AlKmaarsche Courant
Een speelbal der fortuin.
ADVEKTEEKT IN DE
ALKMAAB3GHE GOUBANT!
Dfaandag 11 October*
In en om de hoofdstad.
FEU1LLET0N.
*0. 299
1926
Hsnderd Acfit en Twintigsfe Jaargang.
CCIV.
Mel bevorderen der stads-schoonheid.
Schoonheids-commissies zijn in onze va-
derlandsche gemeenten geen bijzonderheic
meer, wat zeker een gelukkig verschijnse
jnag worden genoemd, omdat zij het bewijs
Jeveren, dat langzamerhand allerwege de
oogen der burgerij open zijn gegaan; dat de
Inwoners van steden en plattelands-gemeen-
ten hebben leeren inzien, dat er paal en perk
diende te worden gesteld aan de minachting,
door overheid en „eigenbelang"-bewoners al
te dikwerf betoond voor het oude, dat mooi
was en dat, hoewel in der eeuwen loop be-
6chadigd of verminkt, nog zeer goed geres-
taureerd kon worden, een einde diende te ko
men; dat ook het meedoogenloos vernielen
van stukken natuur moest worden tegenge-
gaan. Dank zij het krachtig werken van vele
vereenigingen, welker leden den stoot tot
flink ingrijpen gaven, zijn rijks-, provmciale
en gemeentebesutren gaan begrijpen, dat het
algemeen belang dringend vorderde maat-
regelen te nemen tegen laakbare vernielzucht
en dat aan de bouwlustigen nog andere
eischen dienden te worden gcsteid, dan al-
ken dezulke, die ten doel hadden er on 1
waken, dat de te bouwen perceelen kort
zouden doen aan hetgeen in het tclarg van
hygiene en openbare veiligheid gevergd
moest worden. Zij hebben leeren inzien, dat
er buiten het corps van ambtenareri-deskun-
digen nog menschen te vinden waren, die, be-
zield met lief de voor hun gemeente; met een
•oeden kijk op het schoone dat bestand en be-
louden diende te blijven, in staat zouden zijn
daarvoor, door het geven van deugdelijke ad-
Viezen, op te komen. Zoo zijn allengs de
schoonheids-commissies als adviseerende li-
chamen ontstaan en bet zou onbillijk zijn
met te erkennen, dat zij in vele gevallen veel
goeds hebben tot stand gebracht, meer nog
dan dat: veel kwaads en leelijks hebben we-
ten te voorkomen.
Maar anderzijds mag niet worden ontkend,
dat er ook een schaduwzijde aan dergelijke
commissies is gekomen. Immers, het is meer
dan eens voorgekomen, dat zij in hun ijveren
voor het doel, waarvoor zij waren opgericht,
le ver gingen en onredelijke eischen stelden;
dat zij somwijlen uit eigenbelang plannen
afkeurden, die niet afgekeurd hadden moeten
worden; dat zij, omdat hun invloed in de
plaats hunner werkzaamheid te groot was
geworden, de overheid, die ten siotte de be-
slissing had over een of andere verfraaiing
of nieuw-bouw, op hun adviezen inging, zon-
der voldoende na te gaan of die werkelijk
wel waren in het algemeen belang en parti-
culiere belangen er niet onrechtvaardig door
geschaad werden.
Die feiten zijn oorzaak geweest, dat dik
werf klachten over de schoonheids-commis
sies zijn gehoord. Soms werden zij openlijk
geuit; meer nog dan dat, kon men ze hoo-
ren binnenskamers en bracht men ze niet
naar voren bij degenen, die in staat zouden
zijn geweest om de juistheid ervan te onder-
zoeken, omdat de klagers bevreesd waren dat
zij ten siotte, te krachtig tegen de commis
sies ingaande, daarvan in hun bedrijf de na-
deelen zouden kunnen ondervinden. Zoo is
het ook gekomen, dat men over schoonheids-
commissies meer dan eens met spot of min
achting is gaan spreken en men heeft hooren
beweren, dat door hun eigenaardig optreden
veel werd gedaan, dat niet gedaan had moe
ten worden en veel werd nagelaten, wat
reetfe lang had moeten zijn gedaan. En hier,
te Amsterdam, zijn dezer dag an duidelijk fei
ten aan het licht gekomen, me afdoende be-
wijzen, dat er aan het werk der schoonheids-
eommissie, althans aan dat der sub-commis-
sies daaruit, wel een en ander te hervormen
valt, indien men voorkomen wil, dat deze
commissie van deskundigen en leeken want
ook eenige niet-bouwkundigen hebben er zit-
ting in niet verder in opspraak komt.
Want, in opspraak is zij thans en er zal in
den gemeenteraad over deze aangelegenheid
vermoedelijk menig hartig woordje gezegd
worden.
De kwestie is niet nieuw. Reeds in Decem
ber van het vorig jaar werd zij in den Raad
aan de orde gebracht door het lid van dat
lichaam, den heer Spier, zelf in het particu-
lirr bouwbedrijf werkzaam en die dus als des-
Vundige de zaak aan kon vatten Hij stelde,
op grond van tal van klachten over het wer
ken der gevel-commissie uit de schoonheids
commissie, in het licht, dat bouw-aanvragen
van particuliere bouwers dikwijls heel lang
Naar het Engelsch van Rafael Sabatini.
Geautoriseerde vertaling van A. T,
10i
Het lied eindigde in een gil. Zonder ge
hoord, zonder vermoed te worden, was de
jongeling vooruit door de boomen gekropen.
Terwijl zij schommelde had hij haar met zijn
Ionge, sterke armen om het middel gegrepen.
:r was een oogenblik van gefladder van
twee zwarte beenen in een verwarring van
rokken, toen slingerde de schommel leeg ver
der en de nimf lag in de armen van haar
iongen sater. Doch slechts een oogenblik.
-ij maakte zich los uit diens greep met een
woede, die echt of voorgewend was en kwam
buiten adem op den grond met blozende
wangen en schitterende oogen.
»,Ge neemt zonderlinge vrijheden, jonge
Randal", zeide zij en zij sloeg hem om de
ooren. „Wie heeft u gevraagd, hier te ko
men?"
„Ik ik daoht, dat je me riep," zei hij
lachend, niet het minst uit het veld geslagen
door slag of blik.
„Kom nu Nan. Beken het maar!"
..Ik je geroepeH?" Ik?" Zij lachte veront-
waardigd. „Dat zal wel waar zijn, zeker!"
witt het natuuriijk ontkennen, omdat
fn Sefiandeling bleven v66r die commfssles
daaromtrent beslist hadden. In vele gevallen
was er reden aan te nemen, dat de beoordee-
ling dier plannen niet altijd met de geeisehte
onpartijdigheid plaats had en in menig ge-
val eigenbouwers daardoor aanmerkelijk
schade hadden geleden. Op zijn voorstel
werd dan ook een commissie van onderzoek
benoemd, die samengesteld werd uit de wet-
houders Ter Haar en De Miranda en uit hun
onderzoek, dat dezer dagen openbaar werd,
is wel gebleken, dat de klachten, waarover
de heer Spier sprak, alerminst ongegrond
waren. Inderdaad werkte de gevel-commissie
langzaam en was de samenwerking der
schoonheidscommissie en het departement
van Bouw- en Woningtoezicht blijkbaar niet
wat zij moest zijn; bouwplannen werden af
gekeurd en moesten herzien worden en dan
kwam het voor, dat de ambtenaar, die den
schakel tuschen schoonheidscommissie en
Bouw- en Woningtoezicht vormde, den bouw-
ondernemers adviseerde, welken architect zij
voor het herzien hunner plannen in den arm
moesten nemen, wilden zij kans hebben, dat
hun herzien plan in de oogen der gevel-com
missie genade zou vinden.
Er zijn nog meer eigenaardige handelin-
gen aan het licht gekomen, die ik hier maar
verder onbesproken zal laten. Het boven-
staande duidt reeds voldoende aan, dat de
schoonheids-commissie danig bezig was haar
reputatie te grabbelen te gooien, want al mag
niet dadelijk gezegd worden, dat er sprake
is geweest van praktijken, die duidden op de
bedoeling zich ten koste van bouwonderne-
mers te verrijken, vast staat toch wel, dat
niet met die strenge onpartijdigheid gehan-
deld is, die men van een door de gemeente
officieel erkend lichaam had mogen verwach-
ten. Vast staat ook, dat vele eigenbouwers
dikwerf leelijk gedupeerd zijn geworden door
het langzaam afdoen der zaken door dege
nen, die over hun plannen te beslissen had
den, en door de kosten, waarop zij gejaagd
waren door, dikwerf herhaalde wijzigingen,
die in hun bouwplannen geeischt werden.
De zonderlingste eischen werden somwij
len gesteld aan degenen, die zeer eenvoudlge
gebouwtjes wenschten op te richten, waar
voor wel is waar de toestemming van Bouw
en Woningtoezicht vereischt werd, doch
waarover de gevel-commissie der schoon-
heidscommissies zich geen zorgen hadden be-
hoeven te maken, terwijl zij inderdaad deo
aanvragers voor dergelijke eenvoudige
bouwvergunningen vcorwaarden stelde, die
bij het belachelijke af waren.
In het rapport der genoemde wethouders,
hetwelk men thans nog al hoort bepsreken,
allereerst natuuriijk in bouwers-kringen,
wordt duidelijk genoeg aangetoond, dat in-
grijpende verandering noodig is en als zulks
spoedig gebeurt, zal het de schoonheids
commissie, die toch zeker, wanneer zij goed
werkt, veel leelijks in het uiferlijk der stad
kan voorkomen, ten goede komen. Zij heeft
een goeden naam op te houden tegenover het
publiek, vooral in tijden als deze,« waarin
te Amsterdam zooveel vernieuwd en nieuw-
gebouwd wordt en belangrijke vraagstukken,
zooals b.v. Rokin-wijziging, aan de orde
zijn.
Het publiek geeft toch reeds al de schuld
van alle leelijke dingen, die in onze stad
word entoegelaten, aan het niet-genoeg-waak-
zaam-zijn der schoonheidscommissie. Nog al
tijd worden. in ons Amsterdam reclames toe-
gelaten, die werkelijk ten hemel-schreiend
zijn, maar waartegen de schoonheids-com
missie niets doen kan, omdat het bij die soort
stadverknoeiing meestal gaat over vergun-
ningen, die te kwader ure gegeven zijn; die
het gevolg zijn van verpachtingen, en die
en dat zal zeker voor de gemeentekas
zwaar wegen duur betaald moeten wor
den.
Dat neemt echter niet weg, dat we met die
„fraaiigheden" toch maar opgescheept zit-
ten. We waren eenige maanden geleden als
kinderen zoo blij, dat we dan eindelijk van
die afschuwelijke shutting om den modder-
joel op dsn Dam verlost waren en daarvoor
in de plaats hadden gekrtgen een plant-
soentje, dat wel is waar geen.ideaal is en
zeker geen enkele commissie voor- stads-
schoon op die plek bevredigen kan maar
dat in elk geval niet afstootend is. En ziet,
nu nog maar korten tijd daarna laat men toe,
dat op het midden van het Damplein. in de
onmiddellijke nabijheid van het Paleis, een
reclame wordt toegelaten, die werkelijk bene-
den alle kritiek is. Om een der trammasten
heen heeft men in de bontste en schelste kleu-
ren een aantal electrisch-verlichte reclames
aangebracht, welke ieder sterveling, die maar
eenig elementair begrip van schoonheid be-
zit, een verwensching op de lippen moeten
brengen. Het is te hopen, dat dit moderne
monster zdoveel menschen zal afschrikken,
dat zij niets van doen willen hebben met het
geen daar ge-adverteerd wordt op deze wij-
ze, dan zullen die adverteerders hun recla-
e een vrouw in den dop bent. Maar ik heb
je gehoord. En hij haalde, zingende aan:
„He jonge liefde! Ho. jonge liefde!
Waar verbergt ge u?"
„Ik verborg me aan den anderen kant van
den muur. Ik ben dadelijk gekomen. En al-
les, wat ik krijg voor mijn moeite en het ge-
vaar, dat mijn nieuwe broek geloopen h-ef,
is een slag en een ontkenning."
„Je kunt nog meer krijgen, als je blijft".
„Dat hoop ik. Anders was ik niet geko
men."
„Maar dat zal evenmin naar je zin zijn."
„Dat is wel mogelijk. Maar nu eerst over
den slag. Een slag is iets, dat ik van nie-
mand neem. Voor een man heb ik mijn
zwaard
„Je zwaard!" zij begon hard te laehen.
„En je bezit niet eens een pennemes."
„0 ja, ik heb er een. Ik bezit een zwaard.
Het was een geschenk van mijn vader van-
daag een verjaarsgeschenk. Ik ben negen-
tien jaar, vandaag, Nan."
„Wat groei je hard! Je zult spoedig een
man zijn. En je vader heeft je dus een
zwaard gegeven?"
Zij leunde tegen een boomstam, en keek
hem plagend aan.
„Dat was heel onvoorziohtig van je va
der, je zult je snijden."
Hij glimlachte, maar was wat minder ze
ker dan in't begin.
„Je dwaalt af van het punt."
„Van de punt van je zwaard, waarde
heer?" -
me wel spoedig wegfiaTen, maar fn elk ge
val vraagt men zich af„hoe is het mogelijk,
dat zoo iets gebeuren kan?" en het publiek,
dat niet precies weet hoe de vork in den steel
zit, redeneert misschien:
„Waar hebben we te Amsterdam eigenlijk
zoo'n schoonheids-commissie voor?" Jam
mer genoeg dat het publiek de schuld legt,
waar zij niet behoort, want ook hier geldt
het: „wee den wolf, die in een kwaad ge-
rucht staat." Het ongeluk is, dat vooral in
den laatsten tijd de stad overal wordt opge-
sierd met soortgelijke reclames, met name
aan de tram pal en, en bordjes van allerlei
aard het verkeerswezen betreffende. Laatst-
genoemden zullen misschien wel noodzakelijk
zijn, maar verfraaien doen zij het stadsbeeld
toch zeker niet en't is wel te hopen, dat
straks, als de schoonheids-commissie, die ik
boven vermeldde, geheel uit de wereld is, ook
een sub-commissie daaruit ernstig medezeg-
genschap met betrekking tot reclames langs
den openbaren weg zal hebben en al wat
leelijk daarin bestaat, verwijderd zal weten
te krijgen. Want wat helpt het of Publieke
Werken alles doet om ons mooie geasphal-
teerde straten en plantsoenen te bezorgen en
al haar werk daarna bedorven wordt door
wanstalligheden, zooals de Dam er nu eene
te „bewonderen" geelt?
SINI SANA
Binnenland
INBRAAK.
Vrijdagavond omstreeks 10 uur is bij de
politie te Rotterdam aangifte gedaan, dat tij-
dens afwezigheid van den bewoner ingebro-
ken was in pand 135 aan den Oppert te
Rotterdam bewoond door den heer S., tand-
technicus. De dieven zijn blijkbaar binnenge-
komen met beliulp van een valschen sleutel,
althans op de buitendeur zijn geen sporen
van braak gevonden. In de spreekkamer in
de slaapkamer en in het atelier is alles over-
hoop gehaald, een casette is opengebroken
en een bedrag van 50 is er uit gestolen.
De heer S. had juist gisteren een groote
zending tanden en goud aangekregen, een
groot deel hiervan is gestolen. De waarde
van het gestolene moet eenige auizenden be-
dragen. In het pand zijn aangetroffen een
beitel en een zaklantaarn. Bovendien werden
op de cassette vingerafdrukken gevonden.
De politie trok terstond met een politie-
fond op onderzoek uit. Het dier werd lucht
gegeven aan de gevonden voorwerpen, waar-
na het regelrecht liep naar tie in de nabij
heid gelegen woning van een man, die een
goede bekende van de politic is en die gis-
termorgen juist uit de strafgevangenis was
ontslagen, waar hij een vonnis van 3'A jaar
had uitgezeten.
Aanvankelijk meende de poiitie met hem
den dader van den inbraak in handen te heb
ben, te meer omdat twee getuigen,' die tegen
10 uur in de buurt vao de woning waren
den verdachte hadden zien 'oopen, althans
een man hadden gezien wieris signalement
vrijwel overeenkwam met dat van verdachte.
Later bleek evenwel, dat deze man een be-
trouwbaar alibi kon opgeven, waarna hij
werd heengezonden. Het onderzoek wordt
met kracht voortgezet
HET ONGELUK AAN HET VEER
TE TIEL.
Naar aanleiding van het ongeluk, waar-
van drie menschen Woensdag j.l. aan het
veer te Tiel de slachtfofers werden, schrijlt
het Tiellsoh Nieuwsblad:
Dat de tegenwoordige pont niet meer aan
de eischen voldoet, daaraan zal wel met ons
niemand twijfelen.
De reusachtige ontwikkeling van het snel-
verkeer, de buitengewoon drukke passage op
de rivier, zijn oorzaak dat meermalen een
ware opstopping van voertuigen, zoowel aan
de Tielsche, als aan de Wamelsche zijde, ont-
staat. Het gebeurt maar al te vaak dat men
bijna een uur of langer moet wachten allvo-
rens overgezet te worden. Daarbij moet het
veerpersoneel nog groote behencfigheid aan
den dag leggen, om tusschen de verschillen-
de slepen door te manouvreeren. Dat hierbij
tot nogtoe geen ernstige ongelukken hebben
plaats gehad, mag ons zeer sterk verwonde-
ren.
De vraag of er voldoende maatregelen ge-
nomen worden voor de veiligheid, vindt
voor dit gevail beantwoording in de conclu-
sies van het poflitioneel en justitioneel onder
zoek, waaruit blijkt, dat het ongeluk aan een
noodlottige samenloop van omstandigheden
te wijten is.
Al trtft dan niemand schuld, daarmee is
men van de zaak niet af.
De omstandigheden werkten hier samen
iot een vreeselijke catastrophe. Een van die
omstandigheden is ongetwijfeld de opdracht,
om de auto een weinig vooruit te zetten ten-
einde aan meer voertuigen plaats te verlee-
nen.
„Het punt van mijn woorden. Het liep over
dien slag. Als je een man was, vrees ik, dat
ik je zou moeten dooden. Mijn e^r zou niets
minder eischen."
„Met je zwaard?" vroeg zij onnoozel.
„Natuurlijk met mijn zwaard."
O! Jack, de reuzenaooder in een kersen-
boomgaard! Je moest begrijpen, dat je hier
niet op je plaats bent. Ga heen, kind. Ik ge-
loof nie, da ik ooi van je gehouden heb, Ran
dal. Nu weet ik het zeker. Je bent een bloed-
dorstig wezen ondanks je jeugd. Wat je zijn
zult, als je een man bentdaar aan durf
ik niet te denken."
Hij slikte de beteediging op.
„En wat jij zijn zult, als je een vrouw bent,
dat is iets, waarover ik gaarne denk. Daar
komen we op terug. Intuschen, die slag
„Och, je bent vervelend."
„Je houdt me op, dat is de reden. Wat ik
doen zou, als een man me sloeg, heb ik je
gezegd."
„Maar je kunt toch niet denken, dat ik je
geloof."
Dit maal liet hij zich niet meer afleiden.
„De vraag is. wat moet ik tegen een vrouw
doen."
Hij naderde haar.
„Als ik je aanzie, lijkt mij maar e£n straf
mogelijk."
Hij nam haar bij de schouders en hie Id
haar stevig vast. Haar oogen, die tot nu toe
zoo spottend hadden gekeken, waren ver-
schrikt.
„Randal!" riep zij, zijn ondeugend voorne-
Wij waren eenige oogenblikken na de ramp
ter plaatse en bemerkten een opstopping van
voertuigen, die overgezet wenschten te wor
den. De rivier werd druk bevaren, de moge-
dijkheid was dus zeer groot dat van een vol-
gende overtocht voorloopig niets zou komen.
Om deze reden valt te verklaten, dat het pa-
rool gold1: „Medenemen, wat maar mede
kan".
Natuuriijk in dat beginsel schuilen groote
gevaren, maar het veerpersoneel wordt daar-
toe geprest; bij weigering zouden de klachten
over slecht functioneeren van den veerdienst
legio zijn. Zou men niet „maar opladen", dan
kwam er nooit een einde aan de file van
wachtenden.
Dit vreeselijk gebeuren heeft wel zeer
scherp in het licht gesteld, dat onmiddellijk
maatregelen moeten worden getroffen.
Onze gemeente zal, gezien den bedenkelij-
ken financieelen toestand, waarin zij verkeert,
haast niet bij machte wezen een afdoende ver-
betering aan te brengen. En toch moet het,
onverwijild voor nieuwe slachtoffers vailen.
De N. R. Ct. zegt: „Als men nu de afsluiting
eens afdoende maakte, d. w. z. versterkte en
beveiligde". Wij zeggen: Weg de gierpont!
Deze is ongeschikt voor het modern verkeer.
Afdoende verbetering moet er komen. Wat is
nu de weg tot afdoende verbetering?
In de raadsvergadering van 7 September
is die weg door de heeren Corbelyn, Bosnian
en Van Eck aangegeven. Er moet een stoom-
pont komen met goede aanlegplaatsen aan
de zijde der stad en aan die van Wamel. Aan
legplaatsen, die ook bij hoogen waterstand
bleven functioneeren, zoodat de veerdienst
niet meer „met kunst- en vliegwerk" onder-
houden moet worden.
Laat men desnoods stadhuispla.nnen enz.
laten rusten, zich daarmee behelpend, tot be-
tere tijden zijn aangebroken.
Met verbetering van het veer kan niet ge-
wacht worden. Daarmede kan men zich niet
„behelpen", omdat daarmede kostbare men-
schenlevens gemoeid zijn.
Mocht de gemeente deze lasten niet kunnen
dragen, dan ligt het ons inziens op den weg
van rijk en provincie om bij te springen.
Maar hoe dan ook, directe voorziening is
noodig. Hier geldt het: „Wij kunnen niet
wachten, geen dag en geen nacht."
Aangaande het ongeluk zelf wordt nog
vernomen dat de familie op reis was naar
's-Hertogenbosch. Hun eenig kind was niet
meegenomen, daar het naar school moest.
Naar het oordeel der do-ktoren is de dood
bijna onmiddefllijk zonder strijd ingetreden.
De heer B. stond bekend als een kalm auto-
mobilist.
Het rapport van den deskundige, door de
politie met het onderzoek van den wagen
belast, heeft uitgewezen, dat de reminrichting
niet in orde was.
De heer B. heeft met alle macht trachten
te remmen, waarbij de stang van de handrem
op een oude breuk is afgeknapt.
Het rapport is aan het parket gezonden.
VERNIELING.
Vrijdagvond is bij de heeren mr. J. H. J.
E. Heerkens Thijssen, voorzitter, J. H. Vis-
steen was een papier gewikkeld, waarop
van het burgerlijk armbestuur te Haarlem,
met een steen een ruit ingegooid. Om den
stten was een papier gewikkeld, waarop
stond: „Geef den werkeloozen behoortlijik on-
derstand, ook zij hebben recht op het leven."
De politie stelt een onderzoek in.
DE TYPHUS IN BREDA EN
OMGEVING.
Uit Breda meldt men aan de N. R. Ct.:
Zaterdag is te Breda weer een patient ont
slagen.
De burgemeester van Breda heeft medege-
deeld, dat bij een gunstig verloop overwogen
men radend.
Onvervaard voerde hij het uit. Na haar
gekust te hebben, liet hij haar los en bleef
staan, om de uitbarsting af te wachten, die
zooals hij haar kende, zeker komen zou.
Maar er kwam geen uitbarsting. Zij bleef
stil voor hem staan, al de plagerij was ver-
dwenen, terwijl haar bleek werden. Daarna
kwam haar kleur terug, haar mondhoeken
trilden, haar neergeslagen oogen schitterden.
„Nu Nan!" Hij was verschrikt door die
onverwachte en ongewone verschijnselen.
„Och, waarom heb je dat gedaan?" riep
zij met een snik uit.
Dit was zachtheid. Als zij hem weer om
zijn ooren geslagen had, zou het hem niets
verbaasd hebben. Dat had hij zelfs verwacht.
Maar dat zij zoo lam geslagen zou zijn, dat
zij geen verwijt zou uitspreken, behalve die
klagende vraag, maakte hem stom van ver-
bazing. Het kwani bij hem op, dat hij mis
schien den weg gevonden had om haar te
temmen; en het speet hem, dat hij niet vroe-
ger zijn toevlucht genomen had tot een mid-
del, dat hemzelf zoo aangenaam was. Intus-
schen verlangde haar vraag een antwoord.
„Ik heb het al een jaar lang willen doen,"
zei hij eenvoudig.
„En ik zal het weer willen doen. Nam, Be
veling, weet je niet, hoeveel ik van je houd?"
Weet je dat niet zonder dat ik het je zeg?
Weet je het niet?"
D« vurige vraag verjoeg haar onrust en
deed verbazing in haar plaats komen. Een
oogenblik keek ze hero aan en haar blik
zou kunnen worden, de uitgestelde kermia.
eventueel tot de week van 1421 November
te verschuiven. Bij zonder e omstandigheden
voorbehouden, zullen voorioopig de vertoo-
ningen in schouwburgzalen kunnen door-
gaan.
ACADEMIE VAN BEELDENDE
KUNSTEN.
In het societeitsgebouw van de Rotterdam-
sche Diergaarde heeft Zaterdag een receptie
plaats gehad ter ge'egenheid van het 75-jari-
ge bestaan der Acodemie van beeldende Kun-
sten en technische wetenschappen te Rotter
dam.
Daarbij heeft de heer J. Verheul Dzn. een
rede gehouden.
Zaterdagmiddag heeft in het societeitsge
bouw der Rotterdamsche Diergaarde de re
ceptie plaats gehad ter gelegenheid van het
75-jarige bestaan der Academ'ie van Beelden
de Kunsten en Technische Wetenschappen te
Rotterdam.
De groote zaal was versierd met Perzische
tapijten, palmen en planten. Voor het Po
dium, waarop voor het bestuur, den directeur
en de hoofdleeraren plaatsen waren inge-
ruimd, stond een aantal bloemstukken, die
reeds gctuigenis aflegden van de algemeenc
belangstclling in dit jubileum.
De groote zaal was geheel met belangstel-
lenden gevuld.
De heer H. H. van Dam A.Czn, voorzitter
van het bestuur der Academie sprak het
openingswoord.
Nadait de voorzitter den heer Verheul dank
had gebracht voor zijn van zoo groote be-
langstelling in de Academie getuigende rede,
bracht de heer J. H. de Groot, inspecteur-ge-
neraal van het nijverheidsonderwens, met ge-
noegen de gelukwenschen over van den minis
ter van enderwijs, kunsten en wetenschappen,
die door ambtsbezigheden verhind-erd was.
Burgemeester Wytema begon, alvorens den
dank en de hulde van het gemeentebestuur te
uiten, met een woord van gelukwensch aan
den heer Bodenhausen voor de hem verleende
onderscheiding.
Het personeel heeft een blijvend aandenken
aan dezen dag willen stichten. Daarvoor is
de keuze gevallen op een gedenkraam, aan
gebracht in het bovenlicht boven den hoofd-
ingang van de Academic, daar des morgens
geplaatst.
Mevrouw H. L. v. DamSuermondt bood
vervolgens een zilveren inktpot aan, ontwor-
pen door den leefling S. v.d. Hoonaard, win-
naar in den prijskamp en uiitgevoerd onder
toezicht van den heer Ellens, directeur van
de Kunstnijverheidsschool te Schoonhoven.
De heer Herman Mees, hoofdleeraar onzer
Academie, was zoo gelukkig den voorzitter
bereid te vinden om voor hem te poseeren tot
het schilderen van een portret, om namens de
Vereeniging van Leeraren als jubileumsge-
schenk aan te bieden.
De heer J. Heyink bracht de gelukwen
schen van Bouwkunst en Vriendschap over.
Aan haar gelukwenschen verbond Bouw
kunst en Vriendschap den wensch, dat de
Academie zal bloeien en dat als na jaren,
voor dit bestuur de tijd van heengaan komt,
op echt Rotterdamsche wijze anderen bereid
zullen worden gevonden zijn plaats in te ne
men.
Namens Bouwkunst en Vriendschap ver-
eerde spreker de Academie de gouden me-
daille der Vereeniging.
De Rotterdamsche Bouwersvereeniging had
den heer Heyink verzocht namens haar ook
een geschenk in enveloppe aan te bieden.
Des avonds vereemgoe bet bestuur zich in
de fraaie eetzaal van het societeitsgebouw,
met den directeur, hoofdleeraren. leeraren,
oud-leeraren, enz. aan een maaltijd, waar
nog vele redevoeringen zijn gehouden.
weTd hard. Zij begon feekenen van herstel te
toonen.
„De verklaring had vooraf moeten gaan
aan dedebeleediging."
„Beleediging!" riep hij in verzet.
„Wat anders? Is het geen beleediging,
een meisje te kussen zonder vergunning?
Als je een man waart, zou ik je niet verge-
ven, ik zou het niet kunnen. Maar je bent
nog maar een jongen."
Haar toon verhief zich tot neerbuigende.
hoogte.
„Ik zal het^e vergeven als je belooft, dat
je de beleediging niet zult herhalen."
„Maar ik heb je lief, Nan! Dat heb ik je
gezegd," dTong hij aan.
„Je bent te vroeg rijp, jonge Randal. Ik
denk dat het komt, omdat je een zwaard
hebt gekregen, om mee te spelen.
Ik zal er met je vade rover moeten spre
ken. Je hebt op het oogenblik meer goede
manieren dan een zwaard noodig."
De heks had er slag van te straffen. Maar
de jongeling liet zich niet van de wijs bren
gen.
„Nan, Beveling, ik vraag, of je met me
trouwen wilt."
Zij sprong op. Haar oogen gingen wijd
open.
„Qoede h'emel!" zeide zij. „Wat een verme-
telheid! Maar denk je, dat ik een kind aan
mijn schortebanden wil hebben hangen?"
„Wil je niet ernstig zijn, Nan," smeekte hij
„Ik ben zeer ernstig."
Wordt vervolgd
Als ge alles hebt beproefd en de energie voor uw zaak U nog niet
de resultaten heeft gebracht, die U zich hadt voorgesteld, besluitdan
tot het nemen van een regelcontract in een goed, door alle standen
gelezen dagblad. Wij twijfelen niet, ot dit zal U zeer zeker brengen
tot het gewenschte succes. Het zal blijken HET MIDDEL te zijni