Atkmaarsche Gourant Met Dr. Van der Sleen op reis. Kippen en Konijnen. Modepraatjes van een Parisienne. Vrjjdag 5 November Brieven nit Weenen. 10 cent per half pond BaaitenBand I Me 261 1926 dsnSero Acht en Twintigste Jaargang. XI. Generate repetitie en wachten in de rij voor de premiere van „Turandof\ Weenen, half Oct. Weenen stond deze week in het teeken van de eerste opvoering van de opera „Turandot". „Turandot" is, zooals men weet, het nage- laten werk van den beroemden componist Puccini en de opera speelt in het oude sprook- jes-China. Puccini heeff met dit laatste en hoogste werk weer evenveel harten in vuur en vlam gezet als met zijn heerlijke melodieen uit „Toska", „Boheme" en „Butterfly". Wij zullen ons hier echter niet bezighouden met een muzikale ontleding van deze Puccini-erfe- nis (de componist stierf voor hij de laatste scene voltooid had en het werk werd door een ander voleindigd) maar wij zullen hier eenige indrukken neerschrijven, die wij tijdens de generale repetitie opdeden. Deze repetitie was alleen toegankelijk voor critici en voor hen, die een functie bij het tot stand komen van de opera bekleedden. Er was een strenge, zeer strenge controle: desondanks gelukte het toch jog aan twee sluwelingen zonder legitimate het heilige der heiligen binnen te sluipen; zij werden echter als schooljongens betrapt en aan den wrekenden arm van de justitie over- geleverd. Generale repetitie, geheimzinnig donkere zaal, het bekende generale repetitie-halfdon- ker met een sfeer van opwindende, gespannen afwachting, sluipende, zachtfluieterende, duister uitziende heeren met wuivende haren en dikke partituren, gewichtige gezichten, de grootste aeskundigen op muzikaal gebied in Weenen. Beroemde biografen: dr. Paul Ste fan, dr. Richard Specht, verder componisten, die eerst in de toekomst, wanneer ze al lang gestorven zijn, geeerd zullen worden. Klein en nietig voelt men zich naast deze geleerden, levende boekenkasten. Allen zijn eenigszins nerveus, nieuwsgierig en vol belangstelling voor wat men zal hoo- ren. Weliswaar kennen de meesten reeds de muziek uit de partituur, maar hoe geheel an- ders klinkt zij met volledige orkestratie en instrumentatie en hoe zeer wordt de indruk verhoogd door de schitterende ensceneering. Naast mij zit een beroemd teekenaar; zoo- dra het scherm opgaat en de eerste tonen weerklinken tijgt hij aan den arbeid: snel en 'ngespannen, geconcentreerd. De tooneelen en handelingen wisselen steeds. Een speciale houding of een zeker gebaar en de gelaats- trekken van de hoofdpersonen moeten in en- kele minuten vastgelegd worden. Vermoeien- de, enerveerende en afmattende arbeid, welks resultaat over eenige uren al aan de alge- meene critiek blootgesteld is. Anderen maken aanteekeningen in de par tituur, maar de meesten gaan al direct op in de heerlijke muziek en bij het zien van de schitterende Chineesche decors wanen wij ons op een andere wereld: wij zijn onmiddel- lijk gegrepen door dat wondere Aziatische operalana, wereld van schijn, maar een we reld, die even ons ontrukt aan de beslomme- ringen van den dag en aan het dissoneerende lawaai en gekrijsch van autotoeters en elaxons, van schel belgerinkel, uit het schreeuwen der courantenventers en het den- deren der vrachtwagens; verkeers-jazz-band- muziek, in scherpe tegenstelling met Puccini's melodieuse klanken. Men voelt zich langzamerhand zelf een halven Chinees, zoo dicht bij al deze gele snuiters met hun gespleten oogen, staarten en blinkende zwaarden, die daar in hun echt zwaar zij den gewaden onder wonderschoon gekleurde lampions en een helder blauwen nemel rondloopen in het door den beroemden regisseur dr. Lothar Wallerstein en profes sor Roller ontworpen China-tooverland tus- schen Kartnerstrasse en Opemgasse. Het is hier een gewriemel van Chineezen en we komen tot de conclusie, dat China een gevasrlijk en wreedaardig land is, althans vroeger was. In dit fantastische Chineezenrijk gebeuren griezelgeschiedenissen, waarvan men den ganschen nacht droomen moet: de hoofden van arme zondaars hangen, groenig geel door de maan beschenen, in de lucht, als- of het niets is. Maar tijdens de lieflijke en minder angst- wekkende scenes denken we met weemoed aan den componist van al de schoone klanken die tot ons komen en die tijdens het scheppen hiervan zoo tragisch stierf. In de pauze: discussie. Over de muziek, over de nieuwe invloeden, in dit werk merk- baar, over de solisten. Sommigen in extatische bewondering, anderen nuchter, zakelijk en critisch, maar niemand afbrekend. Zelfs de zaalwachters doen mee: geven, als gevolg van langjarige aanwezigheid in het Opera- heiligdom, werkelijk vrij kundige beschouwin- gen ten beste. Vooral ook heeft men groote bewondering voor het Philharmonische orkest en den kun- digen dirigent Franz Schalk. En bij het ver- laten van deze, in de ochtenduren zoo ge heimzinnig aandoende zaal, leeg en koud, zonder het warme applaus van een geestdrif- tig publiek (bij de generale repetitie wordt met geklapt) in schitterende toiletten in de loges en op de galerijen, schemerende, met tooneellucht bezwangerde, yaal-grijze ruimte zonder het vroolijke electrische licht, in scherp contrast vooral met de verscheidenheid der in bonte mengeling afwisselende veel-kleuren en •klanken-symphonie van decors en muziek op het tooneel, is men onder grooten indruk van het harde, stage en onvermoeide arbeiden van alle medewerkenden, om deze nalatenschap van den grooten Italiaan tot een eerbiedige hulde en tot een volmaakt kunstzinnige ge- beurtenis te maken. Den volgenden middag de wachtende rij voor de „Stehparterre" en voor de vierde ga- <enj. Al om twee uur verschijnen de eersten, om vijf uur is het reeds een gedrang, een emdelooze file. En eerst om halfacht wordt oegonnen. Wonderliike geestdrift, waarachti- j(e, voor Nederland ongekende belangstel- Kleine jongens, op school reeds in de gele- genheid gesteld kaarten voor de galerij te ne- oen, nu toch vroeg komend om vooral maar in de voorsfe rij fe staan. Zij zijn op de fibog- te van het geheel klassieke en moderne opera- repertoire, weten precies de laatste opera- nieuwtjes en wat er in dit seizoen allemaal opgevoerd zal worden en discussieeren af en toe met een voor leeken verbazingwekkende deskundigheid. Wanneer de kantoren uitgaan, groeit de menigte aan: broodjes onder den arm, tekst- boekjes worden gelezen en partituren bestu- deerd. Toch veelal een ietwat verwondering wekkende belangstelling meer voor de solis ten dan voor de werken zelve: speciaal Ween- sche eigenschap. Zangers en zangeressen worden in hun verschillende rollen besproken (en o! zoo critisch): niet alleen zangtech- nisch, maar ook als acteurs en in hun ver schillende opvattingen. Dit is wel een verschil met Duitschland, waar men meer de opera bespreekt en waar het den menschen minder schelen kan of Jan dan wel Piet dien avond zingt. Voor mij staat een gemoedelijk buitenman, gewapend met binocle, partituur en tekstboek. „Ja, wissen Sie", zegt hij „sinds twintig jaar ga ik nu regelmatig tweemaal in de week naar de Opera. Ik ben maar ongetrouwd ge- bleven. Stond voor de keus: trouwen of opera's hooren. Een van beiden was maar mogelijk: als je trouwt, dan moet de vrouw ook mee en de onkosten van een huishouden en de opera allebei, dat kan er niet van af. Dan maar liever de kunst: soms voel ik me wel eens wat eenzaam, maar daarvoor heb ik tenminste mijn opera. En die kan ik nu een- maal niet missen En dan komt een heel verhaal los, een heele beschouwing over muziek, over regie en over kunst in het algemeen, die je eenvoudig ver- steld doet staan. Bakvisschen bespreken haar tenoren: alien hebben ze haar lieveling, haar held: af en toe verontwaardigde uitroepen, sentimenteele, „fabelhafte" of geestdriftige instemming. Tegen zeven uur een stormloop naar voren: de hekken worden geopend: dringen, schui- ven, rennen, vliegen. Af en toe een scheldwoord als er een al te erg op zijn teenen getrapt wordt: maar toch geen vijandschap, na al deze uren van muzi kale verbroedering. Per slot hebben ze alien een belangstelling, een liefde: de kunst en dit geeft een groot gevoel van eenheid. Boven op de vierde galerij of beneden in de „S'tehparterre" heeft ieder eindelijk zijn plaatsje gevonden. Vol, stampvol is het. De zaalwachters hebben hun glazen water voor de dorstigen al klaar gezet' een overweldi- gende, benauwende hitte is in aantocht. Men luistert onder tusschen gespannen naar de geschiedenis van de wreedaardige prinses Turandot, die haar ongelukkige ver- eerder drie raadsels laat oplossen en als het hun niet lukt, hen aan de beulshanden over- geeft. Natuurlijk is er een, die zoo slim is alles netjes te raden en die dan ook „het ge- luk smaakt" deze hooge dame, die er ondanks haar groote wreedheid lang niet onaantrekke- lijk uitziet, te mogen trouwen. De prinses heeft overigens vergeten nog een vierde raad- sel op te geven en de handige raadseloplosser zou hier wel geen oplossing voor hebben kun- nen vinden: hoe men bij 30 graden warmte in een warm colbert een opera gedurende vier uren op een staanplaats, gedrukt tusschen warmbloedige medemenschen, kan aanhoo- ren, zonder er tegen het middernachtelijk uur als gesmolten boter uit te zien. De opwinding stiM, maar de temperatuur stijgt sneller. Hitte-kookpunt, als gevolg van temperament-kookpunt. Ware kunstbelangstelling: waarachtig meevoelen, meesnikken en meejubelen voor wat op het tooneel gebeurt. Voor een Neder- lander wellicht een wonderlijk, sentimenteel psychisch verschijnsel, dit geheel opgaan in romantische tooneelgebeurtenissen, deze groote opoffering om ook muziek in het alge meen te hooren. Want Zondag spraken wij nog eenige lie- den, die het volgende muziekprogramma voor dien dag opgesteld hadden: om negen uur Haydn-mis in den Stephansdom, elf uur Mo zart-mis in de Augustinerkirche (allebei met vooraanstaande solisten), half een 'smiddags Philharmonisch concert onder leiding van Weingartner, halfvijf Bruckner's negende en Te Deum onder professor Nilius (mb. volks- concert!) en 'savonds nog de Opera! Dit lijkt mij echter, zachtjes gezegd, „des Guten zu viel Tijd om te eten zullen ze bijkans niet gehad hebben, maar een goede Wiener Schnitzel of een Gulyas zijn toch niet te versmaden! TH. J. H. (Nadruk verboden). Parijs, hall October. Iedere vrouw, zelfs al is ze geen Parisien ne, vindt het prettig als aan haar nieuwe ja pan te zien is, dat ze isvan dit seizoenmet hoedjes, mantels etc. natuurlijk precies het- zelfd'e. Als een hoed een hooge, ronde, toch wel soepele bol heeft, niet cen die rechte wan- den heeft gekregen, doordat de bol rondom is ingedeukt, dan is die hoed stellig pas dit najaar op't hoofdje van de draagster ge- plooid en gevormd. Als een jurkje even over- bloest over een ceintuurtje iets hooger dan de heupen, dan is het stellig niet van den vori- gen winter; en een mantel met „vleermuis- mouwen", wijde, met het bovenste ruime deel aan een stuk geknipt, en een veel nauwer rok- gedeelte, is een nieuwtje van dit wintersei- zoen. De eenige plaats, waar onze jurkjes en mantels aansluiten, is om de heupen; daar- boven en daaronder valt de stof in soepele plooien. De mouwen zijn ruim, van onderen vooral en worden gerimpeld in een smal manchetje; de ruimte in de rok is meestal naar een kant getrokken en wordt daar vast- gehouden door een bijou, de zoom is ongelijk en de rok is het langst, waar de meeste ruim te is. Het corsage is overblousend en dit soe- peler model volgen ook de beide zijden van het heel diepe, smalle, puntvormige decol lete, waarin een stuk mooie kant of het bo- venstuk van een combinaison is te zien. Een strikje van de stof zelf houdt even onder den hals de beide kanten wat bij elkaar. Dit mo del leent zich vooral voor slappe zijde of zijden crepe. Steviger stoffen hebben dikwij's een kleine bolero in den rug, die hangt tot de hoogte van de „taille 1926/'27", d.i. tot de toppen van het heupbeen of even er boven. Het spreekt vanzelf, dat een vrouw heel „elegante" kan zijn („une femme elegante" is een vrouw die chic heeft, veel werk van Haar foilet maakt) zonder overblousenae corsages etc. en dat we nog veel andere Pa- rijsehe silhouetten zullen zien. Er blijft steeds nog de rechte stilhouet, vooral voor de petite robe en de strenge tailleur, verder het model, dat van de schouders tot onder de taille recht is en daaronder heel ruim wordt. Zelfs zul len we een enkelen keer een silhouet zien, die het breedst is op de hoogte van de heupen, maar dit vooral aan sommige tailleurs, waarvan het manteltje onderaan ruim is en van het lichaam afwijkt. Of de rokken langer of korter zullen zijn? Sommige couturiers laten ze ophouden bij de knieschijf, maar anderen durven jurkjes te lanceeren, die daar wel 10 centimeter onder vallen. Conclusie: kies de lengte, die u het best staat tusschen de knie-hoogte en 10 c.M. er onder. De ruimte in de rokken zal's mid- dags door breede plooien worden gevormd; 's avonds godets (driehoekige inzetsels) en soepele losse banen van crepe georgette, mouseline of andere doorschijnende weefsels. Geen van boven tot onder gepailleteerde of met kralen en steentjes bedekte robes, ook geen schitterende lames; de laatste worden hoogstens gebruikt voor een tunique op een middagtoilet. Voor al die soepele modellen kunnen alleen soepele stoffen worden ge bruikt: crepella, velours de laine, kasha, jersey, laken; weinig serge en reps, die har der zijn en geen mollig oppervlak hebben. Hetzelfde geldt voor de zijden weefsels, die zacht en bijna transparant moeten zijn: crepes georgette, marocain, romain, de Chi ne, mousseline de soie en slap satijn; maar een enkel heel bijzonder toilet is van stijve moire, terwijl tafzij alleen voor „robes de style" mag dienen. Het is geen wonder, dat door die voorliefde voor het zachte, soepele, het fluweel een groote rol speelt en ook het •bont. Als een mantel niet heelemaal van bont is, dan heeft hij toch een groote kraag en mancheten van langharig bont: vos en al zijn imitaties, lynx, mongoolsche geit, skungs, bunzing; of van bont met korter haar: bever, •marter, breitschwanz, kolingsky etc. etc.en verder van alle mogelijke variaties op het konijnebont, dat in zijn voile lengte voor „vos" fungeert, iets korter bever en loutre voorstelt, nog korter mollebont, terwijl dat diertje weer geschikt schijnt, evenals petit- gris (eekhoom( om geverfd te worden, niet alleen in den tint van andere edeler bont- dieren, maar ook rood en paars en zelfs geel en groen, wat heel leelijk is! Met dit bedenk- sel van de couturiers en bontwerkers zal het wel weer gaan als elk seizoenzij creSeren hun modellen, maar de Parisienne cre&ert de mode. Dit jaar heeft de mode een goede kans, want er wordt ons veel smaakvols ter keuze voorgelegd: zachte stoffen, warme kleuren, gracieuse modellen. A propos van kleuren: het schijnt, dat grijs nu eindelijk weer aan de beurt komt, zwart afgedaan heeft, behalve voor avondtoiletten vooral van kant dat we uit alle tinten blauw kunhen kiezen en van rood tot violet, dus bruin-rood, purper, violine, petrinia. Beige mag alleen dienen voor sportkleeding, verder verdwijnt deze tint voorloopig van het tooneel, zooals alles op't gebied der mode een on-duurzaam be- staan heeft. COLINE. XXVI. Langs den Hindoestan-Thibet-Road. Een horizontale plek in het eikenbosch, een groote volop bloeiende Kastanje aan den weg. Een beakje, dat neer komt schuiven langs de helling en een paar vermoeide rei- zigers. Dat alles te samen vormt een pracht kampeerplaats en al spoedig staan de drie tentjes, brandende houtvuren en wordt het behaoglijk. De zon staat nog hoog, dus een mooie gelegenheid om de voorbijgangers eens op te nemen. Sedert een 20-tal jaren, dat is sedert de bruggen bij Wangtu en verderop over een paar zijrivieren klaar zijn, gaat hier langs net hoofdverkeer met Thibet. En wanneer ge eens telt, wat ge zoo reizende langs den weg tegenkomt, dan zijn dat op zijn hoogst tien reizigers, meest natuurlijk met toestemming naar plaatsen langs den weg. Wat naar of van Thibet reist zijn meest gezinnen en wat voor! De meeste reizigers zijn Koelies, vaak sjouwen ze houten balken, soms huiden, rijst, suiker en zoht. Daartegenover staan de ambtenaren van „state" of „gouvernement." Die reizen meest te paard met een 3-tal be- dienden en 4 of 6 koelies, met bagage in al- lerlei curieuze verpakkingen. Ontmoet ge een Engelschman, wat een groote zeldzaam- heid is, verder dan Narkanda, dan loopt die meest naast zijn paard. Vier bedienden in li- vrei volgen, dan 8 muilezels met een onover- zienbaren voorraad koffers, boven op een een reuzen groententeil als badkuip en ach- teraan een paar koelies, vaak vrouwen der ezeldrijvers. De meeste reizigers, behalve de koelies, trekken alleen in ae morgenuren, zoodat het nu rustig is in het bout. Wie ech ter passeert, wordt gepraaid door onze be dienden en zoo verspreid het nieuws zich ta- melijk snel. Het nieuws van vandaag is, dat de Raja een nieuwe belasting heeft inge- voerd, een soort accijns op gedistilleerd. Ieder Hillman brouwt zijn eigen brandewijn voor den winter en nu belast de almachtige Raja deze huisdistilleerderij met 1 rupee. Maar het andere bericht is er ook al, dat de heele Suthejvallei uit een macht besloten heeft niet te betalen. Dan maar geen brande wijn! En zoo blijft de Raja krap zitten. Daar klinkt belgerinkel, een lichtere klank dan van de muilezelbellea Een man ver- schijnt om den hoek en zet het zoodra hij ons in de verte ziet op een sukkeldrafje. Hij is gekleed in het bruingrijze inlandsche weef- sel, het best te vergelijken met onze jutezak- ken, gemaakt uit hennep, die hier overal naast de bouwlandjes groeit; een soort van kapotjas is zijn bovenkleed, een broek met nauw om de dunne beenen sluitende pijpen volgens Hindoemode, blootsvoets en bloots- hwfd, de lange zwarte haren afhangend tot op de schouders. Met een touwtje om den linkerarm gebonden, draagt hij een koperen plaat met de woorden Mail-Runner, of wel postbode. In de rechterhand een speer met belletjes, omdat de post's nachts doorreist en nog wel eens beren en luipaarden ontmoet! De man, die er uit ziet als een halfwilde, komt naar onze tent, maakt bij zijn salaam een geweldige buiging en begint een jutezak los te maken, die hij op den rug gebonden draagt. Al gauw schemert het roze van een weekblad en verscheidene enveloppen met onze dierbare Hollandsche postzegels. Hoe hij wist dat dit allemaal voor ons was. Wel Doctor Sahib was toch de eenige hier die brieven met adres in onleesbaar schrift kreeg!! Dit via onze tolk natuurlijk! De avond daalt, maar wij zouden nog eens opgeschikt worden. Een der ezeldrijvers komt het kamp inrennen en roept om Baby-Sahib (zoo is onze kameraad gedoopt hier) en het geweer. Wat is er dan? Een groot zwart dier boven in een boom. Dat moet een beer zijn! Neen zoo groot niet. Dan een jonge beer en de kreet balu, balu gaat door 'tkamp. Baby gaat vast vooruit met zware hagel in den loop, terwijl ik onze Mauser, den berendoo- der, in orcle maak voor't geval moeder beer in de buurt mocht zijn. Daar knallen twee schoten! Daverend gelach door het donkere bosch en de heele karavaan komt terug meteen vliegende eekhoorn! Den vob. genden morgen om 5 uur weer op stap en al spoedig ontmoeten wij het eerste gezin Thi- betanen. Voorop een jonge vrouw, een kind, zoogende, met een zware last op den rug. Dan een vijftigtal prachtige geiten met lang haar en mooie gevormde horens elk met twee zakjes links en rechts hangend, op den rug aaneengenaaid. Dan een oude moeder met 3 kinderen aan de hand. Dan weer een troep schapen en dan vader met de oudste zoon, met schel gefluit de achterblijvers aanspo- rend. Een paar schapen loopen ook in elke kudde. Talrijke troepen passeeren wij, de meeste' komen wij achterop. Die zijn zwaar beladen met rijst, suiker en zout, de ons te- genkomenden dragen alleen de behoeften van de familie en dat is niet veel. Zoo trek- ken deze menschen hun heele leven heen en weer om hun tfeestjes's winters in de Sutly- vallei en's zomers in hun vaderland te wei- den. Maar naast Nomaden.zijn deze wande- lende herders handelaas geworden, die hun kleinvee, dat alleen's morgens van 47 of 8 trekt en dan weidt, als lastdieren hebben leeren gebruiken. Tweemaal ontmoeten wij zelfs groote kudden Zebu's, alien hun pakje torschend op de bekende wijze. Dat zijn de voomaamste gebruikers van dezen weg. i hibethaansche Nomaden met vrouw, kinderen en vee, de eersten alle met de bekende platte gezichten al staan de oogen nog niet scheef. Het merkwaardigst is het hoofddeksel, dat verderop ook door de bevolking gedragen wordt. Een platte zwarte pannekoek, meestal met iets versierd dat een gekleurd lint is geweest. En 'tmooistis: het staartje der dames is met een strikje aan de achterrand van den hoed vastgebonden! Gewoon geen gezicht! Wordt het later, dan rusten de troepen langs den weg. De geiten klauteren langs de hellingen rond, hun pakjes liggen keurig ge- stapeld, qjet zeil overdekt. Een lappententje vol gaten beschut tegen de felle zon en daarnaast brandt het houtvuurtje tusschen drie groote steenen. Een ijzeren schaaltje op het vuur. In cen koperen pot of schaal is het meel met water aangemaakt tot deeg. Een balletje wordt eerst in de hand gekneed en dan onder handige draaiende bewegingen tot een platte koek uitgeslagen. Deze gaat op de ijzeren schaal; na eenige minuten keeren, dan rechtovereind gezet in de asch tegen de heete steenen, zoodat de vlam er vlak langs gaat en den koek doet opblazen. Zoo is in een paar minuten de „Japati" (spreek uit dzjapathie) klaar. Onze bedienden eten 's morgens en 's avonds een vier tot zes der- gelijke koeken, dat is zoowat hun heele voed- sel, afgewisseld met rijst en „dall" een lin- zenachtige erwten soort. Met een beetje zout of honing smaakt dit spul best „en hebbende ik mijn vrouw opdracht gegeven deze berei- dingswijze in theorie en praktijk te bestudee- ren, kunnende daarvan. mijne kinderen en mijzelve op onze kampeertochten mogelijk profijt trekken". Veel verkeer dus niet langs den weg, maar wat men tegenkomt is interessant. En de weg zelf boeit steeds, nu eens stijgend dan dalend; nu eens het denkbaarst woeste berg- landschap, vijf minuten later rondom rijpend. graan vol lachende arenleesster of abrikozen- boomgaarden, waar onze chowprasi of wel staatsambtenaar, of wel duvelstoejager oogenblikkelijk begint te oogsten. Een keer om een hoek een hert, een keer een jakhals, vaak berenvraat en steeds mooie vogels. Ik wil de HTR hout nog wel eens wande- lenen zal wel moeten ook, want er is geen andere weg naar huis. Over de bergen? Chini-Rampur was voor 50 jaar een reis van twee maanden. Wij wandelen het nu in een week. De post in 3 dagen. Maar verder dan Chini gaat die niet. Wij wel! Leuk he. Dr. W. G. N. v. d. SLEEN. BIJKOOPEN. Het najaar is de aangewezen tijd voor het aankoopen van hoenders. De hanen en hen- nen van het voorjaar zijn nu zoo ver gekomen in kleur, teekening, bouw en in ontwikkeling der kopversierselen, dat men later zelden voor onverwachte verschijnsekn staat waardoor een als prima beoordeeld jong dier tot een tweede of derde rangs exemplaar afdaalt. Aankoop van nutdieren blijft bovendien al- itijd een zaak van vertrouwen, omdat hier de innerlijke eigenschappen pas later tot open- baring komen en men nog geduldig af te wachten heeft of bijvoorbeeld de kinderen van den beroemden haan A, gepaard met de even- eens hoogvermaarde hennen X, Y en Z, al oi niet aan de hooggespannen verwachtingen zullen beantwoorden. Voor leek en beginneling willen we hier wijzen op eenige belangrijke eischen, waar een waardevol exemplaar aan moet voldoen. In de eerste plaats de leeftijd, dus bij voor- keur jong, tenzij men voor den foktoom te completeeren, meer uitziet naar hennen, die hun eersten leg reeds volbracht hebben. Hoe den leeftijd te beoordeelen? Zijn de dieren voorzien van een vaste voetring met jaarcij- fer,dan wijst natuurlijk de ring den juisten leeftijd aan. Maar bij ongeringde heeft men nauwkeurig uit te kijken. Voor den kenner gaat het gemakkelijk, die ziet met een enkelen oogopslag wat hij voor heeft. Allereerst lette men op de pooten, die glanzend en gaaf mceten wezen met vast en dicht op elkaar liggende schubben. Zoodra deze schubben met vast aansluiten, maar eenigszins opgeheven van elkaar staan, is het exemplaar of reeds overjarig of, wat erger is, aangetast door de kalkbeenmijt. Het komt voor dat zelfs half jaarlijksche dieren dit vieze euvel reeds geerfd hebben van hem pleegmoe- der of verkregen van een besmet verblijf. waar de dieren hun eerste levensweken heb ben doorgmaakt. Jonge hennen met die fout behept, staan in waarde bij reeds oudere die ren met gave beenen ten achter. Dit is een zoo belangrijik punt, dat wij er nog op willen wijzen dat de besmettende mijit zich het aller eerst vertoont aan het elleboogsgewridht en juist daar waar de vier teenen hun spreiding beginnen. Verder lette men op de oogen, Deze moe ten tintelend en vurig van uitdrukking zijn, volkomen cirkelrond en liefst wat uitpuilend. Spleetvormige oogleden. dus meer amandel- vormig van model, deugen niet. Ze zullen honderd tegen een vochtig, schuimachtig zijn in de hoeken. Kam en lellen, zoowel van haan als hennen behooren volkomen vrij te zijn van witte bepoedering en kankerachtige verwon- dingen, al schijnen deze geheeld. Aangezicht frisch rood, zonder geelachtige tint. Bij de opening van den snavel moeten keel en tong blijken vrij te zijn van slijm en dus blank van kleur, zonder stippels of puistjes. Veel heeft het voor de eventueel aan te koopen dieren vrij te zien loopen en bewegen. Men zegt wel: koop geen kat in den zak, maar men zou evengoed moeten zeggen: koop geen kip in de mand. Op de markt kan dat nu eenmaal niet an- ders en het zou onrechtvaardig wezen te be- weren dat alle marktkippen minderwaardig zouden zijn. Verder geve men acht op den beenstand, geen O of X-beenen, noch bij hanen, noch bij hennen. Ook moet de ruglijn zijn al naar het ras, afloopend, opgaande lang of kort. Maar een bult-en vischrug kan nooit deugen. Het borstbeen moet goed bevleesd zijn en de buik behoort soepel en week aan te voelen, niet ge spannen. Als laatste punt van onderzoek komt de neus aan de beurt, of beter gezegd de neusga- ten. Als men er met den duim op drukt mag geen vocht voor den dag komen. Ook ruikte men aan den geopenden snavel, waarbij een walgelijke reuk wijst op storingen in de adem- halingsorganen en voyal in de longen. Noodig is het verblijf voor de nieuw-koop jes in de puntjes gereed te hebben en ze daar bij aankomst liefst op zachitvoer te onthalen en later pas met wat graan te beginnen, ech ter weinig te gelijk, om kropovervulling te voorkomen. Een ver keer de behandeling, ook bij de ver- zending, kan vaak onverdiend den verkooper in een verkeerd daglicht stellen. Dat wordt maar al te gauw g«laan en men vergeet, dat elke haan of hen min of meer reageert op elke verplaatsing, al komen ze in nog beteren toe- stand dan ze al waren. Dat leggende hennen in zoo'n geval tijdelij'k stil gaan staan is over- bekend. MOORD OP EEN MILLIONNAIR j - EN ZIJN VROUW. ■- Roseoe Brumner, de 55-jarige millionnair.? en president van de bekende fabrieken van chemische producten Brunner, Mond Co., en zijn vrouw, zijn doodgeschoten gevonden ten hudze van prins Ferdinand Andreas van Lichtenstein te Putney (Londen). De prins is verleden jaar getrouwdl met em dochter van Brunner. SCHADE VAN DE TYPHUS-EPIDEMIE.' De industrie- en haodelskamer van Hanno ver heeft aan den Pruisischen Landdag een memorandum gezonden over die economische schade, welke de stad Hannover door de, jongste typhus-epidemie heeft geleden. Ge- wezen wondt o. a. op den achteruitgang van den handel, de schade aan het hotelwezen toegebracht, enz. Bij vier groote hotels b-v. bedroeg de vermindering van het aantal be- zoekers in Augustus en September in verge-, lijking met deze maanden in het vorige jaar. 60 pet. Ook op het gebied van het verkeere- wezen is de schade enorm. Een groote on- dememing op dit gebied' berekent haar scha de over September en- October op ruim 140000 M. j: In het memorandum wordt daarom ver- zocht onderhandelingen te openen, opdiat het rijk en Pruisen de stad zooveel mogelijk bat ten doen toevloeien, Hannover een bijzoo- dere noodondersteuning krijgt van 10 mi'l1- lioen M., benevens gedeeltelijke terugbeta- ling van rijksbelastingpenningen. 1 GEVECHT IN EEN GEVANGENIS. In een der gevangenissen van New Yort heeft een opgewonden schietpartij plaats ge had. Drie gevangenen hadden op welke wijze is onbekend revolvers bemachtigd en trachtten te ontsnappen, waarbij een bewaar- der levensgevaarlijk werd gewond. De politfe begon met traanverwekkende gassen en ge. weervuur een geregeld gevecht met de gevan genen, die ten slotte het ondersprt moesten delven

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 9