AiKmaarsche Caurant Een speeibal der fortuin. Scbaakrubriek. in M m m na am Zatcrdasr 2 October FEllILLETON. i wm ISI No. 232 1926 Honderd Acht en Twlntigst? Jaargang. Uit onse Staatsmachine. Jfet Verslag der Algemeene Rekenkamer over 1925. Teikenjare in den nazomer verschijnt het wrsiag der Aigtmetne Rekenkamer over het vorige diertarjaar I let is gewoonlijk een lijvig dossier. Ditmaal beslaat het 57 folio-blad- zijden. Een heel document dus om te lezen. Toch, ai is het natuurlijk in ambtelijken stijl gesteld, is de lezing ervan allesbehalve ver- velend. Het ware te wenschen, dat belasting- betalend Nederland meer belangstelling voor dit verslag betoonde, omdat het menig tipje oplicht van den sluier, die hangt achter de lokettcn der ontvangers-kantoren; anders ge- zegd, omdat het ons inlicht, hoe met de gel- den door de belastingpliohtigen opgebracht, omgesprongen wordt. Wat de Rekenkamer in haar verslag doet fs: aanmerkingen maken; kantteekeningen plaatsen. Dat doet ze ieder jaar met onver- droten ijver. Uit dit ieder jaar zou men op kunnen maken, dat ze in onze staatshuis- houding eenigszins de taak vervult, die de oude mythologie had toebedeeld aan Cas sandra, die de waarheid sprak, verborgen dingen oothulde, maar door niemand werd geioofd. l:ersf een enkel woord over de Rekenkamer zelf, daarna haar verslag. In het Zevende Hoofdstuk der Grondwet, dat handelt over de financien des lands wordt in artikel 180 gezegd: ;,Er is een Algemeene Rekenkamer, welker samensteiling en taak door de wet wordt geregeld". (Hetgeen geschied is bij de wet, houdende instructie voor de Algemeene Rekenkamer, sedert haar verschijnen in 1841 herhaalde malen gewijzigd, het laatst 22 De cember 1922.) In artikel 127 der Grondwet werd vastgesteld, dat de verantwoording van de Rijksuitgaven en- ontvangsten over elken dienst, onder overlegging wan de door de Rekenkamer goedgekeurde rekening, aan de wetgevende macht gedaan wordt naar de voorschriften van de wet. Kort samen- vattende de hoofdsom der bovengenoemde instructie, kan men met art. 18 daarvan zeg- gen: „Zij is verplicht rekening en verant- woor diner te vorderen wegens alle Rijks- Gewestelijke en Gemtentefondsen, van alle Rijksgoederen- en eigendommen" De Reken kamer oefent een preventief toezicht uit, door te voren te onderzoeken of de begrootings- post wel toereikend is voor de uitgaaf, of de uitgaaf wel op dien post behoort en of er geen vermenging is van dienstjaren of hoofd- etukken en of het Rijk dat geld wel schuldig is. Het kan ook wezen, dat dit toezicht re- pressief is, als de minister bijvoorbeeld de Rekenkamer bericht, dat hij een crediet-ope- ning heeft gedaan, dat wil zeggen, dat hij nitbetalingcn tot dat bedrag zal laten doen m pas daarna aan de Rekenkamer de betref- iende stukken zal zenden. Nog steeds, ofschoon niet zoo talrijk als vorige jaren, naar het ons althans voor- komt, komt de uitdrukking: deze brief werd niet beantwoord, ook in dit verslag voor. Terwijl wij tevens meenen, dat de bedragen van de door het Rijk beloopen schadeposten niet zoo groot zijn als andere jaren. De Re kenkamer zal wel niet de gedachte hebben, dat haar toezicht daarvan de oorzaak is; veel meer is de algemeen ingetreden bezuiniging bij de Rijksdiensten daarvan de reden. We doen nu enkele grepen uit het verslag. In het vorig verslag werd reeds de aandacht gevestigd op het vele geld, dat in de mijn- streken werd besteed aan subsidies enz. voor Gczellenvereenigingsgebouwen, patronaten, enz. Ook nu vinden we de klacht terug: Was reeds vroeger gebleken versehil in op- vatting tusschen den Minister van Water- staat en de Algemeene Rekenkamer over de noodzakelijkheid van sommige ten behoeve van het Staatsmijnbedrijf gedane uitgaven, ook in het afgeloopen jaar deden zich geval- len voor, dat de Minister en de directie der Staatsmijnen zich op een te vrijgevig stand- punt stelden en niet voldoende in aanmerking namen, dat de geldelijke uitkomsten van het mijnbedrijf in den laatstcn tdjd zeer ongun- stig waren geworden. Het trok b.v! de aandacht van de Kamer, dat de directie der Staatsmijnen gemachtigd war, voor bijdragen in den bouw van nieuwe kerken, patronaten, enz. gedurende 1925 een- zelfde bedrag 30.000) te besteden als voor 1923 en 1924 was toegestaan en uit- gegeven en dus van eenige bezuiniging geen sprake was. Wel beriep de Minister er zich op, dat de betrokken post in 1923 van Naar het Engelsch van Rafael Sabatini. Geautiseerde vertaling van A. T. „Dat het tijd is, er aan te denken om u te vestigen, een vrouw te nemen en een gezin te stichten." De toon, waarop zij sprak, klonk gewoon en vriendelijk- Maar haar ademhaling was sneller geworden, en haar gelaat was blee- ker bij de opwinding over het onderwerp van gesprek. Hij keek een oogenblik peinzend, toen trok hij de schouders op en lachte. „Een uitste- kende raad," zei hii lachend op een toon van zelfbespotting. „Zoek een vrouw voor me, dwie een goeden bruidsc..-. heeft en zoo we; nig veeleischend is, dat zij tevreden is met zulk een echtgenoot, als ik zou kunnen zijn, en dan is de zaak in orde." „Nu vind ik toch, dat ge u zelf onrecht doet. ,,Dat heb ik van anderen geleerd." „Ge zijt toch een zeer geschikt man." ..Zoo! Maar waarvoor geschikt?" Z'j ging op haar thema voort, zonder zijn vraag te beantwoorden. En er zijn vermo- gende vrouwen genoeg, die een man noodig hebben, die haar lief heeft en voor haar jorgt zulk een man, als gij zijt, kolonel; wnand, die zijn wereld kent en er een waar- f 50.606 op f 30.000 was gebracht en sedert niet meer was verhoogd, doch de Rekenkamer trok in twijfel of dit beroep wel opging, daar het niet verhoogen van den post o.a. ook wel daaraan zou zijn toe te schrijven, dat door afbouw van verschiltende gebouwen, waar voor subsidie was verleend, langzamerhand in de grootste behoefte was voorzien. Evemmin aohtte de Kamer het gerechtvaar- digd, dat aan de beambtenzangvereeniging der Staatsmijnen het hooge subsidie van 1000 werd toegekend, wat de Minister o.a. verdedigde met een beroep op de gedragsliin van particuliere mijnen. Verder had nog eene gedachtenwisseling plaats met den minister van Waterstaat over de vrij belangrijke uitgaven, die te wachten waren tengevolge van de aan verschillende tuinlieden gegeven opdrachten tot het on- derhouden van voortuintjes en den aanleg en het onderhoud van groententuinen, be- hoorende bij woningen van beambten. Ook deze uitgaven achtte het college niet gerecht- vaardigd. Volgens den minister van Waterstaat be- hoorde het echter tot den plicht van de di rectie van een grootbedrijf in de mijnstreek het wonen aldaar voor hare beambten min der eentonig te maken. Evenals de directies van particuliere mijnen droeg de directie der Staatsmijnen het hare er toe bij om, als te- genstelling met de sombere werkplaats in de donkere mijn, van de woninggroepen in de mijnstreek een vriendelijk en zoning geheel te maken. Dit antwoord van den minister was ech ter maar ten deele juist, immers de meeste beambten, waaronder het geheele adminis- tratieve personeel, waren uitsluitend belast met bovengrondsche werkzaamheden, en nu kon de Kamer niet inzien, dat het noodig zou zijn voor dezen eene uitzondering te maken op den regel, dat de bewomer zorg draagt voor aanleg en onderhoud van zijn tuin. Evenmin kon zij toegeven, dat het wonen in de mijnstreek, waar, buiten het eigenlijk mijnbedrijf, slechts zeer weinig Industrie be- stond, meer eentonig en somber zou zijn dan in andere afgelegen of sterk industrieele dee- len van het land. Eenigszins bont maakien de autoriteiten het ook bij den bouw van een post- en tele- graafkantoor te Haarlem. Voor het bewerken van een brievenbus- plaat en de levering van naamborden „Poste- rij'en en Telegrafie" werd onderscheidienlijk f 1900 en ruim 1400 uitbetaald. Voor he', bedrag ad 1400 waren 8 naam borden geleverd. Ten behoeve van de hal van het gebouw werden 11 lampen geleverd a 229.47 per stuk. Verder werd nog f 1500 besteed voor glas in lood ten behoeve van deze lampen en van 8 buiten-lantaarns. Volgens mededeeling van den minister van Waterstaat waren eischen van architectonischen aard oorzaak, dat lampen van bijzonderen vorm noodig bkken, waardoor de kosten hooger zijn ge worden dan anders het geval zou zijn ge- weest. Verder bleek, dat bij den bouw van. be- doeld post- en telegraafkantoor aanmerke- lijke bedragen onnoodig waren uitgegeven, doordat de betrokken werkzaamheden niet direct aan de leveranciers waren opgedra- gen, doch gebruik was gemaakt van de tus- schenkomst van den aannemer. die daarvoor 10 pCt. van de kosten had berekend. Deze dienst heeft volgens het verslag nog meer vergrijpen tegen een zuinig beheer op zijn kerfstok. Einde 1914 huurde bei Rijk voor het tijdvak 1 Mei 1915 tot en met April 1925 twee be- neden'huizen te Amsterdam voor f 1690 per jaar om te dienen als bij-post- en telegraaf kantoor. In 1925 werd voor dezelfde perceelen eene nieuwe huurovereenkomst gesloten voor een tijdvak van vijf jaar, ingaande 1 Mei 1925, tegen eene jaarlijksehe huursom van 4000. De Rekenkamer achtte dit bedrag buitenge- woon hoog. De huizen toch, waarvan het gehuurde een gedeelte uitmaakte, hadden in den duursten tijd slechts f 41.500 gekost, zoodat de huursom enkel van de beneden- huizen reeds ruim 9pCt. van de koop- waarde der geheele perceelen vertegen- woordigde. Voorts trok het de aandacht van het col lege, da' bij eene overeenkomst betreffende de huur voor een tijdvak van pl.m. 10 jaar, ingaande 18 Juni 1923, van een huis en erf te Heemstede, groot ongeveer 11 aren 73 centi- aren, bestemd voor post- en telegraafkan toor, de huurprijs was bepaald op f 7620, terwijl voor een huis en erf, ter grootbe van 415 centiaren, sedert 1910 met gelijk doel in gebruik geweest, slechts een huurprijs van 725 per jaar was betaald. Uit het antwoord van den minister blijkt weer, hoe duur van overheidswege gebouwd wordt, immers de terrein- en bouwkosten dige plaats in bekleedt." „Doe ik dat? Op mijn woord, ge laat me wat nieuws over mij zelf hooren." „Als ge dat niet doet, is het misschien, omdat de middelen er voor u ontbreken. Maar ge hebt recbt op zulk een plaats." „Met welk recht, goede vrouw?" „Met het recht van uw geboorte en opvoe- ding en militate een rang, 'die alle duidelijk bij u spreken. Heer waarom onderschat gij u zelf? De middelen, die u in staat zouden stellen, uw ware plaats in te nemen, zouden verschaft worden door de vrouw, die blijde zou zijn, ze met u te deelen." Hij schudde het hoofd en lachte weer. „Kent ge zoo'n vrouw?" Zij wachtte voor dat zij antwoordde, druk te haar voile lippen op een, en deed of zij na- dacht, zoodat zij haar aarzeling verborg. Er lag in die aarzeling meer, dan een van hen kon denken. Zijn geheele lot lag er in. Van zulke nietige dingen hangt het mensche- lijk lot af, dat als zij nu den stap gedaan, en zich zelf aangeboden had, zooals zij van plan was in plaats van tien dagen later, toen het werkelijk gebeurde ofschoon zijn antwoord niet anders geweest zou zijn dan wat het ten slotte was, dan zou de geheele stroom van zijn leven in andere banen geleid zijn, en was zijn geschiedenis niet de moeite waard geweest, om verteld te worden. Omdat de moed haar op dit oogenblik ont- brak, ging het lot voort met dien merkwaar- digen keten van omstandigheden te smeden, dien ik u schakel voor schakel zal doen ken- nen. „Ik gel oof," zeide zij eindelijk langzaam, hebben onderscheidenlijk ongeveer 7 14.923 en 93.267 bedragen, zoodat eene huur som van f 7620 verschuldigd was. Merkwaardig is ook wat verhaald wordt over het verlies door het Rijk geleden door langdurige bewaring van vreemde geld- waarden. Blijkens opgaven van de betaal- meesters berustte op 31 December 1923 in hunne kassen een totaal bedrag van 184.938.55 aan vreemd geld (in hoofdzaak Belgisch). De omstandigheid, dat dit geld zich reeds meer dan 5 jaar in die kassen bevond, noopte de Rekenkamer in November 1924 den mi nister van Financien daaromtrent eenige in- licbting te vragen. De Rekenkamer vroeg waarom de gelden steeds in kas waren ge- houden, niettegenstaande de waarde daar van door de voortdurende daling der koer- sen aanzienlijk minder moest zijn geworden en dus bij eventueele inwisseling in Neder- landsch geld een zeer groot verlies zou wor den geleden. De minister antwoordde, dat de betrokken geldswaarden ingevolge de door zijne ambts- voorgangers verstrekte machtigingen door de betaalmeesters van de verschillende Rijks- ontvangers en andere comptabelen waren overgenomen. Ten aanzien van de vraag, „waarom de gelden steeds in kas waren ge- houden", kon de minister niets anders mede- deelen, dan dat verondersteld werd, dat ,,zulks zal zijn geschied in de verwachting, in die dagen bijna algemeen gekoesterd, van eene toekomstige belangrijke stijging in den koers dier gelden". Dat die verwachting ijdel was gebleken, kon z.i. moeilijk worden ge- weten aan de betrokken ambtenaren. Tot in wisseling werd eenigen tijd daarna overge- gaan. De gelden in hoofdzaak door particulie- ren gestort bij den invoer van motorrijtui- gen, welke niet^veder uitgevoerd werden, oorspronkelijk groot, herleid in Hollandsch geld tegen den koers van den dag, waarop zij werden aangenomen, 197.752.29, had den bij de inwisseling f 47.749.25 opge bracht. zoodat het verlies 150.003.04 be- droeg. Excusez du peu! H<4 Departement van Justitie, dat verleden jaar menige veer laten mo^st, komt er dit iaar buitengewoon goed ai. A'leen bij de ot>- heffing van de TuchNchool te Haren werd een vergissing begaan, die het Rijk nogal geld kost. In 1917 werd met de gemeente Haren eene overeenkomst gesloten voor de levering van electrischen stroom ten behoeve van de tucht9chool aldaar, waarbij het Rijk zich ver- bond ten minste 5000 K.W.U. per kalender- jaar te betrekken. Deze overeenkomst eindig- de op 31 December 1923 onder stilzwijgende verlenging telkens met 3 jaar en met een op- zeggingstermijn van 3 maanden. Door de buitendienststelling der school op 1 November 1922 was deze overeenkomst zeer nadeelig geworden voor het Rijk, het geen o.a. daaruit bleek, dat over 1924 f 603.18 moest worden betaald wegens min der verbruikten stroom dan het minimum, bepaald in de overeenkomst. Opzegging voor 1 October 1923 ware dus gewenscht geweest. Dat deze opzegging aan de aandacht was ontgaan, moest, naar de minister op eene vraag van de Rekenkamer antwoordde, daar aan zijn toe te schrijven, dat het bureel van den Rijksbouwmeester voor de Justitiegebou- wen, die't contract in 1917 namens den min. had aangedaan, in 1922 tengevolge van de centralisatie van den Rijksgebouwendienst was opgeheven. Intusschen waren reeds in Juli 1924 onderhandelingen aangeknoopt om tot beeindiging van het loopende contract en tot eene voordeeliger regeling te geraken, welke echter niet het gewensehte gevolg had den gehad. Thans bestond het voornemen de betrokken overeenkomst vo6r 1 October 1926 op te zeggen. De Rekenkamer teekent hierbij aan, dat het verzuib oorzaak zal zijn, dat het Rijk eene sehade lijdt van pl.m. f 2000. Wij eindigen voor ditmaal onze jaarlijk sehe bloemlezing uit bedoeld verslag, maar doen dat niet voor en aleer we meegedeeld hebben, dat in den loop van het jaar 1925, in overleg met de betrokken Departementen, een nieuwe en zeker niet onbelangrijke stap ge- zet werd op den weg der plaatselijke con- trole, doordat deze werd uitgestrekt t o t d e ontvangsten van een aantal instellm- gen, ressorteerende onder de Departementen van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Arbeid, Handel en Nijverheid. Aangezien bij verschillende van deze in- stellingen de ontvangsten en de betalingen uit dezelfde kas worden gedaan, sprak het vanzelf, dat dikwijls eene gelijktijdige con- trole op ontvangsten en uitgaven de meest practische werkwijze zou zijn. In dien zin werd dan ook op het nieuwe arbeidsveld een begin gemaakt. „dat het mij niet moeilijk zou zijn, haar te vinden. Ikik zou niet ver behoeven te zoeken." „Dat is een vleiende gedachte. Helaas juffrouw, kan ik die niet deelen." Hij sprak spottend. Hij maakte duidelijk, dat hij de zaak niet ernstig wilde opnemen, dat zij voor hem nooit iets anders dan een grap kon zijn. Hij stond op en glimlachte wat gedwongen. „Daar om stel ik mijn ver- wachtingen nog op zijn Genade van Albe marle. Zij mogen teleurstellend zijn, maar niet meer dan dk verwachtingen van een hu- welijk." Onder het spreken nam hij zijn zwaard op, sloeg den schouderband over het hoofd en bevestigde dien op zijn schouder. Toen kreeg hij zijn hoed, juffrouw Quinn keek hem ondertusschen aan met een menge- ling van aarzeling en weemoed. Eindelijk schudde zij zich wakker en zuchtte. ,Wij zullen zien; wij zullen zien Misschien spreken wij er nog wel eens over." „Niet, als ge van me houdt, bekoorlijke huwelijksmakelaarster," antwoordde hij op 't punt van heen te gaan. Zorg voor zijn onmiddellijk welvaren ver- dreef alle andere gedachten bij haar. „Ge zult niet ehengaan zonder nog een dronk om u te verserken." Zij had den ledigen beker weer genomen Hij wachtte en glimlachte. Misschien heb ik versterking noodig," be- kendehij, denkend aan al de teleurstellingen, die hij ondervonden had bij zijn vorige po- gingen, om den hertog te spreken te krijgen. „Gij denkt aan alles," prees hij haar. „Ge zijt niet juffrouw Quinn van de Paul's Head, Bij verschillende diensten froffen de contro- leurs eene vrijwel verouderde en omslach- tfge wijze van geldelijke administratie aan, waardoor dikwerf het overzicht niet gemak- kelijk was en de kosten van het geldelijk be heer somtijds hooger waren dan noodig. Onder leiding van de ambtenaren der Al gemeene Rekenkamer kwam men in gemeen overleg in vele gevallen tot de navolgende vereen voudigingen lo. beperking van administratie door het wegvallen der aan de Algemeene Reken kamer in te dienen gespecificeerde verant- woordingen; 2e. verbetering der boekhouding; 3o. verandering in de behandeling der be- scheiden van uitgaaf. Door een en ander kon in sommige geval len eenige besparing worden verkregen, die echter moeilijk onder cijfers kan worden ge- bracht. daar het zelden mogelijk was reeds dadelijk het administratief personeel te ver- minderen. SPAANSCHE PARTI J. Wit: R. T. Black. Zwart: .janowksi. 1. e2e4 e7—e5 2. Pglf3 Pb8c6 3. Lflb5 a7a6 4. Lb5a4 Pg8f6 5. 00 d7d6 6. Tfl—el b7—b6 7. La4b3 Pc6—a5 8. dl—d'4 Pa5Xb3 9. a2Xb3 Lc8—h7 10. Pblc3 Pf6d7 (Wit had inplaats van Pc3 met 10. d4Xe5 kunnen vervolgen, maar na A. 10. Pe4: 11. Pc3, d5! of: B. 10Pe4: 11. ed6:, Ld?: 12. Pc3, 00! staat Zwart best. Met 10Pd7 wil Zwart e5 consolidee- ren, daar afruil op d4 minder goed is, en 10b4 11. Pd5, Pe4: 12. de5:, de5r, 13. Te4: Ld5:, 14. Te5:f Le6, 15. Dd8:t- Wit in't voordeel brengt.) 11. Pc3—d5 c7-r<6 12. Pd5e3 Dd8c7 13. c2c3 g7g6 14. d4Xe5 d6Xe5 15. Ddle2 Lf8g7 16. Tel—dl Pd7c5 17. De2c2 Pc5—e6 18. Pf3—el 0—0 19. b3b4 Ta8d8 20. Pel—d3 f7—15! (Zwart zoekt een aequivalent voor zijn zwakken damesvleugel). 21. e4Xf5 g6Xf5 22. Pd3c5? Pe6Xe5 23. b4Xc5 f5f4 24. Pe3fl Dc7e7 (Wit had beter 24. Td8: en 25. Pf5 ge- speeld.) 25. b2b4 Lb7c8 26. TdlXd8 TfSXdS 27. Lcld2 De7—f7 28. f2f3 Df7g6 29. Dc2Xg6 h7Xg6 30. Ld2—el Td8—d3 31. Pfl—d2 (Een kansrijk pionoffer, mits juist voort- gezet.) 31Td3Xc3 32. Pd2e4 Tc3-e2 33. Pe4d6 (Maar nu had Tdl moeten volgen met ve- lerlei dreigingen. Bijv.33. Tdl Lf5, 24. Td6 Le4:, 35. fe4: Tc4, 36. Tc6: Te4:, 37. Kfl Kf7, 38. Ta6: enz.) 33Lc8e6 34^ Tal Xa6 e5—e4! 35. Ta6—a8f Kg8—b7 (Zie diagram.) 36. Ta8e8 (Er is niets meer te bedenken Na 36. Pe4: Ld4f, 37. Pf2 Tel, 38. Kfl Lc4t, als wel na 36. fe4 Ld4f, 37. Kfl f3!, 38. gf3: Lh3 mat, is het uit.) 36. Lg7d4f Wt geeft op, want op 37. Kfl volgt ef3 38. Te6:? fg2: mat. Tel. SPAANSCHE PARTIJ. Gespeeld in de 5e ronde van tournooi A te Gothenburg. Wit: Kostilch. Zwart: Sselesniew. 1. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8—c6 3. Lfl—b5 Pg8—f6 4. 0—0 d7—d6 5. d2d4 Lc8d7 6. Pbl—c3 Lf8—e7 7. Tfl—el e5Xd4 8. Pf3Xd4 0-0 9. Pd4e2 Po6e5 Zwart wil den looper ruilen. Een goede zet ware 9Tf8e8. Ech ter is de in deze partij gevolgde speelwijze van Zwart wel de overweging waard. 10. Pe2g3 Ld7Xb5 11. Pc3Xb5 Pf6—d7 ge zijt de goede Fortuna, die giften strooit uit een onuitputtelijke hoorn des overvloeds." „Kom, kom Heer!" lachte zij, terwijl zij de kamer verliet. Het zou verkeerd zijn, te zeg gen, dat zij hem niet begreep want zij be- greep best, dat hij haar een groot en vleiend compliment maakte, en dit was, wat zij het meest van hem verlangde, als de voorbode van betere dingen, die zouden volgen. HOOFDSTUK II. De wachikamer van Albemarle. De kolonel nam zijn weg door de woelige drukte van Paul's Yard, zijn ooren werden doof geschreeuwd door het „Wat wenscht u?" van de schreeuwende leerjongens voor „De Lichtbloem," „De witte jachthond," „De groene Draak", „De Kroon," „De Roode Stier en alle andere uithangborden van de winkels op dien langen weg, waarbij die der boekverkoopers het talrijkst waren. Hij liep met een zekere aanmatigende kalmte," on- danks zijn armzaligen opschik. Zijn Vlaam- schen hoed droeg hij min of meer uitdagend, zijn lange degen stak boven de hand uit, die op he geves rustte, zijn overtollige sporen die een loopjongen van de Paul's Head als zilver gepoetst had begeleidden zijn gang met krijgshaftige muziek. Een zekere barsch- heid op zijn gelaat maakte de voetgangers voorpchtig, niet tegen hem aan te loopen. In die menigte van bezige, vreedzame burgers was hij gelijk aan een wolf, die door een veld vol schapen Ioopt; en zij, die hij tegenkwam, haastten zich voor hem uit den weg te gaan, 12. Lcl—<!2 Pe5c6 13. Ld2c3 Le7—16 14. Ddl—d2 a7—a6 15. Lc3Xf6 Pd7Xf6 16. Pb5—d4 Pc6Xd4 17. Dd2Xd4 Pf6—d7 18. Dd4c3 Wit oefent een druk uit op c7, om de zwar- te dame aan d8 te binden. 18g7g6?, Hier verslapt Zwart. Hij had 18. Pd7 c5 moeten doen om zich met Dd8f6 te kunnen bevrijden. Zwart behoefde den dubbelpion op f6 niet te vreezen. Ze zou weliswaar minder aeste- tisth aandoen, maar in geen geval tot een catastrophe leiden. 19. Tal—dl Tf8e3 En nu ware 19Ta8c8 en DdS— f6 nog zeer goed mogelijk geweest. 20. f2f4 Nu Wit zijn ontwikkeling voleindigd heeft, gaat hij met de pionnen er op loe. 20f7f6 21. h2h4 Pd7c5 22. h4h5 Dd8e7 23. h5Xg6 h7Xg6 24. b2b4 Pc5e6 25. f4f5 De pionnetjes van Wit zijn juist berekend en van groote kracbt. 25Pe6—g7 26. f5Xg6 De7e5 27. Dc3e3 De5—g5 28. Dc3b3f Pg7e6 29. Pg3-f5 Dg5Xg6 30. Tdl—d3 Kg8f8 31. Td3h3 d6d5 Door dit wanhopige offer trac&t Zwart nog tot den tegenaanval te komen. i (Zie diagram). 32. Th3h6 Dg6—g5 33. Db3h3 d5Xe4 34. Th6h8f Nog sneller won Te4:! 34KfSf7 Zwart: Sselesniew. WW. WM WS& mm wm abedofgh Wit: Kostich. 35. Dh3h7f Pe6g7 36. Pf6—h6f Dg5Xh6 37. Dh7Xh6 en Wit won. Wit's spel muntte uit door het logisch ver- band der zetten, die met elkaar, als het ware, een geheel vormen van een vooruit ontwor- pen plan. (Tel.) Opl. einaspel 119. 1. Dg8+ Tg8:; 2. Pg6+, Kh7 3. Pe5:+, Kh8; 4. Pf7+. Goede oplossing onlvangen van den heer D. de Boer. E UN DS PEL STUD IE S. von Wilkonski, Charlottenburg. Zwart (13). mm wm Wit (14). Wit is aan den zet, en wint. Oplossing. 1. Dc3! Dc3: 2. Pe7f I<h8 3. Pg6:f Kg8! Op fg6: volgt 4. Th7f benevens Tglg4 h4+. 4. Pe7f Kh8 Nu faalt Tli7:f enz. op Kh7: benev^is g7 g6. 5. g6! n6 al liepen zij gevaar zelf in h§t vuil van de goot te belanden, of er ande in te duwen. Bij Ludgate, in die achterbuurt, waren rii- tuigen in menigte en denkend aan den af- stana dien hij moest afleggen en aan de wen- schelijkheid, dat hij met schoone laarzen aan de plaats zijner bestemming kwam, werd ko lonel Holies even in verzoeking gebracht. Hij weerstond de verleiding echter;°en dit was een heel ding voor iemand, die nooit deze moeilijkste levenskunst beoefend had. Hij dacht en zuchtte treurig bij die overpein- zing aan de verontrustende lichtheid van zijn beurs en de verontrustende zwaarte van zijn schuld aan Paul's Head, waar het hem aan geestkracht ontbroken had, om zich iets van die weelde te ontzeggen, waarmede hij in de afgeloopen maand overstroomd was, en die hij niet wist, hoe te betalen, zoo Albe marle hem ten slotte in den seek liet. E>eze overdenki.ig maakte het gevoel van zijn geldgebrek nog sterker. Hij had dien ro- bijn in het oor, een juweel, dat als het in goud werd omgezet, iemand gemakkelijk meer dan een half jaar bon onderhouden. Gedu rende vijftien jaren en door allerlei wisselin- gen van het geluk had het gehangen en ge- schitterd tusschen zijn krullend goudbruin haar. De honger Lad hem dikwijls aangc- spoord, den steen te verkoopen om zijn maag te kunnen vullen Maar tot nu foe had hij er zich nog altijd tegen verzet. H ijhechtte aan dat schrtterendc juvreel een sentimentcele waarde, die tot bijgeloof geworden was. (Wordt vervolgd.y 3) W////A J1 l«.l "SB

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 5