AiKmaarsche Gourant Geldkonlagen. Scfaaakrnbriek. mi m mm FEUILLETON. Honderd Acht en Twintigsfe Jaargang. Zaterdag 11 September AJkmaarsche Huishoud- en Industrieschool. In en om de hoofdstad. cc. mm No. 214 1913 AANGIFTE voor de volgende opleidingen en wintercursussen DINSDAG, 14 Septem ber 1343 uur, WOENSDAG 9—11 en uur, DONDERDAG, 16 September 134—3K uur en VRIJDAG, 17 September 2—4 uur. Vaccinebewijs overleggen. Opleiding Akte Nuttige Handwerken f 50 per cursus. Opleiding Akte Fraaie Handwerken 75 per jaar. Opleiding Akte Na. (leerares Linnen- en Cost, naaien) f 150 per jaar. Knipcursus ONDERKLEEDING: 8 avond- lessen 1.50, leeftijd minstens 16 jaar, ver- plicht te volgen v6or cursus naaien Onder- kleeding 20 lessen f 4. Knipcursus BOVENKLEEDING: 12 avondiessen f 2.50, verpl. v6or 30 cost, les sen 5. Cursus COSTUUMNAAIEN overdag 40 lessen f 35, 2 lessen per week. Cureus KOKEN en VOED1NGSLEER, 20 lessen 35, 2 lessen per week overdag. Cursus (VERVOLG) FIJNE KEUKEN, 20 lessen f 25. Cursus KOKEN, 20 avondiessen f 6 voor dienstboden, f 15 voor anderen. Cursus DEKKEN, D1ENEN, TAFEL- VERSIEREN, enz. 6 lessen 10, 1 les per W€Ck. Cursus LINNENN. en VERSTELLEN, overdag, 1 les per week, 5.—2 lessen per week f 8.75, 3 lessen per week f 11.25 per 3 maanden. Cursus FRAAIE HANDWERKEN, Woens- dags 912 uur, voor leerlingen M. O. in- richtingen Maandags 4—6 uur f 6.25 per 3 maanden. Cursus TEEKENEN, Woensdags 1 3Jf uur, f 7.50 per 3 maanden Cursus Weven, Kantklossen, Egyptisch vlechten. Prospectus op aanvrage. Inlidhtingen worden gaarne verstrekt door de Directrice, 'J. F. BEUMER. INSCHRIJVING VAN LEERLINGEN VOOR DE GEM. AVONDSCHOOL VOOR NIJVERHEIDSONDERWIJS MET; VOORTGEZETTE KLASSEN TE ALKMAAR De inochrijvmg van leerlingen zal plaats hebben van Dinsdag 7 tot en met Donder- dag 16 September, des voorm. van 912, nam van 2—4 en's avonds van 79 uur in het gebouw der Ambachtsschool. De leerlingen moeten minstens 12 jaar oud zijin en voldoende lager onderwijs heb ben genoten. Laatste rapportcijfers en het geboortebe- wijs of trouwboekje moet voor nieuwe leer lingen worden medegebracht. Leerlingen met einddiploma Ambachts school kunnen tot de 5e klasse worden toege- laten. Leerlingen met diploma N.A.S. kunnen toegelaten worden tot ae voortgezette klas- sen. De school duurt 5 jaar. De voortgezette klassen duren 2 jaar. Het schoolgeld, geregeld naar financieele draagkracht der ouders en grootte van het gezin, is zeer laag gestehl. De leermiddelen worden door de school verstrekt. De cursus vangt aan Vrijdag 1 October, 's avonds 6 1/4 uur. Alle leerlingen moeten zich opniteuw laten inschrijvcn. InlicJitingen bij den Direcieur. Alkmaar, 30 Augustus 1926. A. FLEDDERUS. Een belangrijke statistieke mededeeling en een belangrijk congres. 't Zomert in de natuur nog wel na, niemand die er rouwig over zal zijn, maar het zomer- seizoen is toch met het begin der maand ten einde gekomen. De schooldeuren hebben zich weder geopend en dat brengt van zelf mede, dat daarmede de vacanties nagenoeg voor iedereen achter den rug liggen en Amsterdam op/iieuw in den gewonen doen is, hetgeen zich mede openbaart in het feit, dat de schouw- burgen en concertzalen wederom open staan voor hen, die willen uitgaan en op wat anders gesteld zijn dan bioscopen. Leefden wij nog in Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van F. Philips Oppenheim door W. M D. SpiesVan der Linden. 43) HOOFDSTUK XII. l De Hertog van Nowbray. Dezen keer was Mildmay boos. Dat bleek eoowel uit zijn houding als uit zijn stem. „Zoo Virginia," zei hij, „heb ik je einde- lijk gevonden!" „Wat wilt u?" vroeg zij, naar adem snak- kend. Hij keek haar wel een halve minuut lang aan zonder te antwoorden. Zij moest haar oogen neerslaan. Meer dan ooit voelde zij het pijnlijke van haar toestand. „Wat ik wil?" herhaalde hij met eenige bitterheid. Vraag je me dat nog in ernst, Virginia?" Zij bedekte haar gelaat met de handen. „0, ga toch alsjeblieft weg! Het is niet aardig van u, om hier te komen." „Ik wil niet onvriendelijk zijn," antwoord- de hij, „maar ik wil weten, wat dit alles be- teekent. Waarom ging je weg uit je pension in Rusell Street en liep je van mij weg?" „Het was niet alleen om van u weg te loo- pen," antwoordde zij, erwaren andere rede- nen." v Waarom zou je eigenlijk van me weg detTi'.goeden ouden tijd", 'dan zotTden WIJ thans volop in de toen zoo beroemde Amster- damsche kermis beland zijn, waarvan nu nog slechts overgebleven is de Steptember-maand voor Artis"de gelegenheid, die nu voor ieder open staat om voor een kwartje de steeds onvolprezen verzamelingen en tuinen van dit oude, maar altijd toch nog jong ge- bleven genootschap te bezoeken. Bovendien, we hebben toevaliig nog een tweede kermis- herinnering in deze maand door de komst van een heusch circus in het Carre-gebouw aan den Amstel; degenen, die dus gemeend hebben, dat het met dit soort vermaak voor goed afgeloopen is, hebben zich vergist. Het circus Maxlo, uit Scheveningen naar de hoofdstad gekomen, is zijn voorstellingen be- gonnen; had zich in sprekende aanplalbiljet- ten al reeds een paar weken lang aangekon- digd op schuttingen; den volke verblijd met het vooruitzicht van clowns en steigerende paarden, weshalve men de dagen van Carre met zijn trakheuer-hengsten teruggekeerd waande. 't Zal moeten blijken of nog een uit- gaand publiek voor dergelijke vermakelijkhe- den te vinden is, in elk geval zullen de Am- sterdammers er de gelegenheid door krijgen ook daat te zien, dat er nog paarden op de wereld zijn, iets waaraan het jonge geslacht langzamerhand zou kunnen gaan twijfelen, aangezien genoemde viervoeters in onze stad, gelijk overal elders, zeldzamer worden. Hun uittocht begon reeds in het begin dezer eeuw, toen geleidelijk de eens zoo beroemde Arden- ners, die de voor dezen tijd kleine wagens der „Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij" trokken, uit onze straten verdwenen, sedert gevolgd waarheen, waar zijn al die paar den eigenlijk gebleven? door andere rasge- nooten, aangezien de stadsreinigingsdienst ze opruimde; de brandweer aan de beesten, die destijds vol bewondering door de Amsterdam- mers werden nagestaard, als ze pijlsnel door de stad renden om het terrein van een brand te bereiken; de vrachtwagens door hen ge- trokken, ook de een na den ander verdwenen en plaats maakten voor vrachtauto's. Noch- tans, geheel paardenloos zijn we nog niet. Er zijn nog enkele vrachtrijders, die er paarden op na houden en er zijn ook werkelijk nog stalhouders, die de dieren in eere houden voor begrafenis- en huwelijkskoetsen, want de Amsterdammers, in hun groote meerderheid althans, blijven tot dusverre hoe lang zal dat nog het geval wezen? voor dergelijke gelegenhfden het paard getrouw. Huwelijks- en begrafenisstoeten, waarbij alleen de mo- derne auto dienst doet, ziet men wel eens, doch meestal zijn daarin de paarden nog in eere; misschien nog een stukje Amsteraam- sche traditie, waarmede men nog niet zoo spoedig breken wil. Maar behalve dan bij de genoemde plechtigheden, moet alles vlug gaan. Niemand denkt meer aan een huurrij- tuig in den vorm van een vigelante, de taxi heeft den weg veroverd. De post, ja dat is waar ook, de „ouwe tante Post", doet het nog met paarden; de postpakketwagens worden daarmede nog „bediend" en niet met benzine bij „tante Post" is het kalme paard nog in zijn tijd, gezien het feit, dat die in de laatste jaren, althans wat vlugheid en aantal der postbestellingen betreft, veel meer achter- dan vooruitgegaan is. Geen wonder dan ook, dat in deze stad, evengoed als overal elders in groote steden, het aantal ongelukken op den openbaren weg steeds is toegenomen en dit aantal langzamer hand bedenkelijke grootte begon te krijgen. Door het aanbrengen van vluchtheuvels over al in de stad; door het posteeren van ver- keersagenten, die, het dient dankbaar erkend, blijk&aar hoe langer hoe meer voor hun taak berekend worden, heeft de politie veel kunnen doen om betere orde op straat te scheppen. Daarbij dient ook erkend, dat het publiek zich hoe langer hoe meer aan de regels van den weg is gaan aanpassen; de noodzakelijkheid tot gehoorzaamheid aan de bevelen en aan- wijzingen van den verkeersagent is zelfs tot den Amsterdammer, die vroeger niets liever deed dan de politie tegenwerken, doorgedron- gen, maar nog onvoldoende bleef het besef, dat men in het belang der veiligheid op straat ook steeds de voorzichtigheid diende te be- trachten en beseffen moest, dat de voetganger toch ook nog wel eenig recht op den openba ren weg behouden had. Gevolg daarvan was het steeds stijgend aantal ongelukken. Maar nu is verschenen de officieele stati- stiek van het aantal ongevallen aan den open baren weg over het tweede kwartaal van dit jaareen statistiek, die verre van onbelangrijk iSj omdat daaruit blijkt, dat er een daling in het aantal ongelukken valt aan te wijzen 1421 in dit afgeloopen tweede kwartaal, tegen 1512 in hetzelfde tijdsverloop van het jaar 1925, een verschil, dat zeker niet onbeteeke- nei-d mag worden genoemd. De chef van den veiligheidsdienst onzer po litie heeft gemeend deze verbetering te mogen toeschrijven niet alleen aan het strenger toe- zicht door de politie op de motorvoertuigen willen loopen?" vroeg hij. „Omdat ik hang ben," antwoordde zij, „en u vraagt me onmogelijke dingen." „Waar ben je bang voor?" vroeg hij. „Voor mezelf, voor u, voor alles," was 't aandoenlijke antwoord. Virginia zag er uitgeput uit. Elken dag weer teleurgesteld te worden had haar diep aan gegrepen. Hij voelde zich verteederen, maar hij toonde het niet in de uitdrukking van zijn gelaat. „Kunnen we hier ergens praten?" vroeg hij. „Je hebt kamers in dit huis, is 't niet? Ben je alleen?" Hij zou zijn tong wel af hebben kunnen bijten om die vraag, maar de beteekenis er- van drong niet tot haar door. „Ja," antwoordde zij. „Nu u toch hier bent, kunt u beter binnen komen." Zij hadden elkaar ontmoet op het portaal van de vijfde verdieping van „Coniston Man sions." Zij liep met hem de gang af en een deur openend, liet zij hem binnen in een klein zitkamertje. „Hoe hebt u me ontdekt?" vroeg zij. „Ik zag je gisteren en vandaag bij „Lugi" Beide keeren dineerde je met denzelfden man. Ik volgde je gisteren. Je kwam met hem hier terug. Vandaag kwam je alleen. Is die man je broer?" „Neen", antwoordde zij. „Je neef?" „Neen," herhaalde zij. „Wie is 't dan?" „Een vriend", antwoordde zij, „of mis schien een yijand. Wat hebt u daarmee te als zoodahlg uifgeoefen'd, 'dbcfi ook aan de bepaling der politieverordening, die de maxi- mum-snelheid hier tot dertig kilometer per uur beperkt heeft, waardoor voor rijwiel-ge- bruikers en voetgangers een veiliger toestand is geschapen. Deze snelheidsbeperking, ge- paard aan het verbod stilstaande tramwagpns voorbij te rijden, waardoor degenen, die een tramwagen in- of uitstappen beter beschermd worden, heeft ongetwijfeld een gunstigen in- vloed op de ongelukken-statistiek uitgeoefend en we mogen slechts hopen, dat bij de volgen de statistische opgaven blijken zal, dat ge noemde factoren gunstig zijn blijven werken, want dan zal wel als bewezen worden aange- nomen, dat de verontwaardiging van sommi- ge autobestuurders over de voorgeschreven beperkte snelheid binnen de gemeente, mis- plaatst is geweest. Niettemin zullen misschien nog strenger bepalingen op den duur noodig blijken tegen de wielrijders in deze stad. Het zou natuurlijk onmogelijk zijn het rijwielverkeer in bepaalde drukke stadsgedeelten geheel te verbieden, ge lijk door sommige inzenders in de couranten als wenschelijk en noodzakelijk wordt be- schouwd een dergelijk verbod, werd het in de politieverordening vastgelegd, zou terecht een storm van verontwaardiging verwekken, omdat er zoovele honderden zijn, die op verre afstanden van hun werkplaats wonende, dit voertuig noodig hebben en niet dagelijks ten tram zouden kunnen bekostigen, aangenomen zelfs, dat die altijd dicht genoeg bij hun wo- ning te vinden ware. Maar wel schijnt het noodig dat er iets op gevonden wordt om het gevaar te keeren of te beperken van motorrij- wielbestuurders, die vaak op onverantwoorde- lijk snelle wijze voortjakkeren en tegen die soort wielrijders, opgeschoten kwajongens in den regel, die van elke straat liefst een ren- baan maken en zich aan voetgangers niemen- dal gelegen laten liggen. Eveneens hebben voetgangers, dunkt me, hier alle reden om er verbaasd over te staan, dat nog zoovele ste- gen, die verbindingen tusschen belangrijk pa rallel loopende verkeerswegen vormen men denke slechts ban die, welke de verbin- ding vormen tusschen Damrak en Nieuwen- dijk, zij het dan ook maar van 6en kant, door wielrijders, door auto's en door vrachtauto's zelfs, mogen worden bereden ze zijn hier en daar voor voetgangersverkeer reeds smal genoeg; bij de snelheid, die de nieuwerwetsche voertuigen bezitten, zelfs al zijn ze aan een maximum-snelheid gebonden, kan een ge- dwongen omrijden, als dergelijke stegen voor hen gesloten worden, toch zoo veel niet uit- maken. De voetgangers, die, niettegenstaande al dat voertuigen-gebruik, t6ch nog steeds de meerderheid zijn op den openbaren weg, zou den door dergelijke maatregelen hier n6g meer beschermd worden. Ze hebben er te meer recht op, omdat men de voetpaden hier niet altijd zoo goed verzorgt als de rijwiel- gedeelten der straten, waar zoo wordt ons immers geleerd? een voorzichtige voetgan ger zich slechts in de uiterste noodzakelijk heid op begeven moet, maar waar hij dan toch liever wel af gaat, zoolang nog toegela ten wordt, dat men's morgens voor negen uur daar matten uitklopt; zoolang belangrijke stukken van sommige trottoirs in „precario" worden afgestaan als koffiehuis-terrassen en men hier en daar in die trottoirs gaten kan ontdekken, die men in het voertuigen-plaveisel niet lang dulden zou. Er is voor het zocvcel mogelijk voorkomen van verkeersongevallen nog wel een en ander te doen. Zeker is het wel zeer actueel, dat juist in een tijd, waarin ongelukken aan den open baren weg schier dagelijks voorkomen en dus het verleenen van eerste hulp van zoo groote beteekenis is geworden, hier ter stede gehou- den wordt het derde internationaal congres voor reddingwezen en eerste hulp bij ongeluk ken. Amsterdam mag met voile recht alien, die bij dat dadelijk hulp verleenen bij eenig ongeval mannen of vrouwen van de daad zijn, welkom heeten, want van deze stad is, wat ons land betreft, de stoot uitgegaan om die eerste hulp bij ongelukken te maken tot een met oordeel des onderscheids beoefende we- tenschap. Ik herinner mij nog zeer goed de jaren, toen van een dergelijk hulpverleenen aan een op den openbaren weg door een onge- luk getroffen persoon nagenoeg geen sprake was. Menigmaal heb ik gezien, hoe onoor- deelkundig met een gewonde, gesjouwd werd naar de naastbijzijnde apotheek, want dat was altijd het toevluchtsoord dat de Amsterdam mers in dergelijke gevallen opzochten. En aan verdrongen de menschen zich daar zoo lang tot de politie-brancard kwam en ze drongen nog wat meer op om toch maar goed te zien hoe de verwonde daarin gedragen werd en sjouwden dan mee, achter zoo'n brancard aan, naar het gasthuis. Dat waren van die Amsterdamsche „pretjes" behalve dan voor de getroffenen. En toen is die propaganda voor eerste hulp bij ongelukken gekomen en waren er velen, die zich voor den dienst daartoe aanmelden; maken?" Hij nam haar ernstig; op. Zij was gekleed in wit mousseline en zij droeg een grooten zwarten hoed zonder een enkele kleur. Haar kleeren waren dezelfde, die haar oom in New York voor haar had laten maken. Zij was slank en sierlijk en elegant en het viel hem werkelijk moeilijk zijn hart tegen haar te pantseren. „Hoe kan je me dat vragen, Virginia?" antwoordde hij. „Heb je vergeten, dat ik je gevraagd heb, om met me te trouwen?" „En ik heb u geantwoord, dat ik dat niet kon doen," antwoordde zij wanhopig. „Ik kan niet en ik wil niet. U hebt het recht niet, mij hier te komen hinderen." „Dus als ik hier kom, hindert dat je? vroeg hij. „Ja!" antwoordde zij, tot't uiterste ge- bracht, „dat weet u wel." „Virginia," zei hij, ,Jioe heet die man?" „Daar hebt u niets mee te maken," ant woordde zij. „Heb je hem lief?" „Ik ben niet van plan, u dat te vertellen." „Is hij verliefd op je?" \jAls u me nog meer zulke vragen doet, ga ik in de andere kamer en sluit ik de deur af," verklaarde zij. Mildmay ging in het kleine vertrek op en neer loopen. Dit kind was onmogelijk, maar haar angstige oogen drongen tot in zijn ziel. „Virginia," zei hij plotseling, vlak voor haar staan blijvend, „ik heb de „licence" in mijn zak. Wil je niet met me mee gaan om met me te trouwen?," velen vol oVertuiging, vele anderen ook omdat het in die eerste dagen beschouwd werd als iets, „waaraan men toch ook mee moest doen", een „mode"-bezigheid. Tot de tijd kwam dat hoe langer hoe meer doordrong, dat dergelijke arbeid ten bate van den door een ongeluic getroffen medemensch te ernstig was om gemaakt te worden tot een soort „sport" en alleen de serieuse deelnemers en deelneemsters aan die eerste hulp-cursussen overbleven en allengs op dit gebied onder lei- ding van bekwame en edele mannen groote dingen tot stand kwamen. Amsterdam heeft hier ongetwijfeld, zooals op menig ander ter rein, den weg gewezen en een internationaal congres op dit gebied, waarvan zeker veel goeds kan uitgaan, kwam deze stad ten voile toe. Maar we mogen toch hopen, dat de eerste hulp hoe langer hoe minder noodig zal wezen, dank aan steeds betere politie-maaf- regelen, die ongelukken zooveel mogelijk doen voorkomen. SINI SANA. H>;* Eindspel No. 114. rli%? Zwart: Casablanca. a b c d e f g h Wit: Chajes. Wat doet Capablanca? Den blunder 24F7f5, waarop hij zijn Dame kwijt raakt tegen Toren en Paard, en ten slotte de partij verliest: 25. e5Xf6 e.p. Pd5Xf6 26. h5Xg6| Tg8Xg6 27. Th3Xh6f Kh7Xh6 28. Pd4f5f e6Xf5 29. De4Xb4 en wint. Eindspelstudie. (Bekroond in een Zweedsch tournooi.) H. Rinck. H.ill mm abcdefgh Zwart (3). Wit (7). Wit is aan den zet, en wint.r Opl. 1. f5f6, ef6: (op blD volgt fe7:, Db5, Pc7 benevens e8Dt) 2. Pc5t, Kf5 (Kd4:, dan Pb3f, Ke4, Kg3 enz.) 3. Kh5, blD 4. Lcl, en wint, wegens de dreiging e4f (Del:, e4f, Pd3f). Eindspelstudie. („Deutsche Schachzeitung" J. Smutny. Zwart (5).t. abc defgh Wit (3). ,:y- Wit is aan den zet, en w i n t. Opl. 1. Pf5f Kh3 2. Dh8f Kg2 3. Pe3+ Kgl 4. Dal en 5. Pg4 of 1. Pi5 Kg2 2. Pe3 Kgl 3. Dbl en 4. Pg4f. „Neen!" antwoordde zij, „ik wil niet." „Denk toch eens," smeekte hij haar. „Het zou zoo eenvoudig zijn. We konden nu sa- men weg wandelen en over een uur zou er iemand anders zijn, die al je kleine zorgen op zijn schouders zou kunnen nemen. Geloof je niet, klein meisje, dat de mijne breed ge noeg zijn?" ,,0, praat niet zoo!" smeekte zij. „Ik kan niet. Ik wilde dat u't me niet vroeg. „Ik weet niet, of't eenig verschil zal ma ken," zei hij na een oogenblik aarzelen,.„maar ik heb een massa geld. Ik ben eigenlijk heel rijk. Als er maar bij mogeliikheid een weg is, dat geld je uit de moeilijkh'eid kan helpen, dan is dat gauw gebeurd." „0, ik weet, dat u 't hebt," antwpordde zij. „Dat is 't niet." Hij keek haar doordringend aan. „Hoe weet je dat ik't heb? Weet je mis schien ook wie ik ben?" „Ja, dat weet ik U bent Guy Mildgjay, Hertog van Nowbray." Hij stond versteld. „Hoe heb je dat ontdekt?" vroeg hij. „Op de boot," antwoordde zij, „een van de laatste dagen. De menschen kwamen't te weten, hoe weet ik niet, maar in ieder geval doet het er niet toe." Er begon een licht voor hem op te gaan. „Ik geloof," zei hij, „dat het dahrom is, dat je niet met me trouwen wilt." „0, 't is dat niet alleen," antwoordde zij. „Het is heelemaal, absoluut onmogelijk. Mijn familie woont op een kleine „farm" in Amerika en we hebben nauwelijks genoeg om 1 x Siciliaansche Partij. Gespeel din den wedstrijd le Hamburg Juli 1921. Wit: W. Schlage. 1. e2e4 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Pgl-f3 d2—d4 Pf3Xd4 Pblc3 Lfle2 Lcl—e3 0—0 Slecht schijnt 8. Zwart: F. Sacmisch c7c5 PbSc6 c5Xd4 PgSf6 d7d6 g7g6 Lf8g7 0—0 d6d5 9. e4XdS, PfdXd5 10. Pc3Xd5, Dd8Xd5 11. Le2—f% Dd5c4 12. Pd4Xcd, b7Xc6 13. Ddl— met goed spel voor Wit. 9. Pd4b3 LcSd7 10. f2f3 Dd8c8 11. Pc3d5! Pf6Xd5 12. e4Xd5 Pc6—e5 13. Le3d4 g6—g5? Hierdoor verzwakt Zv/art zijn stellm#. Positioneel juist was b7b5 om het puni c4 vast te houden. 14. c2c4 Ld7a4? Dit is doeiloos, maar zwart bevindt zich in een lastig parket. Een vertwijfelde tegen- stoot als bijvoorbeeld 14. b7-b5 15. c4Xb5, Dc8-b7 bood nog wel de laatste kans, hoewel na 16. h2-h4 Wit dan toch nog sterk in hei voordeel zou blijven. Maar zoo was ten minste nog een strijd mogelijk. ter- wijl bij de gekozen voortzetting Zwart alle initiatief prijs geeft. 15. Ddl-d2 Dc8-f5 16. Ld4-e3 h7-h6 17. Pf3-d4 Df5-h7 18. g2-g3? Sterker was 18. f3-f4, g5Xf4 19. TflXf4 of ook 18. h2-h4, g5Xh4 19. f3-f4, Pe5-g6 20. Le2-d3, Dh7-h8 21. Pd4-e6. Al naar verkie- zing. 18A, La4-d7 19. Kgl-111 f7-f5 Dat is zoo goed als zelfmoord. Zetten als Dh7-h8, Ta8-e8 of e7-e6 waren nog zeer goed mogelijk geweest. Nu echter is punt e6 be- slissend verzwakt. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. f3-f4 g3Xf4 Tfl-gl Dd2Xe3 Le2-h5 Pd4-e6 Lh5Xe8 Pe6Xg7 De3-J4 g5Xf4 Pe5-g4 Pg4Xe3 Kg8-h8 Ld7-e8 Tf8-g8 Ta8Xe8 Tg8Xg7 Kh8-g8? Dit verliest onmiddellijk. Maar Wit drefg- de torenverdubbeling op de g-lijn, waarna Zwart weerloos was. 29. TglXg7f. Zwart geeft op. T> (Tel.) Siciliaansche Partij. Gespeeld in het Nationale tournooi te Madrid Mei 1921. Wit: Sr. Gutran. Zwart: 1. e2e4 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. Pglf3 d2d4 Pf3Xd4 Pbl—c3 Pd4b5 a2a3 Pb5Xc3 e4Xd5 Pc3Xd5 DdlXd5 Sr. M. Golmayo. c7c5 Pb8—c6 c5Xd4 Pg816 e7—e6 Lf8—b4 Lb4Xc3f d7d5 Pf6Xd5 Dd8Xd5 c6Xd5 De stellingen wegen nu tegen elkaar Nu moest Wit met Lf4 voortzetten. Met 12. Lfld3 maakt hij een klein foutzetje. Het is nu leerrijk te zien, hoe snel zwart daarvan partij trekt. 12. Lfld3 Pc6e5 13. Ld3b5f Lc8d7 14. Lb5Xd7t Ke8Xd7 15. 0—0. Hier was 15. Lcl—e3 benevens 0—0—0 op zijn plaats. 15. Ta8c8 16. c2c3 Th8e8 17. Tfldl I<d7c6 18. Tal—bl b7—d5! 19. Lcle3 a7a5' 20. Le3d4 a5a4 Zwart slaal t'hans veel beter, daar b2 zwaS blijft. 21. Ld4Xe5? Stellig foutief: 21. Kgl—fl kon hier ge- schieden. Het nu volgende eindspel muct uit door zijn logische afwikkeling. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. Tdld4 g2g3 Kgl—g2 Td4—f4 h2—4 Tf4f3 h2—b3 TblXb3 Kg2-fl Kfl-g2 Tb3b2 Tb2d2 Te8Xe5 Te5e2 Tc8e8 Te2c2 f7f6 Te8e4 Kc6c5 a4Xb3 Tc2a2 Ta2alf Te4—a4 TalXa3 Ta3a2 van te leven. We zijn verschrikkelijk arm." Hij fronste een oogenblik nadenkend het hoofd. Hij keek naar haar dure kleeren. Hij begreep het niet. „En bovendien," vervolgde zij, „is er nog een andere reden, waarom ik er nooit over zou kunnen denken. Toe, wilt u me nu niet gelooven en weggaan? Het is niet aardig van v, om't zoo moeilijk voor me te maken." „Heel goed, Virgina," zei hij rustig, „vooi t oogenblik zal ik je niets meer vragen. Maar ran je me een reden noemen, waarom ik niet je vriend zou kunnen zijn?" „Geen enkele," zeide zij. „U kunt zijn wat u wilt, als u maar weg wilt gaan en me al leen wilt laten." „Dat is niet mijn opvatting van .vriend- schap," antwoordde hij. „Als we vrienden zijn, heb ik het recht je te helpen, wat je moeilijkheden ook zijn." „Dat is onmogelijk," verklaarde zij. Toen begon het duidelijk voor hem te wort den, dat, dit kind, met haar groote, zachte oogen, haar verrukkelijken mond, haar kin- dergezichtje, dat van 't eerste oogenblik af, dat hij 't zag voor hem de verpersoonlijking was geweest van alles wat lieftallig en be- minnelijk was, een vastheid van karakter l)ezat, die ongelooflijk was in iemand van haar leeftijd en haar uiterlijk. Hij kwam tot i!iet inzicht, dat hij 't alleen moeilijker voor haar maakte door te blijven. De beschroomd- heid in haar houding was geen teeken van zwakheid en hij las beslistheid in dien ernsti- gen blik, die zij nu op hem gevestigd hield. (Wordit vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 5