Atkmaarsche Gourant Een speelbal der fortuin. FEULLETON. Vrjjdag 12 November Stadsnieuws No. 267 1926 Honderd Acht en Twlnfigsti Jaargang, DE BIJBEL ALS LEVENSWET. Over dit onderwerp werd gisteravond in De Lime een rede gehouden door mevr. Sel- leger-Elout voor een door de Blavatsky-loge Theosofische Vereen. Ned afd. uitgeschreven openbare vergadering. De voorzitter, de heer Z a a d n o o r d ij k, heet'te de aanw zigen, alsmede de pers, har- ielijk welkom en herinnerde aan de teleur- stelling, die veroorzaakt was doordat de heer P. van Stam, die a is spreker zou optreden, plotseling verhinderd was. Verheugd was spr., dat mevrouw Selleger- Elout uit Bergen, zich bereid had verklaard het woord te voeren. Na eenige mededeetin- gen over de cursussen, gai spr. aan mevr. Selleger het woord voor hare rede: „De bijbel ais levenswet." Spreekster begon met op te merken, dat wij, als we rondom oos zien, ervaren dat wij zijn onderworpen aan ailerlei verschijnselen of wetten (b.v. de wet van de zwaarte- kracht.) Daarover spreken of schrijven zal leiden tot het leeren kennen dezer wetten en deze leeren beheerschen. Dit laatste is voor ons een noodzakelijk- heid in het leven om ons te behoeden voor domme dingen. No is het waar, dat wij ook bij het beheerschen dezer wetten nog wel domme dingen doen, maar dat komt van on ze gemakzucht. De wet van het ontstaan, bestaan en ver gaan komt bij elk verschijnsel terug, de uiter- lijke verschijningvorm van het heelal daar.op gebaseerd. Over het algemeen denkt men wel, dat het verschijnsel een levensvorm is. Zelfs in stee nen enz. is een levensvorm, zooals de geleer- den aantoonen. Is er niet geschreven over de levenswet, de innerlijke wet? Zeer zeker, bij alle volken is dit geschied, alleen is het verschiilend ge- accentueerd. In den bijbel vindt men de le venswet en ook de verschijnselen uitvoerig beschreven. De bijbel kan op verschillende wi]ze gele- zen worden, n.l. naar de letter en den geest. Wanneer we nu in den bijbel zoeken naar de levenswet, richten wij ons naar hen, die hem naar den geest lezen, zei spreekster. Zij gaf hiervan een nadere verklaring door uiteen te zetten, dat men tusschen de regels door moet lezen. Dan ziet men dat er gegeven wordt de geschiedenis der mensch- heid en wel van het joodsche deel. De bijbel beschrijft: een eenheid (God) en een twee- heid, waaruit voortkomt de drieeenheid. Spr. zette uiteen, dat een altijd twee inhoudt en dat twee eigenlijk drie is. Dan geeft de bijbel de geschiedenis der menschheid, beginnende met een (Adam), maar men vergete niet, dat daarbij direct twee verondersteld worden. De groote trek van den bijbel is dus, dat uit de eenheid (Adam), waarbij veronder steld wordt een tweeheid, voortkomt een veel- heid, die weer terug gaat tot een eenheid (Jezus). De gouden araad is alzoo: van Adam tot Christus ofvan den ouden Adam naar den nieuwen Adam. Dus weer de wet van het ontstaan, be staan en vergaan, die op ailes toepasselijk is, op het zonnestelsel zoowel als op den mensch of op delfstoffen en dieren. Zoo gezien, is het oijbelverhaal een af- schaduwing van het gebeuren in het zonne stelsel en het patroon voor de menschheid. Men cijfere de geschiedkundige waarde van den bijbel niet weg. Spr. wees er op, dat het joodsche volk reikhalzend uitzag naar Chns tus en toch was deze er reeds vanaf den aan- vang Zooals't met't joodsche volk was een ont staan, bestaan en vergaan, is het bij elk volk, zooals de geschiedenis leert, en elk volk heeft .een centrale figuur. Bij de joden was dit de Christus. Twee factoren treden bij de joden al heel sterk op den voorgrond: koningen en pries- ters, die vooral verschijnen tegen het hoogte- punt van het volksbestaan der israelieten En dan ziet men deze twee vereenigd in Jezus, die dus koning en hooggepriester was. Het verschil tusschen het koningschap en priesterschap in het Oude en Nieuwe Testa ment zette spr. uiteen: heerschen en dienen en op tweeerlei wijze offeren Christus is een levende reproductie van God, de eenheid. Hij heeft de goddelijke wet historisch uitgeleefd, zooals volgens theoso- Naar het Engelsch van Rafael Sabatini. Geautoriseerde vertaling van A. T. 381 HOOFDSTUK XIII. Buckingham's dankbaarheid. In een kamer boven, die Zijn Genade be- gteld had in een herberg op den hoek van Pater Noster Row, zaten zij alleen, de Her- tog van Buckingham en de man, aan-wien hij zijn leven te danken had. Er bestond geen twijfel aan den omvang van de schuld, zooals beiden wel wisten. Want dien avond, lange jaren geleden, toen Zijn Genade zwak en ge- wond op het bloedige slagveld lag, was hij ten prooi aan een paar van die menschelijke hyena's, die het slagveld rondzwerven, om levenden en dooden te berooven. De jonge Hertog had zich, zijn toestand in aanmerking genomen, dapper genoeg trachten te verde- aigen tegen hun berooving, waarop een van hen hem onder hield, terwijl de ander een mes voor den dag haalde, om een eind aan zijn tegenstand te maken. En toen was plot seling uit de duisternis de jonge Holies te voorschijn gekomen, bloot door toeval naar die plek gebracht. Zijn zware degen had den schedel getrof- flsche fiegtUppen leder dit zal doen. Wie er- kent de goddelijke wet, zooals die wordt uit geleefd in den god-mensch, zal zalig worden. Hierna kwam spreekster op het zonnestel sel, waarin ook al weer, als in de mensch heid, voortdurend strijd is tusschen den be- wusten en den onbewusten God, welke strijd zal eindigen met een vereeniging van beiden. Spr. nam aan, dat de mensch zich over het geheel niet veel verdiept in het zonnestel sel, waarvan de geschiedenis echter dezelfde is ais van de menschheid. Wie in re-incarnatie gelooft, weet dat de mensch eenmaal ontstaan is en een zeer pri- mitieve mensch was, in tegenstelling met den gecompliceerden mensch van thans, waarin een veelheid van menschen is, met een voortdurenden strijd, die oorzaak is dat men zichzelf niet steeds kent. Dat komt omdat men nog geen koning is over de veelvuldigheid in ons zelf, over het innerlijke volk van tegen- strijdigheden. De bedoeling moet Mi zijn daaruit op te wekken de bloem, die al die tegenstrijdigheden zal overheerschen. We hebben wel reeds een heerscher in ons, maar die wordt, evenals de heerschers over het vroegere joodsche volk, meermalen ver- slagen. Ook hebben we in ons wel een pries- ter, maar dien moeten we nog verrijken door het opnemen van offers van buiten naar binnen. Op dit offeren, dat ook wel wordt een offe ren van binnen naar buiten (zooals de kun- stenaar b.v doet met het geven van zijn kunst) ging spr. uitvoerig in, daarbij o.a. op- merkend, dat Jezus' dood symbolisch een of fer was van binnen naar buiten Als er een veelheid is van innerlijke kracht, is zullc offe ren mogelijk. Die kracht is nog niet in ons, omdat de Christus in ons nog niet tot wasdom is ge komen en zeer zeker niet is gekruisigd Hoe zullen wij tot die ontw'-kkeling komen? Alleen door de wetten te leeren kennen en begrijpen. In zijn kinderlijke gedachte verzet de mensch zich tegen die wetten, waarvan de vervulling alleen moge'ijk is door liefde. waama men zoover zal kunnen komen zelf de wet 11 zijn. Onder mededeeling, dat zii een debat over den bijbel onvruchtbaar achtte, maar gaarne bereid was vragen te beantwoorden, besloot spr. hare rede. Hiervan werd door eenige aanwezirren ge- bruik gemaakt, waarna de heer Z a a d- noord'ijk de vergadering sloot met een woord van dank aan mevr S. en met een wijzen op het feit, dat velerlei richting in de theo.sofie mogelijk is (zu'ks naar aanleiding van een uitlating van den heer Daalder In een ^zing voor de Vereen. van Huisvrouwen dat het in de theosofische vereemging ook een gelooven op gezag is.) HEf' WERKTIJDENBESLUIT VOOR WINKELPERSONEEL. De Handeldrijvende en Industrieele middenstand belegt een debai-avond tusschen de heeren fb. Cloeck (pro) ep H. de Raat (contra). De Alkmaarsehe Vereeniging voor den Handeldrijvenden en Industrieelen Midden stand belegde gisteravond in cafe „Gentral" een debatavond, waar het onderwerp „Het werktijdenbesluit voor winkelpersoneel" werd besproken. De heer Jb. Cloeck behandelde het pro en de heer Herms. d e Raat het contra. In een vorige vergadering der midden- standsvereeniging hebben beide heeren reeds met elkaar over het zelfde onderwerp gede- batteerd en toen was reeds het pla« ontstaan een vergadering te belesreen, die speciaal aan dit onderwerp was gewijd. Gezien de animo, waarmede het vorig de- bat desitijds werd gevoerd en gevolgd, was gis teravond grooter bezoek te verwachten aan het geval was. Het was ongeveer half negen alvorens de vergadering begon. De heer A. Burger, voorzitter, open- de de bijeenkomst met het gebruikelijke woord van welkom en uitte zijn teleurstelling over het geringe bezoek, hetgeen hij niet verwacht- te, gezien de belangstelling voor het te behan- delen onderwerp. Hij noemde de vergadering een buitenge wone, daar een debatavond als deze door de middenstandsvereeniging nooit is gehouden Uit de redeneering van den heer Cloeck, al dus spr., bleek in een vorige vergadering, dat de heer Cloeck een gansch andere meening over het werktijdenbesluit had als wij. Spr. memoreerde de voorgeschiedenis van den debatavond en deelde nog mede, dat de heer W. de Cock Buning uit's Gravenhage die pas is teruggekeerd van een reis naar Su riname om de mogelijkheid van een groeiend handelsverkeer tusschen Nederland en kolonie te onderzoeken, bereid is gevonden voor de Kamer van Koophandel en genoodigden een voordracht met lichtbeelden te houden op fen van den schurk, die het mes zwaaide, waarop zijn vriend onmiddellijk gevlucht was Nadat de jonge officier van Cromwell den aardigen, gewonden jongen half ondersteund, half gedragen had, had hij hem in veiligheid gebracht in de woning van een koningsgezind heerenboer. Dit herinnerden zij zich beiden en hierover spraken zij nu even. Een tafel stond tusschen hen, en op die tafel een kwart liter Bourgogne, dien de Her tog besteld had, om zijn gast te onthalen. „In mijn hart," zei Holies, „heb ik altijd geloofd, dat wij elkander nog eens zouden ontmoeten; daarom heb ik dit juweel zoo vast gehouden. Had ik uw naam geweten, dan zou ik u opgezocht hebben. Zooals de zaken nu stonden, koesterde ik de overtuiging, dat het toeval mij nog weer uw weg zou doen krui sen." „Niet het toeval. Het noodlot," zei Zijn Ge nade met kalme overtuiging. „Nu, het noodlot dan, als ge het liever zoo noemt. Dit juweel nu het is zeer zonder- ling! Ik heb er al die jaren aan gehecht, zoo als ik zeide; ik heb het gehouden in tijden van nood, die door den verkoop er van verlicht zouden zijn; het vastgehouden voor den dag, dat wij elkander weer zouden ontmoeten, op- dat het als mijn geloofsbrief zou kunnen dienen." Hij voegde er niet bij, dat voor hem het zonderlingste van alles was, dat juist op het oogenblik van hun ontmoeting, hij op weg was, om het juweel te verkoopen, er eindelijk door den bittersten nood toe gedwongen. De Hertog knikte met peinzend gelaat. „Het noodlot, ziet ge. Het was vooruit be- Woensdag iA Nov. 's avonds half 8 In hef Landbouwhuis. Vo:r de leden der midden standsvereeniging worden kosteloos kaarten verstrekt. De heer Jb. Cloeck (pro) kwam aan het woord. Deze zeide, dat hij op het congres van de middenstandsvereeniging gaarne had gcspro- ken over het werktijdenbesluit en even gaarne zou hij er nu over spreken. Het deed spr. leed, dat het bestuur en spr. mis waren in hun meening, dat er veel be langstelling zou bestaan voor dit debat. Uit de geringe belangstelling moge blijken, dat wij er ons niet druk over behoeven te maken Spr. verdeelde den middenstand in groot- bedriitz, midden-bedrijf en klein-bedrijf. Het laatste is z.i. de fundeering, waarop de mid denstand rust. In 1903 werden in een artikel, door spr. aangehaald bepleit, Zondagssluiting, ver- vroegde winkelsluiting en cooperatieve m- koop. Wat het laatste betreft, het heeft enorme bedragen gekost, maar spr. vond het een ge- lukkig gevolg, dat het kleine crediet, dat de verkooper gegeven heeft aan den kleinen mid- denstander, nog bestaat. Spr. dteerde een artikel van Frank van der Goes, waarin deze o.m. bepleitte dat een ster- ke middenstand het socialisme verwijderd zal houden. In Febr. 1904 heeft spr. gedebatteerd met Frank van der Goes. Zijn standpunt was toen en blijft nog, dat sociale wetgeving een zegen is. Spr. daoht hierbij aan volkshuisves- ting, ouderdomsverzekering, ziekteverzekc- ring, werkloosheidsverzekering en 8-urendag. Spr. is daarom ook voor een werktijdenbe sluit, al is hij dan voor zichzelf voor de grootst mogelijke vrijheid. Hij betoogde dat 'r, rijkswet op de mnkelsluiting zou beteekenen de ondergang van den middenstand, d w z. de kleine middenstand. Spr. wil het werk tijdenbesluit. Echter niet voor zichzelf. Voor onszelf verlangen wij te werken, zoolang wij willen. Heelemaal niet hinderlijk is het werktijden besluit, zeide spr., als wij drie bedienden hebben, want dan is onze zaak gevestigd en de klanten komen, wanneer de zaak gevestigd is en niet wanneer ze zich gaat vestigen Spr eischte een ding: n.l. dat de fegeling aan den middenstand zelf is. Hij vroeg een werktijden besluit van 54 uren per week. Als de regeling aan ons is, zeggen wijzoo regelen we onzeu werktijd, want dat en dat is onze „stille" tijd Spr. ontvouwde nader, hoe hij zich de vprdere verdeeling van den werktijd en den tijd van vrij-af voorstelt. Den indruk, dien spr. op het congres ge- kregen had, was dat er angst was om schade te brengen aan den groa'en middenstand en dat men zich te veel bezorgd maakte over den kleinen middenstand. Hij behandelde vervolgens de stellingen van den heer Smit, voorzitter van den Alg. Ned. Bond van kantoor- en winkelpersonee', waarbij spr. betoogde, dat het groodste ge- deelte der werkgevers, als wjj zelf den werk tijd kunnen regelen, over het algemeen mis bruik zal maken van die vrijheid. Hij herinnerde aan de aanneming van de motie-Schaper in de Tweede Kamer, waarin gezegd wordt, dat de arbeidswet niet langer uitgesteld mochit worden. Vervolgens behandelde spr. de stellingen van den heer Lousberg, den vertegenwoordi- ger der werknemers op het congres. Deze aanvaardt de arbeidswetgeving, zoo als die veranderd is in 1922, als een fait-ac compli. Verder betoogde spr. aan de hand van cij fers, dat men zich over het grootbedrijf niet ongerust hoeft te maken, gezien de geringe onkosten die het grootbedrijf, in procenten uit- gedru'kt, maakt. Maar van het klein-bedrijf diende men af te blijven en spr. herinnerde hierbij aan de uitspraak van dr. Kuiper, dat de middenstand de ruggegraat van de naitie is. De stellingen van den heer Lousberg noem de spr. een pleidooi van den grooten midden stand en een angst voor het bestaan van den kleinen middenstand. Dit was de geest van het congres, waartegen spr. zich had gekant Het is onmogelijk dat de kleine midden stand naar voren komt, als men de winkel sluiting invoert. Spr. pleitte echter voor het werktijdenbesluit omdat daardoor de wel- vaart van het gansche volk niet wordt be- dreigd. Spr. wil echter de vrijheid hebben het zelf te regelen, am den middenstand te belet- ten anderen de vrijheid te ontnemen (Eenig applaus). Na een kleine pauze kwam de heer H. de R a a it (contra) aan het woord. Deze meende met den heer Cloeck te heb ben moeten debatteeren over het werktijdenbe sluit, zooals dat is vastgelegd in de arbeids wet 1919, nader gewijzigd in '22. Daarente- gfe'n was fief spr. na de rede van Sen weer Cloeck gebleken, dat hij moest debatteeren over een eigengemaakt werktijdenbeslu t. Spr. dacht niet aan critiek op de arbeidswet, die een gevolg is van de evolutie. Wel had spr. critiek op het voorontwerp voor een werk tijdenbesluit voor het winkelpersoneel. Daar over wilde hij het hebben en niet over het werktijdenbesluit, zooals dit door den heer Cloeck zelf is gefabriceerd. Een regeling, zooals die van ons gevraagd wordt, was spr.'s inziens reeds veroordeeld voor ze in de praktijk kwam, omdat ze nu eenmaal niet mo» gelijk is. Een van de groote fundies van het wmkel- bedrijf noemde spr. de dienende functie, waar bij spr. dteerde uit een verslag van dr. Ne- derbragt. Het is een groote verdienste van den mid denstand, dat hij zijn plaats nog inneemt, juist door zijn dienende functie, hetgeen niet wil zeggen, dat de middenstanders de slaven van het publiek worden. Echter blijft de func tie van den middenstander een geheel andere dan die van den producent. Het opklimmen van klein tot groot, wordt naar spr. voorts betoogde, onmogelijk door het werktijdenbesluit. Wat betreft het aantal bedienden door den heer Cloeck genoemd, merkte spr. terloops op dat een groot aantal bedienden nu juist niet altijd wijst op een bloeiende zaak. Voorts zette spr. uiteen, dat de heet Cloeck geen rekening heeft gehouden met een derde groep: het publiek toch zegt ook: de klant is koning. Nogmaals zeide spr.. dat men van zijn klant niet de slaaf behoeft te zijn. De dienende taak van den middenstand, dient door de bedienden te worden overgeno- men. Men kan de bedienden na 5 uur onmoge lijk missen. Het eigengemaakt werktijdenbe sluit van den heer Cloeck is in de practijk ab- soluut onmogelijk. Het is reeds vooruit ver oordeeld, omdat ons gezegd wordt, wanneer wij kunnen gaan schaften, wanneer wij een vrijen middag hebben enz. En daaraan zal dan streng de hand moeten worden gehouden, anders komt er niets van terecht. Spr. illustreerde aan de hand van iets, dat hij in een Fransch boekje had gelezen, dat de dienende taak van den middenstand afgeloo- pen is, wanneer het werktijdenbesluit word: ingevoerd. Het besluit zou ook den 8-urendag voor het winkelpersoneel brengen. Spr. wenschte den 8-urendag wel aan het winkelpersoneel toe, hij wenschte ieder een eldorado op aarde, maar wij mogen»niet vergeten, dat vele maat- regelen, die moreel wenschelijk zijn, niet door- gevoerd kunnen worden, omdat er factoren zijn, die ze onmogelijk maken. Spr. hoopte, dat de 8-urendag kan blijven bestaan, dat is een zegen voor den werkman en het wijst op welvaart van de maatschap- pij, doch voor den 8-urendag voor winkelper soneel, al zou spr. die wenschen, zal men er kennen op groote bezwaren te stuiten. Wij moeten ons tweemaal bedenken om een socialen maatregel in te voeren, die zoo diep zal ingrijpen. De heer Cloeck heeft o.m. ook gezegd, dat hij het niet zoo erg zou vinden, als het klein- bedrijf door het werktijdenbesluit zou worden bevoordeeld. Indien dit werkelijk zoo was zeide spr., dan is immers die wet reeds ver oordeeld, omdat het dan geen eerlijke wet. zou zijn, omdat een wet nuttig voor het algemeen moet zijn en geen bepaalde groep mag be- voordeelen. De heer Cloeck heeft voorts betoogd, dat in de uiiing van het congres naar voren ge komen is de meening van de groote zakenlie den. Ook dit bestreed spr. Ook de heer Cloeck weet, dat de Nederlandsche Middenstands- bond zeer goed werk gedaan heeft. Door het werktijdenbesluit wordt ons voor- geschreven, wanneer wij kcffie moeten gaan drinken, wanneer wij eten moeten en wanneer wij naar bed moeten gaan. Spr. zeide ten slotte het een schade te vin den als om 5 uur de functie van den midden stand is uiigeschakeld. Spr. eindtgde met een versje te citeeren, dat hij gevonden had in de Haagsche Post: Met sociale wetten Staaf ons landje boven aan; Als wij economisch nu Maar niet naar den kelder gaan. De heer Jb. Cloeck verdedigde nog in het kort zijn meening. De heer H. d e Raat repliceerde. De heer R u y t e r, hoewel zich rekenen- de tot de allerkleinste middenstanders, ver- klaarde zich tegenstander van het werktijden besluit. Dr. W i e b o 1 s verzocht den heer Cloeck te willen zeggen, of deze inderdaad meende dat soepelheid betracht kon worden bij het invoeren van het werktijdenbesluit. De heer Cloeck bevestigde dit. De heer D e Raat ontkende het. De voorzMer sloot cfaarop de vergadering met dank aan de debaters. Binnenland al de paald. De ontmoeting was voorspeld. Heb ik dat niet gezegd?" En weer vroeg Holies hem, zooals hij eens gedaan'had: „Voorspeld door wie?'' Ditmaal antwoordde de Hertog hem. „Door wie? Door de sterren Zij zijn eenige ware profeten, en hun boodschappen zijn duidelijk en begrijpelijk voor hem, die ze lezen kan. Ik vermoed, dat ge nooit die leer gezocht hebt?" Holies keek hem een oogenblik aan. Toen schudde hij het hoofd, en glimlachte op een manier, die zijn verachting voor kwakzalverij uitdrukte. „Ik ben een krijgsman, heer!" zei hij. „Nu, dat ben ik ook als de gelegenheid zich voordoet. Maar dat belet me niet om e hemelen te bestudeeren, verzen te schrijven. in het noorden wetten te maken, hier een ho veling te zijn en nog veel andere dingen meer. De mensch speelt veel rollen, terwijl hij leeft. Wie er maar een speelt, kan er even goed geen spelen. Om te leven, mijn vriend, moet men uit veel levensbronnen proeven." Hij ontwikkelde die stelling, gemakkelijk en geestig pratend, en met de niet aan te dui- den charme, die hij kon ten toon spreiden, een bekoring, die zich nu van onzen avontu- rier meester maakte, zooals zij zich jaren ge leden van hem had meester gemaakt in dat uur van hun korte, maar veelbeteekenende ontmoeting. „Toen ge me zoo juist ontmoette," ging hij voort, „speelde ik held en minnaar, schrijver en tooneelspeler, alles in een, en ik speelde ze alle zo6 ongelukkig, dat ik nooit een slech- ter rol gespeeld heb. Op mijn woord, als er HET NIEUWE AMSTERDAMSCHE STADION. Zooals gemeld, zegt de Telg, is in het R. A. I.-gebouw op de „Horecaf"-tentoonstelling geexposeerd een maquette van het nieuwe Stadion aan den Amstelveenscheweg. Het Stadion is Noord-Zuid georienteerd, hetgeen zeggen wil, dat de lengte-as in ge- noemde richting ligt, zulks met het oog op den zonnestand en de heerschende N.W. en Z.W. winden. De lengte-as van het nieuwe Stadion ligt dus ongeveer evenwijdig met den Amstel veenscheweg. Ook evenwijdig met de lengte- as staan de twee overdekte tribunes, n.l. die waarin zich (aan de straatzijde) de Mara- thonpoort bevindt en daartegenover de eere- tribune, met de koninklijke loge en loges voor autoriteiten. De breed te van het Stadion is bepaald door de breedte van het voetbalveld plus die van de loopbanen voor de athletiek. De lengte van de loopbaan is 4C0 M,; van de wielerbaan 500 M. De grootste helling in de bochten van de wielerbaan is ongeveer 36 graden. De balustrade van de ongeveer 8 M. breede baan is zoo geconstrueerd, dat de gevaren voor rijders en publiek tot een minimum -be- perkt blijven. Het Stadion zal in totaal ongeveer 40.000 menschen kunnen bevatten. De staanplaatsen-tribune loopt op tot een hoogte van circa 11.7 M. Het hoogste punt van de zitplaatsen-tribune gaat ongeveer 13.84 Meter. Het Stadiongebouw zelf bestaat uit een ge- raamte van beton, waaromheen aan de bui- tenzijde een wand van metselwerk is opgetrok- ken. De elementen, dje het geheele plan beheer schen, zijn: de groote traopen, die naar de staanplaatsen- en overdekte zitplaa'sen-tribu- nes leiden. Onder de staanplaatsen bevinden zich twee cafe's. Aan de trappen is architec- tonisch het karakter gegeven van het afstroo- men der menigte uit het Stadion. De afsluit- muren zijn derhalve tot op het terrein doorge voerd, waardoor als het ware de stroomende be we Tine is gemarkeerd. In de Marathontribune bevindt zich het hoofdmonumentde Marathonpoort. Boven deze poort is een groot balcon aangebracht, terwijl ter zijde van de poort groote bloem- bakken zijn bevestigd, waardoor het feeste- lijk moment van de inkomst van den eersten Marathonlooper met bloemen kan worden verlevendigd. Onder de Marathontribune zijn voorts on- dergebracht de bureaux en werkplaatsen; onder de eere-tribune de afdeeling voor de pers, medische vertrekken, de foyers en de ontvangkamers voor de Koningin en het I. O. C. De overige ruimte tusschen de trap- pen wordt ingenomen door kleedkamers. Bij het aanschouwen van deze inderdaad fraaie maquette kan men zich een duidelijk beeld vormen van de grootte en voornaam- heid van het nieuwe Stadion. ledereen wordt gaarne in de gelegenheid gesteld de maquette te bewonderen, mitshij een geriog entree betaalt, dat ten bate komt van de kas van het Olympisch comite. Wie dus belang heeft te weten, hoe het nieuwe stadion. waar in 1928 de Olympiade gehouden zal worden, er uit zal zien, ver- zuime niet een kiikje te nemen in het tentje van het Olvmpisch comite, waar de maquette is opgesteld Het bezoek loont alleszins de moeite en het comite reken-t dan ook op Amsterdams voile belangstelling. DE GOUDZOEKER. Men meldt uit Haarlem aan de N. R. Crt.: De 21-jarige Duitscher K., die dank zij de activiteit van twee Bloemendaalsche politie- mannen geknipt werd, toen hij met zijn buit uit de villa van mevr. Coninck West-enberg Calkoen te Aerdenhout per E. S. M naai; Amsterdam vertrekken wou, is een eigen- aardig man. Men staat nog voor de vraag: Is hij een slimme simulant of een abnormale zonderling? Als zijn blik va-lt op de in beslag genomen goude" voorwerpen, die hij buit- gemaakt had. schitteren zijn oogen en roept hij in bewondering uit: „Go!d gold!" Verder mompelt hij iets, wat beteekenen moet: „Wat is goud toch mooi!" Als men gelooven mag wat de Duitscher vertelt, heeft hij in zijn jonge leven a! heel wat doorgemaakt. Miinchen is zijn officieele woonplaats, waar hij al eenigen tijd in de gevangenis heeft doorgebracht. Na zijn vrij- lating heeft hij eerst in Zwitserland vertoefd. waar hij als ongewenschte vreentdeling over de grens werd gezet. Hij heeft door Frank- al geen schuld tusschen ons was, zoudt ge mij nu uw schuldenaar gemaakt hebben, om dat ge een poos mijn geest kunt afleiden van de pijnigende gedachte aan dat lieve per- soontje, dat me op de pijnbank houdt. Ge hebt misschien gezien, hoe de kleine heks me behandelde." Hij lachte, maar door zijn lachen heen klonk een toon van bitterheid. „Maar ik voerde de komedie onhandig op zooals zij me verweet. En zonder twijfel ver- diende ik van het tooneel weggelachen te worden, zooals gebeurd is. Maar ze zal me een dezer dagen betalen, en met interest, voor al de moeite, die ze me gegeven heeft. Zij zalOch, maar de drommel hale het schepsel! Ik wilde over u zelf hooren, heer, Wat zijt ge nu, die eenmaal een man van de republiek waart?" „Ik ben nu voor 't oogenblik niemands man. Ik heb sedert dien tijd heel wat dienst gedaan, zoowel hier als in het buitenland, maar het heeft me weinig voordeel opge- bracht, zooals ge zelf kunt zien." „Op mijn woord, ja". Buckingham keek hem meer onderzoekender aan. „Uw toestand lijkt me niet welvarend." „Ge kunt hem wanhopig noemen, en dan overdraft ge niet." „Zoo?" De Hertog trok zijn wenkbrauwen op. „Is het zoo erg? Dat doet me leed." Zijn gelaat drukte beleefden spijt uit. „Maar het is mogelijk, dat ik u van dienst kan zijn Er is een schuld tusschen ons. Ik zou graag de gelegenheid aangrijpen om dien af te doen. Hoe is uw naam, heer? Dien hebt ge mij nog niet gezegd." Holies Randal Holies, het laatst ko- lonel bij de ruiterij in dienst van den Stad- houder." De Hertog fronste peinzend het voorhoofd. De naam had een snaar van zijn herinnering aangeraakt en deed die zachtjes in zijn her- sens trillen. Een oogenblik ontsnapte de toon hem. Maar toen had hij hem. „Randal Holies," herhaalde hij langzaam, op vragenden toon. „Dat was de naam van den koningsmoordenaar, die Maar die kunt ge niet zijn. Daarvoor zijt ge wel der- tig jaar te jong „Hij was mijn vader," zei de kolonel. „0!" De Hertog keek hem betreurd aan. „Dan verwondert het mij niet, dat ge hier in Engeland geen werk hebt. Mijn vriend, met de beste bedoelingen, om den grooten dienst te vergelden, dien ge mij bewezen hebt, maakt dit het zeer moeilijk." De nieuw verrezen hoop verdween weer uit het gezicht van den kolonel. „Het is zooals ik vreesde" begon hij somber, toen de Hertog zich voorover boog en een hand op zijn arm legde. „Ik zei moeilijk mijn vriend. Ik heb niet onmogelijk gezegd. Ik erken de onmogelijk- heid van niets, dat ik wensch, en ik zweer, dat ik voor het oogenblik niets vuriger wensch dan een verbetering in uw lot. Intusschen, kolonel Holies, als ft u v:m dienst zal zijn, moet ik meer van u weten. Ge hebt me nog niet gezegd, hoe kolonel Holies, eens van het leger der republiek, en later in dienst van den Stadhouder, nu zijn hals in gevaar brengt in het Londen van den ouden Rowley dezen koning, wiens geheugen voor belee- digingen even eindeloos is als een Engelsch proces." (Wordt vervolgd.V

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 5