Alkmaarsche Gourant Scbaakrubriek. mm. mm\ a mm t f n m Met Dr. Van der Sleen ep reis. Be dochter van Alva. lilil I mXmm. De papiermand mi ili m S w\ 2 m H I m Zaterdag 19 Juni. FEU1LLET0N. 4 i wm^4. mm x §§1 m li wm mm. '£m IBS DESSBHBIsMsISBSS wm mm wm, m i i m m No. 142 1926 Hondsrd Acht en Twintigste iaargang. IX. Bij de Parelvisschers der Dahalak-eilanden. Na een paar dagen visschen raakt de vleeschvoorraad op en besluit ik ora naar Dahalak te gaan jagen en meteen een bezoek te brengen aan Dhu Bellu, volgens de Rec Sea Pilot het centrum van den pare'handel Bijbedoeling: eens hooren waar men parels vischt en dat interessant bedrijf ook eens gaan bekijken. Ettelijke uren stoomen wij door het prach- fig blauwe water; rondom ons de lage zan- dige met palmen gekroonde eilanden, hier en daar een huisje, een inoskee, een paar wit ge- kleede of naakt bruine gestalten, ons nakij- kende van het strand. Overal om ons heen dreigende gevaren, de ver in zee uitstekende koraalriffen, gelukkig zeer gemakkelijk ken baar door een groenwitte verkleuring van het water, die alleen de navigatie hier mo- gelijk maakt, want de kaarten zijn zeer onbe- trouwbaar. Op ettelijke mijlen afstand 1 V i:k eiland der groep dreigt de or :!om. De ankerketting ratelt neer er •o::doep brengt ons verder; 154 uur met n flink vaartje, dan wordt het laveeren tusschen de hoogopstekende koralen door en op een ki lometer van de kust gaat het niet meer. Drie gazellen grazen rustig bij een boschje in de lagune, pelikanen, lepelaars, kluiten enz. bij honderden, een paradijsje op aarde. Maar de weg naar het paradijs gaat niet op rozen. Een goed kwartier waden, kniediep over scherpe koralen, rotspunten en schelpen, bedreigd door zeeegelsrekels, groote krabben en ver raderlijk diepere plekken. Wij komen aan wal benoorden de lagune en zetten meteen koers naar het dorp, waar- van de huizen al steeds onze richting heb- ben bepaald. De zon staat vrijwel loodrecht boven ons. De bodem is niets anders dan een drooggevallen koraalril, vol scherpe kanten, punfige uitsteeksels en schelpbrokken en draagt absoluut geen plantenkleed. In dc verte eenige mimosastruiken in een terrein plooi en bij het dorp een paar kromme knoes- tige waaierpalmboomen. Hier en daar een sketet van een kameel of de beenderen van een geit. Een dik uur loopen we over deze trooste- looze vlakte en worden dan aan het begin van het dorp opgewacht door den zoon van het opperhoofd, den sheikh die ons beduidt hem te volgen. Door vele bouwvallen, waar- tusschen een enkel gaaf huis (dat is een kubus van steen met een deuropening en no more), geleidt hij ons tot waar zijn vader ons tege- moet strompelt. Wij waren allang vooruit gemeld, vertelde onze tolk. Een zoo groot 6chip was hier in geen tijden gezien. Marine? Politie? Neen alleen een visite. Te veel eer! Hij ging ons voor naar de ontvangzaal, ook alweer een vensterlooze ruimte, langs de wanden groote rustbanken met gevlochten zitting, waarover heen juist mooie Perzische tapijten waren uitgespreid. Zalig koel was het er. Dadelijk werd ons een dronk water gereikt. Even later de 2e tractatie, geit en melk, geserveerd uit een groote kom van ge vloditen gras, met schelpen versierd en met teer gedicht. Dat desinfecteerde gelukkig, was mijn eerste gedachte. Even later was de koffie klaar, gekookt in zoo'n gezellig rond- buikig aarden kannetje en geserveerd in twee heusche mokka-kopjes op een echt presen- teerblaadje, juist te voorsehijn gehaald uit de brandkast of te wel een blikken brood- trommel. Uit die twee kopjes moesten wij na- tuurlijk om beurten drinken. Eerst na dit onthaal kon tot bet vragen van inlichtingen worden overgegaan. Het dorp was vrijwel verlaten, alle weerbare mannen waren ter parelvisscherij. In de buurt van Harmil in hoofdzaak. Of wij parels wilden koopen. Sjoef! Eerst zien. Veel moois was het niet, alleen de prijs bracht ons tot de overtuiging, dat ze blijkbaar mooi waren. Wij kochten liever twee kippen voor 50 cent en kregen er zes eieren bij cadeau, die echter op weg naar boord uitkwamen. Ze werden ons gebracht door de dochter van den sheikh, een aardig meisje, keurig gekleed met een halsketting van glazen kralen. Ze zal 4 of 5 jaar geweest zijn. De familie werd gefotografeerd (de vrouw bleef natuurlijk onzichtbaar) en na veel sa laam namen we afscheid. Ik telde in het heele dorp 7 kinderen, zag vier vrouwen, 2 oude mannen, 9 gieren, vier andere roofvogels, 2 dromedarissen en een kudde geiten. De weg naar de kust was weer lang, de waadpartij zwaar, een flinke bries bracht zooveel buiswater over, dat wij slechts halve Een verhaal uit den Tachtigjarigen Oorlog. Door Archibald Clavering Gunter. Vertaald door Mr. G. Keller. 61 „ik zweer dit bij het kruis, dat mijn moeder me eens gaf," antwoordt de kleine vaandrig, tcrwijl hij een kruisbeeldje, aan zijn lippen brengt. Maar dan laat hij er lachend op vol- gei „De eed was eigenlijk niet noodig. Ik' wist he. al van vroeger." „Sinds wanneer? Hoe lang al?" ..Sinds ik drie weken geleden den echten k( onel Guido Amati ontmoette. Je bent se- Jert bevorderd, niet waar?" „En je hebt het nooit verklapt, zelfs niet aan Amati?" „Neen, aan gee! levende ziel." ,|Waarom niet?" „Santas! Het betrof het geheim van een dame!" „God zegene je," roept Guy, zijn gevan- gene aan zijn hart drakkend. „Het raakte inderdaad misschien den ooeden naam, maar niet de eer van een dame. „0, ieder weet. dat Donna de Alva is een kracht konden varen, zoodat eerst de late middag ons aan boord zag. Eerst een gazelle schieten voor den pot en dan opstoomen naar Harmil was de dienst- order voor den volgenden dag, en's avonds lagen wij in de luwte achter het eiland, het noordelijkste der groep. Drie inlandsche vis- schersvaartuigen, sambocks, liggen achter een landtong, maar vertrekken den volgen den morgen zeer vroeg. Een andere komt aanzeilen en gaat voor anker. Met angstige gezichten zien de opvarenden onze motor- launch naderen, ze blijven eerst achterdoch- tig, maar een paar sigaretten en 'n uitlegging van onzen Arabischen matroos maakt ze spraakzamer. Ze hebben pareloesters ge- vischt en komen nu, hier in het oppertje hun vangst uitzoeken. Wij blijven kijken. Met groote handigheid worden de oesters ge- opend en doorgewoeld met het mes. Op elke tien oesters leveren 2 of 3 een parel, echter meest zeer kleine, 1 m.M. groot, zooge- naamde ,^eed-pearlfc", maar toch ook wel een paar flinke exemplaren. Voor geen geld of goede woorden was hij te bewegen ons naar de plek te brengen, waar hij zijn vangst had gedaan en de vangwijze te demonstree- ren. In den namiddag enteren wij nog een koopvaarder. Groot schip met 15 man aan boord. Koffie wordt gastvrij aangeboden en smaakt best op het achterschip, uitgestrekt op rustbedden onder het zonnedek. Op de voor- plecht zit een oude neger met grijzen baard, Mozes genaamd, gierst fijn te malen met een ronden rolsteen op een grooten platten steen. Gezellig primitief. Een andere sambock nadert ons jacht en zet een cano uit, die ons aanklampt. Ze had- den petroleumgebrek. Wij hielpen graag, want op dek lagen nog vijf cano's. Een stuk zeep en wat sigaretten worden welkome buit verklaard en wij maken een afspraak den vol genden morgen 8 uur naar het visschen te komen kijken. Om 7 uur zeilt de sambock weg, maar laat hier en daar een cano vallen, telkens met twee man. Een wacht ons op de afgesproken plaats. Een Arabier zit achterin en pagaait. De ander hangt overboord met het hoofd in een leeg petroleumblik, waarin in den bodem een glasplaat is ingezet. Daardoor kijkt hij uit naar parels, pagaait als't noodig is met een hand mee, enduikt plotseliag om- laag als iets zijn aandacht trekt. En negen van de tien keer komt hij met het gewenschte voorwerp boven ook. Soms is het een eet- bare schelp, maar meestal een pareloester van de grootte van een hand. Ik leen zijn blik eens even en verwonderlijk zoo duide- lijk als je alles op cen bodem ziet liggen, zee- sterren, zeeegels, pareloesters enz. Ik heb dan ook van een dergelijk instrument op de ver- dere reis heel wat plezier gehad. Wij blijven een half uurtje bij onze vrien- den in de buurt. Een keer of tien plonst er een omlaag tot een meter of zes diepte en een 8-tal pareloesters is het resultaat. Eigen lijk parelmoer-oesters, want deze luidjes zijn vooral uit op de grootere soort, die zelden parels bevat, maar voor de parelmoerknoo- pen-fabricage veel verzameld wordt. Wij vis schen een half uurtje met onze kor in die buurt, telkens vastloopende op koralen en vangen prachtige schelpen, koraalroode zee- sterren, zeeegels met stekels, zoo dik als een potlood enz., maar de pareloesters liggen zoo dun gezaaid, dat ze op deze wijze alleen door een groot toeval te vangen zijn. Maar een interessant bedrijf is het, en ik heb van die rustige kalme visschers alweer heel wat geleerd. De zee en de kale .rotseilanden worden ons te machtig. Wij gaan eens zien wat de Afri- kaansche vastelandskust oplevert. Rrrrrrrrt, weer een ander mouvement. Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN Hier geven we de meening van R. Reti in de Telegraaf weder over: De Gambiet-verdediging in de Spaansche Partij. Philidor, de grootste schaakmeester van de 18e eeuw, verklaarde, dat na 1. e4, e5; de zet 2. Pf3 slecht is, en wel, omdat het Paard hier den f-pion in den weg staat. Hij trachtte den zet 2. Pf3 te weerleggen door 2.—, d7d6; (de verdediging van Philidor), om na 3. d2 d4, of 3. Lflc4 door 3.f7f5; met een pion meer in het centrum een aanval te on- dernemen. Het bleek weldra, dat Philidor's opvatting niet te verdedigen is. Wel kon Zwart in het centrum de betere pionnen-stelling verkrijgen, maar meestal was Zwart niet in staat een krachtigen aanval van den beter ontwikkelden tegenstanders tegen den zwakken Konings- vleugel te weerstaan. In latere jaren heeft Morphy getracht door eenige verbeteringen de verdediging of liever den aanval van Philidor nieuw leven in te blazen. Inderdaad gelukte het hem eenige par- tijen op deze wijze schitterend te winnen, maar toch bleken later ook zijne ver bete ri n- gen niet in staat den toets eener nauwkeurige heilige. Mai toch, dat zij jou lief heeft.*Hoe wonderlijk Maar zij hebben geen tijd om het gesprek voort te zetten. Chester neemt den jongen man bij de hand, sleept hem mee over het ijs en begeleidt hem ter wille van zijn veilig- heid bijna tot Amsterdam. Maar daarmede brengt Guy haast zijn eigen leven in gevaar, daar Spaansche troepen hun tegemoet rukken. Hij neemt dus van zijn gevangene met een handdruk afscheid onder de woorden: „God zegene je. Vergeet het niet!" „TwijfeI niet aan mij! lk heb waargenomen, hoe ze naar je keek. Ik weet, dat ze je lief heeft en niemand zou haar willen grieven. Maar pas op, daar komen Spanjaarden aan!" roept de Busaco. Op zijn schaatsen ijlings terugrijdend, be- reikt Chester weer zijn schip. In de nabijheid er van ziet hij Oliver met twee of drie anderen gebogen staan over het lijk van den Spaan- schen officier, dien Guy zoo plotseling heeft verlaten. „Ze hebben_ hem gedood, nadat je wegge- gaan waart,"'verklaart Oliver. „Ik heb om jouwentwil gezorgd, dat ze hem niet uit- schudden. Het was een zeer dapper officier." „Om mijnentwil?" vraagt Guy verbaasd. „Denk je dan, dat ik me zal verkneuteren over den dood van een held? Intusschen, als er niets tusschenbeide was gekomen, had ik hem geloof ik, zelf naar de andere wereld analyse te doorstaan. Reeds lang waren de ideefin van Philidor ter zijde gelegd, toen ongeveer 15 jaar gele den de aanvalspeler Marshall in zijne wed- strijdpartijen de gambiet-verd'ediging in de Spaansche Partij beproefde het oude idee in een nieuw gewaad. 1. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8c6 3. Lfl^b5 f7f5 Maar in de laatste jaren werd ook deze te- genaanval als incorrect beschouwd en wel, zooals de „Bilguer" aangeeft, wegens 4. Pblc3! Pg8f6 5. e4 X f5e5—e4 6. Pf3g5 Lc8Xf5 7. Ddle2 d)6d5 8. d2—d3 waarna Zwart zonder eenige compensatie een pion verliest. Maar deze analyse heeft m.i. geen bewijs kracht, daar de zet 4.Pf6; niet de juiste kan zijn. In mijn atrikel over het „Breyer- gambiet" heb ik vermeld, dat ik na 1. e4, e5; 2. f4, ef4het Paardgambiet 3. Pf3, als in correct beschouw. Maar dan spreekt het van- zelf, dat Wit na 4. Pf6; in bovenge- noemde variant, met een tempo voor, het gambiet zeker zal kumnen aannemen. In verband hiermede stelt de Zweedsche theoreticus Dr. Krause voor 4. Pc3, met 4. Lc5; te beantwoorden, om het Paard g8 even- tueel naar e7 te ontwikkelen. Mijns inziens echter bestaat de juiste voortzetting hierm, dat Zwart consequent de idee van het gambiet vervolgt. En dat idee brengt niet mede, dat Zwart verded'iging zoekt tegen de direigingen, die de zetten van den tegenstander bevatten, maar veeleer, dat hij tegen-aanval zoekt te verkrijgen, door gebruik te maken van de verzwakkimg, door deze zetten veroorzaakt. Want elke zet, hoe solide ook, veroorzaakt ergens eene verzwakking. Zoo bijvoorbeeld wordt door den zet 4. Pc3 het opspelen van dien c-pion verhinderd en biervan kunnen wij door 4. Pd4; gebrui'k maken. Natuurlijk, zoolang men in de meening verkeerde, dat in de opening bij elken zet noodzakelijk een stuk behoort te worden ont- wikkeld, dacht men niet aan 4. Pd4; vandaar, dat geen enkele theoreticus d'ezen zet nader heeft onderzocht. Er ontstaat dan de navolgende sfeling: Zwart. g a b c (I e Wit. Het spreekt van zelf, dat wij niet bij machte zijn, deze gecompliceerde positie, die nog nooit in eene partij is ontstaan, nauw- keurig en volledig te analyseeren. Wij zullen ons tevreden stellen twee voortzettingen aan te geven, uit welke kan blijken, welke onge veer dte gevolgen kunnen zijn van Zwart's speelwijze. le voortzetting. Pf3Xe5 Dd8— Pe5—f3 f5Xe4 Pc3Xe4 Pd4Xf3f DdlXf3 DfbXf3 g2Xf3 c7c6 Lb5e2 d!7d'5 Pe4g3 Lf8d'6 gevolgd door Pg8e7, waarna Zwart, hoe- wel een pion ten achter, klaarblijkelijk in het voordeel is. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 2e voortzettioig. 5. Lb5c4 Lf8c5 6. Pf3Xe5 Dd8f6 7. Pe5f7 d7d6 8. Lc4Xd5 c7c6 9. Ld'5c4 b7b5 10. Pc3Xb5 c6Xb5 11. Pc4—d5 f5Xe4! 12. Pf7Xh8 Pd4Xc2f 13. DdlXc2 Df6Xf2f 14. Kel<Jl Lc8—g4 Zooals reeds is gezegd, mag men het bo- venstaandie niet beschouwen als eene volle- dige analyse, tegen welke geen bedenkingen kunnen bestaan. De zetten van Wit, en mis schien ook die van Zwart, zijn weil voor ver- beteriog vatbaar. Beidte varianten dienen alleen om aan te geven., welke kansen Zwart wel heeft. Een definitief oordeel omtreot dien zet 4. Pd4; zal eerst gevormd kunnen worden, als de zet de proef der praktische partij doorstaan heeft. Ik hoop in de tour- nooien te Stockholm en te Berlijn gelegen- heid voor deze proef te verkrijgen. geholpen, hoewel hij buitengewoon knap met het zwaard wist om te gaan." „Dat zou ontzettend zijn geweest," zegt de schilder. „Waarom?" „Omdat je dan zelfmoord hadt begaan." „Zelfmoord? Wat bedoel je daarmede?" „Ik wil maar zeggen, dat spoedig oogen, die je liefhebt, tranen zullen storten, als je dood aan haar bericht wordt." „Grappenmaker! Wat bedoel je toch?" „Ik bedoel, dat dit het lijk is van kolonel Guido Amati, den man, dien Hermoine de Alva denkt, dat jii bent." „Goede hemel!" roept Chester, rich over den doode buigend. „Ik heb hem gefouilleerd en wat hij aan waarde bij zich had, van zijn lijk afgenomen. Niet voor mezelven, maar om het aan de familie terug te geven," vervolgt de schilder. „Maar deze brief gaat jou aan." Haastig het stuk doorkijkend bij het lkht van de winterzon, die reeds naar de wester- kim neigt, schrikt Chester plotseling op. Want het is de hand, die hij kent en vereert, en al heeft hij weinig schrift van haar gezien, zoo kent hij het uit duizenden. De innoud luidt: „God zegene je, mijn held; je bent tot kolo nel bevorderd. Dat is een snelle promotie, niet waar? Maar dat is door mijn toedoen. Mag ik hier een raad bijvoegen? Zie dan den Eersten der Engelschen gevangeu te oeoien Spaansche partij. Wit: Duffield. Zwart: Thomas. 1. e4e5 2. Pf3—Pcb 3. Lb5—a6 4. La4 Pf6 5. 0—0, Pe4; 6. d4—b5 7. Lb3—d5 8. de5Le6 9. c3—Le7 10. Pbd2—Pc5 11. Lc2iLg4 12. Teld4 13. Pe4—dc3: 14 Pfbf? (een incorrect offer) gf6: 15. ef6: Ddl: 16. LdlPd3 17. Te3-cb2: 18 Lb2:Pb2: 19. Le2—Le6 20. fe7:—Pe7: Wit geeft op. Eindspel. eener wedstrijdpartij, den 22en Januari j.l. in de „Hampstead Chess Club" te Londen ge. speeld. Zwart: White. #5! m i W,'4m ■m. a b c Td e f g h Wit: Est rim. Er volgde: 10. 0—0! e5Xf4 Hij had ook moeten rocheeren. 11. Tfl—elf Ke8f8 12. Ddl— d6f Kf8—g8 13. Lc4Xf7f! Kg8X!7 14. Pf3—g5f! Zwart geeft ophij krijgt in 2 zetten mat. Eindspel. eener in de 4e ronde van den wedstrijd te New York gespeelde partij. Zwart: Hodges. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. abode t'gh Wit: Schroder. Er volgde: 22e5—e4! 23. Del Xh2 e4Xf3 24. g2Xf3 Pc6-e5 25. Lc4fl 25. Le2 geeft beter verdediging, maar kan toch ook het verlies niet voorkomen. 25Dd8—h4f Kh2g2 Pe5Xg4 f3Xg4 f4f3 Kg2—gl f3f2 Kgl—g2 Dh4Xg4 Kg2h2 Dg4gl Kh2-h3 Tf8—f3 Kh3—h4 Dgl—h2 Wit geeft op. Oplossing probleem 108 van D. A. Mitchell (G. C. 1918). Wit: Kh7 Dc3 Te3 en h5 Le6. Zwart: Kf6 De5 Pg4 pi e7 en f7. 1. Le6 Dc3 (d4) 2. Tf5 mat. 1- Ps 2. De5 mat. ~1- Ke6: 2. Dc6 mat! 1. fe6: 2. Tf3 mat. In dit zeer aardige tempoprobleempje is Le6 een ontruimingszet voor Tf5 (le vari ant). De 3e variant zullen" velen met goed geslaagd vindlen. Goede oplossiagen ontvangen van heer D. de Boer en van A. H. M. en I. Oplossing probleem No. 109 van H. W. Bettman (G. C. 1921). Wit: Kf3 Dg5 Tf6 Pa5 en e8 L d4 en hi pi c3 f2 en g3. Zwart: Kd5 De5 Pa8 pi c7, d6, f7, h5 en h2. De3 (dreigt c4 mat) ons den 1. 1. 1. 1. 1. 1. 1. Df6j Df5f De3:f Df4:f Dg3:f Pb6 2, 2. 2. 2. 2. 2. Pf6 mat. Tf5 mat. Ke3: mat. Kf4 mat. Kg3 mat. Pc7: mat. De koningen en dames zoo dicht bij elkaar geven een leelijke gedrongen stand met als gevoilg weinig verrassends en eentonigheid in de matvoering. Alleen't mat na De3: Ke3: kan ons voldoen. Probleem No. 110 van C. Mansfield (G. C. 1914). of overhoop te steken, en je kunt zeker zijn van den generaalsrang. Dat zal je tot de kerk voeren, waar Hermoine op je wacht.' „Groote genade! Dat is verschrikkelijk," zucht Guy. „Door de vrouw, die ik lief heb, belast met de opdracht om mij te dooden! En nu zal ze hem beweenen!" „Ja, en hoe meer tranen ze voor hem stort, der, te inniger heeft zij je lief. Je bent im- mers nog niet dood! O, wat zal me dat een wonderbaarlijke gedaanteverwisseling zijn. Ik stel me Hermoine's oog enal voor, als zij ziet, dat de doode leeft! Och, lieve hemel, als ik ook maar eens in de oogen mocht blikken van mijn lief, die daar ginds is," zegt Oliver, terwijl hij in de richting van Haarlem wijst. „Guy, help me haar te redden!" Een oogenblik later roept de schilder plot seling uit: „Mon Dieu! wat scheelt je?" want Ches ter leunt zwaar op hem, terwijl hij stamelt: „een kogel moet door mijn harnas heen ge- gaan zijn." De schilder verwijdert het pantser ijlings en ziet inderdaad, dat zulks het geval is, of- schoon de wonde niet diep is. Doch groot bloedverlies tengevolge van zijn buitengewone inspanning heeft hem ver- zwakt en Chester wordt naar zijn schip ge- dragen. De Hollandsche gezagvoerders kijken in tusschen zeer eras tig. Als de koude aag- S B B B B B B B N.V. vh. Herms.Coster&Zn. B B B B B B g .w.^ucu^^va,. g Voordam C 9 Alkmaar. B B BBBBBBBBBBBBBBB Zwart (5) If a' b c d e f g Wit (6) Wit geeft mat in 2 zetten. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter oplos sing probleem no. 916. t Stand. Zwart: 12 sch. op: 5, 6, 9, 11, 13, 16, 17. 20, 25, 30, 36, 43. Wit: 14 sch. op: 15,22,23,24,26/29 34, 37, 41, 42, 45, 46. Oplossing. 1. 23—18 1. 36 38 2. 45—40 2. 35 44 3. 26—21 3. 17 26 4. 37—31 4. 26 32 5. 27—21 5. 16 27 6. 22 33 6. 13 22 7. 28 17 7. 11 22 8. 33—28 ,8. 22 33 9. 29 40 9. 20 29 10. 34 23! De beide volgende partijstanden kwamefl voor in de Haarlemsche Damclub. In den eerst n stand 1! Wi lfl fg 77 IS Mi Zwart 11 sch. op: 3, 5, 12, 13, 14, 16, IS, 19, 23, 24, 26. Wit 11 sch. op: 22, 25, 27, 32, 33, 35, 37, 38, 39, 42, 45. tusschen de heeren Wielenga en v. Eyck speelde wit: 1. 27—21 1. 26 28 33 22 2. 18 27 32 21 3. 16 27 35—30 4. 24 35 25—20 5. 14 25 45—40 6. 35 33 38 7 maar zwart liet nu volgen: 7.27—32 8. 37 28 8. 19—23 9. 28 8 9. 3 1 en wint. Heel mooi! 2. 3. 4. 5. 6. 7. houdt, blijven hun schepen ingesloten in het ijs en zullen zij door het'groote leger te Am sterdam worden aangevallen. En het zal hun dan niet vergeven worden, dat zij vierhonderd man van de beste Spaansche troepen in de pan hebben gehakt. „Er moeten wonderen gebeuren om ons te redden," verklaart't Hoen. De vloed moet opkomen, de wind moet draaien, het ijs moet smelten en dat alles moet tegelijkertijd gebeu ren. Het is meer gebeurd, maar geen mensch heeft het ooit gezien en dus denk ik, dat de oude Jan Veeder, onze dominee, het een won der zou heeten, Jan Veeder, die mijn dood de volgende week in zijn pTeek zal herdenken." Maar in dienzelfden nacht heeft de voor- zienigheid Gods, die hun de koude heeft ge bracht, hun een enkele kans tot ontsnappen gegeven, de laatste van dien winter, want het wonder voltrekt zich. De hevige wind, de hoo- ge vloed en het dooiweder komen tegelijk en het getij is hoog genoeg om hun te veroorlo- ven het Pampus te passeeren. De wind stuwt het water zoo hevig op, dat het smeltende ijs wordt stukgescheurd en doet de zeilen bol staan, terwijl de vier schepen, met elk lapje doek geheschen, koers zetten naar het noor- den en den volgenden morgen veilig en wel ankeren in de haven van Enkhuizeri. Maar Chester heeft daar weinig weet van. Hij ligt te ijlen ten gevolge van wondkoorts. (Wordt vervolgd). ft- WW; wmx- V'/aW VMit. is meestal een niet bedoelde bergplaats voor drlikwerk, dat men aan z'n klanten doet toekomem Ooed uitgevoerd zai het niet zoo gauw weggedaan worden, als drukwerk, dat een slecht verzorg- den, slordigen in- druk maakt Over de resultaten van aw aankondi- gingen, prospecti, en al uw overige drukwerken, zutt ge tevreden zijn, wan neer gij ze laat ge- reed maken bij de; '//77. Mi WW

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 7