AlKmaarsche Oouran!
e
i
De docMer van Alva.
s
ar=nn=iG
sa
Dinsdasr 11 Mei.-
In en om de hooldstad.
FKUILLKTON.
Een zwaluw maakt nog geen zomer!
Een advertentie geeft nog geen succes!
Adverteert in de Alkmaarsche Courant! it
3
No 110
1926
Honderii Acht en Twinfiests 'aargang.
CLXXXII
VAN EEN TOONEEL-TENTOON'STEL-
LING EN TOONEEL-BELASTING
In een paar benedenzaaitjes van net nieu
we ge-deelte van het Rijksmuseum in de Hob-
bemastraat is thans een kieine, doeh zeer be-
langwekkende verzameling van decors, af-
beeldingen, tekstboekjes, platen, program-
ma's, brochures, photo's, gedenkpenningen
te zien, alles betrekking hebbende op de ge-
schiedenis van het Amsterdamsch tooneel, ter
wijl daaraan tevens is toegevoegd een collec-
tie miniatuur-tooneelen, die ontworpen waren
voor den ouden Stadsschouwburg aan het
Leidsche Plein.
Het „Koninklijk Oudheidkundig Genoot-
schap", hetwelk deze tentoonstelling inricht-
te, heeft een en ander biieengebracht uit eigen
verzameling en uit die van particulieren, die
op tooneelgebied veel bewaard hadden.
Het is aardig eens langs de wanden en vi-
trines rond te kijken, omdat men, dit doende,
een goeden blik krijgt op de ontwikkeling van
het vaderlandsch tooneel in de hoofdstad,
zulks te meer, omdat j-uist in deze dagen in
den gemeenteraad weder langdurige debatten
gehouden werden over de belasting op de
openbare vermakelijkheden. 't Is waar, dat
die debatten thans meer in het bijzonder de
bioscopen betroffen, doch men weet nu ge
noeg hoe telkens wordt beweerd, dat de moei-
lijke tijden van het tooneele voor een goed
deel het gevolg zijn geweest van de opkomst
der bioscopen.
Het meeste wat op de tentoonstelling aan-
dacht trekt is wel datgene, hetwelk betrekking
heeft op den Stadsschouwburg. Er zijn ge
noeg zaken, die ons herinneren aan den
Franschen Schouwburg, genaamd Blanken-
en 1855 gestaan heeft op de Erwtenmarkt,
thans Binnen-Amstelaan den anderen
Franschen Schouwburg, geaamd Blanken-
berg, die in de 18e eeuw ,,langs" den Over-
toom stand; aan den Grand Salon Grader,
die tusschen 1858 en 1878 stond op den
Weteringsch&ns voor de Spiegelstraat; aan
dien anderen Salon des Variete's in de Am-
stelstraat, waar Judels zijni triumfen gevierd
heeft; aan den schouwburg „Kunstmin spaart
geen vlijt", die in 1791 nog aan de Keizers-
gracht 382 stand; aan den Hoogduitschen
Schouwburg en al die andere, die nu nog be-
staan, doch de Stadsschouwburg was toch
numiner e£n, gelijk hij dat nu nog is.
Men weet, dat die eerste schouwburg te
danken was aan Samuel Adr. Coster en in
1517 gebouwd werd aan de Keizersgracht
tusschen Run- en Beerenstraten en toen „Ne-
derduytsche Academie" werd genoemd en die
later vervangen werd door den schouwburg
van 1638, op den 3en Januari van dat jaar
met Vondei's „Gijsbregt" ingewijd. Een aan-
tal prenten, die een blik geven in de schouw-
burgzaal van dien tijd, zijn te bezichtigen,
ook een, die afbeeldt den noodlottigen brand
van 11 Mei 1772, welke op dien avond ge
durende een voorstelling van het Vlaamsche
gezelschap, dat er met „De Deserteur" op-
trad, in de asch werd gelegd en waarbij acht-
tien personen, onder wie bekende Amsterdam-
mers van dien tijd, omkwamen op een
omlijst perkament zijn de de namen van de
slachtoffers bewaard gebleven.
"Een jaar daarna werd met den bouw van
den schouwburg op het Leidsche Plein be-
gonnen en deze werd 15 September 1774 in
gewijd; heeft bekend gestaan als de „Houten
_ast" op het plein, is later ommanteld en
verbouwd; in den nacht van 19 op 20 Fe-
brutri 1890 in vlammen opgegaan, om toen
vervangen te worden door den Stadsschouw
burg, zooals we dien nu sedert 1894 kennen.
Een lang gedicht herinnert aan dien ramp
van 11 Mei 1772, o.a. met deze woorden:
„De vlam barat uit; elk voelt door schrik zich
overheeren
Hoe schielijk kan't vermaak in jammerklagt
verkeeren
terwijl in een klei nboekske, dat zeker van de
hand is van een dergenen, die het tooneel
beschouwden als eerr goddelooze instelling,
op den vinger Gods gewezen wordt; het was
getiteld „Ontzaggelijke doch nuttige beschou-
wing van het akelig treurtooneel, dat de god-
delijke gerechtigheid vertoonde in den bran-
denden Amsteldammer schouwburg op den
tlden en volgende dagen van Bloeimaand
1772."
Een collectie platen herinnert er aan, dat
men in vroeger tijd ook al iets bezat in den
Een verhaal uit den Tachtigjarigen
Oorlog.
Door Archibald Clavering Gunter.
Vertaald door Mr. O. Keller.
891
„Kapitein Amati is een bekende van Donna
Hermoine, en als secretaris van den hertog."
Oliver behoeft er geen woord meer bij te
voegen; bij het hooren van den naam van de
dochter van den onderkoning, heeft Wilhel-
mina op de allerinnemendste wijze ingestemd
met de gastvrijheid van haar vader en haar
hand voor een begroeting op Spaansche wijze
toegereikt. Guy maakt zich nu niet weder aan
een vergissing schuldig, maar hij kust de
hand, misschien all een een oogenblik langer
zijn lippen er op latend rusten, om zijn vriend
Oliver te plagen. Han roept de Vlaamsche
koopman met ietwat Vlaamschen eenvoud tot
zijn dochter:
„Stoelen, Wilhelmina, stoelen voor de hee-
ren!"
Waarop de dochter met het hoofd in de
hoogte antjvoordt: „U vergeet, vader, dat we
dienstpersoneel in huis hebben," en na gebeld
te hebben, beveelt zii den bediende, die binnen
kont, voor de heeren stoelen te zetten.
„E; kijk, nog meer van die vreemde manie-
ren!" roept de oud" heer nijdig, blijkbaar een
gesprek hervattend dat door de komst der bei
de bezoekers was afgebroken. „Je mag den
goeden ouden Vlaamschen eenvoud niet ver-
geest van de tooneelschool van deze dagen,
althans die afbeeldingen van J. Je'gerhuys
wijzen op de „theoretische lessen voor de ge
sticulate en de mimiek", waaraan in die da
gen veel aandacht werd geschonken.
Daarnevens tal van portretten van beken
de tooneelspelers en tooneelspeelsters van
vroeger dagen en uit de negentiende eeuw en
dan nog een aardige prent, die aantoont, dat
het tooneel een eeuw geleden reeds te lijden
had onder concurrentie van minder soort ver-
make'ijkheden. „Tingel-tangels", variete's,
cabarets, bioscopen, kende men nog niet,
maar de prent, waarop ik doel toont ons, dat
men zelfs den Stadsschouwburg dienstbaar
maakte aan „kermisgedoe" Vandaar de spot-
prent, die ons den Stadsschouwburg doet zien
in 1826, toen er een gezelschap optrad van
sterke mannen, acrobaten, e. d. Van den ge-
vel wappert een vlag, waarop worstelaars in
actie zijn afgebeeld in „vol!e actie" en daar-
onder „Non plus ultra van goede smaak",
terwijl onder de geheele prent gedrukt staat:
„0 wonder, boven wonder- Komt binnen
maar! Komt binnen maar!!"
Maar belasting op de openbare vermake-
lijkhed'cn stond toen noch den tooneelgezel
schappen, noch acrobaten-voorsteiilingen e. d.
in den weg. Thans kiagen tooneel-directics
en bioscoop-directies de laatste no,ta bene
„0, wonder, boven wonder! Komt binnen
fing" door de gemeente.
Terecht? Van de zijde van de tooneel-
directies missschien niet geheel ten onrechte,
omdat 20 pet. belasting op de toch reeds
hooge toegangsprijzen, die men tegenwoor-
dig voor het bezoek aan den schouwburg
heeft neer te tellen, lang geen bagatel is. Het
is begrijpelijk, dat een eerzaam huisvader, die
met zijn ega en een of twee kindere'n naar
schouwburg gaat, door 20 pet. extra voor
ieder hunner genoeg gedrukt word't om een
dergelijken uitgang niet te dikwijls in het
seizoen te doen, terwijil hij zonder de belas
ting meer dan eens zich het genot van zulk
een uitgang zou veroorloven. Dies zullen de
schouwburg-directies wel onder de belasting
lijden, ofechoon wanneer men ziet dat het
bij goede stukken van Verkade dken avond
stampvol is; dat men voor ter Hall's revue
in het Paleis, waarin de onovertroffen Bu-
ziau optrad weken achtereen, dagen te voren
plaatsen bespreken moest, wilde men plaats
krijgen zou men zeggen: die belasting
drukt zoo erg toch niet.
Hoe het zij, waarom de bioscopen het
meest over die belasting kiagen, is niet recht
duidelijk; zij hebben toch zeker met hun twee
avondvoorstetlingen, soms ook nog middag-
voorstelling, niet te klagem over toeloop en is
er wel reden toe, dan rijst allicht de vraag:
„Zijn er soms te veel in Amsterdam?"
De bioscoop behoeft zich niet meer te re-
kenen te zijn de „minderwaardige" van het
tooneel; hij kan gerhst zeggen, dat hij daar
in zoover boven verheven staat, dat hij cos-
mopolitisch is aangelegd'; kan spreken tot
iedereen, welke taal de tocschouwer ook
spreken moge, want deze heeft slechts te
„verstaan" met de oogen en gezonde herse-
nen. En Amsterdam heeft op bioscoop-gebied
in Tuschinkski's inrichting een gebouw, dat,
wat plaatsruimte en aankleediing betreft,
voor den Stadsschouwburg niet onder be
hoeft te doen. De cosmopoliteit van de bio
scoop is de vorige week o.a. gebleken toen
men gedurende eenige uren te Amsterdam
een driehonderd Amerikaansche hotelhouders
te gast had, die de hoofdstad van Nederland
even kwamen „doen" en die men omdat
de vreemde gasten geen „tijd" nadden naar
de tulpenvelden om Haarlem te gaan naar
het genoemde bioscoop-gebouw bracht, waar
zij die op de film konden zien; ze behoefden
geen woord1 Hollandsch te verstaan om het
te kunnen begrijpen; aan een „Gijsbregt"-
opvoering in den Stadsschouwburg zouden ze
niet veel gehad hebben!
Maar ik had het over die vermakelijkhe-
den-belasting. De ijveraars daarvoor hebben
nul op het request gekregen wat vooruit
wel te verwachten was, want we leven nog
niet in de dagen, dat men zich voor de Am-
sterdamsche schatkist zoo maar een half
mlllioen aan belasting kan zien ontgaan,
zonder dat het „gat" op een andere manier
toch weer gestopt zou moeten worden. Bo-
vendien, als men belasting gaat vcrlagen
veel kans is er blijkbaar niet op, want er
staat veeleer een kieine verhooging op de ge-
meentelijke inkomstenbelasting voor de deur
dan moet men dit toch allereerst doen op
een wijze, dat elke burger er iets aan hebben
zal en niet alleen zij, die zich nog wel de
vveelde en het genoegen van uitgaan kunnen
veroorloven.
De wethoudter van Financien had vrij ge
makkelijk spel tegenover degenen, die van 20
op 15 of 10 procent wilden teruggaan; niet
alleen dat hij er op wees, dat hij een venmin-
leeren, Mina. Al is je vader, naar ze bewe-
ren, ook een millionnair, wat hij misschien
niet lang meer zal zijn met dien vervloekten
tienden penning," laat Volcker er tanden-
knersend op volgen.
„U komt uit Brussel, senor Antonius," valt
de jonge dame haar vader in de rede, daarbij
de Spaansche wijze /an aanspreken volgend.
„Ik vermoed, dat u als ondersecretaris van
den hertog daar ook wel de hertogin van
Aerschot heeft ontmoet. Zij komt vandaag
ook in Antwerpen en geeft morgen een feest.
U zult daar zeker ook wel verschijnen, denk
ik, kapitein Amati, evenals senor Oliver?"
„Tot mijn spijt niet, daar ik van avond
weer Antwerpen moet verlaten," antwoordt
Guy.
„En ondersecretarissen en herauten worden
niet genoodigd," voegt de schilder er aan toe,
blijkbaar niet aanlokkelijks vindend in het
denkbeeld. v
„U gaat och zeker wel, jonkvrouwe BocM,
Volcker?" oppert Guy vragenderwijs. „Uw
dansen wordt, naar ik heb vernomen, ten zeer-
ste bewonderd."
„Natuurlijk," antwoordt de jonge dame op
een toon alsof daar niet aan te twijfelen valt.
„Natuurlijk niet!" roept de Vlaming, alsof
hij een Romeinscbe vader ware.
„Vader!"
„Verdomd! Denk je, dat ik het zal toelaten,
dat je mijn paarden zoo lang buiten zult la-
ten wachten als gisteren, zoodat ze vanmor-
gen stonden te slapen in het tuig van den
wagen? De gravin van Mansfeld gisteren, en
de hertogin van Aerschot morgen en jij niet
uit je bed voor den middag. Mijn bedienden
eten me den boel on en jii hebt de uitgaven
dering, om met zijn begrootSng uit te ziullen
komen, niet velen kon, maar bovendien maakte
hij het duidelijk genoeg, dat een verlaging
van 20 op 15 pet., zooals de heer Ketelaar.
wenschte, op elke bioscoop-plaats den be-
zoeker een paar cental zou schelen en dat het
dwaasheid was te durven veronderstellen,
diat die paar centen verschil op de bioscoop-
tarieven den ondernemers van bioscopen
„duizenden" nieuwe klanten zou doen toe-
stroomen
Neen, de werkel'ijke „vijanden" van
schouwburgen en bioscopen, wel te verstaan
met betrekking tot intrekken of verlaging van
de vermakelijkheids-belasting, zijn voorstel-
lingen als die, welke in het Stadion worden
gegeven. Wanneer men j.l. Zondag weder
zag hoe duizenden daar heen trokken om den
strijd tusschen Nederlandsche en Belgische
voetbalspelers te zien; duizenden, die daar
voor die hooge toegangsprijzen en belasting
gaarne over hadden; somwijlen, omdat zij
.geen plaatsen meer konden krijgen aan't lo-
ket, aan cpkoopers guldfens en nog eens gul
dens betaalden, dan begrijpt men eigenlijk
waar de schoen wringt. Al het geld, d'at ve
len nu over hebben voor openbare sport-udf-
voeringen; al het geld, dat wordt uitgegeven
voor dansgelegenheden, wordt niet gebracht
bij de ondernemers van degelijke tooneel-
opvoeringen of het vertoonen van goede
films daartegen moeten de laatstgenoem-
den vooral in een stad als Amsterdam zien te
concurreeren en dat zou hen even moeilijk
vallen als de belasting op openbare vermake
lijkheden niet bestond als thans, nu die wel
geheven wordt.
Het heeft er op dit oogeniblik nog niet den
schijn van dat de „goede oude tijd" van de
schouwburgen zonder vennakelijkheid-belas-
ting, die wij nu op de bovengenoemde ten
toonstelling in herinnering zien gebracht,
spoedig terug zal komen; die tijd blijft mis
schien wel even ver als die andere, toen we
te Amsterdam gewagen kondlen van „hef
pondje boter, dat maar een stooter kostte".
SINA SANA.
drietal besprekingen alle recht hebben Iaten
wedervaren, we goed doen in dezen tijd des
jaars, nu de land- en tuinbouw weer met voi
le kracht werkt, een behandeling te plaatsen
van de bovenstaande voor land- en tuinbouw
zoo gewichtige wetten, al zijn die wetten dan
ook kort van stuk.
De bedoeling van deze wetten is duidelijk.
Ze is niet anders dan ook de considerans der
Nuttige Dierenwet aangeeft: de bescherming
van in het wild levende nuttige dieren. Nu
is het merkwaardig, dat in deze wet geen
enkel bepaald soort dieren wordt genoemd.
Wie de wet leest, zou tot de vraag kunnen
komenwelke dieren worden nu als nuttig be-
schouwd en beschermd? En dan zoekt hij in
de geheele wet tevergeefs naar het antwoord.
Maar de bedoeling van deze wet is de moge-
lijkheid te scheppen om bij voorbaat door
middcl van een algemeenen maatregel van
bestuur bepaalde dieren, die nuttig zijn voor
den land-, bosch- of tuinbouw, te kunnen be-
schermen, vandaar dat ook artikel 1 dezer
wet aldus luidt: „Indien in het wild levende
dieren, met uitzondering van vogels, in die
mate worden gevangen of gcdooa, dat daar-
door de belangen van land-, tuin- of bosch-
bouw worden bedreigd, kunnen bij algemee-
ren maatregel van bestuur, hetzij voor het
geheele rijk, hetzij voor bepaalde gedeelten
daarvan, voorschriften ter bescherming wor
den gegeven. Dat in dit artikel de vogels wor
den uitgezonderd vindt daarin zijn grond,
dat de vogels, voor zoover ze nuttig zijn,
reeds beschermd worden door de Vogelwet
1912, welke wet in deze serie reeds eerder
door ons werd besprokeni.
Waaiom was deze wet tot bescherming
van de nuttige dieren noodig? In het jaar
1880 weTd uitgevaardigd de wet tot bescher
ming van de diersoorten, nuttig voor land-
bouw of houtteelt. Zij zouden bijzondere be
scherming genieten, n.l. de zoogdieren en
de vsgels, welke daarvoor in de termen vie-
len. Toen nu de Vogelwet tot stand kwam
werden alleen de uitsluitend nuttige zoogdie
ren door de oude wet beschermend. Daardoor
lil
Uit «nze Staatsmachine.
NUTTIGE DIERENWETTEN.
Wanneer we hier in den meervoudigen
vorm gaan spreken van nuttige dierenwet-
ten, dan heeft dat zijn goeden grond. Immers
wel kent de verzameling van Nederlandsche
wetten een Nuttige Dierenwet 1914, maar
de Mollen-, Egel- en Kikvorschenwet 1917
heeft geen ander doel dan de eerstgenoemde
wet, n.l. de bescherming van de genoemde
dieren, omdat ze niet tot de schadelijke maar
tot de nuttige diere nbehooren, wat nog lang
niet ieder weet.
Het wil ons voorkomen, dat, waar de
groote staatsmachine ons in den laatsten tijd
niets heeft geleverd, dat we in deze serie be
spreken kunnen, behalve dan het nieuwe Wet
boek van Strafvordering waaraan we in een
een week lang niet opgeschreven. Neen, je be
hoeft niets te zeggen, ik heb het zelf in je
boek nagekeken, ]e hebt niets opgeschreven,
geen woord en geen cijfer, je hebt niet het
minste begrip van het bijhouden van boeken!
Maar laat ik je nu eens zeggen," ging de
oude heer voort, „als zooiets weer gebeurt,
dan laat ik je's morgens om acht uur in den
winkel komen om de vrouwelijke klanten te
bedienen. Onthoud dat goed!"
En voor een oogenblik zijn toorn inhou-
dend, neemt vader Volcker afscheid van Guy
en Oliver, met de opmerking, dat hij wel op
de zaken moet passen, als niemand anders
dat op zich neemt; intusschen neemt hij zijn
gichelenden zoon Jacob mede.
„Vader is soms erg wonderlijk. Zoo'n ge
sprek begint altijd met den tienden penning,"
merkt de jonge dame stemmig op. Half met
een zucht, half met een lach vervolgt ze dan:
„Elke paar weken genieten we van zooiets,
maar niet altijd in het bijzijn van anderen.
Over een minuut is hij hier weer terug," en
een onderdrukt lachje doet ze hooren, als de
oude heer haar voorspelling waar maakt door
ineens zijn hoofd om de deur te steken, roe-
pende: „En dien Franschen spring-in-het-
veld, die je hier komt leeren hoe je je voeten
moet verdraaien, heb ik vanmorgen bij den
nek gepakt en de deur uitgesmeten!"
Maar die mededeeling is toch voor mooi
Mientje te machtig, haar kalmte verliezend,
springt ze op en roept vol ontzetting uit:
„Maar, vader! Die arme goede monsieur de
Valmy!" en de tranen springen haar in de
oogen.
„Ja, en je muziekmeester, die spinettokke-
laar, gaat denzelfdeo wear op. Ik heb cenoee
kwam een leemte in de wet aan den dag,
want immers de kikvorschen, de molten, de
egels vielen niet onder deze wet. Vandaar
de wet van 1914, die weldra de Vogelwet
opvolgde, waardoor de mogelijkheid geopend
werd om ook voor deze en andere dieren be-
schermene bepalingen te treffen, die voor ge
noemde dieren dan ook reeds bij algemeenen
maatregel van bestuur den 22 Juni 1914
werden gepubliceerd.
Nu kan in dezen niet met zulk een alge
meenen maatregel van bestuur worden vol-
staan, daar deze volgens Artikel 2 dezer wet
slechts een voorloopig karakter heeft, immers
dit artikel bepaalt: „Tegelijk met de afkon-
diging van een algemeenen maatregel van
bestuur, als in artikel 1 bedoeld, wordt een
voorstel van wet, houdende regeling van het
in den algemeenen maatregel van bestuur ge-
van dat gehuppel en getrippel, van die loop-
kes op het klavier en dat getierelier," aldus
sloeg de voormalige burgemeester door.
„Denk maar aan den tienden penning! Op
een mooien dag zal ik zelf nog voor muziek
meester moeten spelen," en met die vermake-
lijke voorspelling gaat Volcker op weg naar
zijn kantoor.
Maar die voorspelling werkt dan ook op
de vroolijkheid van alle aanwezigen. Zij bar-
sten alien in lachen uit, Wilhelmina in de
eerste plaats, die juichend roept: „Muziekon-
derwijzer! Prachtig! Ik hoor hem al loopjes
spelen en tierelieren!"
Zij zet zich voor een nabij staand spinet
en zingt een aardig Provencaalsch Chanson
met zulk een natuurlijke gemakkelijkheid en
gratie, dat zoowel Guy als Oliver rondweg
verklaren, dat het een schande zou zijn als
de muziekmeester werd afgeschaft, ongeacht
den tienden penning. Dit schijnt hen alien in
een goede stemming te brengen en juffrouw
Wilhelmina onthaalt de heeren op een relaas
van het groote festijn, dat de gravin van
Mansfeld heeft gegeven ter eere van donna
de Alva. Zij noemt de namen van edellieden
als de Noircarmes, d'Avila, Mondragon, Ga
briel de Cerbolloni en anderen, alsmede de
jongste gravin Mansfeld, de trotsche barones
d'Ayala en de schoone donna Anica de la Me-
drado, die volgens de laatste mode van Ma
drid was gekleed. „Ik was de eenige dame uit
de stad," liet.zij er in haar onnoozelheid op
volgen, „doch mijn dansen vonden ze alien
erg mooi."
Een oogenblik later wordt hun daarvan
het bewijs geleverd. Op het binnrnhof klinkt
hoefgetrappel en vier schitterend uitgedoste
BURGEMF.ESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeenc ken-
nis, dat in het Gemeenteblad van Alkmaar
zijn- opgenomen de besluiten van den Raad
dier gemeente van 4 en 25 Maart j.l., waarbij
zijn vastgesteld:
le. Eene Verordening tot wijziging van het
Reglement van orde voor de vergaderin-
gen van den Raad der gemeente Alkmaar
(Gemeenteblad nr. 1012);
2e. Eene Verordening tot wijziging van de
Verordening, regelende de rechtspositit
van de werklieden in dienst der gemeente
Alkmaar (Gemeenteblad nr. 1010).
Deze verordeningen zijn heden afgekon-
digd- Zij liggen gedurende drie maanden ter
gemeente-secretarie ter lezing en zijn aldaar
tegen betaling der kosten in afdruk verkrijg-
baar.
Alkmaar, 8 Mei 1926.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WENDELAAR, Burgemeester.
A. KOELMA, Secretaris.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ken-
nis, dat zij bij hun besluit van heden vergun
ning hebben verleend aan de firma J. EECEN
Gzn. aldaar, tot't oprichten van een HOUT-
ZAGERIJ, met plaatsing daarin van een elec
tromotor van 5 P.K., dienende tot het drijven
van een CIRKELZAAGBANK in het percee'
gelegen aan de HOORNSCHE VAART ten
kadaster bekend gemeente Alkmaar in Sectie
C nr. 2975.
Alkmaar, 8 Mei 1926
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WENDELAAR, Burgemeester.
A. KOELMA, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeenc ken-
nis, dat zij bij hun besluit van heden vergun-
ning hebben*verleend aan den heer L. "DE
JONG, alhier, tot het oprichten van een LOM-
PENBERGPLAATS in het perceel BLOEM
STRAAT nr. 38.
Alkmaar, 7 Mei 1926.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WENDELAAR. Burgemeester.
A. KOELMA, Secretaris.
HINDERWET.
regelde onderwerp aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gezonden. Indien het voor
stel tot wet wordt verheven, houdt tegelijk
met de inwerking treding de algemeene maat
regel van bestuur op van kracht te zijn. In
dien het voorstel wordt ingetrokken of indien
een der beide Kamers der Staten-Generaal
tot inlet aanneming van het voorstel besluit,
wordt de algemeene maatregel van bestuur
dadelijk ingetrokken." Zooals we reeds op-
merkten, deze maatregelen dragen dus geen
ander dan een tijdelijk karakter. Dat echter
dit tijdelijk langer kan duren dan oorspron-
kelijk geoacht wordt blijkt wel uit de tweede
door ons genoemde wet. Het duurde van
1914 tot 1917 voor de wet door de Kamers
aangenomen was, maar dit kwam door de
abnormale omstandigheden, die de oorlog
met zich bracht.
Verder wordt in deze wet geregeld, welke
ambtenaren belast zijn met het opsporen van
de in deze wet strafbaar gestelde overtredin-
gen, want als zoodanig wordt't niet-naleven
dezer wet beschouwd; verder wat gedaan
moet worden met de in beslag genomen voor-
werpen, die in verband staan met de overtre-
ding alsook met de dieren, levend of dood,
die door de overtreding dezer wet verkregen
en de schadeloosstelling, die iemaod ontvan-
gen kan, wanneer blijken mocht, dat de zaak
niet vervolgd kan worden of de in beslag ge
nomen voorwerpen niet verbeurd worden ver-
klaard.
Daar het nut van den kikvorsch, den mol
en den egel duidelijk was, al kon. het niet als
altijd en in ieder deql des lands geldend ge-
handhaafd worden, ging de regeering als
uitvloeisel dezer wet er het eerst toe over om
deze dieren onder de bescherming der wet te
plaatsen. In de Memorie van Toelichting op
dit wetsontwerp deelde de Minister eenige
cijfers mede omtrent het aantal slachtoffers
van den verdelgingsoorlcg. Zoo stond vast,
dat op de Londensche markt per jaar onge-
veer anderhalf milliocn mollevellen uit Ne
derland werden aangevoerd en dat in Parijs
de z.g.n. kikkerbilletjes bij ontelbare hoeveel-
heden uit Nederland werden ingevoerd. Van
daar dat artikel 1 der wet afdotnde bepaalt:
„Het is verbeden op gronden bij anderen ill
gebruik mollen of egels te vangen of te doo-
den, tenzij met schriftelijke toestemming van
den Commissaris der Koningin en met schrif
telijke toestemming of in gezelschap van den
gebruiker dier gronden." Verboden is even-
eens mollen of egels of de huiden van mollen
in voorraad te hebben, te koop aan te bieden,
te verkoopen of te vcrvoeren, tenzij met
Spaansche muilezels vertoonen zich voor een
stadiekaros, waarvan de koetsier en de pal-
frenier evenals de voorrijders gekleed zijn in
de schitterende livrei van Alva. Een oogen
blik later betreedt donna Hermoine de kamer.
Ze draagt een bontcostuum van onbereken-
bare waarde haar aanminnig gelaat wordt
overschaduwd door een zwierigen Spaan-
schen hoed met witte veeren, en haar glan-
zende oogen schitteren nog wat meer dan ge-
woonlijk, als zij den welgebouwden Gtiv
Chester aanblikt. Achter haar komt gravin
de Pariza, op wier streng gelaat haar duen-
naschap valt te lezen. Hoewel Guy en Oliver
haastig opstaan om het hooge bezoek te be-
groeten, is Mina hen toch voor aan de deu»
om de dames te ontvangen en *e danlen voor
de eer welke haa' woning te beurt valt.
„Hoe minzaam van u, donna de Alva, hoe
vriendelijk van u, gravin de Pariza," ver-
klaart zij, „om mij in mijn eigen huis te ko
men opzoeken," en met een buiging zoo difcp
dat ze bijna den grond raakt, kust zij Her-
moine's hand, hetgeen de dochter van den on
derkoning welwillend foestaat, en gaat dan
op zijde om aan de beide heeren, die mede diep
gebogen hebben, de gelegenheid te geven do-
zelfde hulde te brengen.
De gravin de Parisa strekt haar magere,
droge hand niet uit, als de dochter van den
voormaligen burgemeester ook voor haar een
diepe buiging maakt, maar zegt tamelijk
kortaf: „We zijn hier gekomen, juffrouw Bo
de Volcker, om u nog eens te zien dansen. Ik
vond het gisteravond heel mooi."
(Wordt vervolgd).
De eerste zwaluw, die peziea
wordt. is nog geen bewijs dat
de zomer er al is. Wel eebter it
het een aendniding dat er rer.
aadering ten goede in de natnur
komt
Zoo la het ook met adverteeren:
Daarom moet ook ten stelligste
de meening weerlegd worden,
die men too trele malen hoortj
„tk heb al eens een adrertentie
geplaatst, het geeft tocb niets,
ik heb nooit succes gehad of
voor uitgang bemerkt."
Neen, natnnrlljk niet, door dtn
advertentie maakt gij nw zaak
niet bekend, gij moet regel-
matig adverteeren, wij geven
de verzekering, dat gij beslist
an afdoend encces zult hebben