Alkmaarsche Gaurant
Een woord aan mr. Bosnian
In en om de hoofdstad.
Zaterdag 1 Mei.
No. 102 1926
Honderd Acht en Twlntigsti Jaargang.
Mr. J. P. is zoo vriendelijk geweest in den
Raad een lange reeks van hatelijkheden aan
het adres van de Alkmaarsche Courant van
een papiertje voor te lezen en het zou onzer
zijds niet hoffelijk zijn hem het antwoord
daarop schuldig te blijven.
Allereerst heeft de heer Bosman gesproken
van anonieme „zoogenaamde" ingezonden
stukken, daarmede te kennen gevende
evenals ook zijn confrater mr. Kusters dat
reeds gedaan had dat hij er van overtuigd
is, dat de niet-onderteekende ingezonden stuk
ken van de Redactie zelf afkomstig waren.
Dat is een verdachtmaking van iernand, die
even te voren toen hij meende te bespeuren,
dat sommige raadsleden hem van een stem-
menruil ten opzichte van de tractortram ver-
dachten van insinuaties sprak en zich be-
klaagde, dat sommigen altijd in den mensch
de slechtste eigenschappen meenen te moeten
ontdekken.
Nu zijn wij aan mr. J. P. absoluut geen
verantwoording schuldig, maar wij stellen er
toch prijs op, ter voorkoming van dergelijke
insinuaties, een vrijwillige verklaring af te
leggen.
En wel deze, dat wij op ons eerewoord ver-
zekeren, dat geen enkele van de over de be-
dreiging van ons handelsonderwijs gepubli-
ceerde ingezonden stukken van een der aan
onze krant verbondenen afkomstig is geweest,
en dat ook niemand onzerzijds ooit zelfs maar
ec poging gedaan heeft een dergelijk stuk
voor de krant te verkrijgen.
Ze zijn ons alle door de meest verschillen-
de ingezetenen onzer gemeente vrijwillig toe-
gezonden.
Nog brutaler waagt mr. Bosman het te
insinueeren.
„Bij de Alkmaarsche Courant" zoo be-
toogt hij woordelijk „hebben de rooden
vrij spel. Zij hullen zich in het kleed van po-
litieke Vadertjes, Unie-liberalen, zelfs ontzien
zij zich niet als Vrijheidsbonders te onder-
teekenen".
Tegenover deze laffe verdachtmaking wil-
len wij nadrukkelijk vaststellen, dat zoover
ons bekend niet een enkele anonieme inzender
een sociaal-democraat is geweest en dat zij,
die hun stukken met Vrijheidsbonder of Unie-
liberaal onderteekenden, dit ook werkelijk
zijn.
Vindt de heer mr. J. P. Bosman dit onbe-
grijpelijk?
vindt hij het gemakkelijker als een struis-
vogel de oogen dicht te knijpen en zich dan te
suggereeren dat al zijn achtervolgers verdwe-
nen zijn omdat hij ze niet meer zien kan?
Tracht hij het groeiend verzet uit de bur-
gerij voor onbestaanbaar te verklaren door
de eenvoudige mededeeling, dat de uitingen
van verontwaardiging over zijn optreden en
dat van den heer Thomsen uitsluitend van on
ze redactie zeWe afkomstig zouden zijn?
Wij willen hier nadrukkelijk den heer Go-
vers uitzonderen, van wien niemand, ook niet
in den kring zijner partijgenooten, verwacht
dai hij aan de verslechtering van ons open-
baar onderwijs zal meewerken.
Wij richten ons uitsluitend tot de heeren
Bosman en Thomsen en willen hier de perti-
nente verzekering geven, dat hier ter stede
velen hunner partijgenooten meer dan ver-
ontwaardigd over hun optreden zijn en dat
zij als raadsleden zeker niet meer geacht kun-
nen worden de inzichten van het gros hunner
kiezers te verkondigen.
En ten slotte nog iets over de enormiteiten
dit mr. J. P. Bosman over de journalistiek
heeft verkondigd.
Hij is daarvan nooit een bewonderaar ge
weest en heeft er altijd feen beetje op neerge-
keken als op iets dat eigenlijk iedereen wel
zou kennen.
Mr. Bosman is een heel charmant man,
zeer hoffelijk in zijn optreden, maar zoo nu
en dan maakt hij zich boos en krijgt dan
plotseling een geheel ander en veel natuurlij-
ker voorkomen.
Wij herinneren ons nog goed hoe enkele ja-
ren geleden de beroemde tractor uit de rails
liep en niet meer aan het rijden was te krij
gen.
Wij hadden daarvan natuurlijk een
bericht onder stadsnieuws opgenomen met
het gevolg, dat wij een vriendelijk schrijven
van mr. Bosman ontvingen waarin niet meer
of minder verkondigd werd dan dat redacteu-
ren niets anders deden dan op een hoo,-,e
kruk zitten om met een schaar in de hand
kranten uit te knippen.
Dat was inderdaad een heel eenvoudige
voorstelling van zaken en wij hebben toen
mr Bosman medegedeeld, dat het althans
niet onze taak was voor de ramen te zitten
om hoera te roepen als de tractor voorbij
kwam.
Tevens hebben wij mr. J. P. toen het voor-
stel gedaan eens een enkelen dag van functie
te ruilen.
Wij zouden hejn de hoogste kruk en de
grootste schaar geven en onzerzijds op ons
nemen dien dag een boot te laten varen en
een tractor te laten loopen of niet te laten
loopen als ze derailleerde*
Mr. Bosman is daar niet op ingegaan, wat
heel jammer is, want wij hadden zoo graag
'savonds de door hem gefabriceerde krant
eens willen lezen.
En nu is het weer wat anders.
Nu deugt de courant weer niet.
Niet omdat er nu te vel geknipt maar om
dat er te veel in geschreven is.
Er staan, naast unfaire hoofdartikelen, ook
anonieme stukken in die ailesbehalve prettig
zijn voor den heer Bosman en de groep waar-
Van hij blijk geeft g: rne deel te willen uit-
maken.
Die stukken moet volgens dezen ..deskun-
dige" de hoofdredactie geheel voor hare
rekening nemen.
Stel U een oogenblik voor, dat wij het met
inhoud en strekking van alle* stukken steeds
volkomen eens moesten wezen.
Als de'heer Bosman dit nu leest moet hij
zijn bril eens opzetten en eens kijken wat er
boven de rubriek „ingezonden stukken" staat.
Dan zal hij zien, dat daarboven steeds ver-
meld wordt, dat die rubriek buiten verant-
woordelijkheid van de Redactie staat en dat
de opname der stukken geenszins bewijst, dat
de Redactie er mede instemt.
Ja maar zal de heer Bosman met zijn
bekende scherpzinnigheid zeggen dan is
het niet fair die stukken op te nemen.
Wij kunnen dit slechts voor een zeer klein
deel met hem eens zijn.
In het algemeen achten ook wij het ge-
wenscht, dat ieder openlijk de verantwoor
ding voor eigen artikelen draagt en wij drin-
gen er dan ook zoo veel mogelijk op aan, dat
men de stukken met zijn vollen naam onder-
teekent, wat ook bij de handelsschool-actie
herhaaldelijk het geval geweest is.
Maar er'is een categorie ingezetenen
speciaal middenstanders die bevreesd zijn,
dat een openlijk optreden hun zaken zal
schaden.
En hu wenschen wij die nimmer een op
het algemeen belang betrekking hebbende
opinie willen onderdrukken er niet toe me
de te werken, onze klachtenrubriek, die ter
beschikking van al onze lezers staat, voor
deze menschen te sluiten.
Ook zij die ze niet met vollen naam kunnen
teekenen, hebben recht hun dikwijls waarde-
volle opmerkingen te algemeener kennis te
brengen, al zijn hier dan ook wel eens men
schen onder die niet tot den middenstand be-
hooren maar tot de soort-genooten van mr. J.
P. zelf kunnen worden gerekend.
In elk geval bepalen wij of anonimiteit al
of niet toelaatbaar kan worden geoordeeld.
Wij zijn de eerste om te erkennen, dat ano
nieme aanvallen niet fair zijn.
En wij laten ze dan ook slechts toe wanneer
het optreden van personen in openbare colle
ges of commissies wordt besproken.
Nimmer wanneer particulieren in hun prive
leven aangetast worden.
Men mag het algemeen optreden van raads
leden als zoodanig bespreken, het werk b.v.
van een commissie van toezicht, zelfs tegen-
strijdige houdingen van leden van diverse
commissies of openbare instellingen, maar
nimmer anoniem een bepaald persoon als
particulier aanvallen.
Dan eischen wij zoo er nog van alge
meen belang sprake kan zijn weglating
van namen of voile onderteek^ning.
Wij hebben dat de laatste dagen meerma-
len moeten doen en wij willen in het bijzonder
mr. Bosman wel de verzekering geven, dat er
van hem niet veel goeds meer te zeggen was
gebleven, als wij niet voortdurend schiftend
en afwerend hadden ingegrepen.
Hij mag voor deze handhaving der goede
journalistieke gewoonte dankbaar zijn en het
past hem allerminst ons als zijn belagers
voor te stellen.
Al erkennen wij mr. J. P. Bosman als een
bij uitstek deskundige op het gebied van trac-
tor-exploitatie, wij vreezen toch, dat hij als
hoofdredacteur van een dagblad door een ex-
clusief optreden en een onderdrukken der pu-
blieke opinie de wisselwerking tusschen le
zers en krant zou verstoren, de overtuiging,
dat een krant niet alleen nieuwsblad moet
zijn, maar ook het voertuig der publieke ge-
dachte zou schaden, en wij zullen daarom
ons aanbod niet herhalen hem een dag de
hoogste kruk op ons bureau ter beschikking
te stellen.
Wij mogen onze krant niet bloot stellen
aan het gevaar een dood of partijdig orgaan
te worden, dat evenals de tractor binnen wei-
nige jaren „opgesoupeerd" zou moeten wor
den.
Wij willen hem mededeelen, dat hij ver-
standig zal doen niet langer insinueerend op
den voorgrond te treden.
Vele artikelen en vele persoonlijke bezoeken
van de meest verschillende ingezetenen heb
ben ons de overtuiging gegeven, dat hij een
alles behalve populaire figuur is.
En nu mag hij net als het Victoriebeeld op
een voetstuk gaan staan en met een theatraal
gebaar uitroepen, dat zijn zuiveringseed hem
heilig is, en dat hij dien getrouw zal blijven,
onafhankelijk van de volksgunst, maar dan
is dat per slot van rekening niets anders dan
ee" dwaze vertooning.
Want de zuiveringseed waarop hij zich in
den Raad beroepen heeft, laat hem alleen
maar verklaren, dat hij niets heeft aangeno-
men of beloofd om tot Raadslid te worden
verkozen.
En er is niemand in de heele stad die er
aan denkt hem te verwijten dat hij dit wel
zou gedaan hebben.
Daar gaat het niet om, maar om heel wat
anders.
Het gaat om zijn actie als Vrijheidsbonder
die te zamen met de Katholieken en den Anti-
revolutionnair ons openbaar onderwijs bena-
deelt.
Het gaat er om, dat hij onder het motief
der bezuiniging zijn eigen kiezers ontneemt
wat zij niet willen missen.
„Als wij heeft hij thans in den Raad ge-
zegd „3 neutrale scholen willen reorgani-
seeren in 2 neutrale scholen, omdat naar onze
meening het onderwijs dan beter en goed-
kooper zou zijn, is dan dat neutrale onderwijs
in onze handen niet veilig?"
Neen mijnheer Bosman, dat is het nu juist,
dan achten wij dat onderwijs in uwe handen
niet veilig,
Omdat u dan het aantal onzer openbare
scholen opzettelijk met een vermindert, omdat
u onze stad een onderwijsinrichting ontneemt
waaraan het als centrum-gemeente behoefte
heeft, omdat u den middenstand een kostbaar
bezit ontrooft en omdat u er voor in de plaats
wilt geven wat in breeden kring verslechte
ring van ons onderwijs wordt geoordeeld.
Als dan het motief bezuiniging toch den
doorslag moet geven, aarzelen wij geen
oogenblik te verklaren, dat gij in den Raad
niet langer het gros uwer kiezers vertegen-
.woordigt
CLXXXI.
Een her denting. Gebouwen die
van bestemming veranderen.
Korten tijd, nadat hij in den, in het gezicht
van den Etna, geleverden zeeslag tegen de,
den Staten van Holland vijandelijke vloten,
ernstig was gewond, was de admiraal Michiel
Adriaensz. de Ruyter op den 29 April 1676,
dus nu twee en een halve eeuw geleden, over-
leden. Het is dit feit uit onze vaderlandsche
geschiedenis, hetwelk in deze week is her-
dacht. Het lijk van den gfooten vlootvoogd
werd gebalsemd en enkele maanden later ten
grave gedragen naar de Nieuwe Kerk op
den Dam te Amsterdam en op zijn gebeente
verrees het beroemde praalgraf, dat de ge-
dachte levendig houdt van een van Neder-
land's kloekse en edelste zonen. Het is goed
gezien ons thans De Ruyter's sterfdag in her
innering te brengen, even goed als het juist
gezien was, toen men in 1907 in diezelfde
Nieuwe Kerk herdacht zijn geboorte, drie
eeuwen toen geleden, bij welke gelegenheid
de toenmalige hoofdredacteur van het „Han-
delsblad" en volbloed vaderlander, Charles
Boissevain, zijn schitterende gedenkrede hield.
Het is plicht tevens, dat men te Amsterdam
den sterfdag van de" admiraal herdenkt, om
dat ontegenzeggelijk de hoofdstad liaar groo-
ten handelsnaam ook voor een niet onbelang-
rijk deel aan hem te danken heeft gehad.
In onze dagen, in een tijd waarin, jammer
genoeg, zoovelen smalend en minachtend
spreken over al hetgeen in der eeuwen loop
onze legers en vloten en de mannen, die daar-
over bevel voerden, in Europa en in verre we-
relddeelen hebben verricht; nu er zijn, die de
daden van De Ruyter en zoovele anderen, die
voor de grootheid van het kleine Nederland
hun talenten gaven, hun bloed plengden, hun
leven veil hadden, trachten te verkleinen, er
met geringschatting over durven spreken, is
het goed dat getoond wordt, dat er nog zijn,
die de beteekenis van dergelijke mannen en
van hun daden toonen te verstaan en deze
weten te beoordeelen, gezien in het kader van
de tijden, waarin zij leefden.
De Ruyter is deze week herdacht in de stad,
waar zijn praalgraf staat niet alleen, maar
waar hij ook gevestigd was aan den Buiten-
kant, nu Prins Hendrikkade geheeten; her
dacht, 250 jaren na zijn dood, en men vraagt
zich slechts af, waarom men, Amsterdam
allereerst, dien sterfdag niet jaarlijks her
denkt.
Een iedor weet, dat zich in Londen op het
Trafalgar-plein verheft de gedenkzuil, daar
opgericht ter herinnering aan den Britschen
admiraal Lord Nelson. Elk jaar op den 21 en
October, den datum waarop hij voor zijn land
bij Trafalgar het leven liet, wordt die zuil
met groen-slingers gesierd; komen tal van
vereenigingen bloemen en kransen leggen aan
den voet daarvan, worden daar redevoeringen
gehouden hem er herinnering; venten kran-
tenverkoopers er met afdrukken van dat ge-
deelte uit het dagblad „The Times" van 1805,
waarin het verhaal van Nelson's laatsten
zeeslag en zijn sneuvelen zijn beschreven.
Waarom herdenkt men niet in dien geest hier
jaarlijks De Ruyter's laatste heldenfeit? Is
het valsche schaamte, die ons, Amsterdam-
mers, daarvan terughoudt? Waarom ook, kan
men vragen, heeft men nooit een openbaar
gedenkteeken in deze stad doen verrijzen,
Bgstevaer ter eere? Even goed als Londen
en vele andere Engelsche steden een Nel-
son-gedenkteeken hebben, moest Amsterdam
reeds sedert lang een dergelijk gedenkteeken
voor De. Ruyter hebben gehad nevens dat van
zijn geboortestad Vlissingen. In de stad, waar
hij waardig werd geacht ter ruste te worden
gelegd in de hoofdkerk; waar in het Rijksmu-
seum het daar bewaarde overblijfsel van het
trotsche Engelsche Koningschip „Royal Char
les," door zijn vloot meester gemaakt en in
triumf naar Hollandsche -haven gebracht,
herinnert aan koene daden, behoorde hij in
brons of steen op een openbare plek der
hoofdstad te zijn geeerd. Edoch, wij zijn nu
eenmaal geen natie dat veel voor openbare
gedenkteekenen van dien aard schijnt te ge-
voelen, en Amsterdam althans is arm aan
mooie standbeelden wij hebben De Ruyter
slechts herdacht door een paar wegen naar
hem te noemen wij hebben een De Ruyter-
kade langs het IJ en een Admiraal de Ruy-
terweg in het voormalige Sloten, thans ook
tot Amsterdam behoorende, daar is het bij
gebleven, en dan is het mij nog steeds niet
duideliik, waarom men niet den Buitenkant,
waar De Ruyter eens gewoond heeft, naar
hem heeft genoemd en aan hetgeen nu De
Ruyterkade heet, die tijdens het leven van den
admiraal niet bestond, den naam niet heeft
gegeven van Prins Hendrikkade, ter herinne
ring aan den broeder van Koning Willem
III, die voor Amsterdam zooveel deed door
de medewerking tot oprichting der Stoom-
vaartmaatschappij „Nederland."
De Ruyter had uit zijn woning aan den
Buitenkant wel een geheel anderen kijk op het
water van Amsterdam, dan daarvandaan
thans gezien wordt. Er was nog geen Ooster-
doksdijk; er was nog geen afgesloten IJ; er
was nog geen Centraal Station met al wat
daaraan „annex" is, dat den blik belemmerde
op de wateren van het IJ, waar de zeekastee-
len van die dagen tot voor de stad kwam en en
het tot „mastbosch" maakten.
Maar hetgeen wij nu voor de Prins Hen
drikkade en aan de De Ruyterkade zien liggen
als onze kleine vaart en aan groote vaart aan
den anderen kant van spoordijk- en spoorweg-
emplacementen; wat wij nu kennen als Han-
dels-, Java-, Levant- en andere kaden, met die
reusachtige goederenloodsen en die vloot van
groote koopvaarders en passagiersschepen
der talrijke te Amsterdam gevestigde handels-
huizen en stoomvaartmaatschappijen, is voor
een groot deel van hem te danken en aan al
die kranige kerels van zijn tijd, die voor onze
handelsvloten de zeeen schoon veegden van
den belagenden vijand en zoo voor ons hiel-
pen bewaren onze overzeesche gewesten, die
de welvaart van ons land hielpen verijrooten
en Amsterdam gemaakt hebben tot hetgeen
het nu is. Want onzen handel beschermen al
lereerst was de taak van een De Ruyter en
zooveel anderen en daarom is het de stad Am
sterdam wel in de eerste plaats, die hem in
deze dagen herdenken moet.
In verband met het bovenstaande kan thans
vermeld, dat het Admiraliteitsgebouw, het
welk in de dagen van De Ruyter ook reeds
bestond, thans eerlang wederom verbouwd
moet worden en dus tijdelijk zal verlaten wor
den door den gemeenteraad der stad, die er
sedert 1808 zijn zetel had. Zooals ik reeds
vroeger meldde, zal de Raad zijn verblijf nu
gaan zoeken in de Militie-zaal aan den Sin-
gel, die tot dat doel zal moeten worden inge-
richt. Het Admiraliteitsgebouw maakte deel
uit van het vroegere Prinsenhof, hetwelk staat
op dat gedeelte. der O.Z. Voor- en Achter-
burgwallen, waar eeuwen geleden het St.
Cecilienklooster stond. Het heeft in de 16 en
17e eeuw herhaaldelijk huisvesting verleend
aan hooggeplaatste personen, die Amsterdam
bezochten en wat nu de zetel van de Amster-
damsche vroedschap is, was in 1661 het ge-
bouw waar de Admiraliteit vergaderde en de
bekende frontespiece vertoont nog de zinne-
beelden van het zeewezen. Voor 1661 had het
ook reeds gedurende eenige jaren als Stadhuis
dienst gedaan, n.l. in de jaren, die verliepen
tusschen den tijd dat het oude Stadhuis op
den Dam in 1652 een prooi der vlammen was
geworden en het nieuwe hoewel toen nog
lang niet voltooid op 29 Januari 1655
door de vroedschap kon worden betrokken.
En nu, na er sedert 1808 zijn zetel te heb
ben gehad, zal de gemeenteraad der hoofd
stad wederom tijdelijk naar elders worden
verdreven, totdat de nieuwe Raadszaal in het
herbouwde stadhuis aan den Voorburgwal
zal zijn voltooid.
Zoo verandert dan een oud gebouw in deze
stad opnieuw tijdelijk van bestemming, wat
niet voor de eerste maal gebeurt, want het is
wel merkwaardig zich bij deze gelegenheid
eens te herinneren, hoe eigenaardig het te
Amsterdam met vele bekende oude gebouwen
is gegaan.
De geschiedenis van het Paleis op den Dam
is genoeg bekend gebouwd als nieuw Stad
huis, tot Koninklijk Paleis geworden en als
zoodanig tot op den huidigen dag gebleven.
Maar andgrs is het gesteld met het oude
Waag-gebouw op de Nieuwmarkt, hetwelk
men thans tot Historisch Museum van Am
sterdam wil inrichten. Het is er neergezet als
St. Anthoniuspoort en later tot Waag gewor
den, maar het had bovendien nog andere be
stemming, want in een gedeelte ervan is in de
17e eeuw het anatomisch „theatre" gevestigd
geweest, waar de beroemde ontleedkundigen
van dien tijd hun lessen gaven en waar o.a.
Professor Tulp, bekend van Rembrandt's
„Anatomische les," zijn studenten onderwees.
Op den N. Z. Kolk had men het Korenme-
tershuisje thans Persmuseum. Het vroege
re Spinhuis, tuchthuis voor vrouwen, aan den
O.Z. Achterburgwal werd tot hoofdcommis-
sariaat van politic gemaakt en het Spinhuis
voor mannen aan den Heiligenweg is al se-
dtert jaren ingericht tot bad- en zweminrich-
ting. Het Oudemannenhuis werd verbouwd
tot hoofdzetel der Amsterdamsche Universi-
teit, terwijl de voorlooper dezer stichting van
Hooger Onderwijs, als Athenaseum geves
tigd was in een gebouw, dat vroeger behoord
had tot het St. Agnietenklooster; later werd
het gebruikt als openbare lagere school en nu
eenige jaren geleden weder herbouwd en ge-
restaureerd en tot de Universiteit terugge-
bracht, doordat er nu eenige instellingen,
nauw aan de hoogeschool verbonden, zijn ge-
huisvest.
Anders is het gegaan met de oude Latijn-
sche school aan" het Singel, die, nadat het
niftuwe gymnasium op de Weteringschans
was verrezen, eerst eenigen tijd dienst deed
als politie-bureau, ook de bereden nolitie evA
heeft geherbergd, totdat het werd gesloopt,
om plaats te maken voor het nu ter plaatse
staande gebouw voor Bevolkingsregisters en
Burgerlijken Stand.
Het Oost-Indische Huis aan den Klove-
niersburgwal, aanvankelijk de zetel der Oost-
Indische Compagnie, werd, nadat dit lichaam
verdwenen was, ingericht voor belasting- en
hypotheekwezen en aanvankelijk vergroot.
Het vroegere Aalmoezenie^shuis aan de
Prinsengracht bij de Leidsche straat doet nu
al .sedert jaren dienst als Paleis voor Justi-
tie en de vroegere Vleeschhal, die reeds van
1582 dagteekende en nog in den volksmond
als De Hall bekend is, is al lang een politie-
bureau geweest.
Zoo zouden er in deze stad nog een aantal
oude gebouwen zijn aan te wijzen, die in den
loop der tijden op eigenaardige wijze van hun
oorspronkelijke bestemming veranderd zijn.
Er zijn er echter nog een paar aan te wijzen,
die al sedert eeuwen aan het doel, waarvoor
zij oorspronkelijk bestemd waren, zijn blijven
beantwoorden, met name het Burgerweeshuis
aan de Kalverstraat en het Bank van Lee-
ning-gebouw aan den O.Z. Voorburgwal en
Lombardsteeg, hoewel ook zij hadden,
maar in geheel andere gedaante, toch lang
voor dien ook een ander doel.
Maar in elk geval blijkt wel uit het boven
staande dat de nu herhaalde verbouwing van
het voormalige Admiraliteitshof en van de
militiezaal voor Amsterdam geen nieuwigheid
zijn met betrekking tot doel-verwisseling
SINI SANA.
Stadsnie*ws.
NEDERLAND EN INDIe.
De Handelsschoolvereeniging „Pacivolo"
belegde Donderdagavond in de bovenzaal
van „de Unie" een samenkomst, waarin de
heer C. van Rossem het onderwerp „Neder-
land -en Indfe" besprak.
De voorzitter van „Pacivolo" opende de
vergadering met zijn voldoening uit te spre
ken over de ongewoon groote opkomst, richt-
te vervolgens enkele woorden van welkom
tot vertegenwoordigers van zuster- en andere
vereenigingen en gaf het woord aan den heer
Vain Rossem.
Deze begon met op te merken, dat hij dien
middag in de gemeenteraadsvergadering de
discussies over dt Handelsschool had ge-
volgd en eveneens met veel belangsteWing de
ingezonden stukken over deze aangelegem-
he:d had gelezen.
In de gemeenteraad werd o. m. opgemerkt,
dat de middenstand, die de school wenscht,
zijn leerlingen werkelijk niet naar de Han
delsschool gezonden hebben. Sipr. betreuide
het, dat dit gezegd kon worden.
Verder noemde spr. het een ^leineteedsche
opvattiing, dat iernand, die niet naar gymna
sium of H. B. S. gaat, niet tot de elite zou
behooren.
Elite berust immers op: karakter, deugd en
zedelijke meerderheid.
Verder verklaarde spr., dat de Handels
school er niet alleen is voor den middenstand,
doch voor iedereen, hoog of laag.
Spr. had een en ander eerst willen zeggen
om dan to zijn eigenlijk onderwerp „Neder-
land en Indie" oyer te gaan. Hij verydlgde:
Als wij IndiE niet goed zouden besturen
zou Nederland vervallen in een armlastig
land. Spr. toomde dit nader aan, door o m
te wijzen op de vele menschen die arbeid heb
ben door Indie. Drukke havens, groote kan-
toren en gebouwen pleiten daarvoor.
Natuurlijk zal er gevraagd worden: hou-
den wij bij alle verdiensten, die wij zelf
hebben wel rekening genoeg met den Ja-
vaan zelf? Spr. betoogde, dat dit wel dege-
lij'k geschiedt, zelfs achtte hij het voor de
Indonesiers heel goed dat zij onder Neder-
landsch bewind staan.
Verder legde spr. er den nadruk op, dat
men in Imdie jonge Nederlandsche krachten
heel goed gebruiken kan.
Spr. waarsehuwde tegen het overmatig ge-
bruik van drank, dat in Indie een dubbel
bezwaar is. Ook met vrouwen dient men
voorzichtig te zijn. Niet, dat de Javaansche
vrouw minder dan een Hollandsche, maar
haar stille kracht is zoo groot. Een man, die
in een onwettige verhouding met een Ja
vaansche vrouw leeft, komt onder haar in-
vloed, dusdanig dat hij als was wordt in
haar vingers. Bovendien heeft deze vrouw'
de gave om alles op te merken wat de man
r verlangt en zij voorkomt als het ware zijn
wenschen.
Daama wees spr. op de groote bevolking
van Java, dat 38 millioen inwoners telt,
welks inwonertal, in 35 jaar verdubbeld is.
Deze dichtheid van bevolking dagteekent
reeds uit historischen tijd
Voorts prees spr. het Javaansche ras, laak-
te het, dat wel eens minderwaardig over der
Javaan gedacht wordt, om daama te wijzen
op het animisme, dat de Javaan aanhangt, de
leer, dat alles in de natuur uitgaat van den-
kende en willende wezens, geesten, die op bet
dagelijksch leven grooten imvloed kunnen uit-
oefenen.
Siprekende over het bijgeloof van den Ja
vaan wees de heer Van Rossem er op, dat
er verband bestaat tusschen gebruiken in
Indie en hier in Holland, met dit verschil, dat
de oorspronkelijke gedachte van sommige bij
ons bestaande gewoonten weg is.
Wat het koppensnellen betreft, dit vindt
zijiti verklaring in het geloof van den inlan
der, dat het hoofd het voornaamste is van
een mensch. Daarom worden er ook zoo bij
zonder veel plichtplegingen en plechtigheden
uitgevoerd met een gesneld hoofd.
Na de pauze werd een serie prachtige
lichtbeelden vertoond, die door de heer Van
Rossem werden toegelicht. Allereerst versche-
nen enkelen, die betrekking hadden op lijk-
verbranding. Heel plechtig en ingewikkeld
heeft zoo'n verbranding plaats, en des te
hooger de rang van den gestorvene des te
plechtiger en ingewikkelder gaat het.
Prachtige natuurkieken volgden: kijkjes in
oerwouden, watervalllen, enz.
Naar aanleiding van een foto, die het mo
ment weergeeft, dat de Javaansche arbeiders
hun loon ontvangen, werd opgemerkt, dat
zoo'n arbeider de gewoonte heeft, om den
dag, nadat zijn hij zijn loon heeft gekregen,
weg te blijven. Hij werkt dan vast niet, maar
doet ijverigc- pogingen zijn geld op te krij-
gen. Zou hij dus meer verdienen, dam bleef
hij ongetwijfeld ook langer weg.
Spr. vertelde verder interessante staaltjes
van de kracht die men toeschrijft aan haar
en de waarde, die men eraan hecht. Even
hoog staan in tel: nagels, tanderi, speeksel,
adem en zweet.
Aan het einde van zijn causerie legde spr
er nogmaals den nadruk op, dat Holland zon-
der Indie een land zonder eenige beteekenis
zou zijn.
Lang en luid applaus volgde.
De voorzitter dankte den heer Van Rossem
ten zeerste voor zijn boeiende lezing.
HET GOED RECHT DER LIJK-
VERBRANDING.
Voor een niet talrijk publiek sprak gister-
avond in de Societeitszaal van de Harmonic
voor de afd. Alkmaar der vereeniging voor
facultatieve lijkverbranding de heer dr. E.
J. Abrahams uit Amsterdam over boven-
staand onderwerp.
De heer C. Nannes Gorter heette de opge-
komenen welkom zijn voldoening uitsprekend
over de bereidverklaring van dr. Abrahams,
hier op te treden.
Deze, hierna het woord krijgende, begon
met op te merken, dat eigenlijk ieder voor zich
zelve het goede recht van lijkverbranding
moest uitmaken. Hier te lande is het echter
iets anders, omdat dit recht nog niet wettelijk
is vastgelegd.
Spr. ging voort met te zeggen, dat hetgeen
bij crematie geschiedt in wezerf niet anders is
dan het proces, dat het lijk in den grond on-
dergaat.
De verassching moet geschieden bij een be-
paalde temperatuur. Is die te laag, dan ver-
teert het lichaam niet, is zij te hoog, dan ver-
steenen de beenderen en zijn niet meer tot
asch te brengen. De hitte van den oven moet
circa 1100 graden C. zijn om de verassching
voldoende te doen plaats hebben. Verassching
is niet anders dan oxydatie van het lijk door
verhitte lucht.
Crematie biedt groote voordeelen boven be-
grafenis, zoowel ethische als voor de ge-
zondheid dergenen die haar bijwonen. Van
het onaangename knarsen van touwen of het
plompen van aarde op de kist geen sprake. De
crematie kan rustig en kalm bijgewoond wor
den, zonder last van weer of wind kan men
spreken of den spreker volgen, iets wat niet
op een begraafplaats altijd het geval is. Dat
van een begrafenis een nieuwe' begrafenis
komt, zooals wel beweerd wordt, gaat dus
niet op voor een crematie.
Spr. ontkende nogmaals, dat bij een crema
tie de vlammen om't lijk zouden slaan. Voor
wie zich rekenschap geeft van hetgeen in den
grond plaats vindt, moet het begraven wel
een afschrik^ekkend iets zijn, omdat immers
niet alleen het lijk oxydeert, maar ook ver-
schillend ongedierte aan de vemietiging mee-
werkt. Er bestaat een geheele lijkenfauna, zei
spr., die daarop een en ander citeerde uit het
geen dr. Rademaker, de groote voorstander
van de verassching, daarover schreef. De
taak van al die dieren is het vemietigen van
het lijk. De verschillende dieren beginnen
hun rooftocht zoodra de mensch dood is. Van
rust in het graf is dan ook geen sprake.
Buitendien is de rust van de overblijfselen
niet geoorloofd, omdat na een bepaald aan-
taal jaren de lijken worden „geschud". Al
leen de rijken, die een familiegraf hebben
kunnen koopen, kunnen in deze gerust zijn
.Verdgr wees spr. er op, dat de mummies.
i