Alkmaarsche Gaurant Een woord aan mr. Bosnian In en om de hoofdstad. Zaterdag 1 Mei. No. 102 1926 Honderd Acht en Twlntigsti Jaargang. Mr. J. P. is zoo vriendelijk geweest in den Raad een lange reeks van hatelijkheden aan het adres van de Alkmaarsche Courant van een papiertje voor te lezen en het zou onzer zijds niet hoffelijk zijn hem het antwoord daarop schuldig te blijven. Allereerst heeft de heer Bosman gesproken van anonieme „zoogenaamde" ingezonden stukken, daarmede te kennen gevende evenals ook zijn confrater mr. Kusters dat reeds gedaan had dat hij er van overtuigd is, dat de niet-onderteekende ingezonden stuk ken van de Redactie zelf afkomstig waren. Dat is een verdachtmaking van iernand, die even te voren toen hij meende te bespeuren, dat sommige raadsleden hem van een stem- menruil ten opzichte van de tractortram ver- dachten van insinuaties sprak en zich be- klaagde, dat sommigen altijd in den mensch de slechtste eigenschappen meenen te moeten ontdekken. Nu zijn wij aan mr. J. P. absoluut geen verantwoording schuldig, maar wij stellen er toch prijs op, ter voorkoming van dergelijke insinuaties, een vrijwillige verklaring af te leggen. En wel deze, dat wij op ons eerewoord ver- zekeren, dat geen enkele van de over de be- dreiging van ons handelsonderwijs gepubli- ceerde ingezonden stukken van een der aan onze krant verbondenen afkomstig is geweest, en dat ook niemand onzerzijds ooit zelfs maar ec poging gedaan heeft een dergelijk stuk voor de krant te verkrijgen. Ze zijn ons alle door de meest verschillen- de ingezetenen onzer gemeente vrijwillig toe- gezonden. Nog brutaler waagt mr. Bosman het te insinueeren. „Bij de Alkmaarsche Courant" zoo be- toogt hij woordelijk „hebben de rooden vrij spel. Zij hullen zich in het kleed van po- litieke Vadertjes, Unie-liberalen, zelfs ontzien zij zich niet als Vrijheidsbonders te onder- teekenen". Tegenover deze laffe verdachtmaking wil- len wij nadrukkelijk vaststellen, dat zoover ons bekend niet een enkele anonieme inzender een sociaal-democraat is geweest en dat zij, die hun stukken met Vrijheidsbonder of Unie- liberaal onderteekenden, dit ook werkelijk zijn. Vindt de heer mr. J. P. Bosman dit onbe- grijpelijk? vindt hij het gemakkelijker als een struis- vogel de oogen dicht te knijpen en zich dan te suggereeren dat al zijn achtervolgers verdwe- nen zijn omdat hij ze niet meer zien kan? Tracht hij het groeiend verzet uit de bur- gerij voor onbestaanbaar te verklaren door de eenvoudige mededeeling, dat de uitingen van verontwaardiging over zijn optreden en dat van den heer Thomsen uitsluitend van on ze redactie zeWe afkomstig zouden zijn? Wij willen hier nadrukkelijk den heer Go- vers uitzonderen, van wien niemand, ook niet in den kring zijner partijgenooten, verwacht dai hij aan de verslechtering van ons open- baar onderwijs zal meewerken. Wij richten ons uitsluitend tot de heeren Bosman en Thomsen en willen hier de perti- nente verzekering geven, dat hier ter stede velen hunner partijgenooten meer dan ver- ontwaardigd over hun optreden zijn en dat zij als raadsleden zeker niet meer geacht kun- nen worden de inzichten van het gros hunner kiezers te verkondigen. En ten slotte nog iets over de enormiteiten dit mr. J. P. Bosman over de journalistiek heeft verkondigd. Hij is daarvan nooit een bewonderaar ge weest en heeft er altijd feen beetje op neerge- keken als op iets dat eigenlijk iedereen wel zou kennen. Mr. Bosman is een heel charmant man, zeer hoffelijk in zijn optreden, maar zoo nu en dan maakt hij zich boos en krijgt dan plotseling een geheel ander en veel natuurlij- ker voorkomen. Wij herinneren ons nog goed hoe enkele ja- ren geleden de beroemde tractor uit de rails liep en niet meer aan het rijden was te krij gen. Wij hadden daarvan natuurlijk een bericht onder stadsnieuws opgenomen met het gevolg, dat wij een vriendelijk schrijven van mr. Bosman ontvingen waarin niet meer of minder verkondigd werd dan dat redacteu- ren niets anders deden dan op een hoo,-,e kruk zitten om met een schaar in de hand kranten uit te knippen. Dat was inderdaad een heel eenvoudige voorstelling van zaken en wij hebben toen mr Bosman medegedeeld, dat het althans niet onze taak was voor de ramen te zitten om hoera te roepen als de tractor voorbij kwam. Tevens hebben wij mr. J. P. toen het voor- stel gedaan eens een enkelen dag van functie te ruilen. Wij zouden hejn de hoogste kruk en de grootste schaar geven en onzerzijds op ons nemen dien dag een boot te laten varen en een tractor te laten loopen of niet te laten loopen als ze derailleerde* Mr. Bosman is daar niet op ingegaan, wat heel jammer is, want wij hadden zoo graag 'savonds de door hem gefabriceerde krant eens willen lezen. En nu is het weer wat anders. Nu deugt de courant weer niet. Niet omdat er nu te vel geknipt maar om dat er te veel in geschreven is. Er staan, naast unfaire hoofdartikelen, ook anonieme stukken in die ailesbehalve prettig zijn voor den heer Bosman en de groep waar- Van hij blijk geeft g: rne deel te willen uit- maken. Die stukken moet volgens dezen ..deskun- dige" de hoofdredactie geheel voor hare rekening nemen. Stel U een oogenblik voor, dat wij het met inhoud en strekking van alle* stukken steeds volkomen eens moesten wezen. Als de'heer Bosman dit nu leest moet hij zijn bril eens opzetten en eens kijken wat er boven de rubriek „ingezonden stukken" staat. Dan zal hij zien, dat daarboven steeds ver- meld wordt, dat die rubriek buiten verant- woordelijkheid van de Redactie staat en dat de opname der stukken geenszins bewijst, dat de Redactie er mede instemt. Ja maar zal de heer Bosman met zijn bekende scherpzinnigheid zeggen dan is het niet fair die stukken op te nemen. Wij kunnen dit slechts voor een zeer klein deel met hem eens zijn. In het algemeen achten ook wij het ge- wenscht, dat ieder openlijk de verantwoor ding voor eigen artikelen draagt en wij drin- gen er dan ook zoo veel mogelijk op aan, dat men de stukken met zijn vollen naam onder- teekent, wat ook bij de handelsschool-actie herhaaldelijk het geval geweest is. Maar er'is een categorie ingezetenen speciaal middenstanders die bevreesd zijn, dat een openlijk optreden hun zaken zal schaden. En hu wenschen wij die nimmer een op het algemeen belang betrekking hebbende opinie willen onderdrukken er niet toe me de te werken, onze klachtenrubriek, die ter beschikking van al onze lezers staat, voor deze menschen te sluiten. Ook zij die ze niet met vollen naam kunnen teekenen, hebben recht hun dikwijls waarde- volle opmerkingen te algemeener kennis te brengen, al zijn hier dan ook wel eens men schen onder die niet tot den middenstand be- hooren maar tot de soort-genooten van mr. J. P. zelf kunnen worden gerekend. In elk geval bepalen wij of anonimiteit al of niet toelaatbaar kan worden geoordeeld. Wij zijn de eerste om te erkennen, dat ano nieme aanvallen niet fair zijn. En wij laten ze dan ook slechts toe wanneer het optreden van personen in openbare colle ges of commissies wordt besproken. Nimmer wanneer particulieren in hun prive leven aangetast worden. Men mag het algemeen optreden van raads leden als zoodanig bespreken, het werk b.v. van een commissie van toezicht, zelfs tegen- strijdige houdingen van leden van diverse commissies of openbare instellingen, maar nimmer anoniem een bepaald persoon als particulier aanvallen. Dan eischen wij zoo er nog van alge meen belang sprake kan zijn weglating van namen of voile onderteek^ning. Wij hebben dat de laatste dagen meerma- len moeten doen en wij willen in het bijzonder mr. Bosman wel de verzekering geven, dat er van hem niet veel goeds meer te zeggen was gebleven, als wij niet voortdurend schiftend en afwerend hadden ingegrepen. Hij mag voor deze handhaving der goede journalistieke gewoonte dankbaar zijn en het past hem allerminst ons als zijn belagers voor te stellen. Al erkennen wij mr. J. P. Bosman als een bij uitstek deskundige op het gebied van trac- tor-exploitatie, wij vreezen toch, dat hij als hoofdredacteur van een dagblad door een ex- clusief optreden en een onderdrukken der pu- blieke opinie de wisselwerking tusschen le zers en krant zou verstoren, de overtuiging, dat een krant niet alleen nieuwsblad moet zijn, maar ook het voertuig der publieke ge- dachte zou schaden, en wij zullen daarom ons aanbod niet herhalen hem een dag de hoogste kruk op ons bureau ter beschikking te stellen. Wij mogen onze krant niet bloot stellen aan het gevaar een dood of partijdig orgaan te worden, dat evenals de tractor binnen wei- nige jaren „opgesoupeerd" zou moeten wor den. Wij willen hem mededeelen, dat hij ver- standig zal doen niet langer insinueerend op den voorgrond te treden. Vele artikelen en vele persoonlijke bezoeken van de meest verschillende ingezetenen heb ben ons de overtuiging gegeven, dat hij een alles behalve populaire figuur is. En nu mag hij net als het Victoriebeeld op een voetstuk gaan staan en met een theatraal gebaar uitroepen, dat zijn zuiveringseed hem heilig is, en dat hij dien getrouw zal blijven, onafhankelijk van de volksgunst, maar dan is dat per slot van rekening niets anders dan ee" dwaze vertooning. Want de zuiveringseed waarop hij zich in den Raad beroepen heeft, laat hem alleen maar verklaren, dat hij niets heeft aangeno- men of beloofd om tot Raadslid te worden verkozen. En er is niemand in de heele stad die er aan denkt hem te verwijten dat hij dit wel zou gedaan hebben. Daar gaat het niet om, maar om heel wat anders. Het gaat om zijn actie als Vrijheidsbonder die te zamen met de Katholieken en den Anti- revolutionnair ons openbaar onderwijs bena- deelt. Het gaat er om, dat hij onder het motief der bezuiniging zijn eigen kiezers ontneemt wat zij niet willen missen. „Als wij heeft hij thans in den Raad ge- zegd „3 neutrale scholen willen reorgani- seeren in 2 neutrale scholen, omdat naar onze meening het onderwijs dan beter en goed- kooper zou zijn, is dan dat neutrale onderwijs in onze handen niet veilig?" Neen mijnheer Bosman, dat is het nu juist, dan achten wij dat onderwijs in uwe handen niet veilig, Omdat u dan het aantal onzer openbare scholen opzettelijk met een vermindert, omdat u onze stad een onderwijsinrichting ontneemt waaraan het als centrum-gemeente behoefte heeft, omdat u den middenstand een kostbaar bezit ontrooft en omdat u er voor in de plaats wilt geven wat in breeden kring verslechte ring van ons onderwijs wordt geoordeeld. Als dan het motief bezuiniging toch den doorslag moet geven, aarzelen wij geen oogenblik te verklaren, dat gij in den Raad niet langer het gros uwer kiezers vertegen- .woordigt CLXXXI. Een her denting. Gebouwen die van bestemming veranderen. Korten tijd, nadat hij in den, in het gezicht van den Etna, geleverden zeeslag tegen de, den Staten van Holland vijandelijke vloten, ernstig was gewond, was de admiraal Michiel Adriaensz. de Ruyter op den 29 April 1676, dus nu twee en een halve eeuw geleden, over- leden. Het is dit feit uit onze vaderlandsche geschiedenis, hetwelk in deze week is her- dacht. Het lijk van den gfooten vlootvoogd werd gebalsemd en enkele maanden later ten grave gedragen naar de Nieuwe Kerk op den Dam te Amsterdam en op zijn gebeente verrees het beroemde praalgraf, dat de ge- dachte levendig houdt van een van Neder- land's kloekse en edelste zonen. Het is goed gezien ons thans De Ruyter's sterfdag in her innering te brengen, even goed als het juist gezien was, toen men in 1907 in diezelfde Nieuwe Kerk herdacht zijn geboorte, drie eeuwen toen geleden, bij welke gelegenheid de toenmalige hoofdredacteur van het „Han- delsblad" en volbloed vaderlander, Charles Boissevain, zijn schitterende gedenkrede hield. Het is plicht tevens, dat men te Amsterdam den sterfdag van de" admiraal herdenkt, om dat ontegenzeggelijk de hoofdstad liaar groo- ten handelsnaam ook voor een niet onbelang- rijk deel aan hem te danken heeft gehad. In onze dagen, in een tijd waarin, jammer genoeg, zoovelen smalend en minachtend spreken over al hetgeen in der eeuwen loop onze legers en vloten en de mannen, die daar- over bevel voerden, in Europa en in verre we- relddeelen hebben verricht; nu er zijn, die de daden van De Ruyter en zoovele anderen, die voor de grootheid van het kleine Nederland hun talenten gaven, hun bloed plengden, hun leven veil hadden, trachten te verkleinen, er met geringschatting over durven spreken, is het goed dat getoond wordt, dat er nog zijn, die de beteekenis van dergelijke mannen en van hun daden toonen te verstaan en deze weten te beoordeelen, gezien in het kader van de tijden, waarin zij leefden. De Ruyter is deze week herdacht in de stad, waar zijn praalgraf staat niet alleen, maar waar hij ook gevestigd was aan den Buiten- kant, nu Prins Hendrikkade geheeten; her dacht, 250 jaren na zijn dood, en men vraagt zich slechts af, waarom men, Amsterdam allereerst, dien sterfdag niet jaarlijks her denkt. Een iedor weet, dat zich in Londen op het Trafalgar-plein verheft de gedenkzuil, daar opgericht ter herinnering aan den Britschen admiraal Lord Nelson. Elk jaar op den 21 en October, den datum waarop hij voor zijn land bij Trafalgar het leven liet, wordt die zuil met groen-slingers gesierd; komen tal van vereenigingen bloemen en kransen leggen aan den voet daarvan, worden daar redevoeringen gehouden hem er herinnering; venten kran- tenverkoopers er met afdrukken van dat ge- deelte uit het dagblad „The Times" van 1805, waarin het verhaal van Nelson's laatsten zeeslag en zijn sneuvelen zijn beschreven. Waarom herdenkt men niet in dien geest hier jaarlijks De Ruyter's laatste heldenfeit? Is het valsche schaamte, die ons, Amsterdam- mers, daarvan terughoudt? Waarom ook, kan men vragen, heeft men nooit een openbaar gedenkteeken in deze stad doen verrijzen, Bgstevaer ter eere? Even goed als Londen en vele andere Engelsche steden een Nel- son-gedenkteeken hebben, moest Amsterdam reeds sedert lang een dergelijk gedenkteeken voor De. Ruyter hebben gehad nevens dat van zijn geboortestad Vlissingen. In de stad, waar hij waardig werd geacht ter ruste te worden gelegd in de hoofdkerk; waar in het Rijksmu- seum het daar bewaarde overblijfsel van het trotsche Engelsche Koningschip „Royal Char les," door zijn vloot meester gemaakt en in triumf naar Hollandsche -haven gebracht, herinnert aan koene daden, behoorde hij in brons of steen op een openbare plek der hoofdstad te zijn geeerd. Edoch, wij zijn nu eenmaal geen natie dat veel voor openbare gedenkteekenen van dien aard schijnt te ge- voelen, en Amsterdam althans is arm aan mooie standbeelden wij hebben De Ruyter slechts herdacht door een paar wegen naar hem te noemen wij hebben een De Ruyter- kade langs het IJ en een Admiraal de Ruy- terweg in het voormalige Sloten, thans ook tot Amsterdam behoorende, daar is het bij gebleven, en dan is het mij nog steeds niet duideliik, waarom men niet den Buitenkant, waar De Ruyter eens gewoond heeft, naar hem heeft genoemd en aan hetgeen nu De Ruyterkade heet, die tijdens het leven van den admiraal niet bestond, den naam niet heeft gegeven van Prins Hendrikkade, ter herinne ring aan den broeder van Koning Willem III, die voor Amsterdam zooveel deed door de medewerking tot oprichting der Stoom- vaartmaatschappij „Nederland." De Ruyter had uit zijn woning aan den Buitenkant wel een geheel anderen kijk op het water van Amsterdam, dan daarvandaan thans gezien wordt. Er was nog geen Ooster- doksdijk; er was nog geen afgesloten IJ; er was nog geen Centraal Station met al wat daaraan „annex" is, dat den blik belemmerde op de wateren van het IJ, waar de zeekastee- len van die dagen tot voor de stad kwam en en het tot „mastbosch" maakten. Maar hetgeen wij nu voor de Prins Hen drikkade en aan de De Ruyterkade zien liggen als onze kleine vaart en aan groote vaart aan den anderen kant van spoordijk- en spoorweg- emplacementen; wat wij nu kennen als Han- dels-, Java-, Levant- en andere kaden, met die reusachtige goederenloodsen en die vloot van groote koopvaarders en passagiersschepen der talrijke te Amsterdam gevestigde handels- huizen en stoomvaartmaatschappijen, is voor een groot deel van hem te danken en aan al die kranige kerels van zijn tijd, die voor onze handelsvloten de zeeen schoon veegden van den belagenden vijand en zoo voor ons hiel- pen bewaren onze overzeesche gewesten, die de welvaart van ons land hielpen verijrooten en Amsterdam gemaakt hebben tot hetgeen het nu is. Want onzen handel beschermen al lereerst was de taak van een De Ruyter en zooveel anderen en daarom is het de stad Am sterdam wel in de eerste plaats, die hem in deze dagen herdenken moet. In verband met het bovenstaande kan thans vermeld, dat het Admiraliteitsgebouw, het welk in de dagen van De Ruyter ook reeds bestond, thans eerlang wederom verbouwd moet worden en dus tijdelijk zal verlaten wor den door den gemeenteraad der stad, die er sedert 1808 zijn zetel had. Zooals ik reeds vroeger meldde, zal de Raad zijn verblijf nu gaan zoeken in de Militie-zaal aan den Sin- gel, die tot dat doel zal moeten worden inge- richt. Het Admiraliteitsgebouw maakte deel uit van het vroegere Prinsenhof, hetwelk staat op dat gedeelte. der O.Z. Voor- en Achter- burgwallen, waar eeuwen geleden het St. Cecilienklooster stond. Het heeft in de 16 en 17e eeuw herhaaldelijk huisvesting verleend aan hooggeplaatste personen, die Amsterdam bezochten en wat nu de zetel van de Amster- damsche vroedschap is, was in 1661 het ge- bouw waar de Admiraliteit vergaderde en de bekende frontespiece vertoont nog de zinne- beelden van het zeewezen. Voor 1661 had het ook reeds gedurende eenige jaren als Stadhuis dienst gedaan, n.l. in de jaren, die verliepen tusschen den tijd dat het oude Stadhuis op den Dam in 1652 een prooi der vlammen was geworden en het nieuwe hoewel toen nog lang niet voltooid op 29 Januari 1655 door de vroedschap kon worden betrokken. En nu, na er sedert 1808 zijn zetel te heb ben gehad, zal de gemeenteraad der hoofd stad wederom tijdelijk naar elders worden verdreven, totdat de nieuwe Raadszaal in het herbouwde stadhuis aan den Voorburgwal zal zijn voltooid. Zoo verandert dan een oud gebouw in deze stad opnieuw tijdelijk van bestemming, wat niet voor de eerste maal gebeurt, want het is wel merkwaardig zich bij deze gelegenheid eens te herinneren, hoe eigenaardig het te Amsterdam met vele bekende oude gebouwen is gegaan. De geschiedenis van het Paleis op den Dam is genoeg bekend gebouwd als nieuw Stad huis, tot Koninklijk Paleis geworden en als zoodanig tot op den huidigen dag gebleven. Maar andgrs is het gesteld met het oude Waag-gebouw op de Nieuwmarkt, hetwelk men thans tot Historisch Museum van Am sterdam wil inrichten. Het is er neergezet als St. Anthoniuspoort en later tot Waag gewor den, maar het had bovendien nog andere be stemming, want in een gedeelte ervan is in de 17e eeuw het anatomisch „theatre" gevestigd geweest, waar de beroemde ontleedkundigen van dien tijd hun lessen gaven en waar o.a. Professor Tulp, bekend van Rembrandt's „Anatomische les," zijn studenten onderwees. Op den N. Z. Kolk had men het Korenme- tershuisje thans Persmuseum. Het vroege re Spinhuis, tuchthuis voor vrouwen, aan den O.Z. Achterburgwal werd tot hoofdcommis- sariaat van politic gemaakt en het Spinhuis voor mannen aan den Heiligenweg is al se- dtert jaren ingericht tot bad- en zweminrich- ting. Het Oudemannenhuis werd verbouwd tot hoofdzetel der Amsterdamsche Universi- teit, terwijl de voorlooper dezer stichting van Hooger Onderwijs, als Athenaseum geves tigd was in een gebouw, dat vroeger behoord had tot het St. Agnietenklooster; later werd het gebruikt als openbare lagere school en nu eenige jaren geleden weder herbouwd en ge- restaureerd en tot de Universiteit terugge- bracht, doordat er nu eenige instellingen, nauw aan de hoogeschool verbonden, zijn ge- huisvest. Anders is het gegaan met de oude Latijn- sche school aan" het Singel, die, nadat het niftuwe gymnasium op de Weteringschans was verrezen, eerst eenigen tijd dienst deed als politie-bureau, ook de bereden nolitie evA heeft geherbergd, totdat het werd gesloopt, om plaats te maken voor het nu ter plaatse staande gebouw voor Bevolkingsregisters en Burgerlijken Stand. Het Oost-Indische Huis aan den Klove- niersburgwal, aanvankelijk de zetel der Oost- Indische Compagnie, werd, nadat dit lichaam verdwenen was, ingericht voor belasting- en hypotheekwezen en aanvankelijk vergroot. Het vroegere Aalmoezenie^shuis aan de Prinsengracht bij de Leidsche straat doet nu al .sedert jaren dienst als Paleis voor Justi- tie en de vroegere Vleeschhal, die reeds van 1582 dagteekende en nog in den volksmond als De Hall bekend is, is al lang een politie- bureau geweest. Zoo zouden er in deze stad nog een aantal oude gebouwen zijn aan te wijzen, die in den loop der tijden op eigenaardige wijze van hun oorspronkelijke bestemming veranderd zijn. Er zijn er echter nog een paar aan te wijzen, die al sedert eeuwen aan het doel, waarvoor zij oorspronkelijk bestemd waren, zijn blijven beantwoorden, met name het Burgerweeshuis aan de Kalverstraat en het Bank van Lee- ning-gebouw aan den O.Z. Voorburgwal en Lombardsteeg, hoewel ook zij hadden, maar in geheel andere gedaante, toch lang voor dien ook een ander doel. Maar in elk geval blijkt wel uit het boven staande dat de nu herhaalde verbouwing van het voormalige Admiraliteitshof en van de militiezaal voor Amsterdam geen nieuwigheid zijn met betrekking tot doel-verwisseling SINI SANA. Stadsnie*ws. NEDERLAND EN INDIe. De Handelsschoolvereeniging „Pacivolo" belegde Donderdagavond in de bovenzaal van „de Unie" een samenkomst, waarin de heer C. van Rossem het onderwerp „Neder- land -en Indfe" besprak. De voorzitter van „Pacivolo" opende de vergadering met zijn voldoening uit te spre ken over de ongewoon groote opkomst, richt- te vervolgens enkele woorden van welkom tot vertegenwoordigers van zuster- en andere vereenigingen en gaf het woord aan den heer Vain Rossem. Deze begon met op te merken, dat hij dien middag in de gemeenteraadsvergadering de discussies over dt Handelsschool had ge- volgd en eveneens met veel belangsteWing de ingezonden stukken over deze aangelegem- he:d had gelezen. In de gemeenteraad werd o. m. opgemerkt, dat de middenstand, die de school wenscht, zijn leerlingen werkelijk niet naar de Han delsschool gezonden hebben. Sipr. betreuide het, dat dit gezegd kon worden. Verder noemde spr. het een ^leineteedsche opvattiing, dat iernand, die niet naar gymna sium of H. B. S. gaat, niet tot de elite zou behooren. Elite berust immers op: karakter, deugd en zedelijke meerderheid. Verder verklaarde spr., dat de Handels school er niet alleen is voor den middenstand, doch voor iedereen, hoog of laag. Spr. had een en ander eerst willen zeggen om dan to zijn eigenlijk onderwerp „Neder- land en Indie" oyer te gaan. Hij verydlgde: Als wij IndiE niet goed zouden besturen zou Nederland vervallen in een armlastig land. Spr. toomde dit nader aan, door o m te wijzen op de vele menschen die arbeid heb ben door Indie. Drukke havens, groote kan- toren en gebouwen pleiten daarvoor. Natuurlijk zal er gevraagd worden: hou- den wij bij alle verdiensten, die wij zelf hebben wel rekening genoeg met den Ja- vaan zelf? Spr. betoogde, dat dit wel dege- lij'k geschiedt, zelfs achtte hij het voor de Indonesiers heel goed dat zij onder Neder- landsch bewind staan. Verder legde spr. er den nadruk op, dat men in Imdie jonge Nederlandsche krachten heel goed gebruiken kan. Spr. waarsehuwde tegen het overmatig ge- bruik van drank, dat in Indie een dubbel bezwaar is. Ook met vrouwen dient men voorzichtig te zijn. Niet, dat de Javaansche vrouw minder dan een Hollandsche, maar haar stille kracht is zoo groot. Een man, die in een onwettige verhouding met een Ja vaansche vrouw leeft, komt onder haar in- vloed, dusdanig dat hij als was wordt in haar vingers. Bovendien heeft deze vrouw' de gave om alles op te merken wat de man r verlangt en zij voorkomt als het ware zijn wenschen. Daama wees spr. op de groote bevolking van Java, dat 38 millioen inwoners telt, welks inwonertal, in 35 jaar verdubbeld is. Deze dichtheid van bevolking dagteekent reeds uit historischen tijd Voorts prees spr. het Javaansche ras, laak- te het, dat wel eens minderwaardig over der Javaan gedacht wordt, om daama te wijzen op het animisme, dat de Javaan aanhangt, de leer, dat alles in de natuur uitgaat van den- kende en willende wezens, geesten, die op bet dagelijksch leven grooten imvloed kunnen uit- oefenen. Siprekende over het bijgeloof van den Ja vaan wees de heer Van Rossem er op, dat er verband bestaat tusschen gebruiken in Indie en hier in Holland, met dit verschil, dat de oorspronkelijke gedachte van sommige bij ons bestaande gewoonten weg is. Wat het koppensnellen betreft, dit vindt zijiti verklaring in het geloof van den inlan der, dat het hoofd het voornaamste is van een mensch. Daarom worden er ook zoo bij zonder veel plichtplegingen en plechtigheden uitgevoerd met een gesneld hoofd. Na de pauze werd een serie prachtige lichtbeelden vertoond, die door de heer Van Rossem werden toegelicht. Allereerst versche- nen enkelen, die betrekking hadden op lijk- verbranding. Heel plechtig en ingewikkeld heeft zoo'n verbranding plaats, en des te hooger de rang van den gestorvene des te plechtiger en ingewikkelder gaat het. Prachtige natuurkieken volgden: kijkjes in oerwouden, watervalllen, enz. Naar aanleiding van een foto, die het mo ment weergeeft, dat de Javaansche arbeiders hun loon ontvangen, werd opgemerkt, dat zoo'n arbeider de gewoonte heeft, om den dag, nadat zijn hij zijn loon heeft gekregen, weg te blijven. Hij werkt dan vast niet, maar doet ijverigc- pogingen zijn geld op te krij- gen. Zou hij dus meer verdienen, dam bleef hij ongetwijfeld ook langer weg. Spr. vertelde verder interessante staaltjes van de kracht die men toeschrijft aan haar en de waarde, die men eraan hecht. Even hoog staan in tel: nagels, tanderi, speeksel, adem en zweet. Aan het einde van zijn causerie legde spr er nogmaals den nadruk op, dat Holland zon- der Indie een land zonder eenige beteekenis zou zijn. Lang en luid applaus volgde. De voorzitter dankte den heer Van Rossem ten zeerste voor zijn boeiende lezing. HET GOED RECHT DER LIJK- VERBRANDING. Voor een niet talrijk publiek sprak gister- avond in de Societeitszaal van de Harmonic voor de afd. Alkmaar der vereeniging voor facultatieve lijkverbranding de heer dr. E. J. Abrahams uit Amsterdam over boven- staand onderwerp. De heer C. Nannes Gorter heette de opge- komenen welkom zijn voldoening uitsprekend over de bereidverklaring van dr. Abrahams, hier op te treden. Deze, hierna het woord krijgende, begon met op te merken, dat eigenlijk ieder voor zich zelve het goede recht van lijkverbranding moest uitmaken. Hier te lande is het echter iets anders, omdat dit recht nog niet wettelijk is vastgelegd. Spr. ging voort met te zeggen, dat hetgeen bij crematie geschiedt in wezerf niet anders is dan het proces, dat het lijk in den grond on- dergaat. De verassching moet geschieden bij een be- paalde temperatuur. Is die te laag, dan ver- teert het lichaam niet, is zij te hoog, dan ver- steenen de beenderen en zijn niet meer tot asch te brengen. De hitte van den oven moet circa 1100 graden C. zijn om de verassching voldoende te doen plaats hebben. Verassching is niet anders dan oxydatie van het lijk door verhitte lucht. Crematie biedt groote voordeelen boven be- grafenis, zoowel ethische als voor de ge- zondheid dergenen die haar bijwonen. Van het onaangename knarsen van touwen of het plompen van aarde op de kist geen sprake. De crematie kan rustig en kalm bijgewoond wor den, zonder last van weer of wind kan men spreken of den spreker volgen, iets wat niet op een begraafplaats altijd het geval is. Dat van een begrafenis een nieuwe' begrafenis komt, zooals wel beweerd wordt, gaat dus niet op voor een crematie. Spr. ontkende nogmaals, dat bij een crema tie de vlammen om't lijk zouden slaan. Voor wie zich rekenschap geeft van hetgeen in den grond plaats vindt, moet het begraven wel een afschrik^ekkend iets zijn, omdat immers niet alleen het lijk oxydeert, maar ook ver- schillend ongedierte aan de vemietiging mee- werkt. Er bestaat een geheele lijkenfauna, zei spr., die daarop een en ander citeerde uit het geen dr. Rademaker, de groote voorstander van de verassching, daarover schreef. De taak van al die dieren is het vemietigen van het lijk. De verschillende dieren beginnen hun rooftocht zoodra de mensch dood is. Van rust in het graf is dan ook geen sprake. Buitendien is de rust van de overblijfselen niet geoorloofd, omdat na een bepaald aan- taal jaren de lijken worden „geschud". Al leen de rijken, die een familiegraf hebben kunnen koopen, kunnen in deze gerust zijn .Verdgr wees spr. er op, dat de mummies. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 9