AlKmaarsche Courant Een speelbal der fortuin. ADVEKTEEKT IN DE ALKMAAB3GHE GOUBANT! Dfaandag 11 October* In en om de hoofdstad. FEU1LLET0N. *0. 299 1926 Hsnderd Acfit en Twintigsfe Jaargang. CCIV. Mel bevorderen der stads-schoonheid. Schoonheids-commissies zijn in onze va- derlandsche gemeenten geen bijzonderheic meer, wat zeker een gelukkig verschijnse jnag worden genoemd, omdat zij het bewijs Jeveren, dat langzamerhand allerwege de oogen der burgerij open zijn gegaan; dat de Inwoners van steden en plattelands-gemeen- ten hebben leeren inzien, dat er paal en perk diende te worden gesteld aan de minachting, door overheid en „eigenbelang"-bewoners al te dikwerf betoond voor het oude, dat mooi was en dat, hoewel in der eeuwen loop be- 6chadigd of verminkt, nog zeer goed geres- taureerd kon worden, een einde diende te ko men; dat ook het meedoogenloos vernielen van stukken natuur moest worden tegenge- gaan. Dank zij het krachtig werken van vele vereenigingen, welker leden den stoot tot flink ingrijpen gaven, zijn rijks-, provmciale en gemeentebesutren gaan begrijpen, dat het algemeen belang dringend vorderde maat- regelen te nemen tegen laakbare vernielzucht en dat aan de bouwlustigen nog andere eischen dienden te worden gcsteid, dan al- ken dezulke, die ten doel hadden er on 1 waken, dat de te bouwen perceelen kort zouden doen aan hetgeen in het tclarg van hygiene en openbare veiligheid gevergd moest worden. Zij hebben leeren inzien, dat er buiten het corps van ambtenareri-deskun- digen nog menschen te vinden waren, die, be- zield met lief de voor hun gemeente; met een •oeden kijk op het schoone dat bestand en be- louden diende te blijven, in staat zouden zijn daarvoor, door het geven van deugdelijke ad- Viezen, op te komen. Zoo zijn allengs de schoonheids-commissies als adviseerende li- chamen ontstaan en bet zou onbillijk zijn met te erkennen, dat zij in vele gevallen veel goeds hebben tot stand gebracht, meer nog dan dat: veel kwaads en leelijks hebben we- ten te voorkomen. Maar anderzijds mag niet worden ontkend, dat er ook een schaduwzijde aan dergelijke commissies is gekomen. Immers, het is meer dan eens voorgekomen, dat zij in hun ijveren voor het doel, waarvoor zij waren opgericht, le ver gingen en onredelijke eischen stelden; dat zij somwijlen uit eigenbelang plannen afkeurden, die niet afgekeurd hadden moeten worden; dat zij, omdat hun invloed in de plaats hunner werkzaamheid te groot was geworden, de overheid, die ten siotte de be- slissing had over een of andere verfraaiing of nieuw-bouw, op hun adviezen inging, zon- der voldoende na te gaan of die werkelijk wel waren in het algemeen belang en parti- culiere belangen er niet onrechtvaardig door geschaad werden. Die feiten zijn oorzaak geweest, dat dik werf klachten over de schoonheids-commis sies zijn gehoord. Soms werden zij openlijk geuit; meer nog dan dat, kon men ze hoo- ren binnenskamers en bracht men ze niet naar voren bij degenen, die in staat zouden zijn geweest om de juistheid ervan te onder- zoeken, omdat de klagers bevreesd waren dat zij ten siotte, te krachtig tegen de commis sies ingaande, daarvan in hun bedrijf de na- deelen zouden kunnen ondervinden. Zoo is het ook gekomen, dat men over schoonheids- commissies meer dan eens met spot of min achting is gaan spreken en men heeft hooren beweren, dat door hun eigenaardig optreden veel werd gedaan, dat niet gedaan had moe ten worden en veel werd nagelaten, wat reetfe lang had moeten zijn gedaan. En hier, te Amsterdam, zijn dezer dag an duidelijk fei ten aan het licht gekomen, me afdoende be- wijzen, dat er aan het werk der schoonheids- eommissie, althans aan dat der sub-commis- sies daaruit, wel een en ander te hervormen valt, indien men voorkomen wil, dat deze commissie van deskundigen en leeken want ook eenige niet-bouwkundigen hebben er zit- ting in niet verder in opspraak komt. Want, in opspraak is zij thans en er zal in den gemeenteraad over deze aangelegenheid vermoedelijk menig hartig woordje gezegd worden. De kwestie is niet nieuw. Reeds in Decem ber van het vorig jaar werd zij in den Raad aan de orde gebracht door het lid van dat lichaam, den heer Spier, zelf in het particu- lirr bouwbedrijf werkzaam en die dus als des- Vundige de zaak aan kon vatten Hij stelde, op grond van tal van klachten over het wer ken der gevel-commissie uit de schoonheids commissie, in het licht, dat bouw-aanvragen van particuliere bouwers dikwijls heel lang Naar het Engelsch van Rafael Sabatini. Geautoriseerde vertaling van A. T, 10i Het lied eindigde in een gil. Zonder ge hoord, zonder vermoed te worden, was de jongeling vooruit door de boomen gekropen. Terwijl zij schommelde had hij haar met zijn Ionge, sterke armen om het middel gegrepen. :r was een oogenblik van gefladder van twee zwarte beenen in een verwarring van rokken, toen slingerde de schommel leeg ver der en de nimf lag in de armen van haar iongen sater. Doch slechts een oogenblik. -ij maakte zich los uit diens greep met een woede, die echt of voorgewend was en kwam buiten adem op den grond met blozende wangen en schitterende oogen. »,Ge neemt zonderlinge vrijheden, jonge Randal", zeide zij en zij sloeg hem om de ooren. „Wie heeft u gevraagd, hier te ko men?" „Ik ik daoht, dat je me riep," zei hij lachend, niet het minst uit het veld geslagen door slag of blik. „Kom nu Nan. Beken het maar!" ..Ik je geroepeH?" Ik?" Zij lachte veront- waardigd. „Dat zal wel waar zijn, zeker!" witt het natuuriijk ontkennen, omdat fn Sefiandeling bleven v66r die commfssles daaromtrent beslist hadden. In vele gevallen was er reden aan te nemen, dat de beoordee- ling dier plannen niet altijd met de geeisehte onpartijdigheid plaats had en in menig ge- val eigenbouwers daardoor aanmerkelijk schade hadden geleden. Op zijn voorstel werd dan ook een commissie van onderzoek benoemd, die samengesteld werd uit de wet- houders Ter Haar en De Miranda en uit hun onderzoek, dat dezer dagen openbaar werd, is wel gebleken, dat de klachten, waarover de heer Spier sprak, alerminst ongegrond waren. Inderdaad werkte de gevel-commissie langzaam en was de samenwerking der schoonheidscommissie en het departement van Bouw- en Woningtoezicht blijkbaar niet wat zij moest zijn; bouwplannen werden af gekeurd en moesten herzien worden en dan kwam het voor, dat de ambtenaar, die den schakel tuschen schoonheidscommissie en Bouw- en Woningtoezicht vormde, den bouw- ondernemers adviseerde, welken architect zij voor het herzien hunner plannen in den arm moesten nemen, wilden zij kans hebben, dat hun herzien plan in de oogen der gevel-com missie genade zou vinden. Er zijn nog meer eigenaardige handelin- gen aan het licht gekomen, die ik hier maar verder onbesproken zal laten. Het boven- staande duidt reeds voldoende aan, dat de schoonheids-commissie danig bezig was haar reputatie te grabbelen te gooien, want al mag niet dadelijk gezegd worden, dat er sprake is geweest van praktijken, die duidden op de bedoeling zich ten koste van bouwonderne- mers te verrijken, vast staat toch wel, dat niet met die strenge onpartijdigheid gehan- deld is, die men van een door de gemeente officieel erkend lichaam had mogen verwach- ten. Vast staat ook, dat vele eigenbouwers dikwerf leelijk gedupeerd zijn geworden door het langzaam afdoen der zaken door dege nen, die over hun plannen te beslissen had den, en door de kosten, waarop zij gejaagd waren door, dikwerf herhaalde wijzigingen, die in hun bouwplannen geeischt werden. De zonderlingste eischen werden somwij len gesteld aan degenen, die zeer eenvoudlge gebouwtjes wenschten op te richten, waar voor wel is waar de toestemming van Bouw en Woningtoezicht vereischt werd, doch waarover de gevel-commissie der schoon- heidscommissies zich geen zorgen hadden be- hoeven te maken, terwijl zij inderdaad deo aanvragers voor dergelijke eenvoudige bouwvergunningen vcorwaarden stelde, die bij het belachelijke af waren. In het rapport der genoemde wethouders, hetwelk men thans nog al hoort bepsreken, allereerst natuuriijk in bouwers-kringen, wordt duidelijk genoeg aangetoond, dat in- grijpende verandering noodig is en als zulks spoedig gebeurt, zal het de schoonheids commissie, die toch zeker, wanneer zij goed werkt, veel leelijks in het uiferlijk der stad kan voorkomen, ten goede komen. Zij heeft een goeden naam op te houden tegenover het publiek, vooral in tijden als deze,« waarin te Amsterdam zooveel vernieuwd en nieuw- gebouwd wordt en belangrijke vraagstukken, zooals b.v. Rokin-wijziging, aan de orde zijn. Het publiek geeft toch reeds al de schuld van alle leelijke dingen, die in onze stad word entoegelaten, aan het niet-genoeg-waak- zaam-zijn der schoonheidscommissie. Nog al tijd worden. in ons Amsterdam reclames toe- gelaten, die werkelijk ten hemel-schreiend zijn, maar waartegen de schoonheids-com missie niets doen kan, omdat het bij die soort stadverknoeiing meestal gaat over vergun- ningen, die te kwader ure gegeven zijn; die het gevolg zijn van verpachtingen, en die en dat zal zeker voor de gemeentekas zwaar wegen duur betaald moeten wor den. Dat neemt echter niet weg, dat we met die „fraaiigheden" toch maar opgescheept zit- ten. We waren eenige maanden geleden als kinderen zoo blij, dat we dan eindelijk van die afschuwelijke shutting om den modder- joel op dsn Dam verlost waren en daarvoor in de plaats hadden gekrtgen een plant- soentje, dat wel is waar geen.ideaal is en zeker geen enkele commissie voor- stads- schoon op die plek bevredigen kan maar dat in elk geval niet afstootend is. En ziet, nu nog maar korten tijd daarna laat men toe, dat op het midden van het Damplein. in de onmiddellijke nabijheid van het Paleis, een reclame wordt toegelaten, die werkelijk bene- den alle kritiek is. Om een der trammasten heen heeft men in de bontste en schelste kleu- ren een aantal electrisch-verlichte reclames aangebracht, welke ieder sterveling, die maar eenig elementair begrip van schoonheid be- zit, een verwensching op de lippen moeten brengen. Het is te hopen, dat dit moderne monster zdoveel menschen zal afschrikken, dat zij niets van doen willen hebben met het geen daar ge-adverteerd wordt op deze wij- ze, dan zullen die adverteerders hun recla- e een vrouw in den dop bent. Maar ik heb je gehoord. En hij haalde, zingende aan: „He jonge liefde! Ho. jonge liefde! Waar verbergt ge u?" „Ik verborg me aan den anderen kant van den muur. Ik ben dadelijk gekomen. En al- les, wat ik krijg voor mijn moeite en het ge- vaar, dat mijn nieuwe broek geloopen h-ef, is een slag en een ontkenning." „Je kunt nog meer krijgen, als je blijft". „Dat hoop ik. Anders was ik niet geko men." „Maar dat zal evenmin naar je zin zijn." „Dat is wel mogelijk. Maar nu eerst over den slag. Een slag is iets, dat ik van nie- mand neem. Voor een man heb ik mijn zwaard „Je zwaard!" zij begon hard te laehen. „En je bezit niet eens een pennemes." „0 ja, ik heb er een. Ik bezit een zwaard. Het was een geschenk van mijn vader van- daag een verjaarsgeschenk. Ik ben negen- tien jaar, vandaag, Nan." „Wat groei je hard! Je zult spoedig een man zijn. En je vader heeft je dus een zwaard gegeven?" Zij leunde tegen een boomstam, en keek hem plagend aan. „Dat was heel onvoorziohtig van je va der, je zult je snijden." Hij glimlachte, maar was wat minder ze ker dan in't begin. „Je dwaalt af van het punt." „Van de punt van je zwaard, waarde heer?" - me wel spoedig wegfiaTen, maar fn elk ge val vraagt men zich af„hoe is het mogelijk, dat zoo iets gebeuren kan?" en het publiek, dat niet precies weet hoe de vork in den steel zit, redeneert misschien: „Waar hebben we te Amsterdam eigenlijk zoo'n schoonheids-commissie voor?" Jam mer genoeg dat het publiek de schuld legt, waar zij niet behoort, want ook hier geldt het: „wee den wolf, die in een kwaad ge- rucht staat." Het ongeluk is, dat vooral in den laatsten tijd de stad overal wordt opge- sierd met soortgelijke reclames, met name aan de tram pal en, en bordjes van allerlei aard het verkeerswezen betreffende. Laatst- genoemden zullen misschien wel noodzakelijk zijn, maar verfraaien doen zij het stadsbeeld toch zeker niet en't is wel te hopen, dat straks, als de schoonheids-commissie, die ik boven vermeldde, geheel uit de wereld is, ook een sub-commissie daaruit ernstig medezeg- genschap met betrekking tot reclames langs den openbaren weg zal hebben en al wat leelijk daarin bestaat, verwijderd zal weten te krijgen. Want wat helpt het of Publieke Werken alles doet om ons mooie geasphal- teerde straten en plantsoenen te bezorgen en al haar werk daarna bedorven wordt door wanstalligheden, zooals de Dam er nu eene te „bewonderen" geelt? SINI SANA Binnenland INBRAAK. Vrijdagavond omstreeks 10 uur is bij de politie te Rotterdam aangifte gedaan, dat tij- dens afwezigheid van den bewoner ingebro- ken was in pand 135 aan den Oppert te Rotterdam bewoond door den heer S., tand- technicus. De dieven zijn blijkbaar binnenge- komen met beliulp van een valschen sleutel, althans op de buitendeur zijn geen sporen van braak gevonden. In de spreekkamer in de slaapkamer en in het atelier is alles over- hoop gehaald, een casette is opengebroken en een bedrag van 50 is er uit gestolen. De heer S. had juist gisteren een groote zending tanden en goud aangekregen, een groot deel hiervan is gestolen. De waarde van het gestolene moet eenige auizenden be- dragen. In het pand zijn aangetroffen een beitel en een zaklantaarn. Bovendien werden op de cassette vingerafdrukken gevonden. De politie trok terstond met een politie- fond op onderzoek uit. Het dier werd lucht gegeven aan de gevonden voorwerpen, waar- na het regelrecht liep naar tie in de nabij heid gelegen woning van een man, die een goede bekende van de politic is en die gis- termorgen juist uit de strafgevangenis was ontslagen, waar hij een vonnis van 3'A jaar had uitgezeten. Aanvankelijk meende de poiitie met hem den dader van den inbraak in handen te heb ben, te meer omdat twee getuigen,' die tegen 10 uur in de buurt vao de woning waren den verdachte hadden zien 'oopen, althans een man hadden gezien wieris signalement vrijwel overeenkwam met dat van verdachte. Later bleek evenwel, dat deze man een be- trouwbaar alibi kon opgeven, waarna hij werd heengezonden. Het onderzoek wordt met kracht voortgezet HET ONGELUK AAN HET VEER TE TIEL. Naar aanleiding van het ongeluk, waar- van drie menschen Woensdag j.l. aan het veer te Tiel de slachtfofers werden, schrijlt het Tiellsoh Nieuwsblad: Dat de tegenwoordige pont niet meer aan de eischen voldoet, daaraan zal wel met ons niemand twijfelen. De reusachtige ontwikkeling van het snel- verkeer, de buitengewoon drukke passage op de rivier, zijn oorzaak dat meermalen een ware opstopping van voertuigen, zoowel aan de Tielsche, als aan de Wamelsche zijde, ont- staat. Het gebeurt maar al te vaak dat men bijna een uur of langer moet wachten allvo- rens overgezet te worden. Daarbij moet het veerpersoneel nog groote behencfigheid aan den dag leggen, om tusschen de verschillen- de slepen door te manouvreeren. Dat hierbij tot nogtoe geen ernstige ongelukken hebben plaats gehad, mag ons zeer sterk verwonde- ren. De vraag of er voldoende maatregelen ge- nomen worden voor de veiligheid, vindt voor dit gevail beantwoording in de conclu- sies van het poflitioneel en justitioneel onder zoek, waaruit blijkt, dat het ongeluk aan een noodlottige samenloop van omstandigheden te wijten is. Al trtft dan niemand schuld, daarmee is men van de zaak niet af. De omstandigheden werkten hier samen iot een vreeselijke catastrophe. Een van die omstandigheden is ongetwijfeld de opdracht, om de auto een weinig vooruit te zetten ten- einde aan meer voertuigen plaats te verlee- nen. „Het punt van mijn woorden. Het liep over dien slag. Als je een man was, vrees ik, dat ik je zou moeten dooden. Mijn e^r zou niets minder eischen." „Met je zwaard?" vroeg zij onnoozel. „Natuurlijk met mijn zwaard." O! Jack, de reuzenaooder in een kersen- boomgaard! Je moest begrijpen, dat je hier niet op je plaats bent. Ga heen, kind. Ik ge- loof nie, da ik ooi van je gehouden heb, Ran dal. Nu weet ik het zeker. Je bent een bloed- dorstig wezen ondanks je jeugd. Wat je zijn zult, als je een man bentdaar aan durf ik niet te denken." Hij slikte de beteediging op. „En wat jij zijn zult, als je een vrouw bent, dat is iets, waarover ik gaarne denk. Daar komen we op terug. Intuschen, die slag „Och, je bent vervelend." „Je houdt me op, dat is de reden. Wat ik doen zou, als een man me sloeg, heb ik je gezegd." „Maar je kunt toch niet denken, dat ik je geloof." Dit maal liet hij zich niet meer afleiden. „De vraag is. wat moet ik tegen een vrouw doen." Hij naderde haar. „Als ik je aanzie, lijkt mij maar e£n straf mogelijk." Hij nam haar bij de schouders en hie Id haar stevig vast. Haar oogen, die tot nu toe zoo spottend hadden gekeken, waren ver- schrikt. „Randal!" riep zij, zijn ondeugend voorne- Wij waren eenige oogenblikken na de ramp ter plaatse en bemerkten een opstopping van voertuigen, die overgezet wenschten te wor den. De rivier werd druk bevaren, de moge- dijkheid was dus zeer groot dat van een vol- gende overtocht voorloopig niets zou komen. Om deze reden valt te verklaten, dat het pa- rool gold1: „Medenemen, wat maar mede kan". Natuuriijk in dat beginsel schuilen groote gevaren, maar het veerpersoneel wordt daar- toe geprest; bij weigering zouden de klachten over slecht functioneeren van den veerdienst legio zijn. Zou men niet „maar opladen", dan kwam er nooit een einde aan de file van wachtenden. Dit vreeselijk gebeuren heeft wel zeer scherp in het licht gesteld, dat onmiddellijk maatregelen moeten worden getroffen. Onze gemeente zal, gezien den bedenkelij- ken financieelen toestand, waarin zij verkeert, haast niet bij machte wezen een afdoende ver- betering aan te brengen. En toch moet het, onverwijild voor nieuwe slachtoffers vailen. De N. R. Ct. zegt: „Als men nu de afsluiting eens afdoende maakte, d. w. z. versterkte en beveiligde". Wij zeggen: Weg de gierpont! Deze is ongeschikt voor het modern verkeer. Afdoende verbetering moet er komen. Wat is nu de weg tot afdoende verbetering? In de raadsvergadering van 7 September is die weg door de heeren Corbelyn, Bosnian en Van Eck aangegeven. Er moet een stoom- pont komen met goede aanlegplaatsen aan de zijde der stad en aan die van Wamel. Aan legplaatsen, die ook bij hoogen waterstand bleven functioneeren, zoodat de veerdienst niet meer „met kunst- en vliegwerk" onder- houden moet worden. Laat men desnoods stadhuispla.nnen enz. laten rusten, zich daarmee behelpend, tot be- tere tijden zijn aangebroken. Met verbetering van het veer kan niet ge- wacht worden. Daarmede kan men zich niet „behelpen", omdat daarmede kostbare men- schenlevens gemoeid zijn. Mocht de gemeente deze lasten niet kunnen dragen, dan ligt het ons inziens op den weg van rijk en provincie om bij te springen. Maar hoe dan ook, directe voorziening is noodig. Hier geldt het: „Wij kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht." Aangaande het ongeluk zelf wordt nog vernomen dat de familie op reis was naar 's-Hertogenbosch. Hun eenig kind was niet meegenomen, daar het naar school moest. Naar het oordeel der do-ktoren is de dood bijna onmiddefllijk zonder strijd ingetreden. De heer B. stond bekend als een kalm auto- mobilist. Het rapport van den deskundige, door de politie met het onderzoek van den wagen belast, heeft uitgewezen, dat de reminrichting niet in orde was. De heer B. heeft met alle macht trachten te remmen, waarbij de stang van de handrem op een oude breuk is afgeknapt. Het rapport is aan het parket gezonden. VERNIELING. Vrijdagvond is bij de heeren mr. J. H. J. E. Heerkens Thijssen, voorzitter, J. H. Vis- steen was een papier gewikkeld, waarop van het burgerlijk armbestuur te Haarlem, met een steen een ruit ingegooid. Om den stten was een papier gewikkeld, waarop stond: „Geef den werkeloozen behoortlijik on- derstand, ook zij hebben recht op het leven." De politie stelt een onderzoek in. DE TYPHUS IN BREDA EN OMGEVING. Uit Breda meldt men aan de N. R. Ct.: Zaterdag is te Breda weer een patient ont slagen. De burgemeester van Breda heeft medege- deeld, dat bij een gunstig verloop overwogen men radend. Onvervaard voerde hij het uit. Na haar gekust te hebben, liet hij haar los en bleef staan, om de uitbarsting af te wachten, die zooals hij haar kende, zeker komen zou. Maar er kwam geen uitbarsting. Zij bleef stil voor hem staan, al de plagerij was ver- dwenen, terwijl haar bleek werden. Daarna kwam haar kleur terug, haar mondhoeken trilden, haar neergeslagen oogen schitterden. „Nu Nan!" Hij was verschrikt door die onverwachte en ongewone verschijnselen. „Och, waarom heb je dat gedaan?" riep zij met een snik uit. Dit was zachtheid. Als zij hem weer om zijn ooren geslagen had, zou het hem niets verbaasd hebben. Dat had hij zelfs verwacht. Maar dat zij zoo lam geslagen zou zijn, dat zij geen verwijt zou uitspreken, behalve die klagende vraag, maakte hem stom van ver- bazing. Het kwani bij hem op, dat hij mis schien den weg gevonden had om haar te temmen; en het speet hem, dat hij niet vroe- ger zijn toevlucht genomen had tot een mid- del, dat hemzelf zoo aangenaam was. Intus- schen verlangde haar vraag een antwoord. „Ik heb het al een jaar lang willen doen," zei hij eenvoudig. „En ik zal het weer willen doen. Nam, Be veling, weet je niet, hoeveel ik van je houd?" Weet je dat niet zonder dat ik het je zeg? Weet je het niet?" D« vurige vraag verjoeg haar onrust en deed verbazing in haar plaats komen. Een oogenblik keek ze hero aan en haar blik zou kunnen worden, de uitgestelde kermia. eventueel tot de week van 1421 November te verschuiven. Bij zonder e omstandigheden voorbehouden, zullen voorioopig de vertoo- ningen in schouwburgzalen kunnen door- gaan. ACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN. In het societeitsgebouw van de Rotterdam- sche Diergaarde heeft Zaterdag een receptie plaats gehad ter ge'egenheid van het 75-jari- ge bestaan der Acodemie van beeldende Kun- sten en technische wetenschappen te Rotter dam. Daarbij heeft de heer J. Verheul Dzn. een rede gehouden. Zaterdagmiddag heeft in het societeitsge bouw der Rotterdamsche Diergaarde de re ceptie plaats gehad ter gelegenheid van het 75-jarige bestaan der Academ'ie van Beelden de Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam. De groote zaal was versierd met Perzische tapijten, palmen en planten. Voor het Po dium, waarop voor het bestuur, den directeur en de hoofdleeraren plaatsen waren inge- ruimd, stond een aantal bloemstukken, die reeds gctuigenis aflegden van de algemeenc belangstclling in dit jubileum. De groote zaal was geheel met belangstel- lenden gevuld. De heer H. H. van Dam A.Czn, voorzitter van het bestuur der Academie sprak het openingswoord. Nadait de voorzitter den heer Verheul dank had gebracht voor zijn van zoo groote be- langstelling in de Academie getuigende rede, bracht de heer J. H. de Groot, inspecteur-ge- neraal van het nijverheidsonderwens, met ge- noegen de gelukwenschen over van den minis ter van enderwijs, kunsten en wetenschappen, die door ambtsbezigheden verhind-erd was. Burgemeester Wytema begon, alvorens den dank en de hulde van het gemeentebestuur te uiten, met een woord van gelukwensch aan den heer Bodenhausen voor de hem verleende onderscheiding. Het personeel heeft een blijvend aandenken aan dezen dag willen stichten. Daarvoor is de keuze gevallen op een gedenkraam, aan gebracht in het bovenlicht boven den hoofd- ingang van de Academic, daar des morgens geplaatst. Mevrouw H. L. v. DamSuermondt bood vervolgens een zilveren inktpot aan, ontwor- pen door den leefling S. v.d. Hoonaard, win- naar in den prijskamp en uiitgevoerd onder toezicht van den heer Ellens, directeur van de Kunstnijverheidsschool te Schoonhoven. De heer Herman Mees, hoofdleeraar onzer Academie, was zoo gelukkig den voorzitter bereid te vinden om voor hem te poseeren tot het schilderen van een portret, om namens de Vereeniging van Leeraren als jubileumsge- schenk aan te bieden. De heer J. Heyink bracht de gelukwen schen van Bouwkunst en Vriendschap over. Aan haar gelukwenschen verbond Bouw kunst en Vriendschap den wensch, dat de Academie zal bloeien en dat als na jaren, voor dit bestuur de tijd van heengaan komt, op echt Rotterdamsche wijze anderen bereid zullen worden gevonden zijn plaats in te ne men. Namens Bouwkunst en Vriendschap ver- eerde spreker de Academie de gouden me- daille der Vereeniging. De Rotterdamsche Bouwersvereeniging had den heer Heyink verzocht namens haar ook een geschenk in enveloppe aan te bieden. Des avonds vereemgoe bet bestuur zich in de fraaie eetzaal van het societeitsgebouw, met den directeur, hoofdleeraren. leeraren, oud-leeraren, enz. aan een maaltijd, waar nog vele redevoeringen zijn gehouden. weTd hard. Zij begon feekenen van herstel te toonen. „De verklaring had vooraf moeten gaan aan dedebeleediging." „Beleediging!" riep hij in verzet. „Wat anders? Is het geen beleediging, een meisje te kussen zonder vergunning? Als je een man waart, zou ik je niet verge- ven, ik zou het niet kunnen. Maar je bent nog maar een jongen." Haar toon verhief zich tot neerbuigende. hoogte. „Ik zal het^e vergeven als je belooft, dat je de beleediging niet zult herhalen." „Maar ik heb je lief, Nan! Dat heb ik je gezegd," dTong hij aan. „Je bent te vroeg rijp, jonge Randal. Ik denk dat het komt, omdat je een zwaard hebt gekregen, om mee te spelen. Ik zal er met je vade rover moeten spre ken. Je hebt op het oogenblik meer goede manieren dan een zwaard noodig." De heks had er slag van te straffen. Maar de jongeling liet zich niet van de wijs bren gen. „Nan, Beveling, ik vraag, of je met me trouwen wilt." Zij sprong op. Haar oogen gingen wijd open. „Qoede h'emel!" zeide zij. „Wat een verme- telheid! Maar denk je, dat ik een kind aan mijn schortebanden wil hebben hangen?" „Wil je niet ernstig zijn, Nan," smeekte hij „Ik ben zeer ernstig." Wordt vervolgd Als ge alles hebt beproefd en de energie voor uw zaak U nog niet de resultaten heeft gebracht, die U zich hadt voorgesteld, besluitdan tot het nemen van een regelcontract in een goed, door alle standen gelezen dagblad. Wij twijfelen niet, ot dit zal U zeer zeker brengen tot het gewenschte succes. Het zal blijken HET MIDDEL te zijni

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 5