ilkmaarsche Courant Zaterdag 16 October In en om de hootdstad. ft? 3nze Sfaatsmacliilfer Brieven nit Weenen. No. 244 #92« Hands id Acht en Twlnflgsti" Jaargang, I cv. Indie en de hoofdstad. Toeval zeker! Maar dan toch wel een gelukkig en een merkwaardig toeval dat in eene en dezelfde week te Amsterdam geopend werden de nieuwe gebouwen van twee belang- rijke stichtingen van groote beteekenis voor het geheele land, omdat zij in het nauwste verband staan met de Nederlandsche neder- zetting in oost en west der wereld, van nog rrooter beteekenis natuurlijk voor het eco- nomisch-, wetenschappelijk- en handelsleven van de eerste stad van ons land. In het begin der vorige week, op Maandag, is op feestelij- ke wijze in geb'ruik genomen het nieuwe ge- bouw der „Nederlandsche Handels-Maat schappij, staande in de Vijzelstraat tusschen Heeren en Keizersgrachten. Op den laatsten dag der week kwam de landsvorstinne zelve wijding geven aan de opening van het Kolo- niaal Instituut, verrezen in het oostelijk deel der stad, aan den ingang van het stads- kwartier, hetwelk in deze dagen het feit her- dacht dat daar vijftig jaren geleden de eerste nieuwe straat bewoonbaar werd en dat op dit oogenblik is uitgegroeid ot een „buurt" met een getal inwoners, waartoe menige pro- vinciestad van ons land nog lang niet is ge- aaderd. Toeval, maar een toeval, waarop door latere geschiedschrijvers van onze staa niet alleen, doch ook door hen, die de ge- schiedenis der verdere ontwikkeling van onze „Kolonien" zullen hebben te boekstaven, on- tegen^eggelijk zal worden gewezen. Want, geldt het hier niet twee merkwaar- dige stichtingen, die, hoewel in aard en we- zen verschillend, toch als 't ware elkander aanvullen, omdat zij beiden de belangstel- ling voor het rijk, ons land, in andere deelen der wereld bij ons volk aankweeken, beiden indirect zooveel bijdragen tot den bloei der hoofdstad, wat van zelf in zich sluit van het geheele land, beiden ook naar buiten het beste bewijs leveren, dat het kleine Neder- land in Europa, het groote Nederland ver daar buiten, ten voile waardig is. Wij hebben in onze geschiedenis te dien aanzien andere tijden gekend, die nog niet eens zoo heel ver achter ons liggen. Men kan gerust zeggen, dat voor 1870, misschien zelfs nog even later, de belangstelling van hen, die geen bijzondere belangen bij Oost- of West-Indie hadden, omdat zij er door handels- of financieele banden bij „betrokken" waren of omdat zij er dierbare verwanten werkzaam wisten, uitermate gering was. Zij wisten dat wij Kolonien hadden; dat de pro- ducten, die van daar kwamen, welvaart brachten in het moederland; tegenover den buitenlander waren zij trotsch op dat over- zeesche rijk, maar overigens interesseerde zij er zich veelal maar een beetje voor; be- schouwden Indie nog dikwijls als een land, waarheen men alleen ging om fortuin te maken als't kon, of omdat men in eigen land eigenlijk zoo'n beetje mislukt was! Gelukkig, die tijden zijn voorbij. De ope ning van het Noord-zee-kanaal, waarvan we over enkele weken het vijftigjarig bestaan herdenken kunnen, de opkomst van de stoom- vaartmaatschappij „Nederland", hebben een anderen kijk op Indie gebracht en de steeds grooter geworden beteekenis der Handels- maatschappij heeft er ook niet weinig toe bij- gedragen het besef te verlevendigen van hoe groot belang Indie voor ons is. Dat besef is ongetwijfeld nog meer gegroeid gedurende de laatste zeven jaren, waarin de Amster- dammers dag in dag uit konden volgen de wording van dat geweldige gebouw dier Maatschappij, dat daar bezig was te verrij- zen aan den in verjongingskuur zijnde Vij zelstraat, dewelke een nieuwe verkeersweg zou vormen tusschen het hart der hoofdstad en het steeds groeiende mooie nieuwe stads- gedeelte achter het Rijksmuseum. Hoe hooger dat Handels-Maatschappij- gebouw zich ging verheffen; hoe duidelijker zich de lijnen van de nieuwe schepping van den genialen bouwheer, die helaas! de vol- tooiing van zijn arbeid niet heeft mogen aan- schouwen gingen afteekenen, des te meer voor hetwelk deze stichting werd gewrocht groeide de belangstelling voor het.lichaam en velen, die de beteekenis ervan vroeger eigenlijk nooit goed hadden beseft, leerden begrijpen, dat daprvan toch groote kracht uitging. En in dezelfde jaren verrees, niet minder grootsch, zij het dan ook in andere vormen, daar buiten de Muiderpoort een ander bouw- werk, dat Koloniaal Instituut, welks doel en beteekenis voor de groote massa een openba- ring ging worden en de oogen ging openen voor hetgeen de Nederlandsche nederzettin- gen in Oost en West voor ons land, voor Amsterdam willen zeggen. De beide nieuwe gebouwen hebben ongetwijfeld nu reeds ve len, die vroeger voor Oost- en West-Indie maar matige belangstelling koesterden, doen beseffen, dat die verre landen en volken toch. waard zijn door hen beter gekend te worden dan alleen als deelen der wereld, waar sui- Ver, tabak en thee vandaan komen. En als straks het Koloniaal Instituut geregeld open zal staan voor een ieder, die zien en leeren wil; als de schatten, vroeger in het Kolo niaal Museum te Haarlem en „Artis" aan- wezig, doch daar uiteraard toch eenigermate misplaatst, te zien zullen zijn voor gansch Amsterdam, dat toch alleen reeds een tiende der geheele landsbevolking omvat, en voor ieder, die de hoofdstad bezoekt, dan zal deze mstelling de kennis van ons koloniaal gebied bij ieder, die zien wil, nog meer doen toene- men. ^Verwacht niet van mij, dat ik hier uitge- breide bijzonderheden zal gaan mededeelen over de architectonische waarde der beide gebouwen, ik zou slechts in herhaling heb ben te treden van al datgene wat dienaan- gaande reeds vroeger en in de laatste veer- tien dagen, in atle Nederlandsche dagbladen meer of minder uitvoerig is vermeld, doch een aanteekeningen van hetgeen mij door oeze stichtingen getroffen heeft, wensch ik. voch hier neer te schrijven. Bij mijn rondgang ®°°r het gebouw ckr Maatschappij, waartoe Hf geTegfcnh'eftf WS, rra^af Sf US! gwbfe, officieele bezoek voorbij was en alles daar binnen reeds geregeld aan het werk, kreeg ik niet alleen den indruk van groote degelijk- heid en deftige voornaamheid, waaraan alle groot-doenerij ontbrak, maar ook die van wel-aandoende rustigheid. Men gevoelde, gaande door die lange, goed-verlichte gan- gen en naar alle moderne eischen ingerichte kantoor-ruimten, ziende die keurige, maar nergens met overdreven praal ingerichte werkruimten voor directeuren en hoofd-be- ambten der groote Maatschappij, dat hier el- ken dag met opgewektheid de dagtaak kan worden verricht; uit deze geheele groote ver- zameling mannen en vrouwen, werkzaam te- zamen voor den bloei der stichting, waaraan zij verbonden waren, ging in zulke omgeving uit de indruk van een zich vol toewijding ge ven voor een gemeenschappelijke taak. De inrichting van alle werkruimten, de gezellig- heid van de cantines voor de rusturen be- schikbaar, de merkwaardige soliede inrich ting der reusachtige archiefruimten en van de volgens de allernieuwste eischen van veilig- heid ingerichte kluizen voor de schatten aan de bewaring der Handels-Maatschappij toe- vertrouwd, en voor de honderden koopmans- boeken in elke afdeeling van het bedrijf noodzakelijk, zullen in geheel ons land ver- moedelijk moeilijk hun weerga vinden. Wie ooit zoo gelukkig zal wezen te kunnen rond- gaan binnen de muren van dit gebouw aan de Vijzelstraat zal tot de wetenschap komen, dat niet* is nagelaten om het te maken tot een der degelijkste inrichtingen voor een grootsch bankiers- en handelsbedrijf. Daar- nevens zijn er nog een paar merkwaardighe- den, die den bezoeker moeten treffen. Men heeft een der zalen van het gebouw geheel ingericht gelijk aan die, welke de commissarissen-kamer vormde in het nu ver- laten gebouw aar de Heerengracht, hoek Nieuwe Spiegelstraat. Uit die oude zaal, welke dateerde uit het jaar 1858, heeft men alle kleurige behangsel-doeken, het volgens de schoonheidsbegrippen van die dagen druk- ke plafond, den schouw, al de zware maho- niehouten stoelen, gerangschikt om de groo te met een dik groen kleed bedekte tafel, naar den nieuwen zetel der Maatschappij overgebracht. Uit pieteits-oogpunt, uit histo- risch oogpunt, omdat men ook in het nieu we verblijf de herinnering aan die oude zaal en al wat daarin was, aan de plaats waar zoo menig belangrijk besluit genomen werd, dat de Maatschappij groot heeft gemaakt, wilde bewaren, heeft men dat alles precies zooals het was overgebracht. Komt men nu uit de modern ingerichte vergader- en werk- zalen van het nieuwe gebouw op eens in dat druk-aandoende vertrek van het midden der vorige eeuw, dan merkt men eerst goed wat er sedert veranderd is; ziet men zoo eindelijk hoe wij op kunstgebied toch wel heel anders hebben leeren zien dan onze grootouders en dat onze moderne binnenhuis- architectuur toch heel wat weldadiger aan- doet dan dat opdringerige, men zou haast zeggen „poen-achtige" moois van dien tijd. Niettemin is die oude zaal, overgebracht in De Bazel's schepping, daar een historische merkwaardigheid, die niet verloren mocht gaan. De andere merkwaardigheid van het ge bouw der Handels-Maatschappij is het dak, hetwelk het 65 meter hooge huis afsluit, om dat men, zich daarop bevindende, een schit- terend panorama heeft over de stad Amster dam naar alle streken van het kompas en ver over land en water, om de hoofdstad heen. De aanblik over Amsterdam van dat hooge punt is onvergetelijk voor ieder, die het heeft kunnen aanschouwen, en men verlaat die plek met een diepen indruk van de betee kenis, welke onze stad in der eeuwen loop ge- .kregen heeft. Toen ik er mij bevond was het een prachtige najaarsmiddag; volop scheen de zon over de stad daar aan menn voeten en hier kreeg men eerst goed het besef van haar grootheid, beter nog dan men dit zal kunnen krijgen uit een vliegtuig, omdat men op het hooge dak staande zoo rustig naar alle kan- ten heen met mooie panorama zien kan; die grachten, welke zich als smalle, slootjes, waarlangs speelgoedboompjes schijnen ge- plant, slingeren tusschen de huizen door, al die hooge torens, de bekende groote gebou wen, die de hoofdstad rijk is, men ziet ze van dit hooge standpunt beter bijeen, dan anders ooit mogelijk zou zijn. Men ziet ddar ook het best van hoeveel beteekenis die vroeger smalle Vijzelstraat, waar men zich bevindt, als verkeersweg worden gaat. Reeds is het nieuwe hotel, dat er in aanbouw is, een heel eind boven den brond en de huizen aan de westzijde der straat tuschen Keizers- en Prinsengrachten ziet men daar beneden in puin liggen, gesloopt om straks plaats te maken voor de nieuwe'winkelgalerij. Jammer dat alleen bevoorechten van het dak van het groote gebouw dit panorama van Amster dam kunnen genieten de directie zou ze ker duizenden aan zich verplichten kunnen wanneer zij als we straks weder voorjaar en zomer zullen hebben, degenen die er, b.v. voor een liefdadig doel wat voor over hebben, gelegenheid zou kunnen geven in een der vele lifts naar dit verheven uitzichtspunt te worden gebracht. En van dit dak zag ik, naar het oosten der stad gewend, ook zich verheffen de torens en het gebouw van het Koninklijk Instituut, thans plechtig door de Koningin geopend en ik dacn aan de groote beteekenis van dat gebouw in de verte en datgene, waarop ik mij bevond, voor Nederland en kolonien en hoe er toch wel veel veranderd is sedert Mul- tatuli schreef „over dien gordel van sma- ragd" en over de „Koffieveilingen der Ne derlandsche Handelmaatschappij". Over het Koloniaal Instituut zal ik later nog genoeg gelegenheid hebben een en ander te schrijven deze is reeds lang genoeg. Alleen nog dit: op dienzelfden dag dat de Koningin het Koloniaal Instituut opende, verrok uit Rotterdam een Lloyd-boot, die aan boord had de derde groep van jonge mannen, die onder de auspicien van „Jan Pietersz. Coen", 's heeren Deterding's stichting, kennis gaan vergaren omtrent het werken bij de groote cultures in ons Oost- Indie en die, straks in het vaderland terug- gekeerd, kunnen zijn ijverige propagandis- ten voor het aankweeken van kennis en be langstelling voor onze overzeesche gewesten. Dat vertrek op dezen dag was toch ook wel een sprekfend toeval! v* SINI SANA. Ontwerp-Verdragen van Geneve. Aan de Tweede Kamer zijn ter goedkeu- ring aangeboden een viertal ontwerpen van wet tot goedkeuring van het ontwerp-ver- drag van Geneve betreffende de gelijkheid van behandeling van vreemde arbeiders en eigen cmderdauen voor de ongevallenverze- kerhjg; tot voorbehoud der bevoegdheid tot toetreding tot het ontwerp-verdrag van Geneve betreffende de schadeloosstelling voor ongevallen, overkomen in verband met de dienstbetreKlang en een ontwerp-verdrag tot voorbehoud der bevoegdheid tot toetre ding tot het ontwerp-verdrag van Geneve betreffende de schadeloosstelling voor be- roepsziekteo Deze Vt - liggen alle in de lijn der Troonrede, waarin immers aangekondigd werd, dat voorsfellen gedaan zullen worden tot wijziging en aanvulling onzer sociale wetgeving, ten einde te geraken tot ratifica- tie van sommige ontwerp-verdragen der in- ternationale organisatie van den arbeid. Men tnoge eenigszins sceptisch staan tegenover de beteekenis en het werk van den Volkenbond, niet ontkend kan worden, dat direct of indi rect door diep Bond reeds veel en goed werk werd verricht. Zoo door de Algemeene Con- ferentie van de Internationale Organisatie van den Arbeid van den Volkenbond, in wier zevende zitting de bovenvermelde voorstel- len aangenomen werden. Slechts weinigen zullen meenen, dat door een arbeid, als in den geest dezer Conferentie, het internatio- naal algemeen belang niet wbrdt gediend, mers alles wat den goeden gang van zaken, ook in de internationale arbeiderswereld be- vordert, draagt het zijne bij tot den wereld- vrede. Bezien we nu de ontwerp-verdragen nader. Het eerste ontwerp-verdrag beoogt 'een regeling te scheppen, waardoor de verschil- lende landen, bij deze Conferentie aangeslo- ten, zich verplichten zoowel de vreemde als de eigen onderdanen op voet van gelijkheid te behandelen voor de ongevallenverzekering. Nog niet alle landen hadden deze regeling. Bij sommigen stonden de vreemde arbeiders ten achter bij de eigen onderdanen. Niet al- zoo ten onzent. Artikel 1 van dit ontwerp- verdrag verplicht nu alle contracteerende mogendheden om de onderdanen van elkan der, wanneer hun een ongeval overkomt op hun grondgebied, en hunne rechtverkrijgen- den met betrekking tot de ongevallenverze kering op denzelfden voet te behandelen als de eigen onderdanen. Voor ons land brengt dit ontwerp-verdrag geen verandering in den bestaanden toestand, aangezien noch de On- gevallenwet van 1921 noch de Land- en Tuinbouwongevallenwet van 1922 eenig on- derscheid maakt tusschen Nederlanders en vreemdelingen, terwijl de andere bepalingen, in dit ontwerp-verdrag opgenomen, in over- eenstemmig zijn met de door ons land met andere landen reeds ter zake getroffen over- eenkomsten. De betalingen, welke een land of zijn onderdanen in dezen te doen heeft, konden natuurlijk niet voor alien gelijkelijk geregeld worden, vandaar dat in de regeling daarvan voorzien zal worden bij speciale overeentkomsten tusschen de landen onder- ling. In elk der verdragen komt een clausule voor, volgens welke de contracteerende lan den ten aanzien van hun kolonien en bui- tenlandsche bezittingen verplicht zijn de be palingen dezer ontwerp-verdragen ook daar toe te passen onder voorbehoud, dat het verdrag niet uitvoerbaar mocht wezen ten- gevolge van plaatselijke omstandigheden. In dat geval mogen wijzigingen, daardoor blijkbaar noodzakelijk, in het verdrag wor den aangebracht. In het tweede ontwerp-verdrag wordt de nachtarbeid in de bakkerijen geregeld. In ar tikel 1 wordt de nachtarbeid internationaal verboden. Daardoor wordt de voorsprong, dien het eene land hebben zou op het an dere door de ongunstiger arbeidsvoorwaar- den, welke voorsprong van belang is met het oog op de internationale concurrence, te niet gedaan. Dit ontwerp is op twee punten in strijd met de regeling, welke in ons land in dezen geldt. Immers, onze wet verbiedt dien arbeid niet voor den patroon of bestuurder, die zonder hulp van anderen bakkersarbeid verricht tusschen acht uur des avonds en zes uur des morgens, indien hem daartoe ver- gunning werd verelend. Op dit punt zal dus onze wet aangepast moeten worden, naar de zinsnede uit de troonrede. Het andere verschil tusschen onze wet en dit verdrag betreft het feii. dat in het verdrag het des nachts bereiden van brood, „gebak of derge- lijke mtelproducten" verboden wordt, terwijl onze wet uitsluitend spreekt van de brood- bakkerijen en het vervaardigen van banket elders dan in een broodbakkerij valt onder de bepalingen van arbeid in een fabriek of werkplaats in het algemeen". Dientenge- volge kan ten onzent de banketbakkerspa- troon, die uitsluitend een banketbakkerij drijft, des nachts wel werken, immers de werkzaamheden van het hoofd of bestuurder zijn geen arbeid in den zin der wet. Ook op dit punt meent de regeering, dat de bezwa- ren, welke daartegen ingebracht kunnen wor den, niet zwaar geroeg wegen. Immers te- recht meent de regeering, dat voor de be- krachtiging daarvan een gewichtige reden bestaat en wel deze, dat van de internatio nale regeling van den arbeid een stimulee- rende en voorlichtende werking uitgaat op de sociaal nog achter gebleven landen, ter wijl bovendien de landen, welke noodzake- lijke of wenschelijke verbeteringen willen in- voeren doch daarvan worden teruggehou- den door de vrees voor ongelijke concurren- tie, door de internationale regelingen zich de mogelijkheid geopend zien hun goede voor- nemens ten uitvoer te brengen. Aan dat be lang meent de regeering de belangen van enkele alleen-werkende broodbakkers te moe ten opofferen, terwijl een deskundig onder- zoek heeft uitgemaakt, dat reeds nu de ar beid in de banketbakkerijen tegen de toetre ding geen bedenking maakt. Ook het derde ontwerp-verdrag ontmoet in de Nederlandsche wetgeving op dit punt geenerlei bezwaar. In dit verdrag toch ver- binden de toegetreden staten zich om aan arbeiders in industrieele- en handelsbedrij- ven, die door een ongeval getroffen worden of aan hun nagelaten betrekkingen schade loosstelling te verzekeren overeenkomstig de voorwaarden, welke overeenkomen met die in't ontwerp-verdrag zijn aangegeven. Ieder land kan dus binnen het raam van het ver drag zulke regelen in dezen treffen als het meest gewenscht zijn. Zonder eenige beden king kan ons land toetreden tot dit ontwerp- verdrag, omdat de Ongevallen wet 1921, welke de schadeloosstelling van de door een ongeval getroffen arbeiders regelt, aan de voorwaarden van bet werdrag voldoet en slechts kleine wijzigingen in de Ongevallen- wet zullen aangebracht moeten worden. Anders staat het met het vierde ontwerp- verdrag, dat de schadeloosstelling voor be- roepsziekten regelt. Om tot dit verdrag te kunnen toetreden zal eerst noodig wezen een wet tot aanvulling van de Ongevallen- wet 1921, welke aanvulling o.m. bepalingen bevatten moet betreffende de gelijkstelling van beroepsziekten met ongevallen, in den zin van het ontwerp-verdrag. De bedoeling van dit ontwerp is duidelijk. Ieder lid van de Int. Organisatie van den arbeid verplicht zich om de lijders aan beroepsziekten op voet van gelijkheid te behandelen met degenen, die bij de uitoefening van het beroep of be drijf een ongeval bekomen hebben, terwijl ook hun rechtverkrijgenden op dezelfde wijze als die der anderen behandeld zullen worden. De lijst der ziekten en vergiftige stoffen, die in het ontwerp is opgenomen, maar om de tien jaren kan worden herzien, bevat voor de eerste maal: vergiftiging door lood, lood- verbindingen of legawingen met de onmid- dellijke gevolgen van vergiftiging, vergifti ging door kwik, kwikamalgaam en kwikver- •bindingen met de onmiddellijke gevolgen van zulk-een vergiftiging en miltvuur, met deze lijst gaat gepaard een opgave van de onder- nemingen en aanverwante beroepen. Het wil ons voorkomen, dat waar van drie der vief ontwerpen kon gezegd worden, dat deze voorzieningen bij de Nederlandsche wet reeds getroffen waren, ons land geen slecht figuur maakt op het punt der arbeidswetge- ving. X. OVERPEINZINGEN TIJDENS EEN KOPJE KOFFIE. Weenen, begin October. „Eine Schwarze", een kopje zwarte koffie? te drinken op den Ring, bijv. voor het cafe Bristol, schuins tegenover de Opera zoo 's avonds tegen een uur of zeven, geeit veel te genieten en te observeeren: veel interes- sants, maar ook veel treurigs. Want elke wereldstad laat den opmerker leed zien, dat mogelijk bij hem overgebleven idealisme voor goed dooden kan. Het zware leven in al zijn schakeeringen gaat hier langs je heen. Elke wereldstad heeft zijn cafe, dat min of meer wereldbekendheid heeft. In Parijs is dit het Cafe de la Paix, Weenen heeft zijn Bristol, zijn Sacher, Arkaden- of Promena- den-cafe. In Weenen is het cafe een merkwaardige insteWing. Het beteekent voor den Weener veel meer huiskamer dan in Nederland. Op alle mogelijke uren van den dag gaan de menschen er heen, men spreekt af elkaar in een cafe te ontmoeten, veel ffleer dan dat men bij elkaar oploopt en's avonds gaan er heele families naar toe, installleeren zich in een van de separes, laten een stapel couranten en tijdschriften aanrukken en zijn verder voor den heelen avond zoet en geborgen. Ook de dames uit de betere kringen schijnen voor het gemak hun theekransjes zoo af en toe maar in een cafe te houden: ik heb tenminste al heel wat van die drukpratende gezelschappen gezien. Zoo is het ook met het eten buitens- huis. Voor een matigen prijs kan men overal goed terecht, men wordt niet zoo onmogelijk afgezet. Het gevolg is dan ook, dat velen regelmatig naar een „Sipeisehaus" gaan, de omzet is bij zonder groot en de prijzen be- hceven dan vanzelf niet zoo hoog te zijn. Voor een niet Weener zijn de vele kellners die je hier bedienen in het begin een pro- bleem. Je hebt den Oberkellner (Zahlkellner) den kellner, die voor de tallooze couranten, die onmidddllijk bij het binnenkomen voor je neergeworpen worden en voor het eten zorgt en dan nog een aparten Trinkpiccolo, die het biertje brengt. En allemaal moeten ze een fooitje hebben, zoo verdeeld, dat de Ober, die gewoonlijk niets uitvoert en alleen maar met een gewichtig gezieht en een dikke portefeuil- le met geld rondloopt, het meeste krijgt en de twee anderen, die den heelen tijd als razen- den heen en weer gaan, oogelijkelijk de twee de helft opsteken. Hoe die verdeeling nu pre cies in elkaar zit weet ik niet, maar de Wee ner verdeelt op gevoel en dat gevoel krijgt een ieder, die hier wat laoger is, vanzelf ook te pakken. Ongezellig zijn de Weensche cafe's, ten minste naar Nederttandschen smaak in hooge mate. Een zoo hel wit mogelijke verliehting, veel spiegels (waardoor je af en toe het ge voel hebt in'een lachhuis verzeild te zijn) en die de zalen dubbel zoo groot doen schijnen, veel rood en goud, marmeren tafeltjes en ongemakkelijke stoelen. Een enkel, zooals het smaakvolle, pas vernieuwde „Herrenhof", een van de weinige waar men ook een Ne derlandsche courant lezen kan, maakt hierop een uitzondering. Maar, zooals gezegd, nu zitten we op het voorterras van Bristol en kijken dus maar liever de straat op, kunnen als we willen stof opdoen voor heele romans. Net voor ons is een tramhalte en daar ver- dringt zich voortdurend een zenuwachtige ■klluwen menschen; af en toe zie je heel even tusschen de openingen, die in de eeuwigdu- rende, elkaar opvolgende serie wagens ont- staan, aan de overzijde den verlichten ingang van het Hotel Bristol en het Grand Hotel en een glimp van de groote hal, waar" in ge- inakkelijke fauteuils Amerikanen met uile- brillen op er over nadenken, hoe prettig het toch is met dollars in een land van' shillingen te zijn. Jongelieden met ontzaglijk wijde, zalmkleurige broeken en helgekleurde das- sen, die zich geweldige helden voelen en buitengewoon aantrekkelijke Wienerinnen komen naar buitende the dansant is net af- geloopen. Naar links kijkend zien we groene, roode en witte lichten knipoogen: het zijn de sei- nen van den verkeersagent, die op het kruis- punt knopjes indrukt en om beurten auto|s, trams en menschen gelegenheid geeft heels- huids aan den overkant te komen. De Opera is verlicht en een file auto's rijdt de verhooging op: de voorstelling be gin! al. Opvoering van Korngold's wonder- schoone opera „Die tote Stadt die-in Brug ge speelt. Ook Weenen was tiidebs de oor- logsjaren een doode stad: nu heeft het er niet veel meer van. De theaters beginnen hier altijd bijzonder vroeg; of dit het theaterbezoek ten goede komt, betwijfel ik. Onlangs is er dan ook propaganda gemaakt voor een algemeen la ter beginuur. De directeur van het „Deut- sche Volkstheater" heeft u.l. opgemerkt, dat het bezoek buitengewoon toegenomen is, sinds faij pas om acht uur beginnen laat. Hetgeen eigenlijk heel goed te begrijpen valt, want het is bijna onmogelijk om bij deze groote afstanden zoo kort na afloop van kan- toor of bureau al weer verkleed en wel in het theater te zijn. Nog andere lichten zien we: de courant, die in groote, vurige letters vanaf de daken het laatste nieuws brengt: vanavond heeft de beroemde Nurmi hier weer wat concurrenten van de sokken geloopen of we zien mededee- lingen over de aardbeving, die in het mid- daguur de Weeners op geschrikt heeft. Die aardbeving hier heeft heel wat „voeten in de aarde" gehad. Schuddende tafels, zie- ken die uit hun bed gegooid werden, kraken- de muren en zwaaiende schilderijen. Sommi gen hebben er weer niets van gemerkthet is plaatselijk en vooral in het Semmeringge- bied nogal erg geweest. Zooals gewoonlijk deden de meest fantastische en overdreven geruchten de ronde: de helft moet hier slechts van geloofd worden. Ondertusschen was het een onaangename sensatie; vooral dat kraken van de muren doet je angstig naar het plafond kijken. Naar zoo'n nieuwe beve- rij verlangen we heeleraaal niet. E)e gratis bioscoop, die in komische of na- tuurfilms reclame maakt voor de meest uit- eenloopende artikelen, trekt een drom toe- schouwers, wat voor het verkeer eenigszins hinderlijk is. Wat verder op staan de schil- derachtige fruituitstallinkjes met de wal- mende gasvlammen; de gemoedelijke, dikke vrouwtjes verkoopen er in dezen tijd voor een minimum-prijs de heerlijkste Italiaansche dtruiven, waarmede heel Weenen nu over- stroomd wordt. Nog net'zien we het bekende Hotel Sa cher, dat zoo juist zijn 60-jarig jubileum vierde. Op zichzelf is dat zoo bijzonder niet, maarSacher is niet een hotel als een ander. Sacher is bis Ritz in Parijs, als Savoy in Londen, Adlon in Berlijn, des Indes in den Haag. Wat maar in Weenen en in het oude Oos- j tenrijk-Hongarije naam, rang of politieken invloed had, ontmoette elkaar in Sadler. Hier zijn vroeger, behalve heel wat zoet min- nekoozende gesprekken tijdens een wellicht wat erg frivool soupertje, toch ook vele woor- den gesproken, die voor het staatkundlg we- reldgebeuren van het grootste belang wa ren.' Sacher is daarbij door de jaren heen berdemd geweest om zijn voortreffelijke keu- ken, om zijn „primeurs" en indertijd om de invoering van buitenlandsche spijzen, die men in Weenen nog niet kende. Sacher bracht altijd het nieuwste en was het paradijs voor., den Weenschen fijnproever. In de Opera werden de meisjes op de achterste rij van het ballet de Sachermadels genoemd: deze dansten zoover achter in het tooneel, dat ze bijkans al in de Sacherzaal be- landen. Nu, dit gebeurde na afloop van het ballet eigenlijk pas in werkelijkheid. Nu heeft Sacher veel van zijn cuden glans verloren, maar van zijn gepeperde prijzen nog niets. Slechts weinigen zijn zoo gebene- tijd het regelmatig te kunnen bezoeken. Bekend is hier de grap van iemand, die er erg armoedig uitziet en met een diepe zucht tot zijn vriend zegt: „Tjonge, ik wil zoo graag nog eens bij Sacher soupeeren." „Heb jij dan al eens bij Sacher gesou- peerd?" vraagt de ander stomverbaasd. Wel nee, maar ik heb al eens zoo graag gewild" is het teleurgestelde antwoord. Zonder welgevulde beurs is men hier gauw failliet. Van Sacher is het maar een kleine stap naar de vele Weensche naehtlokalen. In de Kartnerstrasze wijzen de vele roode lichtre- clames je den weg naar deze oorden van „Wein, Weib und gesang", van Charleston en vrij gemeene afzetterij. Dezen instellingen gaat het tegenwoordig vrij miserabel. V6or en tijdens den oorlog en in de inflatieperiode was er een hausse in dit bedrijf, vooral door de vreemdelingen die hier kwamen profiteeren. Voor den oorlog waren Tabann en Trocadero Jiet centrum, waar ook de betere standen na een soper in een van de groote hotels onder elkaar konden zijn. Men moest zich toen een speciaal vriendje van den „Maitre de plaisir" kunnen noemen om een voorste plaats te hebben; nu is dit allemaal veranderd en in de duurste gelegen- heden zijn er dikwijls meer kellners dan gas- ten. Die enkelen worden dan we* zoodanig geplukt, dat de kosten zoo ongeveer weer goed gemaakt worden. Enkele vreemdelingen, provincialen, eenige Weensche standen, die het zich nog permit- teeren kunnen, Hochstapler's en avonturiers zijn nog de regelmatige bezoekers. Vooral ook door de geweldige hooge luxe belastingen. die deze gelegenheden moeten betalcn, gaan ze een s lech ten winter tege- moet. Toch moet men niet denken, dat het nachtleven hier niets meer beteekent; de wat goedkoopere gelegenheden zitten stampvol en het nachtleven op straat valt nog onrustba- rend te noemen. J In een van deze niet zoo dure gelegenhe den, Capra geheeten, zagen we onlangs zeer bijzondere toeren op gymnastisch gebiedo.a. een zeer wonderlijk uitgedost heertje, dat van de eene zijde van het tooneel naar het andere einde boven op zijn hoofd wipt: hup, .hup, plof, plof en dat nog wel op de maat van de Jazz-Band-muziek. Dit moet een van die menschen zijn, van wie men zegt, dat ze een hard hoofd hebben. Verder draait lrij in een sprong tweemaal in de lucht heelemaal om en komt toch altijd weer met zijn beide voeten op den grond terecht. Een jongleur haalt meesterstukjes uit: o. a. loopt hij met een bord met een serie gla- zen limonade er op, zwaait met het bord om en om, zonder dat de glazan er vanaf glijdeu of dat er ook maar e&i druppel op den grond gemorst word! Je gaat soms bcpaald den ken, dat sommige menschen met bovenaard- sche machten gezegend zijn. Moarom in de lijn van dit min of meer caft-achtige ar- tfkel te blijven. deze heer moet overigens ook een voortrefeflijk kellner kunnen jjjrt. Om nu nog even op het nachtleven terug te koiyen; in zeker opz^chi is het .maar gioed,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 9