Atkmaarsche Gourant
Met Dr. Van der Sleen op reis.
Kippen en Konijnen.
Modepraatjes van een Parisienne.
Vrjjdag 5 November
Brieven nit Weenen.
10 cent per half pond
BaaitenBand
I Me 261 1926
dsnSero Acht en Twintigste Jaargang.
XI.
Generate repetitie en wachten in de
rij voor de premiere van „Turandof\
Weenen, half Oct.
Weenen stond deze week in het teeken van
de eerste opvoering van de opera „Turandot".
„Turandot" is, zooals men weet, het nage-
laten werk van den beroemden componist
Puccini en de opera speelt in het oude sprook-
jes-China. Puccini heeff met dit laatste en
hoogste werk weer evenveel harten in vuur en
vlam gezet als met zijn heerlijke melodieen
uit „Toska", „Boheme" en „Butterfly". Wij
zullen ons hier echter niet bezighouden met
een muzikale ontleding van deze Puccini-erfe-
nis (de componist stierf voor hij de laatste
scene voltooid had en het werk werd door een
ander voleindigd) maar wij zullen hier eenige
indrukken neerschrijven, die wij tijdens de
generale repetitie opdeden. Deze repetitie was
alleen toegankelijk voor critici en voor hen,
die een functie bij het tot stand komen van de
opera bekleedden. Er was een strenge, zeer
strenge controle: desondanks gelukte het toch
jog aan twee sluwelingen zonder legitimate
het heilige der heiligen binnen te sluipen; zij
werden echter als schooljongens betrapt en
aan den wrekenden arm van de justitie over-
geleverd.
Generale repetitie, geheimzinnig donkere
zaal, het bekende generale repetitie-halfdon-
ker met een sfeer van opwindende, gespannen
afwachting, sluipende, zachtfluieterende,
duister uitziende heeren met wuivende haren
en dikke partituren, gewichtige gezichten, de
grootste aeskundigen op muzikaal gebied in
Weenen. Beroemde biografen: dr. Paul Ste
fan, dr. Richard Specht, verder componisten,
die eerst in de toekomst, wanneer ze al lang
gestorven zijn, geeerd zullen worden. Klein
en nietig voelt men zich naast deze geleerden,
levende boekenkasten.
Allen zijn eenigszins nerveus, nieuwsgierig
en vol belangstelling voor wat men zal hoo-
ren. Weliswaar kennen de meesten reeds de
muziek uit de partituur, maar hoe geheel an-
ders klinkt zij met volledige orkestratie en
instrumentatie en hoe zeer wordt de indruk
verhoogd door de schitterende ensceneering.
Naast mij zit een beroemd teekenaar; zoo-
dra het scherm opgaat en de eerste tonen
weerklinken tijgt hij aan den arbeid: snel en
'ngespannen, geconcentreerd. De tooneelen
en handelingen wisselen steeds. Een speciale
houding of een zeker gebaar en de gelaats-
trekken van de hoofdpersonen moeten in en-
kele minuten vastgelegd worden. Vermoeien-
de, enerveerende en afmattende arbeid, welks
resultaat over eenige uren al aan de alge-
meene critiek blootgesteld is.
Anderen maken aanteekeningen in de par
tituur, maar de meesten gaan al direct op in
de heerlijke muziek en bij het zien van de
schitterende Chineesche decors wanen wij
ons op een andere wereld: wij zijn onmiddel-
lijk gegrepen door dat wondere Aziatische
operalana, wereld van schijn, maar een we
reld, die even ons ontrukt aan de beslomme-
ringen van den dag en aan het dissoneerende
lawaai en gekrijsch van autotoeters en
elaxons, van schel belgerinkel, uit het
schreeuwen der courantenventers en het den-
deren der vrachtwagens; verkeers-jazz-band-
muziek, in scherpe tegenstelling met Puccini's
melodieuse klanken.
Men voelt zich langzamerhand zelf een
halven Chinees, zoo dicht bij al deze gele
snuiters met hun gespleten oogen, staarten en
blinkende zwaarden, die daar in hun echt
zwaar zij den gewaden onder wonderschoon
gekleurde lampions en een helder blauwen
nemel rondloopen in het door den beroemden
regisseur dr. Lothar Wallerstein en profes
sor Roller ontworpen China-tooverland tus-
schen Kartnerstrasse en Opemgasse.
Het is hier een gewriemel van Chineezen
en we komen tot de conclusie, dat China een
gevasrlijk en wreedaardig land is, althans
vroeger was. In dit fantastische Chineezenrijk
gebeuren griezelgeschiedenissen, waarvan
men den ganschen nacht droomen moet: de
hoofden van arme zondaars hangen, groenig
geel door de maan beschenen, in de lucht, als-
of het niets is.
Maar tijdens de lieflijke en minder angst-
wekkende scenes denken we met weemoed aan
den componist van al de schoone klanken die
tot ons komen en die tijdens het scheppen
hiervan zoo tragisch stierf.
In de pauze: discussie. Over de muziek,
over de nieuwe invloeden, in dit werk merk-
baar, over de solisten. Sommigen in extatische
bewondering, anderen nuchter, zakelijk en
critisch, maar niemand afbrekend. Zelfs de
zaalwachters doen mee: geven, als gevolg
van langjarige aanwezigheid in het Opera-
heiligdom, werkelijk vrij kundige beschouwin-
gen ten beste.
Vooral ook heeft men groote bewondering
voor het Philharmonische orkest en den kun-
digen dirigent Franz Schalk. En bij het ver-
laten van deze, in de ochtenduren zoo ge
heimzinnig aandoende zaal, leeg en koud,
zonder het warme applaus van een geestdrif-
tig publiek (bij de generale repetitie wordt
met geklapt) in schitterende toiletten in de
loges en op de galerijen, schemerende, met
tooneellucht bezwangerde, yaal-grijze ruimte
zonder het vroolijke electrische licht, in scherp
contrast vooral met de verscheidenheid der in
bonte mengeling afwisselende veel-kleuren en
•klanken-symphonie van decors en muziek op
het tooneel, is men onder grooten indruk van
het harde, stage en onvermoeide arbeiden van
alle medewerkenden, om deze nalatenschap
van den grooten Italiaan tot een eerbiedige
hulde en tot een volmaakt kunstzinnige ge-
beurtenis te maken.
Den volgenden middag de wachtende rij
voor de „Stehparterre" en voor de vierde ga-
<enj. Al om twee uur verschijnen de eersten,
om vijf uur is het reeds een gedrang, een
emdelooze file. En eerst om halfacht wordt
oegonnen. Wonderliike geestdrift, waarachti-
j(e, voor Nederland ongekende belangstel-
Kleine jongens, op school reeds in de gele-
genheid gesteld kaarten voor de galerij te ne-
oen, nu toch vroeg komend om vooral maar
in de voorsfe rij fe staan. Zij zijn op de fibog-
te van het geheel klassieke en moderne opera-
repertoire, weten precies de laatste opera-
nieuwtjes en wat er in dit seizoen allemaal
opgevoerd zal worden en discussieeren af en
toe met een voor leeken verbazingwekkende
deskundigheid.
Wanneer de kantoren uitgaan, groeit de
menigte aan: broodjes onder den arm, tekst-
boekjes worden gelezen en partituren bestu-
deerd. Toch veelal een ietwat verwondering
wekkende belangstelling meer voor de solis
ten dan voor de werken zelve: speciaal Ween-
sche eigenschap. Zangers en zangeressen
worden in hun verschillende rollen besproken
(en o! zoo critisch): niet alleen zangtech-
nisch, maar ook als acteurs en in hun ver
schillende opvattingen. Dit is wel een verschil
met Duitschland, waar men meer de opera
bespreekt en waar het den menschen minder
schelen kan of Jan dan wel Piet dien avond
zingt.
Voor mij staat een gemoedelijk buitenman,
gewapend met binocle, partituur en tekstboek.
„Ja, wissen Sie", zegt hij „sinds twintig
jaar ga ik nu regelmatig tweemaal in de week
naar de Opera. Ik ben maar ongetrouwd ge-
bleven. Stond voor de keus: trouwen of
opera's hooren. Een van beiden was maar
mogelijk: als je trouwt, dan moet de vrouw
ook mee en de onkosten van een huishouden
en de opera allebei, dat kan er niet van af.
Dan maar liever de kunst: soms voel ik me
wel eens wat eenzaam, maar daarvoor heb ik
tenminste mijn opera. En die kan ik nu een-
maal niet missen
En dan komt een heel verhaal los, een heele
beschouwing over muziek, over regie en over
kunst in het algemeen, die je eenvoudig ver-
steld doet staan. Bakvisschen bespreken haar
tenoren: alien hebben ze haar lieveling, haar
held: af en toe verontwaardigde uitroepen,
sentimenteele, „fabelhafte" of geestdriftige
instemming.
Tegen zeven uur een stormloop naar voren:
de hekken worden geopend: dringen, schui-
ven, rennen, vliegen.
Af en toe een scheldwoord als er een al te
erg op zijn teenen getrapt wordt: maar toch
geen vijandschap, na al deze uren van muzi
kale verbroedering. Per slot hebben ze alien
een belangstelling, een liefde: de kunst en dit
geeft een groot gevoel van eenheid.
Boven op de vierde galerij of beneden in de
„S'tehparterre" heeft ieder eindelijk zijn
plaatsje gevonden. Vol, stampvol is het. De
zaalwachters hebben hun glazen water voor
de dorstigen al klaar gezet' een overweldi-
gende, benauwende hitte is in aantocht.
Men luistert onder tusschen gespannen
naar de geschiedenis van de wreedaardige
prinses Turandot, die haar ongelukkige ver-
eerder drie raadsels laat oplossen en als het
hun niet lukt, hen aan de beulshanden over-
geeft. Natuurlijk is er een, die zoo slim is
alles netjes te raden en die dan ook „het ge-
luk smaakt" deze hooge dame, die er ondanks
haar groote wreedheid lang niet onaantrekke-
lijk uitziet, te mogen trouwen. De prinses
heeft overigens vergeten nog een vierde raad-
sel op te geven en de handige raadseloplosser
zou hier wel geen oplossing voor hebben kun-
nen vinden: hoe men bij 30 graden warmte
in een warm colbert een opera gedurende vier
uren op een staanplaats, gedrukt tusschen
warmbloedige medemenschen, kan aanhoo-
ren, zonder er tegen het middernachtelijk uur
als gesmolten boter uit te zien.
De opwinding stiM, maar de temperatuur
stijgt sneller. Hitte-kookpunt, als gevolg van
temperament-kookpunt.
Ware kunstbelangstelling: waarachtig
meevoelen, meesnikken en meejubelen voor
wat op het tooneel gebeurt. Voor een Neder-
lander wellicht een wonderlijk, sentimenteel
psychisch verschijnsel, dit geheel opgaan in
romantische tooneelgebeurtenissen, deze
groote opoffering om ook muziek in het alge
meen te hooren.
Want Zondag spraken wij nog eenige lie-
den, die het volgende muziekprogramma voor
dien dag opgesteld hadden: om negen uur
Haydn-mis in den Stephansdom, elf uur Mo
zart-mis in de Augustinerkirche (allebei met
vooraanstaande solisten), half een 'smiddags
Philharmonisch concert onder leiding van
Weingartner, halfvijf Bruckner's negende en
Te Deum onder professor Nilius (mb. volks-
concert!) en 'savonds nog de Opera!
Dit lijkt mij echter, zachtjes gezegd, „des
Guten zu viel
Tijd om te eten zullen ze bijkans niet gehad
hebben, maar een goede Wiener Schnitzel of
een Gulyas zijn toch niet te versmaden!
TH. J. H.
(Nadruk verboden).
Parijs, hall October.
Iedere vrouw, zelfs al is ze geen Parisien
ne, vindt het prettig als aan haar nieuwe ja
pan te zien is, dat ze isvan dit seizoenmet
hoedjes, mantels etc. natuurlijk precies het-
zelfd'e. Als een hoed een hooge, ronde, toch
wel soepele bol heeft, niet cen die rechte wan-
den heeft gekregen, doordat de bol rondom
is ingedeukt, dan is die hoed stellig pas dit
najaar op't hoofdje van de draagster ge-
plooid en gevormd. Als een jurkje even over-
bloest over een ceintuurtje iets hooger dan de
heupen, dan is het stellig niet van den vori-
gen winter; en een mantel met „vleermuis-
mouwen", wijde, met het bovenste ruime deel
aan een stuk geknipt, en een veel nauwer rok-
gedeelte, is een nieuwtje van dit wintersei-
zoen.
De eenige plaats, waar onze jurkjes en
mantels aansluiten, is om de heupen; daar-
boven en daaronder valt de stof in soepele
plooien. De mouwen zijn ruim, van onderen
vooral en worden gerimpeld in een smal
manchetje; de ruimte in de rok is meestal
naar een kant getrokken en wordt daar vast-
gehouden door een bijou, de zoom is ongelijk
en de rok is het langst, waar de meeste ruim
te is. Het corsage is overblousend en dit soe-
peler model volgen ook de beide zijden van
het heel diepe, smalle, puntvormige decol
lete, waarin een stuk mooie kant of het bo-
venstuk van een combinaison is te zien. Een
strikje van de stof zelf houdt even onder den
hals de beide kanten wat bij elkaar. Dit mo
del leent zich vooral voor slappe zijde of
zijden crepe. Steviger stoffen hebben dikwij's
een kleine bolero in den rug, die hangt tot de
hoogte van de „taille 1926/'27", d.i. tot de
toppen van het heupbeen of even er boven.
Het spreekt vanzelf, dat een vrouw heel
„elegante" kan zijn („une femme elegante"
is een vrouw die chic heeft, veel werk van
Haar foilet maakt) zonder overblousenae
corsages etc. en dat we nog veel andere Pa-
rijsehe silhouetten zullen zien. Er blijft steeds
nog de rechte stilhouet, vooral voor de petite
robe en de strenge tailleur, verder het model,
dat van de schouders tot onder de taille recht
is en daaronder heel ruim wordt. Zelfs zul
len we een enkelen keer een silhouet zien, die
het breedst is op de hoogte van de heupen,
maar dit vooral aan sommige tailleurs,
waarvan het manteltje onderaan ruim is en
van het lichaam afwijkt.
Of de rokken langer of korter zullen zijn?
Sommige couturiers laten ze ophouden bij de
knieschijf, maar anderen durven jurkjes te
lanceeren, die daar wel 10 centimeter onder
vallen. Conclusie: kies de lengte, die u het
best staat tusschen de knie-hoogte en 10 c.M.
er onder. De ruimte in de rokken zal's mid-
dags door breede plooien worden gevormd;
's avonds godets (driehoekige inzetsels) en
soepele losse banen van crepe georgette,
mouseline of andere doorschijnende weefsels.
Geen van boven tot onder gepailleteerde of
met kralen en steentjes bedekte robes, ook
geen schitterende lames; de laatste worden
hoogstens gebruikt voor een tunique op een
middagtoilet. Voor al die soepele modellen
kunnen alleen soepele stoffen worden ge
bruikt: crepella, velours de laine, kasha,
jersey, laken; weinig serge en reps, die har
der zijn en geen mollig oppervlak hebben.
Hetzelfde geldt voor de zijden weefsels, die
zacht en bijna transparant moeten zijn:
crepes georgette, marocain, romain, de Chi
ne, mousseline de soie en slap satijn; maar
een enkel heel bijzonder toilet is van stijve
moire, terwijl tafzij alleen voor „robes de
style" mag dienen. Het is geen wonder, dat
door die voorliefde voor het zachte, soepele,
het fluweel een groote rol speelt en ook het
•bont. Als een mantel niet heelemaal van bont
is, dan heeft hij toch een groote kraag en
mancheten van langharig bont: vos en al
zijn imitaties, lynx, mongoolsche geit, skungs,
bunzing; of van bont met korter haar: bever,
•marter, breitschwanz, kolingsky etc. etc.en
verder van alle mogelijke variaties op het
konijnebont, dat in zijn voile lengte voor
„vos" fungeert, iets korter bever en loutre
voorstelt, nog korter mollebont, terwijl dat
diertje weer geschikt schijnt, evenals petit-
gris (eekhoom( om geverfd te worden, niet
alleen in den tint van andere edeler bont-
dieren, maar ook rood en paars en zelfs geel
en groen, wat heel leelijk is! Met dit bedenk-
sel van de couturiers en bontwerkers zal het
wel weer gaan als elk seizoenzij creSeren
hun modellen, maar de Parisienne cre&ert de
mode. Dit jaar heeft de mode een goede kans,
want er wordt ons veel smaakvols ter keuze
voorgelegd: zachte stoffen, warme kleuren,
gracieuse modellen. A propos van kleuren:
het schijnt, dat grijs nu eindelijk weer aan
de beurt komt, zwart afgedaan heeft, behalve
voor avondtoiletten vooral van kant
dat we uit alle tinten blauw kunhen kiezen en
van rood tot violet, dus bruin-rood, purper,
violine, petrinia. Beige mag alleen dienen
voor sportkleeding, verder verdwijnt deze
tint voorloopig van het tooneel, zooals alles
op't gebied der mode een on-duurzaam be-
staan heeft.
COLINE.
XXVI.
Langs den Hindoestan-Thibet-Road.
Een horizontale plek in het eikenbosch,
een groote volop bloeiende Kastanje aan den
weg. Een beakje, dat neer komt schuiven
langs de helling en een paar vermoeide rei-
zigers. Dat alles te samen vormt een pracht
kampeerplaats en al spoedig staan de drie
tentjes, brandende houtvuren en wordt het
behaoglijk. De zon staat nog hoog, dus een
mooie gelegenheid om de voorbijgangers
eens op te nemen.
Sedert een 20-tal jaren, dat is sedert de
bruggen bij Wangtu en verderop over een
paar zijrivieren klaar zijn, gaat hier langs
net hoofdverkeer met Thibet. En wanneer ge
eens telt, wat ge zoo reizende langs den weg
tegenkomt, dan zijn dat op zijn hoogst tien
reizigers, meest natuurlijk met toestemming
naar plaatsen langs den weg. Wat naar of
van Thibet reist zijn meest gezinnen en wat
voor!
De meeste reizigers zijn Koelies, vaak
sjouwen ze houten balken, soms huiden, rijst,
suiker en zoht. Daartegenover staan de
ambtenaren van „state" of „gouvernement."
Die reizen meest te paard met een 3-tal be-
dienden en 4 of 6 koelies, met bagage in al-
lerlei curieuze verpakkingen. Ontmoet ge
een Engelschman, wat een groote zeldzaam-
heid is, verder dan Narkanda, dan loopt die
meest naast zijn paard. Vier bedienden in li-
vrei volgen, dan 8 muilezels met een onover-
zienbaren voorraad koffers, boven op een
een reuzen groententeil als badkuip en ach-
teraan een paar koelies, vaak vrouwen der
ezeldrijvers. De meeste reizigers, behalve de
koelies, trekken alleen in ae morgenuren,
zoodat het nu rustig is in het bout. Wie ech
ter passeert, wordt gepraaid door onze be
dienden en zoo verspreid het nieuws zich ta-
melijk snel. Het nieuws van vandaag is, dat
de Raja een nieuwe belasting heeft inge-
voerd, een soort accijns op gedistilleerd.
Ieder Hillman brouwt zijn eigen brandewijn
voor den winter en nu belast de almachtige
Raja deze huisdistilleerderij met 1 rupee.
Maar het andere bericht is er ook al, dat de
heele Suthejvallei uit een macht besloten
heeft niet te betalen. Dan maar geen brande
wijn! En zoo blijft de Raja krap zitten.
Daar klinkt belgerinkel, een lichtere klank
dan van de muilezelbellea Een man ver-
schijnt om den hoek en zet het zoodra hij ons
in de verte ziet op een sukkeldrafje. Hij is
gekleed in het bruingrijze inlandsche weef-
sel, het best te vergelijken met onze jutezak-
ken, gemaakt uit hennep, die hier overal
naast de bouwlandjes groeit; een soort van
kapotjas is zijn bovenkleed, een broek met
nauw om de dunne beenen sluitende pijpen
volgens Hindoemode, blootsvoets en bloots-
hwfd, de lange zwarte haren afhangend tot
op de schouders. Met een touwtje om den
linkerarm gebonden, draagt hij een koperen
plaat met de woorden Mail-Runner, of wel
postbode. In de rechterhand een speer met
belletjes, omdat de post's nachts doorreist en
nog wel eens beren en luipaarden ontmoet!
De man, die er uit ziet als een halfwilde,
komt naar onze tent, maakt bij zijn salaam
een geweldige buiging en begint een jutezak
los te maken, die hij op den rug gebonden
draagt. Al gauw schemert het roze van een
weekblad en verscheidene enveloppen
met onze dierbare Hollandsche postzegels.
Hoe hij wist dat dit allemaal voor ons was.
Wel Doctor Sahib was toch de eenige hier
die brieven met adres in onleesbaar schrift
kreeg!! Dit via onze tolk natuurlijk!
De avond daalt, maar wij zouden nog eens
opgeschikt worden. Een der ezeldrijvers komt
het kamp inrennen en roept om Baby-Sahib
(zoo is onze kameraad gedoopt hier) en het
geweer. Wat is er dan? Een groot zwart dier
boven in een boom. Dat moet een beer zijn!
Neen zoo groot niet. Dan een jonge beer en
de kreet balu, balu gaat door 'tkamp. Baby
gaat vast vooruit met zware hagel in den
loop, terwijl ik onze Mauser, den berendoo-
der, in orcle maak voor't geval moeder beer
in de buurt mocht zijn. Daar knallen twee
schoten! Daverend gelach door het donkere
bosch en de heele karavaan komt terug
meteen vliegende eekhoorn! Den vob.
genden morgen om 5 uur weer op stap en al
spoedig ontmoeten wij het eerste gezin Thi-
betanen. Voorop een jonge vrouw, een kind,
zoogende, met een zware last op den rug.
Dan een vijftigtal prachtige geiten met lang
haar en mooie gevormde horens elk met twee
zakjes links en rechts hangend, op den rug
aaneengenaaid. Dan een oude moeder met 3
kinderen aan de hand. Dan weer een troep
schapen en dan vader met de oudste zoon,
met schel gefluit de achterblijvers aanspo-
rend. Een paar schapen loopen ook in elke
kudde. Talrijke troepen passeeren wij, de
meeste' komen wij achterop. Die zijn zwaar
beladen met rijst, suiker en zout, de ons te-
genkomenden dragen alleen de behoeften
van de familie en dat is niet veel. Zoo trek-
ken deze menschen hun heele leven heen en
weer om hun tfeestjes's winters in de Sutly-
vallei en's zomers in hun vaderland te wei-
den. Maar naast Nomaden.zijn deze wande-
lende herders handelaas geworden, die hun
kleinvee, dat alleen's morgens van 47 of 8
trekt en dan weidt, als lastdieren hebben
leeren gebruiken. Tweemaal ontmoeten wij
zelfs groote kudden Zebu's, alien hun pakje
torschend op de bekende wijze.
Dat zijn de voomaamste gebruikers van
dezen weg. i hibethaansche Nomaden met
vrouw, kinderen en vee, de eersten alle met
de bekende platte gezichten al staan de
oogen nog niet scheef. Het merkwaardigst is
het hoofddeksel, dat verderop ook door de
bevolking gedragen wordt. Een platte zwarte
pannekoek, meestal met iets versierd dat een
gekleurd lint is geweest. En 'tmooistis:
het staartje der dames is met een strikje aan
de achterrand van den hoed vastgebonden!
Gewoon geen gezicht!
Wordt het later, dan rusten de troepen
langs den weg. De geiten klauteren langs de
hellingen rond, hun pakjes liggen keurig ge-
stapeld, qjet zeil overdekt. Een lappententje
vol gaten beschut tegen de felle zon en
daarnaast brandt het houtvuurtje tusschen
drie groote steenen. Een ijzeren schaaltje op
het vuur. In cen koperen pot of schaal is het
meel met water aangemaakt tot deeg. Een
balletje wordt eerst in de hand gekneed en
dan onder handige draaiende bewegingen
tot een platte koek uitgeslagen. Deze gaat op
de ijzeren schaal; na eenige minuten keeren,
dan rechtovereind gezet in de asch tegen de
heete steenen, zoodat de vlam er vlak langs
gaat en den koek doet opblazen. Zoo is in
een paar minuten de „Japati" (spreek uit
dzjapathie) klaar. Onze bedienden eten
's morgens en 's avonds een vier tot zes der-
gelijke koeken, dat is zoowat hun heele voed-
sel, afgewisseld met rijst en „dall" een lin-
zenachtige erwten soort. Met een beetje zout
of honing smaakt dit spul best „en hebbende
ik mijn vrouw opdracht gegeven deze berei-
dingswijze in theorie en praktijk te bestudee-
ren, kunnende daarvan. mijne kinderen en
mijzelve op onze kampeertochten mogelijk
profijt trekken".
Veel verkeer dus niet langs den weg,
maar wat men tegenkomt is interessant. En
de weg zelf boeit steeds, nu eens stijgend dan
dalend; nu eens het denkbaarst woeste berg-
landschap, vijf minuten later rondom rijpend.
graan vol lachende arenleesster of abrikozen-
boomgaarden, waar onze chowprasi of wel
staatsambtenaar, of wel duvelstoejager
oogenblikkelijk begint te oogsten. Een keer
om een hoek een hert, een keer een jakhals,
vaak berenvraat en steeds mooie vogels. Ik
wil de HTR hout nog wel eens wande-
lenen zal wel moeten ook, want er is
geen andere weg naar huis. Over de bergen?
Chini-Rampur was voor 50 jaar een reis van
twee maanden. Wij wandelen het nu in een
week. De post in 3 dagen. Maar verder dan
Chini gaat die niet. Wij wel! Leuk he.
Dr. W. G. N. v. d. SLEEN.
BIJKOOPEN.
Het najaar is de aangewezen tijd voor het
aankoopen van hoenders. De hanen en hen-
nen van het voorjaar zijn nu zoo ver gekomen
in kleur, teekening, bouw en in ontwikkeling
der kopversierselen, dat men later zelden voor
onverwachte verschijnsekn staat waardoor
een als prima beoordeeld jong dier tot een
tweede of derde rangs exemplaar afdaalt.
Aankoop van nutdieren blijft bovendien al-
itijd een zaak van vertrouwen, omdat hier de
innerlijke eigenschappen pas later tot open-
baring komen en men nog geduldig af te
wachten heeft of bijvoorbeeld de kinderen van
den beroemden haan A, gepaard met de even-
eens hoogvermaarde hennen X, Y en Z, al oi
niet aan de hooggespannen verwachtingen
zullen beantwoorden.
Voor leek en beginneling willen we hier
wijzen op eenige belangrijke eischen, waar
een waardevol exemplaar aan moet voldoen.
In de eerste plaats de leeftijd, dus bij voor-
keur jong, tenzij men voor den foktoom te
completeeren, meer uitziet naar hennen, die
hun eersten leg reeds volbracht hebben. Hoe
den leeftijd te beoordeelen? Zijn de dieren
voorzien van een vaste voetring met jaarcij-
fer,dan wijst natuurlijk de ring den juisten
leeftijd aan. Maar bij ongeringde heeft men
nauwkeurig uit te kijken. Voor den kenner
gaat het gemakkelijk, die ziet met een enkelen
oogopslag wat hij voor heeft.
Allereerst lette men op de pooten, die
glanzend en gaaf mceten wezen met vast en
dicht op elkaar liggende schubben. Zoodra
deze schubben met vast aansluiten, maar
eenigszins opgeheven van elkaar staan, is het
exemplaar of reeds overjarig of, wat erger
is, aangetast door de kalkbeenmijt. Het komt
voor dat zelfs half jaarlijksche dieren dit vieze
euvel reeds geerfd hebben van hem pleegmoe-
der of verkregen van een besmet verblijf.
waar de dieren hun eerste levensweken heb
ben doorgmaakt. Jonge hennen met die fout
behept, staan in waarde bij reeds oudere die
ren met gave beenen ten achter. Dit is een
zoo belangrijik punt, dat wij er nog op willen
wijzen dat de besmettende mijit zich het aller
eerst vertoont aan het elleboogsgewridht en
juist daar waar de vier teenen hun spreiding
beginnen.
Verder lette men op de oogen, Deze moe
ten tintelend en vurig van uitdrukking zijn,
volkomen cirkelrond en liefst wat uitpuilend.
Spleetvormige oogleden. dus meer amandel-
vormig van model, deugen niet. Ze zullen
honderd tegen een vochtig, schuimachtig zijn
in de hoeken. Kam en lellen, zoowel van haan
als hennen behooren volkomen vrij te zijn van
witte bepoedering en kankerachtige verwon-
dingen, al schijnen deze geheeld. Aangezicht
frisch rood, zonder geelachtige tint. Bij de
opening van den snavel moeten keel en tong
blijken vrij te zijn van slijm en dus blank van
kleur, zonder stippels of puistjes.
Veel heeft het voor de eventueel aan te
koopen dieren vrij te zien loopen en bewegen.
Men zegt wel: koop geen kat in den zak,
maar men zou evengoed moeten zeggen:
koop geen kip in de mand.
Op de markt kan dat nu eenmaal niet an-
ders en het zou onrechtvaardig wezen te be-
weren dat alle marktkippen minderwaardig
zouden zijn.
Verder geve men acht op den beenstand,
geen O of X-beenen, noch bij hanen, noch bij
hennen. Ook moet de ruglijn zijn al naar het
ras, afloopend, opgaande lang of kort. Maar
een bult-en vischrug kan nooit deugen. Het
borstbeen moet goed bevleesd zijn en de buik
behoort soepel en week aan te voelen, niet ge
spannen.
Als laatste punt van onderzoek komt de
neus aan de beurt, of beter gezegd de neusga-
ten. Als men er met den duim op drukt mag
geen vocht voor den dag komen. Ook ruikte
men aan den geopenden snavel, waarbij een
walgelijke reuk wijst op storingen in de adem-
halingsorganen en voyal in de longen.
Noodig is het verblijf voor de nieuw-koop
jes in de puntjes gereed te hebben en ze daar
bij aankomst liefst op zachitvoer te onthalen
en later pas met wat graan te beginnen, ech
ter weinig te gelijk, om kropovervulling te
voorkomen.
Een ver keer de behandeling, ook bij de ver-
zending, kan vaak onverdiend den verkooper
in een verkeerd daglicht stellen. Dat wordt
maar al te gauw g«laan en men vergeet, dat
elke haan of hen min of meer reageert op elke
verplaatsing, al komen ze in nog beteren toe-
stand dan ze al waren. Dat leggende hennen
in zoo'n geval tijdelij'k stil gaan staan is over-
bekend.
MOORD OP EEN MILLIONNAIR j -
EN ZIJN VROUW. ■-
Roseoe Brumner, de 55-jarige millionnair.?
en president van de bekende fabrieken van
chemische producten Brunner, Mond Co.,
en zijn vrouw, zijn doodgeschoten gevonden
ten hudze van prins Ferdinand Andreas van
Lichtenstein te Putney (Londen).
De prins is verleden jaar getrouwdl met
em dochter van Brunner.
SCHADE VAN DE TYPHUS-EPIDEMIE.'
De industrie- en haodelskamer van Hanno
ver heeft aan den Pruisischen Landdag een
memorandum gezonden over die economische
schade, welke de stad Hannover door de,
jongste typhus-epidemie heeft geleden. Ge-
wezen wondt o. a. op den achteruitgang van
den handel, de schade aan het hotelwezen
toegebracht, enz. Bij vier groote hotels b-v.
bedroeg de vermindering van het aantal be-
zoekers in Augustus en September in verge-,
lijking met deze maanden in het vorige jaar.
60 pet. Ook op het gebied van het verkeere-
wezen is de schade enorm. Een groote on-
dememing op dit gebied' berekent haar scha
de over September en- October op ruim
140000 M. j:
In het memorandum wordt daarom ver-
zocht onderhandelingen te openen, opdiat het
rijk en Pruisen de stad zooveel mogelijk bat
ten doen toevloeien, Hannover een bijzoo-
dere noodondersteuning krijgt van 10 mi'l1-
lioen M., benevens gedeeltelijke terugbeta-
ling van rijksbelastingpenningen. 1
GEVECHT IN EEN GEVANGENIS.
In een der gevangenissen van New Yort
heeft een opgewonden schietpartij plaats ge
had. Drie gevangenen hadden op welke
wijze is onbekend revolvers bemachtigd en
trachtten te ontsnappen, waarbij een bewaar-
der levensgevaarlijk werd gewond. De politfe
begon met traanverwekkende gassen en ge.
weervuur een geregeld gevecht met de gevan
genen, die ten slotte het ondersprt moesten
delven