Met Dr. Van der Sleen ep r'eis. Vraag en Aanbod. Eippen en Eemjnen. Modepraatjes van een Parisienne. Hoe Met gebeorde. King Extra Strong wat aiiders. Dat was trouwens, althans in de hoofdstad bijv. ook het geval. Over de rede van den premier zal ik niet veel zeggen Hij herinnerae er aan, hoe men zich in het verleden steeds eendrachtig om de vlag had geschaard. „We kunnen niet ont- kennen, dat de vlag ons eraan herinnert, dat een schuld van dankbaarheid rust, op het te- genwoordige geslacht jegens degenen die in yroegere dagen rondom dat symbocl tezamen gebouwd hebben aan de grootheid van ons vaderland". Dat kunnen wij, Hollanders ook; dat kunnen wij misschien nog meer zeggen i Voor het tegenwoordige legde hij den na- druk erop, dat we ook nu eendrachtig moeten werken voor het heele vaderland. Dat kan men overal zeggen. Ook ten onzent. Niet ,Voor 6en deel «v an het volk, maar voor het heele volk zullen we, alien tezamen, onze krachten inspannen. De heer Ekman, thans liberaal minister- president, begon eens zijn loopbaan als steen- arbeider. Merkwaardig waren in zijn mond de woorden, toen hij van die groote vergade- fing zei, dat zoowel de koning als de eenvou- digste arbeider er toe behoorden. Zoo moet het zijn. Hebben wij, Nederland'ers, ook niet een mooie vlag en een prachtig vlaggelied? Heb ben we niet een geschiedenis met vele schoo- ne bladzijden? Zou een vlaggedag in Neder- land niet op zijn plaats zijn? Ik zou het een zegen achten, als we dien ook konden invoe- ren. Laten we wat meer onze vlag laten wap- peren. „Waai uit dan, o vlag!" worde ook onze vlag meer een teeken van <ld eenheid van het heele volk. V Concordia parvaeres crescuont, Discordia maximae dilabuqtur. Door eendracht bouwen we de groote din- gen op. Door tweedracht vallen de groote dingen in puin. Zoo zeiden onze vaderen. Zoo is het Prast. XII. ERITHREA, DE ITALIAANSCHE KOLONIE AAN DE RDODE ZEE Ten Noorden begrensd door den Sudan, ten Zuiden, door de Somalilandeii, ligt Eri- threa in den zuidrand van het woestijngebied. De kuststreek. is weer grootendeels boom- steppe, daar hooge bergen eenige kilometers van de kust de winden doen opstijgen en daardoor regen en dauw mogelijk maken. De vlakke gedeelten dragen echter nog aardig woestiinkarakter, ook hier in Massa- na, de havenpLaats. Ik zit op het terras van de Albergo Eritrea, het hotel, waar wij op een boot voor Aden en Bombay wachten. Het is meer dan bloed- heet, want hier in de schaduw is de tempe- ratuur 42 graden Celsius. De lucht is dup bewolkt en straalt een geweldige hitte en ongelooflijk schel licht uit, waartegeu zelfs de kameelen knipoogen. Massana zelf ligt grootendeels op een ei- landje, dat door twee dammen over lagunes met den vasten wal verbonden is. Naar links zie ik uit op den eersten dam, waar voortdurend druk verkeer is van in- boorlingen bij ristjes, ezels, kameelen, enkele Europeanen en af en toe een Ford. Daarnaast ligt het paleis van den Gouverneur, een aardig wit gebbuw in Moorschen stijl, naast een mooi palmboschje, waaxonder de olean ders bloeien.. In de verte het mlandschc dorp, dan de gelige woestijnvlakte en daar- achter al hooger en hooger stijgende heuvel- en bergruggen, waarachter de eigenlijke hoofdstad Asmara moet liggen. Daar de trein daarheen slechts driemaal per week gaat, hebben wij geen tijd dit lustoord te be- zoeken. Rechts ligt de haven met zijn gezellige drukte. Langs den wallekant de gewone sjouw- en zwoegtooneeltjes. Paarden en muilezels zijn hier haast niet, ezeltjes worden als lastdier en onder den man gebruikt en dus i§ de neger trekdier voor vrijwel alle goe- dereiltransport om en bij tie haven. Meestal trekt en stuurt een de kar en 6 of 8 anderen duwen, natuurlijk weer met be- hulp van een rhytmisch gezang, zoo iets als bij ons het heien op zijn ouderwetsch. Derge- lijlke dingen hoor je hier den ganschen dag. In de haven ligt slechts l'A stoomschip, hoewel er ebn gister heel wat leven bracht, n.l. een 1000 man koloniale troepen, die een jaar in Tripolis hadden gediend en nu met verlof thufs kwamen. Een bakzoodje! Ik heb nog pijn in mijn buik van het lachen. De meeste waren rasechte Soudan-negers in keu- rige khaki uniform, met mooie knoopen, epauletten, enz. Khaki beenwindsels (put tee's) of leeren beenkappen enbloote voeten. Om een beetje sjeu aan de z<,ak te gcven was de kleur der om het middel geara- gen sjerp blijkbaar vrijgelaten. Enkelen droe- gen het prachtige marineblauw, dat i»lvr hcemsch is, maar de meesten h«r ache geel-rood of het Ponug^escre vl-g'Ten. En dan het hoofadekselj eep r^iizenfez, iets ais een hooge hoed, Rnalrood natuurlp met een groote afhangende pluim, oramje-wit, oranje-groen, orauje-wit-groen. Daarbij die zwarte tronies, hagelwitte tan- den, kromme beenen, geweldig lange armenl In eens schoot het mij in 't hoofd; Noga- aapjes van Stuve van onze goede oude Haar- lemsche kermis, daar leken ze het meest op. Wapens? O ja, ik zag 3 of 4 geweren, maar prachtige. knodsen, groote kramaabels in rood leeren schceden; de een droeg ze links, de ander rechts, maar dat is natuurlijk een kleinigheid> Het was een prachtvertooning. 'sAvonds troffen wij de heeren allemaal bij de inlandsche wisselkantqfen. Daar werden de lire- en francbiljetten omgezet in groote zilverstukken IVa X Rijksdaalder. Ik kende die dingen niet-en vroeg ze te zien en jawel hoor. Daar had je nu de beroemde Ma- ria-Theresiathaler, de muntsoort, die gan. baar is van den Congo tot den Nijl en tot Vaalrivier, splinternieuwe stukken, nicest ge- slagen met de oude stempels, 1780! Met han- denvol in zakdoeken en handdoeken geknoopt trokken ze weer weg. Wat een geluk dat de meeste negers en Arabieren nifct drinken. De meesteri hadden genoeg om er een huishou- dentje van op te zetten, althans in deze stre- ken. Maar de fleurigheid In de haven brengen de Sambocks, de zeilschepen der inlanders. Mooie scheepjes, vaak met een hoogen vier- kanten achtersteven zooals in onze gouden eeuw. Daar huist de etat-major. De matrozm wonen op de voorplecht. Bij tientallen liggen ze te schommelen, elken dag koinen er en, gaan er andere ter koopvaardij, met hadji's naar Mekka, ter visscherij, enz. En dlat betee- kent wat als zoo'n schip vertrekken moet Allah speelt een groote rol in het leven der Arabieren en Negers en elke belangrijke handeting, laden, zeilen aanslaan, anker lich- ten, z,eil hijschen, alles wordt met gebed in- geluid, een gebed, door een gezongen, door verscheidene trommels en door handgeklap der heele bematyiing begeleid. Wordt dfe'zaak belangrijk, dan wordt er flink bij gedanst en gesprongen ook. Ik vermoed, d^t de negers op de voorplecht ook nog wel een verkapt duivclsbezwerinkje er bij doen, naar hun gri- massen te oordeelen althans. Canoes, allemaal benboomen, varen af en aan, soms met een enkel naakt jochie, een anderen keer met 6 gesluievde vrouwen of statige Arabieren in witte kleedij. Wie haast heeft om aan boord of aan wal te komen, gaat zwemmen. Duikende en zwemmende jongens zijn er altijd. Het blijft smoorheet. De handen kleven aan het schrijfpapier. Gestadig druppelt het zweet langs slapen en borst. Het hemd plakt op den rug, de bloote kniefn staan blank. Ik kijk eens rond. Op de kade geen mensch. Al les ligt te slapen in de schaduw, slechts een enkele kameel draagt zijn berijder in wiegen- den gang. In de haven geen handgeklap, geen canoes, zelfs geen zwemmers. De ber gen lokken met hun blauw verschiet, maar daarvoor d'reigt de gele vlakte. Dreigen? Ja, er ligt iets dreigends in. En die gele kleur daar achter het paleis van den gouverneur, dat is geen weerschijn tegen de lucht. De ber gen er achter zijn niet zichtbaar. Het dorp in de verte, eerst nog duidelijk, wordt eerst wa- zig. dan ocizichtbaqr. E>e gele woestijn klimt omhoog den hemel in, een breed' gele band nadert, een geel gordijn schuift voor de ber gen Een zandstcrm. Ik vlieg dadelijk overeind. In de haven is ineens alles wak- ker. Overal worden canoes" overboord gesme- ten, 3 man er in met een groot anker, pa- gaaien wat men kan. Tjoemp, anker over- bpord, tjoemp, een kerel er achter aan om het goed vast te leggen. Van een groote sam'bock springen drie tegelijk overboord elk met een kabel, om die zwemmende naar den wal te brengen. Daar loeit de eerste windl- vlaag aan. Al mijn boeken van tafel. Meteen knarst het zand tusschen de tanden. Met ge- weld zwaaien de sambocks op den wind. Weer worden ankers uitgebracht. De herculi- sche gestalten zwoegen "en werken, de over- kant is allang onzichtbaar, den waterkant op 50 Meter afstand zie ik als door een mist. Koortsachtig hard wordt er gewerkt en met succes. Een kwartier lang volgt de eene wqeste stoot op den anderen, is het donker van stof, dan wordt het lichter. De kracht van den wind neemt af, een regenbui klet- tert neer en maakt de lucht ineens weer hel- der. Er zijn pen ongelukken gebeurd hier in de haven. Wat canoes volgeslagen, maar dat hindert niet. En wij kennen alweer een bedreiging meer van deze onzalige streken. Wel een miniatuurzandstormpje was het. Dat wooden der elementen kan 24 uur duren en is men dan in de werkelijke zandwoestijn, dan is stilstaan gelijk met bedolveh worden. Men moet vooruit in de verstikkende atmosfeer, terwijl zand en stof oogen, ooren en neusga- ten vullen. De kameelen weten het, die blijven nooit staan zoolang de samoun blaast, maar gaan er rustig tegenin met wiegenden gang, alsof zij van hun meester het „Insch allah", het zij zoo. geleerd hadden. Thans ligt de haven weer rustig. Het is heerlijk en frisch, 28 gr. Celcius. Zwaar weerlicht en dondert het achter de bergen. Felrood kleurt de zonsondergang de wolken- partijen, waartegen de bergen. in diepblauwe schaduwen afsteken. De havenarbeiders zoe ken hun slaapplaatsen op, d.w.z. ze spreiden hun matjes uit op een zandhoop aan den wa terkant. Maken een vuurtje aan om de koffie te koken in hun ronde aarden kruikjes. Wij bestellen „tre tsjai con boghari latte", drie thee metkoemelk, om het andere woord Italiaansch en Arabisch, dat is hier zoo ge- woonte. Op uw gezondheid. Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN. Uit onze Staatsmachine. De Nederlandsche Politie. Dezer dagen heeft men in de couranten kunnen lezen, dat het Tweede Kamerlid de heer van Rappard aan den Minister van Oor- log de vraag gericht heeft of de berichten waarheid bevatten, volgens welke er plannen zouden bestaan om het wapen der Konink- liike Marechaussee van het Ministerie van Oorlog te doen verhuizen naar dat van Jus- titie. In deze vraag komt die Nederlandsche politie aan de orde, in het bijzonder het wa pen der Marechaussee en we meenen derhalve enkel~.n iezers geen ondienst te doen op deze plants een en ander te vertellen over de Ne- <krlzndech> Politie. Voorop ga de mededee- ling, -iat we, gtrest de beperkte ruimte, welke tot onze beschikkmg staat, geen vol i edig overzicht kunnen gevett. - - We hebben in oris vaderland feltelljk meer dan een politie. Men kent de politie van het het rijk, welke in de Groondwet en de daar mee zoo nauw in verband staande Gemeente- wet erkend. Deze Rijkspolitie werd in 1858 als een zelfstandige Rijksveldwacht ingesteld En tweede Rijkspolitie is het „Wapen der Koninklijke Marechaussee", die haar bestaan baseert op het souverein besluit van 30 Janu- ari 1815. Ten slotte heeft dan nog iedere ge- meente haar eigen politie, beschreven in de Gemeentewet, welke 1 Januari 1852 in wer- king is getreden. Het kan geen kwaad om na te gaan, wat feitelijk de beteekenis van het woord politie is. Het is afgeleid van hetzelfde woord, waar ook ons woord politiek vandaan komt, n.l. van het Grieksche woord „polis", dat staat of stad beteekent. Politiek beteekent dan onder meer de leiding en het bestuur van den staat. Later langs een heel langen weg, werd het woord politie bijna uitsluitend gebruikt voor de staatszorg ter beveiliging van de gemeen- schap en van den enkelen burger. Zooals het meer gaat werden de personen, die deze vei- ligheidsfunctie uitoefenden, vereenzelvigd met hun functie in den staat en werden deze veiligheidsamibtenaren ook met den naam po litie versierd. Toch bleef in de Grondwet en de Gemeentewet ook de oude beteekenis van't woord bewaard. Zoo spreken de artikelen 179 187,188 G.W. van de politie over het begra- ven en de begraafplaatsen; van de politie over de schouwburgen, herbergen en tapperij- en en over voorschriften van politie voor de inwoners. We laten in'ons artikel rusten dat deel der Nederlandsche politie, dat men de adminis- tratieve of technische politie zou kunnen noe- men, die weer in verschillende onderdeelen kan gegroepeerd worden, van welke we hier noemen: de arbeidsinspectiede visscherij- inspectie; de bouwpolitie; de haven-en ae marktpolitie enz. enz., want we hebben heel wat van deze politie in ons lieve vaderland. Tot onzen spijt is het ons, niettegenstaande onze navraag, niet mogen gelukken het to- taal cijfers aller hoogere en lagere dienaren van politie machtig te worden, maar dat het er heel wat zijn, dat kan men gerust aan- vaarden. We zullen na de algemeene zijde dus in het kort te hebben aaogestipt, ons verder bepa- len tot de bespreking van de boven door ons genoemde onderdeelen van de politie. En komen dan het eerst tot de Marechaussee. Merkwaardig, dit vreemde woord, die der Marechaux de France, een oude Fransche waardigheid, welke reeds in de elfde eeuw be- stond, oorspronkelijk aan een, later aan mcer- dere personen geschonken. Merkwaardig ver der is, dat in de middeleeuwen onze provincie Utrecht'een viertal maarschalken bezat, die moesten zorgen voor de rust en de veiligheid op het platteland. De Marechaussee, die dus in geen verband staan met het andere Fran sche woord „chaussee"straaiweg, werd in 1791 omgedoopt in Gendarmerie, welken naam in Frankrijk dit corps nog draagt. In 't toen met Belgie verbonden Necferland werd dit wapen in 1814 ook opgericht speciaal voor de zuidelijke provincien, ofschoon een kleine afdeeling ook in Brabant gestationeerd werd. In 1843 werd het kleine Nederlandsche corps uitgebreid, twintig jaar later nog eens, eveneens in 1889, en in 1913. Het resultaat van de bemoeiingen met de Marechaussee is, dat het wapen thans bestaat uit vier diivisieiv en 6en depot. De divisien worden verdeeld in brigaden. Aan het hoofd van een brigade staat een opperwachtmeester, van In district een luitenant of een kapitein, van een divisie een majoor of luitenant-kolonel. De leiding van het geheele wapen berust bij een kolonel, die tevens inspecteur van het wapen der Koninklijke Marechaussee is. Het merk- waardige van dit corps is, dat het ten deele ressorteert onder het departement van Oor log, n.l. wat het materiaal en de discipline be- treft; ten anderen echter, n.l. wat de uitoefe- ning van de politiefunctie betreft, onder het Departement van Justitie.' De officieren en onderofficieren zijn tevens hulp-officier van Justitie en q.q. opsporingsambtenaren. Hun bevoegdheid strekt zich uit over het geheele rijk. In tegenstelling met de Marechaussees, die een onderdeel der Rijkspolitie zijn, is de taak der militaire politie geen andere dan't doen van politie-diensten bij het leger. Aiken wanneer de daartoe bevoegde autoriteiten oordeelen, dat de gewone politie in bepaalde omstandigheden niet sterk genoeg is, kan ook de militaire politie voor gewone politie-dien sten worden gebruikt, gelijk we dat in de laat ste jaren hebben gezien. Deze politie bestaat uit een staf, vier compagnieen, onderverdeeld in afdeelingen en groepen. Aan het hoofd van het geheele corps is een majoor of luitenant- kolonel geplaatst. Ook deze militaire pdlitie staat in betrekking tot twee departementen, tot dat van binnenlandsche Zaken en dat van Oorlog. Van de Rijkspolitie bespreken we alleen de Rijksveldwacht. Zij wordt verdeeld in de door het Rijk bezoldigde en niet door het Rijk bezoldigde. De laatste werd in gesteld bij K B. van 11 Nov. 1856. Was de oorspronkelijke bedoeling de onbezoldigde Rijiksveldwachters ook te bestemmen voor de handhaving van de orde in of bij inrichtin- gen, werken enz. van het Rijk, langzamer- hand zijn deze dienaren van politie ook in dienst gekomen van particulieren als bosch- wachters, jachtopzieners enz., eveneens in dienst van gemeenten, provincien enz. traden zij en werden dan door deze bezoldigd Zij staan onder eede en hebben opsporingsbe- voegdheid over het geheele koninkrijk. Hetzelfde K. B. gaf ook het aanzijn aan de bezoldigde Rijksveldwacht, wier taak ve- lerlei is, we noemen van het vele: handha ving van de openbare orde; beveiliging van personen en goederen; het arresteeren van misdadigers, zwervende en dronken personen, toezicht op de vreemdelingen en het bijstaan vande gemeent€politie. Meer ware nog te noe men, doch dit is wel het voornaamste. De Rijksveldwacht is verdeeld in negen distric ted aan welker hoofd staan de districtscom- mandanten, tevens inspecteurs der Rijksveld wacht; elk district is weer onderverdeeld in brigades, aan wier hoofd de brigade-com mandant staat (een brigadier-majoor of een brigadier). De opsporingsbevoegdheid der Rijksveldwacht gaat over het geheele rijk. Nog kent men de rijksveldwachters-jachtop- zieners en de rijksveldwachters- rechercheurs, wier taak twneffdheid uit hun titel blijkt. Ten slotte de Gemeente-politie. Het hoofd dezer politie is de burgemeester, die in het be stuur der politie in steden van eenig belang wordt terzijde gestaan door den (Hoofd) Commissaris van politie, die evenals de bur gemeester door de koningin wordt benoemd. De taak der Gemeentepolitie is te waken voor de richtige naleving van de plaatselijke ver- ordemngen en de openbare orde en veiligheid. De taak dezer politie ligt opgesloten in de politie-bevoegdheden, die o.a. de artt- 184 190 G. W. aam den burgemeester verleenen De dienaren der Gemeentepolitie maken, op bepaalde uitzonderingen na, geen deel uit van de Rijksveldwacht. Ze worden beeedigd door den Burgemeester of Commissaris van Politie en hun bevoegdheid strekt zich niei verder uit dan de grenzen, hunner gemeen ten. Overigens mogen we de taak en de be- voegdheden der gemeentepolitie als van vol- doende bekendheid veronderstellen. Ten slotte nog de opmerking, dat de artike len 192 en 193 G. W. de bevoegdheid aan den buTgem. verleenen om, wanneer de ge meente-politie niet in staat is om de openbara orde te handhaven of in het algemeen gelang, inwoners op te roepen tot het doen van per- soonlijke diensten, gelijk ook de Engelsche re- geering bij de laatste staking gedaan heeft. Ofschoon veel meer over dit onderwerp me de te deelen was, hebben we ons vanwege de ruimte, ons toegemeten, moeten bepalen tot het bovenstaande, dat naar we vertrouwen een niet te onduideliik beeld geven zal van de Nederlandsche Politie. Uitsluitend 2e handsgoederen. Geen dienstaanbiedingen. enz TE KOOP een in besten staat zijnd DA- MESRIJWIEL. Te bevragen: WOLZAK, Mient 20 boven. TE KOOP A AN GE BOD EN een VAN BERKEL'S SNIJMACHINE, merk L; 80. Brieven onder letter P 746 bureau van dit blad. TE KOOP een JONGEDAMES RIJ- WIEL, in zeer goeden staat met nieuwe ban den. FORESSTUSSTRAAT 17. Wegens plaatsgebrek TE KOOP een best GODIN-FORNUIS en een CYLINDER- MANGEL. Te bevragen Postkantoor, St. Pancras TE KOOP INDIAN P.P. met Zijspan, loop schitterend. Spoed. Ook Zondags. Bevr. DIJK 30, Alkmaar. TE KOOP DAMESREGENJAS (als nieuw) aan twee kanten te dragen. Prijs. f 10. Adres HEILIGELAND 6. Uitverkoop van prima gebruikte meubeleD als Buffetten f 37.50, Ameublementa 32.50; mah. SchrijTafel 25, Kasten, Tafds, Stoelen, Leunstoelen, enz. J L. SOSTMAN Jr., Verkooplokaal RIDDERbTRAAT 4. Twee zoo goed als nieuwe JONGENS- RIJWIELEN a 20; twee HEERENRlJWiE- LEN 25-f 15; 1 DAMESRIJWiEL 17. LANDSTRAAT No. 16. (HISTORISCH) Op zekeren dag in hetjaar1924 kwam een reiziger in pepermunt in oen provinoiestad van ons land en stapte een grooten winkol binnen. Op zijn vraag aan den winkelier, of h(j pepermunt verkocht, was het antwoord„Pepermunt k(jk ik met mijn hakken nog niet aan". Dit antwoord was niet erg hoopvol voor hem, die offerte in dit artikel kwam maken. Er was echter een lichtpunt: De reiziger bood King-pepermunt aan. Er volgde: een keuren, een proeven en een kleine order. Voor de laatste maal zou de win kelier een proef nemen. THans schrjjven wij 1926 en als de reiziger den winkel binnen stapt klinkt het steeds: „Hoeveel krijg ik gewoonlijk? En verder: Einddezer maand (ef begin volgende maand) maar afzenden". „Het kan verkeoren", zei Brede- rode. Zooals men weet is deze King- pep ermunt in de meeste goedeiaken te koop k 20 cent per ons. Men lette er op, dat in ieder tablet moet Btaan t (Nadruk verboden). Parijs, Zo-mer. Het is Zondag ineens zomer geworden; dc dag van de .steeple" van Auteuil heeft altijd verrassingen; 6ens zijn we op zoo'n dag 't is een „wedren met hindernissen" d6or« nat geregend, zoodat onze dunne zomerjurkjes om ons kleefden alsof we Tanagra's waren. De verrassing op dezen sportdag was van vriendelijke soort. We hebben dus eens het succes van onze zomertoiletjes kun* 'lien beproeven en't is geen fiasco geworden •Voor de mode zomer 1926". Deze mode is een Succes, ze vereenigt alle goede eigenschappen van de modes der laatste jaren. Ze is strikt« mannelijk voor de tailleurs, met blouse chemi* eier, een jaquette in veston* of smoking»model, liauwe rok, met een paar ingestikte plooien om 't loopen mogelijk te maken. Onze rokken zijn waarlijk nauwer, dan de pantalons van onze fiiannen, die bovenaan diepe plooien hebben, van onderen lang en wijd op den voet vallen. Wij dragen altijd een bloem in ons knoopsgat, een heel groote anjer, meestal een witte, die van katoen, van veertjes of van vlier is ge» maakt. Bij die tailleurs, die donkerblauw of zwarte hoedjes van vilt of van een glanzend hard stfoo: „bangkok" of een imitatie daarvan en dan gegameerd met wit.lint. Deze strooien hoedjes hebben een hooge, rechte bol, terwijl de vilten hoeden nog steeds gedeukt zijn, zelfs is de bol soms h661 wijd bovenaan, omgevallen naar rechts over het ondergedeelte, waaroms been een recht lint (gros*grain) is gestrikt. Het hoedje is nog h661 dikwijls beige met een don* kerbruin en een Kchtbruin lint het donkere is het smalst en geboord met een bruin lin* tje, maar dit is een uniform, dat de elegante Parisienne al verveelt. Er is een sponsachtig weefsel van vilt met stroo, het vilt in heel smalle bandjes gesneden, dat heel „kneedbaar" is, heel modern en waarvan die soepele model* letjes worden gevormd. En dan is er het natu* relkleurige bangkok, dat de heel vroegere panama vervangt, waarvan chapelerie*hoedjes op ons hoofd worden gevormd en geknipt, daarna gegameerd en geboord met donker* blauw of zwart „gros*grain". De taffetas hoe* den passen 6f bij onzen mantel, 6f bij de japon en zijn doorgestikt, „matelasse", als de kragen, opslagen en alle gameerende deelen van onze mantels. Donkere „bangkok" of ..bengal" of „sanga"« hoedjes zijn geschikt voor alle uren van den dag en kunnen worden gedragen met alle toi* letten, van tailleur tot robe de mousseline. Het vorige jaar hielden we van gelijkwaar* dige tinten in een ensemble, nu kiezen we con* trasteerende kleuren, wit*en*zwart is dus hier en vogue, maar vooral donkerblau\v*mct*wit. Bij crcpe*de*chine jurkje in een lichte tint: la* vendelblauw, beige, zachtgroen, dragen we lan* ge mantels of korte jasjes van K.v. „bleu«royv, „marron" of ..vertbouteille"' (flesschegroen). Op het principe van de contrasten zijn ook gebaseerd de crepes de chine met groote en kleine stippen, die bijv. heele jurkjes vormen en de veering van den bijpassenden mantel of gegameerd zijn met effen banden of een effen jakje hebben zonder mouwen. Precies dezelfde jurkjes kunnen van katoenen stoffen wezen, ze zijn dan n^tuurlijk praotischer, goedkooper, maar minder gekleed. Een typisch modelletje voor dezen zomer is eon jurkje van zwarte crfipe de chine met groote witte moezen, het heeft een kraagje van witte crfipe, waarvan ook de kleine manchet* jes zijn, niet te wijde blousemouwen, eeir wit leeren ceintuurtje, bijna op taillehoogte, en een 20 centimeter onder die ceinture beginnen links en rechts voor de plooien, die ruimte geven in 't rokje en daarmee de mode»silhouet: recht in rust, ruim in beweging. Op dit japonnetje wordt een jakje zonder mouwen gedragen van zwarte tafzfj; wit ho.edje met zwart lint of zwarte hoed met „gros*grain". Andere combi* natie: zwarte crfipe de chine met h6el groote moezen, wit smal vestje en kraagje, met een langen mantel van zwarte kasha, gevoerd, met gemoesd'e cr£pe de chine, die lange revers vormt, in de kraag doorloopend. Weer een an* der geheel: japonnetje van groene tussor, kraagje van tulle met rijen Valenciennes, hier* van ook de manchetjes op nauwe blouse, mou* wen, ceintuurtje en das van groen bandfluweel, enkele plooien links en rechts in de rok, hier* bij een redingote van groene jaspd, met lange kraag en mouwopslagen van gazelle. Precies dezelfde oombinatie kan van blauw tussor en blauw jasp6 zyn. 't Hoedje is van groen of blauw stroo. Bij veel mantels dragen we kleine capes, maar ook op veel japonnen, van kasha, van crepe wol of zijde. Die capes zijn op de schouders bevestigd of ze hebben een recht kraagje, dat uitloopt in lange banden, die de cape vaststrikken. Van qlle modellen en kleuren, die de coutu* riers ons ter keuze voorstellen, zijn er altijd maar weinige „favoriet". Van de 300 modellen van een couturier worden er soms maar ddn of twee telkens weer besteld. Het is curieus te zien, hoe ten slotte de smaak van de Parisien* nes overeenstemt. Over de ..smoking" is zo6* veel gepraat, dat hij ons verveelde v6or we hem bestelden. Onze tailleur van dit seizoen lijkt er dan ook maar in de verte op, heeft meer van een veston (oolbert) en de smoking" du soir dragen we niet, wat de groote mode* platen u ook mogen yertellen, maar die worden ingelicht door de couturiers! De overheer* schende kleur in de „collecties" was groen, maar we kiezen dezen zomer een tamelijfefel blauw, dat zelfs het wit concurrentie zal aan* doen, en een vieux»rose, dat harmonieert met bois*d'e*rose en beige. Al^ contrast met de don*" kere tailleurs en de beige en bruine jurkjes van crepe de chine en kasha hebben we een enkele robe van mousseline de soie fleurie of eenvou* dig van cretonne met kleine bloemen bedrukt, daarbfj effen linnen jakjes zonder mouwen en bij de witte crepe de chine en toile»de*soie ja» ponnetjes mouwlooze jasjes van duvetino of „peau", ongefestonneerd en omgehaakt in de« gradeerende kleuren. COLINE. Bruidstoilet, beschreven in 't vorige mode* rose lint jes gevlochten. kapje vieux* "KIPPENMOEDERS. Als de kuikens gaan uitkomen verlaat dc kip haar nest voorloopig niet en breken voor haai soms vrij moeilijke oogenblikken aan. Zij schijnt er van bewust te zijn dat er buitcngcwo* ne voorzichtigheid toe noodig is om haar k.lei, nen geen schade toe te brengen, vooral met Hi pooten, welke in deze oogenblikken eigenliji niet moesten bestaan. Zij is daarom zcer voor> zichtig. Ze moet haar eigen lichaam toch ook steunen en als zij zich dan omwendt, doet ze dit zoo langzaam mogelijk. Het op zij werken van de ontstane lecge doppen is ook een deel van haar taak, hoewel de eene hen daar heel wat behendiger in is dan de ardere. Een vol< leerde broedster weet al die doppen nctjes in een hoek te doen, waardoor het bedekt raken van een aangepikt ei door een lecge- dop wordt voorkomen. Zoodra er een paar kuikens zijn heft de kloek zich wat op om meer ruimte te geven. Onze taak is heel eenvoudig en bestaat in toezien, want zoodra wij, door nieuwsgierigheid gedreven, de broedster optillen, werkt dit na> deelig op de eivliezen, omdat dc warme maar ook vochtige lucht die zich onder het lichaam van de kip bevindt, maar al te gauw geneigd is om te ontsnappen en daardoor niet alleen dc vereischte temperatuur te doen dalen, maar ook het vochtgehalte te verminderen. Door deze beide dingen wordt het uitkomen gestoord en gaat menig kuiken verloren. Nu is het karakter van alle kloeken niet ge< lijk. Er zijn er die die zich slecht lichten en juist steeds vaster het lijf op de kuikens aan< sluiten, waardoor de kans op het platdrukken wordt verhoogd. Juist tegen het moment van uitkomen schijnt de schaal brozer te zijn dan te voren. Het eigen gewicht van de broedster draagt ook vor een deel schuld, waarom voor kuikens van klein ras en voor krieien speciaal lichte broedhenen moeten uitgekozen worden. Ook zijn er weer andere, die woelig en onge< durig worden bij het uitkomejj en die zich te hoog opheffen, ieder oogenblik onder baar borst doorkijken wat er gebeurt en haar eieren te koel en vooral te droog doen worden. Zoo zijn er ook dieren, die bij het geboren vorden der kuikens zich zoo uitstekend gedragen, dat men ze daarom gaarne aanhoudt om weer een volgend seizoen van haar goede eigenschappep te profiteered Een uitmuntende broedhen is wel evenveel waard als de beste legster. Een soms best wcrkond voorbehoedmiddel tegen het dooddrukken is het bijvoegen een of twee dagen voor het uitkomen van een paar naar verhouding groote kunsteieren, groote! dus dan de broedeieren, waarop dan de druk meer aankomt en er voor de andere eieren of reeds aanwezige kuikens meer ruimte blijft. Het is duidelijk dat deze kunsteieren niet koud, maar goed verwarmd ondergelegd moeten wor* den, zoo nat uit het warme water genomen en ook dat het onderschuiven handig en vlug moet gebeuren. De juiste vorm van de nestholte doet hierbij veel af. Is die holte te diep dan is het gevaar grooter dan bij een te vlak gcbouwd nest. Als men berekenen kan dat de broedtijd om is en als men ziet dat er kuikens zijn, dan pu gaat men er langzaam toe over de hen voor» zichtig van het nest te nemen, maar men ver* gete daarbij niet dat eenige uren uitstel de zaak slechts ten goede zal komen, want het eenigt wat de kuikens noodig hebben is rust, maat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 10