Alkmaarsche Gourant
Scbaakrubriek.
mm. mm\
a mm t
f
n
m
Met Dr. Van der Sleen ep reis.
Be dochter van Alva.
lilil
I mXmm.
De papiermand
mi
ili
m
S
w\
2
m
H
I
m
Zaterdag 19 Juni.
FEU1LLET0N.
4 i wm^4.
mm x §§1 m
li wm
mm.
'£m
IBS
DESSBHBIsMsISBSS
wm mm
wm, m
i i
m
m
No. 142
1926
Hondsrd Acht en Twintigste iaargang.
IX.
Bij de Parelvisschers der Dahalak-eilanden.
Na een paar dagen visschen raakt de
vleeschvoorraad op en besluit ik ora naar
Dahalak te gaan jagen en meteen een bezoek
te brengen aan Dhu Bellu, volgens de Rec
Sea Pilot het centrum van den pare'handel
Bijbedoeling: eens hooren waar men parels
vischt en dat interessant bedrijf ook eens gaan
bekijken.
Ettelijke uren stoomen wij door het prach-
fig blauwe water; rondom ons de lage zan-
dige met palmen gekroonde eilanden, hier en
daar een huisje, een inoskee, een paar wit ge-
kleede of naakt bruine gestalten, ons nakij-
kende van het strand. Overal om ons heen
dreigende gevaren, de ver in zee uitstekende
koraalriffen, gelukkig zeer gemakkelijk ken
baar door een groenwitte verkleuring van
het water, die alleen de navigatie hier mo-
gelijk maakt, want de kaarten zijn zeer onbe-
trouwbaar.
Op ettelijke mijlen afstand 1 V i:k
eiland der groep dreigt de or :!om.
De ankerketting ratelt neer er •o::doep
brengt ons verder; 154 uur met n flink
vaartje, dan wordt het laveeren tusschen de
hoogopstekende koralen door en op een ki
lometer van de kust gaat het niet meer. Drie
gazellen grazen rustig bij een boschje in de
lagune, pelikanen, lepelaars, kluiten enz. bij
honderden, een paradijsje op aarde. Maar de
weg naar het paradijs gaat niet op rozen. Een
goed kwartier waden, kniediep over scherpe
koralen, rotspunten en schelpen, bedreigd
door zeeegelsrekels, groote krabben en ver
raderlijk diepere plekken.
Wij komen aan wal benoorden de lagune
en zetten meteen koers naar het dorp, waar-
van de huizen al steeds onze richting heb-
ben bepaald. De zon staat vrijwel loodrecht
boven ons. De bodem is niets anders dan een
drooggevallen koraalril, vol scherpe kanten,
punfige uitsteeksels en schelpbrokken en
draagt absoluut geen plantenkleed. In dc
verte eenige mimosastruiken in een terrein
plooi en bij het dorp een paar kromme knoes-
tige waaierpalmboomen. Hier en daar een
sketet van een kameel of de beenderen van
een geit.
Een dik uur loopen we over deze trooste-
looze vlakte en worden dan aan het begin
van het dorp opgewacht door den zoon van
het opperhoofd, den sheikh die ons beduidt
hem te volgen. Door vele bouwvallen, waar-
tusschen een enkel gaaf huis (dat is een kubus
van steen met een deuropening en no more),
geleidt hij ons tot waar zijn vader ons tege-
moet strompelt. Wij waren allang vooruit
gemeld, vertelde onze tolk. Een zoo groot
6chip was hier in geen tijden gezien. Marine?
Politie? Neen alleen een visite. Te veel eer!
Hij ging ons voor naar de ontvangzaal, ook
alweer een vensterlooze ruimte, langs de
wanden groote rustbanken met gevlochten
zitting, waarover heen juist mooie Perzische
tapijten waren uitgespreid. Zalig koel was
het er. Dadelijk werd ons een dronk water
gereikt. Even later de 2e tractatie, geit en
melk, geserveerd uit een groote kom van ge
vloditen gras, met schelpen versierd en met
teer gedicht. Dat desinfecteerde gelukkig,
was mijn eerste gedachte. Even later was de
koffie klaar, gekookt in zoo'n gezellig rond-
buikig aarden kannetje en geserveerd in twee
heusche mokka-kopjes op een echt presen-
teerblaadje, juist te voorsehijn gehaald uit
de brandkast of te wel een blikken brood-
trommel. Uit die twee kopjes moesten wij na-
tuurlijk om beurten drinken.
Eerst na dit onthaal kon tot bet vragen van
inlichtingen worden overgegaan. Het dorp
was vrijwel verlaten, alle weerbare mannen
waren ter parelvisscherij. In de buurt van
Harmil in hoofdzaak. Of wij parels wilden
koopen. Sjoef! Eerst zien. Veel moois was
het niet, alleen de prijs bracht ons tot de
overtuiging, dat ze blijkbaar mooi waren.
Wij kochten liever twee kippen voor 50 cent
en kregen er zes eieren bij cadeau, die echter
op weg naar boord uitkwamen. Ze werden
ons gebracht door de dochter van den sheikh,
een aardig meisje, keurig gekleed met een
halsketting van glazen kralen. Ze zal 4 of 5
jaar geweest zijn.
De familie werd gefotografeerd (de vrouw
bleef natuurlijk onzichtbaar) en na veel sa
laam namen we afscheid.
Ik telde in het heele dorp 7 kinderen, zag
vier vrouwen, 2 oude mannen, 9 gieren, vier
andere roofvogels, 2 dromedarissen en een
kudde geiten.
De weg naar de kust was weer lang, de
waadpartij zwaar, een flinke bries bracht
zooveel buiswater over, dat wij slechts halve
Een verhaal uit den Tachtigjarigen
Oorlog.
Door Archibald Clavering Gunter.
Vertaald door Mr. G. Keller.
61
„ik zweer dit bij het kruis, dat mijn moeder
me eens gaf," antwoordt de kleine vaandrig,
tcrwijl hij een kruisbeeldje, aan zijn lippen
brengt. Maar dan laat hij er lachend op vol-
gei
„De eed was eigenlijk niet noodig. Ik' wist
he. al van vroeger."
„Sinds wanneer? Hoe lang al?"
..Sinds ik drie weken geleden den echten
k( onel Guido Amati ontmoette. Je bent se-
Jert bevorderd, niet waar?"
„En je hebt het nooit verklapt, zelfs niet
aan Amati?"
„Neen, aan gee! levende ziel."
,|Waarom niet?"
„Santas! Het betrof het geheim van een
dame!"
„God zegene je," roept Guy, zijn gevan-
gene aan zijn hart drakkend. „Het raakte
inderdaad misschien den ooeden naam, maar
niet de eer van een dame.
„0, ieder weet. dat Donna de Alva is een
kracht konden varen, zoodat eerst de late
middag ons aan boord zag.
Eerst een gazelle schieten voor den pot en
dan opstoomen naar Harmil was de dienst-
order voor den volgenden dag, en's avonds
lagen wij in de luwte achter het eiland, het
noordelijkste der groep. Drie inlandsche vis-
schersvaartuigen, sambocks, liggen achter
een landtong, maar vertrekken den volgen
den morgen zeer vroeg. Een andere komt
aanzeilen en gaat voor anker. Met angstige
gezichten zien de opvarenden onze motor-
launch naderen, ze blijven eerst achterdoch-
tig, maar een paar sigaretten en 'n uitlegging
van onzen Arabischen matroos maakt ze
spraakzamer. Ze hebben pareloesters ge-
vischt en komen nu, hier in het oppertje hun
vangst uitzoeken. Wij blijven kijken. Met
groote handigheid worden de oesters ge-
opend en doorgewoeld met het mes. Op elke
tien oesters leveren 2 of 3 een parel, echter
meest zeer kleine, 1 m.M. groot, zooge-
naamde ,^eed-pearlfc", maar toch ook wel
een paar flinke exemplaren. Voor geen geld
of goede woorden was hij te bewegen ons
naar de plek te brengen, waar hij zijn vangst
had gedaan en de vangwijze te demonstree-
ren.
In den namiddag enteren wij nog een
koopvaarder. Groot schip met 15 man aan
boord. Koffie wordt gastvrij aangeboden en
smaakt best op het achterschip, uitgestrekt op
rustbedden onder het zonnedek. Op de voor-
plecht zit een oude neger met grijzen baard,
Mozes genaamd, gierst fijn te malen met een
ronden rolsteen op een grooten platten
steen. Gezellig primitief.
Een andere sambock nadert ons jacht en
zet een cano uit, die ons aanklampt. Ze had-
den petroleumgebrek. Wij hielpen graag,
want op dek lagen nog vijf cano's. Een stuk
zeep en wat sigaretten worden welkome buit
verklaard en wij maken een afspraak den vol
genden morgen 8 uur naar het visschen te
komen kijken.
Om 7 uur zeilt de sambock weg, maar laat
hier en daar een cano vallen, telkens met twee
man. Een wacht ons op de afgesproken
plaats. Een Arabier zit achterin en pagaait.
De ander hangt overboord met het hoofd in
een leeg petroleumblik, waarin in den bodem
een glasplaat is ingezet. Daardoor kijkt hij
uit naar parels, pagaait als't noodig is met
een hand mee, enduikt plotseliag om-
laag als iets zijn aandacht trekt. En negen
van de tien keer komt hij met het gewenschte
voorwerp boven ook. Soms is het een eet-
bare schelp, maar meestal een pareloester
van de grootte van een hand. Ik leen zijn blik
eens even en verwonderlijk zoo duide-
lijk als je alles op cen bodem ziet liggen, zee-
sterren, zeeegels, pareloesters enz. Ik heb dan
ook van een dergelijk instrument op de ver-
dere reis heel wat plezier gehad.
Wij blijven een half uurtje bij onze vrien-
den in de buurt. Een keer of tien plonst er
een omlaag tot een meter of zes diepte en
een 8-tal pareloesters is het resultaat. Eigen
lijk parelmoer-oesters, want deze luidjes zijn
vooral uit op de grootere soort, die zelden
parels bevat, maar voor de parelmoerknoo-
pen-fabricage veel verzameld wordt. Wij vis
schen een half uurtje met onze kor in die
buurt, telkens vastloopende op koralen en
vangen prachtige schelpen, koraalroode zee-
sterren, zeeegels met stekels, zoo dik als een
potlood enz., maar de pareloesters liggen
zoo dun gezaaid, dat ze op deze wijze alleen
door een groot toeval te vangen zijn. Maar
een interessant bedrijf is het, en ik heb van
die rustige kalme visschers alweer heel wat
geleerd.
De zee en de kale .rotseilanden worden ons
te machtig. Wij gaan eens zien wat de Afri-
kaansche vastelandskust oplevert. Rrrrrrrrt,
weer een ander mouvement.
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN
Hier geven we de meening van R. Reti in de
Telegraaf weder over:
De Gambiet-verdediging in de Spaansche
Partij.
Philidor, de grootste schaakmeester van de
18e eeuw, verklaarde, dat na 1. e4, e5; de zet
2. Pf3 slecht is, en wel, omdat het Paard hier
den f-pion in den weg staat. Hij trachtte den
zet 2. Pf3 te weerleggen door 2.—, d7d6;
(de verdediging van Philidor), om na 3. d2
d4, of 3. Lflc4 door 3.f7f5; met een
pion meer in het centrum een aanval te on-
dernemen.
Het bleek weldra, dat Philidor's opvatting
niet te verdedigen is. Wel kon Zwart in het
centrum de betere pionnen-stelling verkrijgen,
maar meestal was Zwart niet in staat een
krachtigen aanval van den beter ontwikkelden
tegenstanders tegen den zwakken Konings-
vleugel te weerstaan.
In latere jaren heeft Morphy getracht door
eenige verbeteringen de verdediging of liever
den aanval van Philidor nieuw leven in te
blazen. Inderdaad gelukte het hem eenige par-
tijen op deze wijze schitterend te winnen,
maar toch bleken later ook zijne ver bete ri n-
gen niet in staat den toets eener nauwkeurige
heilige. Mai toch, dat zij jou lief heeft.*Hoe
wonderlijk
Maar zij hebben geen tijd om het gesprek
voort te zetten. Chester neemt den jongen
man bij de hand, sleept hem mee over het
ijs en begeleidt hem ter wille van zijn veilig-
heid bijna tot Amsterdam. Maar daarmede
brengt Guy haast zijn eigen leven in gevaar,
daar Spaansche troepen hun tegemoet rukken.
Hij neemt dus van zijn gevangene met een
handdruk afscheid onder de woorden:
„God zegene je. Vergeet het niet!"
„TwijfeI niet aan mij! lk heb waargenomen,
hoe ze naar je keek. Ik weet, dat ze je lief
heeft en niemand zou haar willen grieven.
Maar pas op, daar komen Spanjaarden aan!"
roept de Busaco.
Op zijn schaatsen ijlings terugrijdend, be-
reikt Chester weer zijn schip. In de nabijheid
er van ziet hij Oliver met twee of drie anderen
gebogen staan over het lijk van den Spaan-
schen officier, dien Guy zoo plotseling heeft
verlaten.
„Ze hebben_ hem gedood, nadat je wegge-
gaan waart,"'verklaart Oliver. „Ik heb om
jouwentwil gezorgd, dat ze hem niet uit-
schudden. Het was een zeer dapper officier."
„Om mijnentwil?" vraagt Guy verbaasd.
„Denk je dan, dat ik me zal verkneuteren
over den dood van een held? Intusschen, als
er niets tusschenbeide was gekomen, had ik
hem geloof ik, zelf naar de andere wereld
analyse te doorstaan.
Reeds lang waren de ideefin van Philidor
ter zijde gelegd, toen ongeveer 15 jaar gele
den de aanvalspeler Marshall in zijne wed-
strijdpartijen de gambiet-verd'ediging in de
Spaansche Partij beproefde het oude idee
in een nieuw gewaad.
1. e2e4 e7—e5
2. Pgl—f3 Pb8c6
3. Lfl^b5 f7f5
Maar in de laatste jaren werd ook deze te-
genaanval als incorrect beschouwd en wel,
zooals de „Bilguer" aangeeft, wegens
4. Pblc3! Pg8f6
5. e4 X f5e5—e4
6. Pf3g5 Lc8Xf5
7. Ddle2 d)6d5
8. d2—d3
waarna Zwart zonder eenige compensatie een
pion verliest.
Maar deze analyse heeft m.i. geen bewijs
kracht, daar de zet 4.Pf6; niet de juiste
kan zijn. In mijn atrikel over het „Breyer-
gambiet" heb ik vermeld, dat ik na 1. e4, e5;
2. f4, ef4het Paardgambiet 3. Pf3, als in
correct beschouw. Maar dan spreekt het van-
zelf, dat Wit na 4. Pf6; in bovenge-
noemde variant, met een tempo voor, het
gambiet zeker zal kumnen aannemen.
In verband hiermede stelt de Zweedsche
theoreticus Dr. Krause voor 4. Pc3, met 4.
Lc5; te beantwoorden, om het Paard g8 even-
tueel naar e7 te ontwikkelen.
Mijns inziens echter bestaat de juiste
voortzetting hierm, dat Zwart consequent de
idee van het gambiet vervolgt. En dat idee
brengt niet mede, dat Zwart verded'iging
zoekt tegen de direigingen, die de zetten van
den tegenstander bevatten, maar veeleer, dat
hij tegen-aanval zoekt te verkrijgen, door
gebruik te maken van de verzwakkimg, door
deze zetten veroorzaakt.
Want elke zet, hoe solide ook, veroorzaakt
ergens eene verzwakking. Zoo bijvoorbeeld
wordt door den zet 4. Pc3 het opspelen van
dien c-pion verhinderd en biervan kunnen wij
door 4. Pd4; gebrui'k maken.
Natuurlijk, zoolang men in de meening
verkeerde, dat in de opening bij elken zet
noodzakelijk een stuk behoort te worden ont-
wikkeld, dacht men niet aan 4. Pd4;
vandaar, dat geen enkele theoreticus d'ezen
zet nader heeft onderzocht.
Er ontstaat dan de navolgende sfeling:
Zwart.
g
a b c (I e
Wit.
Het spreekt van zelf, dat wij niet bij
machte zijn, deze gecompliceerde positie, die
nog nooit in eene partij is ontstaan, nauw-
keurig en volledig te analyseeren. Wij zullen
ons tevreden stellen twee voortzettingen aan
te geven, uit welke kan blijken, welke onge
veer dte gevolgen kunnen zijn van Zwart's
speelwijze.
le voortzetting.
Pf3Xe5 Dd8—
Pe5—f3 f5Xe4
Pc3Xe4 Pd4Xf3f
DdlXf3 DfbXf3
g2Xf3 c7c6
Lb5e2 d!7d'5
Pe4g3 Lf8d'6
gevolgd door Pg8e7, waarna Zwart, hoe-
wel een pion ten achter, klaarblijkelijk in
het voordeel is.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
2e voortzettioig.
5.
Lb5c4
Lf8c5
6.
Pf3Xe5
Dd8f6
7.
Pe5f7
d7d6
8.
Lc4Xd5
c7c6
9.
Ld'5c4
b7b5
10.
Pc3Xb5
c6Xb5
11.
Pc4—d5
f5Xe4!
12.
Pf7Xh8
Pd4Xc2f
13.
DdlXc2
Df6Xf2f
14.
Kel<Jl
Lc8—g4
Zooals reeds is gezegd, mag men het bo-
venstaandie niet beschouwen als eene volle-
dige analyse, tegen welke geen bedenkingen
kunnen bestaan. De zetten van Wit, en mis
schien ook die van Zwart, zijn weil voor ver-
beteriog vatbaar. Beidte varianten dienen
alleen om aan te geven., welke kansen Zwart
wel heeft. Een definitief oordeel omtreot dien
zet 4. Pd4; zal eerst gevormd kunnen
worden, als de zet de proef der praktische
partij doorstaan heeft. Ik hoop in de tour-
nooien te Stockholm en te Berlijn gelegen-
heid voor deze proef te verkrijgen.
geholpen, hoewel hij buitengewoon knap met
het zwaard wist om te gaan."
„Dat zou ontzettend zijn geweest," zegt de
schilder.
„Waarom?"
„Omdat je dan zelfmoord hadt begaan."
„Zelfmoord? Wat bedoel je daarmede?"
„Ik wil maar zeggen, dat spoedig oogen,
die je liefhebt, tranen zullen storten, als je
dood aan haar bericht wordt."
„Grappenmaker! Wat bedoel je toch?"
„Ik bedoel, dat dit het lijk is van kolonel
Guido Amati, den man, dien Hermoine de
Alva denkt, dat jii bent."
„Goede hemel!" roept Chester, rich over
den doode buigend.
„Ik heb hem gefouilleerd en wat hij aan
waarde bij zich had, van zijn lijk afgenomen.
Niet voor mezelven, maar om het aan de
familie terug te geven," vervolgt de schilder.
„Maar deze brief gaat jou aan."
Haastig het stuk doorkijkend bij het lkht
van de winterzon, die reeds naar de wester-
kim neigt, schrikt Chester plotseling op. Want
het is de hand, die hij kent en vereert, en al
heeft hij weinig schrift van haar gezien, zoo
kent hij het uit duizenden. De innoud luidt:
„God zegene je, mijn held; je bent tot kolo
nel bevorderd. Dat is een snelle promotie,
niet waar? Maar dat is door mijn toedoen.
Mag ik hier een raad bijvoegen? Zie dan den
Eersten der Engelschen gevangeu te oeoien
Spaansche partij.
Wit: Duffield. Zwart: Thomas.
1. e4e5 2. Pf3—Pcb 3. Lb5—a6 4. La4
Pf6 5. 0—0, Pe4; 6. d4—b5 7. Lb3—d5 8.
de5Le6 9. c3—Le7 10. Pbd2—Pc5 11.
Lc2iLg4 12. Teld4 13. Pe4—dc3: 14
Pfbf? (een incorrect offer) gf6: 15. ef6:
Ddl: 16. LdlPd3 17. Te3-cb2: 18
Lb2:Pb2: 19. Le2—Le6 20. fe7:—Pe7:
Wit geeft op.
Eindspel.
eener wedstrijdpartij, den 22en Januari j.l.
in de „Hampstead Chess Club" te Londen ge.
speeld.
Zwart: White.
#5!
m i
W,'4m
■m.
a b c Td e f g h
Wit: Est rim.
Er volgde:
10. 0—0! e5Xf4
Hij had ook moeten rocheeren.
11. Tfl—elf Ke8f8
12. Ddl— d6f Kf8—g8
13. Lc4Xf7f! Kg8X!7
14. Pf3—g5f!
Zwart geeft ophij krijgt in 2 zetten mat.
Eindspel.
eener in de 4e ronde van den wedstrijd te New
York gespeelde partij.
Zwart: Hodges.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
abode t'gh
Wit: Schroder.
Er volgde:
22e5—e4!
23. Del Xh2 e4Xf3
24. g2Xf3 Pc6-e5
25. Lc4fl
25. Le2 geeft beter verdediging, maar
kan toch ook het verlies niet voorkomen.
25Dd8—h4f
Kh2g2 Pe5Xg4
f3Xg4 f4f3
Kg2—gl f3f2
Kgl—g2 Dh4Xg4
Kg2h2 Dg4gl
Kh2-h3 Tf8—f3
Kh3—h4 Dgl—h2
Wit geeft op.
Oplossing probleem 108 van
D. A. Mitchell (G. C. 1918).
Wit: Kh7 Dc3 Te3 en h5 Le6.
Zwart: Kf6 De5 Pg4 pi e7 en f7.
1. Le6 Dc3 (d4) 2. Tf5 mat.
1- Ps 2. De5 mat.
~1- Ke6: 2. Dc6 mat!
1. fe6: 2. Tf3 mat.
In dit zeer aardige tempoprobleempje is
Le6 een ontruimingszet voor Tf5 (le vari
ant). De 3e variant zullen" velen met
goed geslaagd vindlen.
Goede oplossiagen ontvangen van
heer D. de Boer en van A. H. M. en I.
Oplossing probleem No. 109 van
H. W. Bettman (G. C. 1921).
Wit: Kf3 Dg5 Tf6 Pa5 en e8 L d4 en hi
pi c3 f2 en g3.
Zwart: Kd5 De5 Pa8 pi c7, d6, f7, h5 en
h2.
De3 (dreigt c4 mat)
ons
den
1.
1.
1.
1.
1.
1.
1.
Df6j
Df5f
De3:f
Df4:f
Dg3:f
Pb6
2,
2.
2.
2.
2.
2.
Pf6 mat.
Tf5 mat.
Ke3: mat.
Kf4 mat.
Kg3 mat.
Pc7: mat.
De koningen en dames zoo dicht bij elkaar
geven een leelijke gedrongen stand met als
gevoilg weinig verrassends en eentonigheid
in de matvoering. Alleen't mat na De3:
Ke3: kan ons voldoen.
Probleem No. 110 van
C. Mansfield (G. C. 1914).
of overhoop te steken, en je kunt zeker zijn
van den generaalsrang. Dat zal je tot de kerk
voeren, waar Hermoine op je wacht.'
„Groote genade! Dat is verschrikkelijk,"
zucht Guy. „Door de vrouw, die ik lief heb,
belast met de opdracht om mij te dooden!
En nu zal ze hem beweenen!"
„Ja, en hoe meer tranen ze voor hem stort,
der, te inniger heeft zij je lief. Je bent im-
mers nog niet dood! O, wat zal me dat een
wonderbaarlijke gedaanteverwisseling zijn. Ik
stel me Hermoine's oog enal voor, als zij ziet,
dat de doode leeft! Och, lieve hemel, als ik
ook maar eens in de oogen mocht blikken
van mijn lief, die daar ginds is," zegt Oliver,
terwijl hij in de richting van Haarlem wijst.
„Guy, help me haar te redden!"
Een oogenblik later roept de schilder plot
seling uit:
„Mon Dieu! wat scheelt je?" want Ches
ter leunt zwaar op hem, terwijl hij stamelt:
„een kogel moet door mijn harnas heen ge-
gaan zijn."
De schilder verwijdert het pantser ijlings
en ziet inderdaad, dat zulks het geval is, of-
schoon de wonde niet diep is.
Doch groot bloedverlies tengevolge van
zijn buitengewone inspanning heeft hem ver-
zwakt en Chester wordt naar zijn schip ge-
dragen.
De Hollandsche gezagvoerders kijken in
tusschen zeer eras tig. Als de koude aag-
S
B
B
B
B
B
B
B
N.V. vh. Herms.Coster&Zn.
B
B
B
B
B
B
g .w.^ucu^^va,. g
Voordam C 9 Alkmaar.
B B
BBBBBBBBBBBBBBB
Zwart (5)
If
a' b c d e f g
Wit (6)
Wit geeft mat in 2 zetten.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter oplos
sing probleem no. 916. t
Stand.
Zwart: 12 sch. op: 5, 6, 9, 11, 13, 16, 17.
20, 25, 30, 36, 43.
Wit: 14 sch. op: 15,22,23,24,26/29
34, 37, 41, 42, 45, 46.
Oplossing.
1. 23—18 1. 36 38
2. 45—40 2. 35 44
3. 26—21 3. 17 26
4. 37—31 4. 26 32
5. 27—21 5. 16 27
6. 22 33 6. 13 22
7. 28 17 7. 11 22
8. 33—28 ,8. 22 33
9. 29 40 9. 20 29
10. 34 23!
De beide volgende partijstanden kwamefl
voor in de Haarlemsche Damclub.
In den eerst n stand
1!
Wi
lfl
fg 77
IS
Mi
Zwart 11 sch. op: 3, 5, 12, 13, 14, 16, IS,
19, 23, 24, 26.
Wit 11 sch. op: 22, 25, 27, 32, 33, 35, 37,
38, 39, 42, 45.
tusschen de heeren Wielenga en v. Eyck
speelde wit:
1. 27—21 1. 26 28
33 22 2. 18 27
32 21 3. 16 27
35—30 4. 24 35
25—20 5. 14 25
45—40 6. 35 33
38 7 maar zwart liet nu volgen:
7.27—32
8. 37 28 8. 19—23
9. 28 8 9. 3 1 en wint.
Heel mooi!
2.
3.
4.
5.
6.
7.
houdt, blijven hun schepen ingesloten in het
ijs en zullen zij door het'groote leger te Am
sterdam worden aangevallen. En het zal hun
dan niet vergeven worden, dat zij vierhonderd
man van de beste Spaansche troepen in de
pan hebben gehakt.
„Er moeten wonderen gebeuren om ons te
redden," verklaart't Hoen. De vloed moet
opkomen, de wind moet draaien, het ijs moet
smelten en dat alles moet tegelijkertijd gebeu
ren. Het is meer gebeurd, maar geen mensch
heeft het ooit gezien en dus denk ik, dat de
oude Jan Veeder, onze dominee, het een won
der zou heeten, Jan Veeder, die mijn dood de
volgende week in zijn pTeek zal herdenken."
Maar in dienzelfden nacht heeft de voor-
zienigheid Gods, die hun de koude heeft ge
bracht, hun een enkele kans tot ontsnappen
gegeven, de laatste van dien winter, want het
wonder voltrekt zich. De hevige wind, de hoo-
ge vloed en het dooiweder komen tegelijk en
het getij is hoog genoeg om hun te veroorlo-
ven het Pampus te passeeren. De wind stuwt
het water zoo hevig op, dat het smeltende ijs
wordt stukgescheurd en doet de zeilen bol
staan, terwijl de vier schepen, met elk lapje
doek geheschen, koers zetten naar het noor-
den en den volgenden morgen veilig en wel
ankeren in de haven van Enkhuizeri.
Maar Chester heeft daar weinig weet van.
Hij ligt te ijlen ten gevolge van wondkoorts.
(Wordt vervolgd).
ft-
WW;
wmx- V'/aW
VMit.
is meestal een niet
bedoelde bergplaats
voor drlikwerk, dat
men aan z'n klanten
doet toekomem
Ooed uitgevoerd zai
het niet zoo gauw
weggedaan worden,
als drukwerk, dat
een slecht verzorg-
den, slordigen in-
druk maakt
Over de resultaten
van aw aankondi-
gingen, prospecti,
en al uw overige
drukwerken, zutt ge
tevreden zijn, wan
neer gij ze laat ge-
reed maken bij de;
'//77.
Mi
WW