, door den Minister van Marine. BEROEP. Tegen elke omtrent vrijstelling gedane uit- spraak staat beroep open bij de Koningin. Hieromtrent worden nadere mededeelingen gedaan bij de bekendmaking van de uitspra- ken. BROEDERDIENST. Bij de Dienstplicht is als beginsel aange- nomen, dat uit ieder gezin niet meer dan zoon behoeft te dienen. Het kan echter gebeu- ren, dat door het verelenen van vrijstellingen, door afkeuring enz. niet genoeg personen overblijven om tot gewoon dienstplichtige bestemd te worden. In dat geval kunnen ook Een verhaal uit den Tachtigjarigen Oorlog, Door Archibald Clavering Gunter. Vertaald door Mr. O. Keller. «1) Daar er meteen op de deur geklopt wordt, schuift hij het gofdijn op zijde en ziet bij de opening van de deur zijn leerling Achilles voor zich staan, een jeugdigen Franschman met heldere kijkers, die hem op ontevreden toon mededeelt: „Ik kan nergens iets krijgen zonder con- tante betaling. De groote schilder Frans Flo- ris is zooveel geld schuldig, dat geen andere kunstenaar ook maar iets op crediet kan krij gen." „Nu goed, zet je mand dan maar in den hoek. Ik zal wel wat geld bij elkaar zien te scharrelen", zegt Oliver in gedachten ver- diept. Maar dan krijgt hij een plotselinge in- geving en roept: Achilles, waar is de kleine Marvedie? Laat hem eens hierboven komen, dan gaan we wat duiven halen en maken we duivenpastei voor hem klaar." Hij zegt dat op luchtigen toon, maar het kost hem toch blijkbaar in- spanning. „Prachtig! Marvedie is dol op duivenpastei evenals ik," roept de leerling en hij holt de trap af. „Ik moet hem ondervragen," zegt de schil- de voorloopig vrijgestelden, voor zoover i noodig, tot gewoon dienstplichtige worden bestemd. Voorloopig "rijgesteld worden in het algemeen diegenen, die behooren tot een getal broeders, waarvan de helft, of bij een oneven getal, de kleinste helft nog niet ge- diend heeft, noch tot gewoon dienstplichtige bestemd is. Vrijstelling wegens broederdienst wordt verleend aan den ingeschrevene, wiens bree der gediend heeft bij de landmacht, bij de zeemacht of bij de overzeeschc weermacht. Onder broeder wordt verstaan de wettige breeder of wettige halfbroeder. Als broederdienst komt slechts in aanmer king de dienst van den broeder, die: a. gedurende ten minste vijf en een halve maand de maand op 30 dagen gere- kend in werkelijken dienst is geweest of, indien hij als dienstplichtige een eerste oefening van korteren duur te vervullen had, deze oefening heeft volbracht; b. militair pensioen geniet of heeft genoten; c. gedurende zijn werkelijken dienst is over- leden. Met den dienst, door een broeder vervuld, wordt gelijkgesteld de dienst vervuld door een ingevolge de wet voor den broeder ge- stelden plaatsvervanger bij de militie. Indien twee of meer broeders voor een- zelfde lichting tot gewoon dienstplichtige be stemd zijn, wordt, ;enzij onderling anders overeengekomen, de oudste hunner en bij ge- lijken ouderdom, hij, die het eerst in het al- phabetisch register werd vermeld, beschouwd als degene, wiens dienst zoo deze voldoet aan hetgeen in het tweede lid is bepaald recht op vrijstelling voor de anderen oplevert. Te alien overvloede wordt nog opge- merkt, dat.hij, die nog geen recht op vrij stelling wegens broederdienst heeft, doordat de dienstplichtige of vrijwillig dienende 'broeder nog niet, of nog niet lang genoeg in werkelijken dienst is geweest, alsnog vrij stelling kan aanvragen binnen 14 dagen na dat de voor broederdienst vereischte werke- lijke dienst is volbrachV Hij, voor wien na den gewonen tijd recht op vrijstelling ont staat, doordat een broeder miiltair pensioen verkrijgt of gedurende zijn werkelijken dienst komt te overlijden, kan eveneens vrijstelling aanvragen binnen 14 dagen nadat dit geval zich voordoet (een en ander geldt alleen voor hen. die voor de lichting zijn ingeschre ven). Indien de ingeschrevene als gewoon dienstplichtige zou moeten worden inge lijfd, voordat de dienst van den broeder vol doende is vocr vrijstelling, of voordat de ver eischte otukken kunnen worden overgelegd, zal in den regel aan den ingeschrevene, als deze het te'zijner tijd vraagt, uitstel van de eerste oefening worden verleend in afwach- ting van de aan te vragen vrijstelling. KOSTWINNERS. Vrijstelling wegens kostwinnerschap wordt verleend aan hem, door wiens verblijf in werkelijken dienst voor eerste oefening vol doende middelen tot levensonderhoud aan andere personen ontbreken of zouden komen te ontbreken. Onder deze personen worden uitsluitend begrepen: a. de echtgenoote van den ingeschrevene; b. zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie; c. zijn andere bloed- en aanverwanten in v den tweeden graad; d. zijn pleegouders; e. degenen, in wier onderhoud de ingeschre vene ingevolge rechterlijk vonnis moet voorzien. Geldt het iemand, die reeds is ingelijfd, dan wordt de vrijstelling niet verleend, zoo de belangen van den dienst het wenschelijk maken haar niet te verleenen. Het verdient bijzondere aandacht, dat ver- goeding wegens kostwinnerschap voor het verblijf onder de wapenen slechts bij uitzon- dering wordt toegekend, namelijk al't en in het geval, dat de behoefte daaraan eerst tij- dens d-n duur der eerste oefening ontstaat of wanneer de belangen van den dienst in an der opzicht met toelaten den ir.gHijfden kost- winner vrij te stellen. N.B. Vrijstelling wegens kostwinnerschap wordt aanvankelijk een of meermalen voor een bepaalden duur verleend. Is de vrijstel ling reeds voor een gezamenlijken duur van ten minste vier jaar verleend en blijkt de grond voor de vrijstelling bij een daarna te nemmen beslissing nog aanwezig, dan wordt de vrijstelling voorgoed verleend. Zoolang de vrijstelling nog niet voor goed verleend is, kan zij worden ingetrokken, als blijkt, dat de grond voor de vrijstelling niet meer be- PERSOONLIJKE ONMISBAARHEID. Vrijstelling wegens persoonlijke onmis baarheid wordt verleend aan hem, wiens aan- wezigheid noodzakelijk is.voor de instand- houding der middelen van bestaan van per sonen, als hiervoor met betrekking tot kost- winners onder de letters ae zijn vermeld. len? Weet je ook hoe hij heet, lieve Marve- der. „Als waar is, wat ik vermoed, dan valt het zwaard, dat aan een draadje boven mijn hoofd hing." Een oogenblik later worden een paar la- chende kinderstemmen op de trap gehoord en stormen Achilles en zijn broertje de kamer binnen, juichend over het vooruitzicht op dui venpastei onthaald te worden. „Zeker, zeker, je krijgt duivenpastei," roept de schilder. „Maar waar zijn mijn duiven ge- bleven? Heb jij ze weggehaald, Achilles?" „Ik niet!" „Vlogen er toch wel in de buurt van de til Neen, ik bedoel niet die in het hok waren, maar die er omheen vlogen," vervolgt de schilder met schorre stem, terwijl zijn oogen angstig den knaap aankijken. „0 ja, er waren er heel wat in de laatste paar dagen," antwoordt de jongen. Maar als hij de uitdrukking op het gelaat van zijn meester ziet, roept hij bevreesd uit: „Maar ik heb ze niet weg gehaald, dat zweer ik bij den hemel, meneer Oliver, ik heb er geen enkele uit de til gehaald. Bij mijn woord van waar- achtig meneer; stuur me niet weg!" „Neen, hij heeft er geeneen weggenomen," roept de kleine Marvedie, „een groote, lange man met leelijke zwarte oogen heeft dat ge daan." „Wanneer?" „Gisteren?" „Heb je hem gezien? Hoe weet je het?" „Ik herinner het me, omdat hij lachte en erg blij scheen te zijn en hij gaf me twee dui- ten om een zak voor hem te halen om ze er Wat hierboven onder N.B. staat, geldt ook voor deze reuen van vrijstelling. GEESTELIJKEN ENZ. Vrijstelling wordt verleend: a. aan den geestelijke, den bedienaar van den godsdienst, den zendeling-leeraar, den broeder-diaken van een godsdienstige vereeniging en den roomsch-katholieken ordebroeder b. aan den student in de godgeleerdheid en den zendeling-kweekeling, die tot geeste lijke, tot bedienaar van den godsdienst of totzendeling-leeraar wordt opgeleid, en aan den proefbroeder, die tot broeder diakoon van een godsdienstige vereeni ging wordt opgeleid. Wie geacht wordt een dezer hoedanig- heden te bezitten, is omschreven in een twee- tal tabellen, die belanghebbenden ter Secre tarie dezer Gemeente kunnen raadplegen. De vrijstelling kan ook worden verelend, indien de ingeschrevene verkeert in een geval, dat met een der in de tabellen omschreven geval- len kan worden gelijkgesteld. Tot het aanvragen van de hier bedoelde vrijstelling moet bij den Burgemeester wor den ingeleverd een verklaring, waaruit blijkt, dat de ingeschrevene verkeert in een der ge- vallen, in de tabellen omschreven, of in een daarmee overeenkomend geval. De hierbedoelde vrijstellign wordt aanvan kelijk een of meermalen voor een bepaalden duur verleend. Is de vrijstelling reeds voor een gezamenlijken duur van ten minste vier jaren verleend en blijkt de grond voor de vrij stelling bij een daarna te nemen beslissing nog aanwezig, dan wordt de vrijstelling voorgoed verleend. De vrijstelling houdt op te gelden, zoodra de vrijgesklde ophoudt te verkeeren in het geval, waarop de vrijstel ling gegrond was. VERDRAG. Vrijstelling wegens verdrag wordt ver leend aan hem, die blijkt ingevolge een ver drag met een vreemder, Staat niet tot krijgs- dienst verplicht te zijn. BIJZONDERE GEVALLEN. Wat als een bijzonder geval wordt aange- merkt, staat ter beoordeeling van den Minis ter. Alkmaar, 1 Mei 1926. De Burgemeester, WENDELAAR. In dte Wiener Schachzeitung komt de vol gende partij voor; de redacteur noemt haar „Eine brillaincy Partie". Wel is ze dit waard. De zwartspeler Gilg bereikt in't middenspel 'n overwegende stel- ling en schijnbaar staat wit verloren. Maar nu vindt Wit (Reti) een voortzetting, die hem winst aanbrengt. Men lette eens op't wifte- sipel ma den 26en zet. Indische verdediging. 1. d4 Pf6. Dit typeert de partij 2. c4 e6 Dit is beter dan g6 en Lg7 wat zwart onnoodig een ver- zwakking geeft aan den ko- ningsvleugel. 3. Pc3 Lb4 Een nieuwe speelwijze. 4. e3 Hier besluit wit zijn L. in te sluiten en moet hem dus op an dere wijze ontwikkelen. Sommi- gen vinden dit minder goed. En ontegenzeggelijk gaat't ten koste van een of meer tempi. Reti, die deze partij voor de W. S. analyseerde toe, dat deze ver- dedigiinig wit handen vol werk geeft, ja zelfs nog niet te weer- leggen is 4b6. 5. Ld2 Lb7 6. Pf3 c5. 7. dc5 Lc5 8. Ld3 0-4) 9. 0-0 d5 10. De2 dc4 11. Lc4 Pc6. Zwart staat met zijn ge- fianchetteerden L. op b7 beter dan wit, diaar immers Ld2 min- tter goe dgeposteerd is. 12. a3 De7 13. b4 Ld6 14. Pb5 Ld8 Zw. wil zijn L. niet laten latien afruilen. 15. Lc3 a6 16. Pd4 Pd4 17. Ld4 Wit wil b5 uitlokken om zoo- doende't veld c5 te veroveren, maar zwart heeft een afdoende resource. e5! Speelt wit nu 18. Lb6? dan volgt 18e4! en 19. Dd6 met matdreigtog en dus winst van Lb6. Lb2 Wit begrijpt en zijn poging om veld c5 te verzwakken is mis- lu'kt. 18. b5 17. 18. in te doen." „Kan je nog wat meer over hem mede dee- die," stamelt Oliver, terwijl hij alle moeite doet om een vriendelijk gezicht te zetten. „Neen, maar het was een leelijke man met een paar oogen die deden denken aan de schelvisch die je op de markt ziet liggen." „En hoeveel duiven heeft die leelijke man weggehaald? Heb je ze wel geteld, kleine Marvedie?" vraagt de arme schilder, terwijl hij een snik tracht te smoren. „0 ja, er waren er zes met puntjes op hun snavels en met oogen waarmee ze naar vo- ren en naar achter kunnen kijken. Ze waren precies als de duiven, waaraan u den nek om- draait, als u me op duivenpastei gaat tractee- ren," zegt de kleine jongen. „En waar was je broer?" vraagt de schil der met haast onhoorbare stem. „Ik? Ik was uit om te probeeren om een van uw schilderijen te verkoopen," zegt Achilles. „Ik meen ten minste van wel. Ik heb dat tel- kens geprobeerd, zoolang n afwezlg was, maar ze zijn nog allemaal hier. De Tiende Penning maakt alle menschen arm en nie- mand houdt geld over, in ieder geval niet om schilderijen te koopen." „Nu goed," zegt Antonius, „hier heb je een gulden. Koop daar maar duiven voor," zegt hij met een gedwongen lachje. „We zul- len duivenpastei eten." De jongens hoi len weg. Het gelaat van den schilder is krijtwit, en hij stamelt: „het is dan zoover, een andter is achter mijn ge- heim gekomen." „Welk geheim?" vraagt Gay, die het al „Ik behoef niet te advertee- jg§ J ren, als ik er voor zorg, dat j| ws m'n etalages steeds aantrek- |J kelijk en verzorgd blijven" |j| Zij, die dit zeggen, hebben H ongelijk, het publiek moet tot H B de etalage komen, de annonce m H echter komt tot het publiek. H Om een grooten kring van jjj 11 menschen in Noord-Holland jjj te bereiken is er e6n manien W 19. Lb3 e4. Hiermede verzwakt zwart den witten koningsvleugel om dat 't paard van de verdediging wordt verjaagd, maar de keer- zijdte der medaille is, dat wit veld d4 tot zijn beschikking krijgt en daarvan dan ook een dankbaar gebruik maakt 20. Pd4 Dd6. 21. g3 Dd7 om naar h3 te gaan. 22. Tfdl Dh3 23. Dfl Dh5 24. De2 24Dh3 25. Dfl Dh5. Herhaliing van zetten! Zeke rtijdnood. Wit had veel tijd noodig voor zijn vernuftig vervolg. 26. Tacl!! Daar komt het! Zw. dreigde met Pg4 Pe5 Pf3. Wit moet moet hier wat op vinden. Zijn mooi geposteerde Loopers en Paard wil hij daarvoor liefst niet gebruiken. 26Pg4 27. Dg2 Pe5 28. Tc5 pent het paard. 28Ld6 Lijkt dwingend. 29. g4Dg4 Dh6 of h4 znij miiet goed wegens 30. Pf5. Maar ook de tekstzet is minder gewenscht. Na 29Dh6 volgt 30. Te5! Le5 31. Pf5. Hier kon zwart op drie manieren vervol- gen n.l. A. 31Df6 32. Td6 Dd6 (Zwart moet nu zijn dame offe- ren voor twee torens wat in dit geval niet goed is daar wit toch de® aanva! houdt. Heelemaal fout zijn 32Lb2 33. Tf6 Lf6 34. g5 Lb2 35 g6 hg6 36. Pe7t Kh7 37. Dh3 mat.) 33. Pd6 Ld6 34. g5 Kh8 (Er dreigt g6. Speelt zwart Tae8 om den L. aan te vallen, dan verhindert wit dit door Ld4). 35. Dh3 dreigend Dd7 Tad8 Dh6 f6 i en wint. Tae8 Te5 Dg5 wint. Lf6 Td6 JaeS (of Kh8) Pg7 met voordeel voor wit. 30. Dg4. Pg4 31. Tg5!! Pe5 32. 14! Na ef3 komt nu 33. Pf5. Speelt wit dadelijk 32. Pf5 dan wint zwart met 33Pf3 32. ,t Pd3 Wellicht waren 32 Pg6 wat beter, doch wit zou toch winnen mete 33. Pf5 Lc7 24. Td7. 33. Td3 h6 Na 33ed3 komt 34. Pf5 met onmiddellijk winst. 34. Tg3 Dit is't beste. Na 34ed3 volgt 35. Pf5 g5 36. Th3 en ^gevolgd door Th6 enz. Zwart geeft op. Oplossing eindspel 99. (Wit: Kolelr). Ih'6 2. Pd5 De4. We vroegen: „Wat nu verder?" Zie hier: 3. Tf8f. Kh7. Na 3Tf8 verliest zwart zijn dame. 4. Pf6t. fg6 en 5. Df7 mat of B. 35. 36. 37. 31 32. 33. 34. 31. 32. 33. gf6 Le5 Td6 h4 half geraden heeft. „De brieven, die Lodewijk van Nassau me toezond door middel van postduiven; ik ben al lang met hem voor de Nederlandsche zaak in briefwisseling. Natuurlijk zijn ze in cijfer- schrift opgesteld, zoodat ze niet onmiddellijk kunnen gelezen worden; maar het gevaar, dat me reeds lang boven het hoofd hangt is nu niet meer af te wenden. Ik ben niet meer dan een lijk, neen, erger dan dat, een gemar- telde! O, mijn God! wat wacht mij? De brandstapel of het rad?" En de oogen van den armen kerel zijn met bloed beloopen, ter wijl zijn lippen loodkleur hebben gekregen. „Als we konden ontdekken, wie de man is, die je geheim heeft weten machtig te worden," zegt de Engelschman, dadelijk tot handelen bereid, daar hij zeer goed inziet, dat het ge vaar, dat Oliver bedreigt, ook hem geldt. „Ja, maar hoe? Als Alva in de stad komt, zal de man hem natuurllijk zijn ontdekking mededeelen; 't is werkelijk wel de moeite waard om den hertog te waarschuwen, dat er een verrader schuilt onder zijn eigen perso- neel! Ik ben al den heelen morgen niet ge- rust geweest. Toen ik vanmorgen hier kwam, verwachtte ik de duiven met de brieven van Lodewijk van Nassau in de til te vinden. Maar nu weet ik, waarom ik vergeefs wacht- te. Zes! Zes brieven, waarvan elke brief al voldoende is om me naar den brandstapel te verwijzen!" jammert de schilder, zijn handen wringend tot de nagels van zijn vingers blauw zien. „Zes! Zes duiven!" herhaalt Guy dan roept hij eensklaps uit: Ken je een man met i 1h6, 2. Pd5 De4 3. Tf8f Kh7 4. Pf6 Kg6. 5. Df7 Kg5 of f5. 6. Pc4 en wint. Goede opl. ontvangem van D. de Boer. Van eindspel 97 geeft de heer D. de Boer alsnog de volgende oplossing: 1Dg4 2. hg4 Ph3 met dezelfde dreiging als in de auteursopl., na 3. gh3 volgt 3Th2f 4. Kgl Pe2f 5. Kfl Tf2 mat. Einsdpel no. 101. H. Rink (Barcelona.) Zwart (6) ■$PM be d e f Wit (4) Wit aan den zet en wint Oplossing probleem No. 102 "van C. E. Lindmark (G. C.) Wit: Kf7 De7 Tg8 en a4 P d4 en d6 Le6 pi b3 b5 c6 en f2. Zwart: Ke5 Dd5 Ph7 pi f3 en f4. 1. Td8 (tempo 2e soort.) 1. 1. 1. 1. 1. 1. 1. 8 7 6 5 4 3 2 1 Dc6:f 2. De6: mat. Dc4 (d6) 2. Pf3: mat. De4 2. Pc4 mat. Db3 2. Lb3 mat. Dc6: 2. Pc6 mat. Pg6f 2. Dg6 mat. Pf6 2. EM6: mat. Wm Wm. J mM mi sr« abedefgh Probleem No. 104 A. G. Stubbs (G. C.) Zwart (4) Wit (7) Wit geeft in 2 zetten mat. 2e prijs Meredith-tourn. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wlj ter op lossing probleem no. 909 (auteur D. Kleen te Winkel). Stand. Zw. 13 sch. op: 3, 7. 8, 13, 14, 15, 17, 22, 28, 31, 32, 37, 40 en dam op 27. donkere, waterachtige oogen, zooals de klei ne jongen uitduidde, en een zwarte snor met een enkele witte krul er tusschen?" „Mijn God!" roept de schilder, „zoo iemand ken ik. Dat isVasco de Guerra, mijn doodsvijand! Hij is in het bezit van mijn brie ven! Hoe kom je daar zoo ineens bij?" „Aan het avondmaal, dat de zes drinke- broers van Brussel gister genoten, liet Vasco de Guerra een duivenpastei van zes duiven aanrukken, welke hij beweerde met zijn kruis- boog te hebben geschoten. Maar hij sprak ook van een zevende, bewerende dat hij >'oor het hoofd van die zevende zoo'n groote belooning zou ontvangen, dat hij in staat zou zijn een groot festijn voor zijn makkers aan te rich- ten." Hierop verhaalde Guy den verbaasden Oli ver, wat hij zag en hoorde bij het drinkgelag van de zes drinkebroers van Brussel in den herberg, waarin hij zijn intrek had genomen „Ja, dat is bewijs genoeg, dat hij in het be zit is van mijn geheim. En die man, die er vast en zeker gebruik van zal maken, die' Vasco de Guerra is mijn doodsvijand. Het is een ellendige schurk, die zoo slecht befaamd is, dat hij is verwijderd uit het Spaansche le- gfer. Je kunt je voorstellen, wat dat voor een bende is, als het aan de soldaten vrijstaat om te bedelen, te stelen, te moorden, te mar- telen en te plunderen, zonder dat een hunner officieren er aan denkt er met een woord te gen op te komen. Wat moet dat wel voor een man zijn, die uit zulk een bende weggejaagd wordt? Het is een dronken fortuinzoeker; hij dingt naar de hand van Mina Bode Volcker, die mij lief heeft. Hij heeft haar dienstmeisje, Wiarda Schwartz, in zijn loondienst. (Wordt vervolgd). Stclclt If

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 5