Atkmaarsche Gourant
Een speelbal der fortuin.
FEULLETON.
Vrjjdag 12 November
Stadsnieuws
No. 267 1926
Honderd Acht en Twlnfigsti Jaargang,
DE BIJBEL ALS LEVENSWET.
Over dit onderwerp werd gisteravond in
De Lime een rede gehouden door mevr. Sel-
leger-Elout voor een door de Blavatsky-loge
Theosofische Vereen. Ned afd. uitgeschreven
openbare vergadering.
De voorzitter, de heer Z a a d n o o r d ij k,
heet'te de aanw zigen, alsmede de pers, har-
ielijk welkom en herinnerde aan de teleur-
stelling, die veroorzaakt was doordat de heer
P. van Stam, die a is spreker zou optreden,
plotseling verhinderd was.
Verheugd was spr., dat mevrouw Selleger-
Elout uit Bergen, zich bereid had verklaard
het woord te voeren. Na eenige mededeetin-
gen over de cursussen, gai spr. aan mevr.
Selleger het woord voor hare rede: „De bijbel
ais levenswet."
Spreekster begon met op te merken, dat
wij, als we rondom oos zien, ervaren dat wij
zijn onderworpen aan ailerlei verschijnselen
of wetten (b.v. de wet van de zwaarte-
kracht.) Daarover spreken of schrijven zal
leiden tot het leeren kennen dezer wetten en
deze leeren beheerschen.
Dit laatste is voor ons een noodzakelijk-
heid in het leven om ons te behoeden voor
domme dingen. No is het waar, dat wij ook
bij het beheerschen dezer wetten nog wel
domme dingen doen, maar dat komt van on
ze gemakzucht.
De wet van het ontstaan, bestaan en ver
gaan komt bij elk verschijnsel terug, de uiter-
lijke verschijningvorm van het heelal
daar.op gebaseerd.
Over het algemeen denkt men wel, dat het
verschijnsel een levensvorm is. Zelfs in stee
nen enz. is een levensvorm, zooals de geleer-
den aantoonen.
Is er niet geschreven over de levenswet, de
innerlijke wet? Zeer zeker, bij alle volken is
dit geschied, alleen is het verschiilend ge-
accentueerd. In den bijbel vindt men de le
venswet en ook de verschijnselen uitvoerig
beschreven.
De bijbel kan op verschillende wi]ze gele-
zen worden, n.l. naar de letter en den geest.
Wanneer we nu in den bijbel zoeken naar de
levenswet, richten wij ons naar hen, die hem
naar den geest lezen, zei spreekster.
Zij gaf hiervan een nadere verklaring
door uiteen te zetten, dat men tusschen de
regels door moet lezen. Dan ziet men dat er
gegeven wordt de geschiedenis der mensch-
heid en wel van het joodsche deel. De bijbel
beschrijft: een eenheid (God) en een twee-
heid, waaruit voortkomt de drieeenheid. Spr.
zette uiteen, dat een altijd twee inhoudt en
dat twee eigenlijk drie is.
Dan geeft de bijbel de geschiedenis der
menschheid, beginnende met een (Adam),
maar men vergete niet, dat daarbij direct
twee verondersteld worden.
De groote trek van den bijbel is dus, dat
uit de eenheid (Adam), waarbij veronder
steld wordt een tweeheid, voortkomt een veel-
heid, die weer terug gaat tot een eenheid
(Jezus). De gouden araad is alzoo: van
Adam tot Christus ofvan den ouden Adam
naar den nieuwen Adam.
Dus weer de wet van het ontstaan, be
staan en vergaan, die op ailes toepasselijk is,
op het zonnestelsel zoowel als op den mensch
of op delfstoffen en dieren.
Zoo gezien, is het oijbelverhaal een af-
schaduwing van het gebeuren in het zonne
stelsel en het patroon voor de menschheid.
Men cijfere de geschiedkundige waarde van
den bijbel niet weg. Spr. wees er op, dat het
joodsche volk reikhalzend uitzag naar Chns
tus en toch was deze er reeds vanaf den aan-
vang
Zooals't met't joodsche volk was een ont
staan, bestaan en vergaan, is het bij elk volk,
zooals de geschiedenis leert, en elk volk heeft
.een centrale figuur. Bij de joden was dit de
Christus.
Twee factoren treden bij de joden al heel
sterk op den voorgrond: koningen en pries-
ters, die vooral verschijnen tegen het hoogte-
punt van het volksbestaan der israelieten En
dan ziet men deze twee vereenigd in Jezus,
die dus koning en hooggepriester was.
Het verschil tusschen het koningschap en
priesterschap in het Oude en Nieuwe Testa
ment zette spr. uiteen: heerschen en dienen
en op tweeerlei wijze offeren
Christus is een levende reproductie van
God, de eenheid. Hij heeft de goddelijke wet
historisch uitgeleefd, zooals volgens theoso-
Naar het Engelsch van Rafael Sabatini.
Geautoriseerde vertaling van A. T.
381
HOOFDSTUK XIII.
Buckingham's dankbaarheid.
In een kamer boven, die Zijn Genade be-
gteld had in een herberg op den hoek van
Pater Noster Row, zaten zij alleen, de Her-
tog van Buckingham en de man, aan-wien hij
zijn leven te danken had. Er bestond geen
twijfel aan den omvang van de schuld, zooals
beiden wel wisten. Want dien avond, lange
jaren geleden, toen Zijn Genade zwak en ge-
wond op het bloedige slagveld lag, was hij
ten prooi aan een paar van die menschelijke
hyena's, die het slagveld rondzwerven, om
levenden en dooden te berooven. De jonge
Hertog had zich, zijn toestand in aanmerking
genomen, dapper genoeg trachten te verde-
aigen tegen hun berooving, waarop een van
hen hem onder hield, terwijl de ander een
mes voor den dag haalde, om een eind aan
zijn tegenstand te maken. En toen was plot
seling uit de duisternis de jonge Holies te
voorschijn gekomen, bloot door toeval naar
die plek gebracht.
Zijn zware degen had den schedel getrof-
flsche fiegtUppen leder dit zal doen. Wie er-
kent de goddelijke wet, zooals die wordt uit
geleefd in den god-mensch, zal zalig worden.
Hierna kwam spreekster op het zonnestel
sel, waarin ook al weer, als in de mensch
heid, voortdurend strijd is tusschen den be-
wusten en den onbewusten God, welke strijd
zal eindigen met een vereeniging van beiden.
Spr. nam aan, dat de mensch zich over
het geheel niet veel verdiept in het zonnestel
sel, waarvan de geschiedenis echter dezelfde
is ais van de menschheid.
Wie in re-incarnatie gelooft, weet dat de
mensch eenmaal ontstaan is en een zeer pri-
mitieve mensch was, in tegenstelling met
den gecompliceerden mensch van thans,
waarin een veelheid van menschen is, met een
voortdurenden strijd, die oorzaak is dat men
zichzelf niet steeds kent. Dat komt omdat men
nog geen koning is over de veelvuldigheid in
ons zelf, over het innerlijke volk van tegen-
strijdigheden. De bedoeling moet Mi zijn
daaruit op te wekken de bloem, die al die
tegenstrijdigheden zal overheerschen.
We hebben wel reeds een heerscher in ons,
maar die wordt, evenals de heerschers over
het vroegere joodsche volk, meermalen ver-
slagen. Ook hebben we in ons wel een pries-
ter, maar dien moeten we nog verrijken door
het opnemen van offers van buiten naar
binnen.
Op dit offeren, dat ook wel wordt een offe
ren van binnen naar buiten (zooals de kun-
stenaar b.v doet met het geven van zijn
kunst) ging spr. uitvoerig in, daarbij o.a. op-
merkend, dat Jezus' dood symbolisch een of
fer was van binnen naar buiten Als er een
veelheid is van innerlijke kracht, is zullc offe
ren mogelijk.
Die kracht is nog niet in ons, omdat de
Christus in ons nog niet tot wasdom is ge
komen en zeer zeker niet is gekruisigd
Hoe zullen wij tot die ontw'-kkeling komen?
Alleen door de wetten te leeren kennen en
begrijpen. In zijn kinderlijke gedachte verzet
de mensch zich tegen die wetten, waarvan de
vervulling alleen moge'ijk is door liefde.
waama men zoover zal kunnen komen zelf
de wet 11 zijn.
Onder mededeeling, dat zii een debat over
den bijbel onvruchtbaar achtte, maar gaarne
bereid was vragen te beantwoorden, besloot
spr. hare rede.
Hiervan werd door eenige aanwezirren ge-
bruik gemaakt, waarna de heer Z a a d-
noord'ijk de vergadering sloot met een
woord van dank aan mevr S. en met een
wijzen op het feit, dat velerlei richting in de
theo.sofie mogelijk is (zu'ks naar aanleiding
van een uitlating van den heer Daalder In
een ^zing voor de Vereen. van Huisvrouwen
dat het in de theosofische vereemging ook
een gelooven op gezag is.)
HEf' WERKTIJDENBESLUIT VOOR
WINKELPERSONEEL.
De Handeldrijvende en Industrieele
middenstand belegt een debai-avond
tusschen de heeren fb. Cloeck (pro)
ep H. de Raat (contra).
De Alkmaarsehe Vereeniging voor den
Handeldrijvenden en Industrieelen Midden
stand belegde gisteravond in cafe „Gentral"
een debatavond, waar het onderwerp „Het
werktijdenbesluit voor winkelpersoneel" werd
besproken.
De heer Jb. Cloeck behandelde het
pro en de heer Herms. d e Raat het
contra.
In een vorige vergadering der midden-
standsvereeniging hebben beide heeren reeds
met elkaar over het zelfde onderwerp gede-
batteerd en toen was reeds het pla« ontstaan
een vergadering te belesreen, die speciaal aan
dit onderwerp was gewijd.
Gezien de animo, waarmede het vorig de-
bat desitijds werd gevoerd en gevolgd, was gis
teravond grooter bezoek te verwachten aan
het geval was. Het was ongeveer half negen
alvorens de vergadering begon.
De heer A. Burger, voorzitter, open-
de de bijeenkomst met het gebruikelijke woord
van welkom en uitte zijn teleurstelling over
het geringe bezoek, hetgeen hij niet verwacht-
te, gezien de belangstelling voor het te behan-
delen onderwerp.
Hij noemde de vergadering een buitenge
wone, daar een debatavond als deze door de
middenstandsvereeniging nooit is gehouden
Uit de redeneering van den heer Cloeck, al
dus spr., bleek in een vorige vergadering, dat
de heer Cloeck een gansch andere meening
over het werktijdenbesluit had als wij.
Spr. memoreerde de voorgeschiedenis van
den debatavond en deelde nog mede, dat de
heer W. de Cock Buning uit's Gravenhage
die pas is teruggekeerd van een reis naar Su
riname om de mogelijkheid van een groeiend
handelsverkeer tusschen Nederland en kolonie
te onderzoeken, bereid is gevonden voor de
Kamer van Koophandel en genoodigden een
voordracht met lichtbeelden te houden op
fen van den schurk, die het mes zwaaide,
waarop zijn vriend onmiddellijk gevlucht was
Nadat de jonge officier van Cromwell den
aardigen, gewonden jongen half ondersteund,
half gedragen had, had hij hem in veiligheid
gebracht in de woning van een koningsgezind
heerenboer. Dit herinnerden zij zich beiden
en hierover spraken zij nu even.
Een tafel stond tusschen hen, en op die
tafel een kwart liter Bourgogne, dien de Her
tog besteld had, om zijn gast te onthalen.
„In mijn hart," zei Holies, „heb ik altijd
geloofd, dat wij elkander nog eens zouden
ontmoeten; daarom heb ik dit juweel zoo vast
gehouden. Had ik uw naam geweten, dan zou
ik u opgezocht hebben. Zooals de zaken nu
stonden, koesterde ik de overtuiging, dat het
toeval mij nog weer uw weg zou doen krui
sen."
„Niet het toeval. Het noodlot," zei Zijn Ge
nade met kalme overtuiging.
„Nu, het noodlot dan, als ge het liever zoo
noemt. Dit juweel nu het is zeer zonder-
ling! Ik heb er al die jaren aan gehecht, zoo
als ik zeide; ik heb het gehouden in tijden van
nood, die door den verkoop er van verlicht
zouden zijn; het vastgehouden voor den dag,
dat wij elkander weer zouden ontmoeten, op-
dat het als mijn geloofsbrief zou kunnen
dienen."
Hij voegde er niet bij, dat voor hem het
zonderlingste van alles was, dat juist op het
oogenblik van hun ontmoeting, hij op weg
was, om het juweel te verkoopen, er eindelijk
door den bittersten nood toe gedwongen.
De Hertog knikte met peinzend gelaat.
„Het noodlot, ziet ge. Het was vooruit be-
Woensdag iA Nov. 's avonds half 8 In hef
Landbouwhuis. Vo:r de leden der midden
standsvereeniging worden kosteloos kaarten
verstrekt.
De heer Jb. Cloeck (pro) kwam aan
het woord.
Deze zeide, dat hij op het congres van de
middenstandsvereeniging gaarne had gcspro-
ken over het werktijdenbesluit en even gaarne
zou hij er nu over spreken.
Het deed spr. leed, dat het bestuur en spr.
mis waren in hun meening, dat er veel be
langstelling zou bestaan voor dit debat. Uit
de geringe belangstelling moge blijken, dat
wij er ons niet druk over behoeven te maken
Spr. verdeelde den middenstand in groot-
bedriitz, midden-bedrijf en klein-bedrijf. Het
laatste is z.i. de fundeering, waarop de mid
denstand rust.
In 1903 werden in een artikel, door spr.
aangehaald bepleit, Zondagssluiting, ver-
vroegde winkelsluiting en cooperatieve m-
koop.
Wat het laatste betreft, het heeft enorme
bedragen gekost, maar spr. vond het een ge-
lukkig gevolg, dat het kleine crediet, dat de
verkooper gegeven heeft aan den kleinen mid-
denstander, nog bestaat.
Spr. dteerde een artikel van Frank van der
Goes, waarin deze o.m. bepleitte dat een ster-
ke middenstand het socialisme verwijderd zal
houden.
In Febr. 1904 heeft spr. gedebatteerd met
Frank van der Goes. Zijn standpunt was
toen en blijft nog, dat sociale wetgeving een
zegen is. Spr. daoht hierbij aan volkshuisves-
ting, ouderdomsverzekering, ziekteverzekc-
ring, werkloosheidsverzekering en 8-urendag.
Spr. is daarom ook voor een werktijdenbe
sluit, al is hij dan voor zichzelf voor de
grootst mogelijke vrijheid. Hij betoogde dat 'r,
rijkswet op de mnkelsluiting zou beteekenen
de ondergang van den middenstand, d w z.
de kleine middenstand. Spr. wil het werk
tijdenbesluit. Echter niet voor zichzelf. Voor
onszelf verlangen wij te werken, zoolang wij
willen.
Heelemaal niet hinderlijk is het werktijden
besluit, zeide spr., als wij drie bedienden
hebben, want dan is onze zaak gevestigd en
de klanten komen, wanneer de zaak gevestigd
is en niet wanneer ze zich gaat vestigen Spr
eischte een ding: n.l. dat de fegeling aan den
middenstand zelf is. Hij vroeg een werktijden
besluit van 54 uren per week. Als de regeling
aan ons is, zeggen wijzoo regelen we onzeu
werktijd, want dat en dat is onze „stille" tijd
Spr. ontvouwde nader, hoe hij zich de vprdere
verdeeling van den werktijd en den tijd van
vrij-af voorstelt.
Den indruk, dien spr. op het congres ge-
kregen had, was dat er angst was om schade
te brengen aan den groa'en middenstand en
dat men zich te veel bezorgd maakte over den
kleinen middenstand.
Hij behandelde vervolgens de stellingen
van den heer Smit, voorzitter van den Alg.
Ned. Bond van kantoor- en winkelpersonee',
waarbij spr. betoogde, dat het groodste ge-
deelte der werkgevers, als wjj zelf den werk
tijd kunnen regelen, over het algemeen mis
bruik zal maken van die vrijheid.
Hij herinnerde aan de aanneming van de
motie-Schaper in de Tweede Kamer, waarin
gezegd wordt, dat de arbeidswet niet langer
uitgesteld mochit worden.
Vervolgens behandelde spr. de stellingen
van den heer Lousberg, den vertegenwoordi-
ger der werknemers op het congres.
Deze aanvaardt de arbeidswetgeving, zoo
als die veranderd is in 1922, als een fait-ac
compli.
Verder betoogde spr. aan de hand van cij
fers, dat men zich over het grootbedrijf niet
ongerust hoeft te maken, gezien de geringe
onkosten die het grootbedrijf, in procenten uit-
gedru'kt, maakt. Maar van het klein-bedrijf
diende men af te blijven en spr. herinnerde
hierbij aan de uitspraak van dr. Kuiper, dat
de middenstand de ruggegraat van de naitie
is.
De stellingen van den heer Lousberg noem
de spr. een pleidooi van den grooten midden
stand en een angst voor het bestaan van den
kleinen middenstand. Dit was de geest van
het congres, waartegen spr. zich had gekant
Het is onmogelijk dat de kleine midden
stand naar voren komt, als men de winkel
sluiting invoert. Spr. pleitte echter voor het
werktijdenbesluit omdat daardoor de wel-
vaart van het gansche volk niet wordt be-
dreigd. Spr. wil echter de vrijheid hebben het
zelf te regelen, am den middenstand te belet-
ten anderen de vrijheid te ontnemen (Eenig
applaus).
Na een kleine pauze kwam de heer H. de
R a a it (contra) aan het woord.
Deze meende met den heer Cloeck te heb
ben moeten debatteeren over het werktijdenbe
sluit, zooals dat is vastgelegd in de arbeids
wet 1919, nader gewijzigd in '22. Daarente-
gfe'n was fief spr. na de rede van Sen weer
Cloeck gebleken, dat hij moest debatteeren
over een eigengemaakt werktijdenbeslu t.
Spr. dacht niet aan critiek op de arbeidswet,
die een gevolg is van de evolutie. Wel had
spr. critiek op het voorontwerp voor een werk
tijdenbesluit voor het winkelpersoneel. Daar
over wilde hij het hebben en niet over het
werktijdenbesluit, zooals dit door den heer
Cloeck zelf is gefabriceerd. Een regeling,
zooals die van ons gevraagd wordt, was
spr.'s inziens reeds veroordeeld voor ze in de
praktijk kwam, omdat ze nu eenmaal niet mo»
gelijk is.
Een van de groote fundies van het wmkel-
bedrijf noemde spr. de dienende functie, waar
bij spr. dteerde uit een verslag van dr. Ne-
derbragt.
Het is een groote verdienste van den mid
denstand, dat hij zijn plaats nog inneemt,
juist door zijn dienende functie, hetgeen niet
wil zeggen, dat de middenstanders de slaven
van het publiek worden. Echter blijft de func
tie van den middenstander een geheel andere
dan die van den producent.
Het opklimmen van klein tot groot, wordt
naar spr. voorts betoogde, onmogelijk door
het werktijdenbesluit. Wat betreft het aantal
bedienden door den heer Cloeck genoemd,
merkte spr. terloops op dat een groot aantal
bedienden nu juist niet altijd wijst op een
bloeiende zaak.
Voorts zette spr. uiteen, dat de heet
Cloeck geen rekening heeft gehouden met een
derde groep: het publiek toch zegt ook: de
klant is koning. Nogmaals zeide spr.. dat
men van zijn klant niet de slaaf behoeft te
zijn.
De dienende taak van den middenstand,
dient door de bedienden te worden overgeno-
men. Men kan de bedienden na 5 uur onmoge
lijk missen. Het eigengemaakt werktijdenbe
sluit van den heer Cloeck is in de practijk ab-
soluut onmogelijk. Het is reeds vooruit ver
oordeeld, omdat ons gezegd wordt, wanneer
wij kunnen gaan schaften, wanneer wij een
vrijen middag hebben enz. En daaraan zal
dan streng de hand moeten worden gehouden,
anders komt er niets van terecht.
Spr. illustreerde aan de hand van iets, dat
hij in een Fransch boekje had gelezen, dat de
dienende taak van den middenstand afgeloo-
pen is, wanneer het werktijdenbesluit word:
ingevoerd.
Het besluit zou ook den 8-urendag voor
het winkelpersoneel brengen. Spr. wenschte
den 8-urendag wel aan het winkelpersoneel
toe, hij wenschte ieder een eldorado op aarde,
maar wij mogen»niet vergeten, dat vele maat-
regelen, die moreel wenschelijk zijn, niet door-
gevoerd kunnen worden, omdat er factoren
zijn, die ze onmogelijk maken.
Spr. hoopte, dat de 8-urendag kan blijven
bestaan, dat is een zegen voor den werkman
en het wijst op welvaart van de maatschap-
pij, doch voor den 8-urendag voor winkelper
soneel, al zou spr. die wenschen, zal men er
kennen op groote bezwaren te stuiten.
Wij moeten ons tweemaal bedenken om een
socialen maatregel in te voeren, die zoo diep
zal ingrijpen.
De heer Cloeck heeft o.m. ook gezegd, dat
hij het niet zoo erg zou vinden, als het klein-
bedrijf door het werktijdenbesluit zou worden
bevoordeeld. Indien dit werkelijk zoo was
zeide spr., dan is immers die wet reeds ver
oordeeld, omdat het dan geen eerlijke wet. zou
zijn, omdat een wet nuttig voor het algemeen
moet zijn en geen bepaalde groep mag be-
voordeelen.
De heer Cloeck heeft voorts betoogd, dat
in de uiiing van het congres naar voren ge
komen is de meening van de groote zakenlie
den. Ook dit bestreed spr. Ook de heer Cloeck
weet, dat de Nederlandsche Middenstands-
bond zeer goed werk gedaan heeft.
Door het werktijdenbesluit wordt ons voor-
geschreven, wanneer wij kcffie moeten gaan
drinken, wanneer wij eten moeten en wanneer
wij naar bed moeten gaan.
Spr. zeide ten slotte het een schade te vin
den als om 5 uur de functie van den midden
stand is uiigeschakeld.
Spr. eindtgde met een versje te citeeren, dat
hij gevonden had in de Haagsche Post:
Met sociale wetten
Staaf ons landje boven aan;
Als wij economisch nu
Maar niet naar den kelder gaan.
De heer Jb. Cloeck verdedigde nog
in het kort zijn meening.
De heer H. d e Raat repliceerde.
De heer R u y t e r, hoewel zich rekenen-
de tot de allerkleinste middenstanders, ver-
klaarde zich tegenstander van het werktijden
besluit.
Dr. W i e b o 1 s verzocht den heer
Cloeck te willen zeggen, of deze inderdaad
meende dat soepelheid betracht kon worden
bij het invoeren van het werktijdenbesluit.
De heer Cloeck bevestigde dit.
De heer D e Raat ontkende het.
De voorzMer sloot cfaarop de vergadering
met dank aan de debaters.
Binnenland
al
de
paald. De ontmoeting was voorspeld. Heb ik
dat niet gezegd?"
En weer vroeg Holies hem, zooals hij
eens gedaan'had: „Voorspeld door wie?''
Ditmaal antwoordde de Hertog hem.
„Door wie? Door de sterren Zij zijn
eenige ware profeten, en hun boodschappen
zijn duidelijk en begrijpelijk voor hem, die ze
lezen kan. Ik vermoed, dat ge nooit die leer
gezocht hebt?"
Holies keek hem een oogenblik aan. Toen
schudde hij het hoofd, en glimlachte op een
manier, die zijn verachting voor kwakzalverij
uitdrukte.
„Ik ben een krijgsman, heer!" zei hij.
„Nu, dat ben ik ook als de gelegenheid
zich voordoet. Maar dat belet me niet om e
hemelen te bestudeeren, verzen te schrijven.
in het noorden wetten te maken, hier een ho
veling te zijn en nog veel andere dingen meer.
De mensch speelt veel rollen, terwijl hij leeft.
Wie er maar een speelt, kan er even goed
geen spelen. Om te leven, mijn vriend, moet
men uit veel levensbronnen proeven."
Hij ontwikkelde die stelling, gemakkelijk
en geestig pratend, en met de niet aan te dui-
den charme, die hij kon ten toon spreiden,
een bekoring, die zich nu van onzen avontu-
rier meester maakte, zooals zij zich jaren ge
leden van hem had meester gemaakt in dat
uur van hun korte, maar veelbeteekenende
ontmoeting.
„Toen ge me zoo juist ontmoette," ging hij
voort, „speelde ik held en minnaar, schrijver
en tooneelspeler, alles in een, en ik speelde
ze alle zo6 ongelukkig, dat ik nooit een slech-
ter rol gespeeld heb. Op mijn woord, als er
HET NIEUWE AMSTERDAMSCHE
STADION.
Zooals gemeld, zegt de Telg, is in het R.
A. I.-gebouw op de „Horecaf"-tentoonstelling
geexposeerd een maquette van het nieuwe
Stadion aan den Amstelveenscheweg.
Het Stadion is Noord-Zuid georienteerd,
hetgeen zeggen wil, dat de lengte-as in ge-
noemde richting ligt, zulks met het oog op
den zonnestand en de heerschende N.W. en
Z.W. winden.
De lengte-as van het nieuwe Stadion ligt
dus ongeveer evenwijdig met den Amstel
veenscheweg. Ook evenwijdig met de lengte-
as staan de twee overdekte tribunes, n.l. die
waarin zich (aan de straatzijde) de Mara-
thonpoort bevindt en daartegenover de eere-
tribune, met de koninklijke loge en loges voor
autoriteiten.
De breed te van het Stadion is bepaald door
de breedte van het voetbalveld plus die van
de loopbanen voor de athletiek. De lengte van
de loopbaan is 4C0 M,; van de wielerbaan
500 M. De grootste helling in de bochten
van de wielerbaan is ongeveer 36 graden.
De balustrade van de ongeveer 8 M. breede
baan is zoo geconstrueerd, dat de gevaren
voor rijders en publiek tot een minimum -be-
perkt blijven.
Het Stadion zal in totaal ongeveer 40.000
menschen kunnen bevatten.
De staanplaatsen-tribune loopt op tot een
hoogte van circa 11.7 M. Het hoogste punt
van de zitplaatsen-tribune gaat ongeveer
13.84 Meter.
Het Stadiongebouw zelf bestaat uit een ge-
raamte van beton, waaromheen aan de bui-
tenzijde een wand van metselwerk is opgetrok-
ken.
De elementen, dje het geheele plan beheer
schen, zijn: de groote traopen, die naar de
staanplaatsen- en overdekte zitplaa'sen-tribu-
nes leiden. Onder de staanplaatsen bevinden
zich twee cafe's. Aan de trappen is architec-
tonisch het karakter gegeven van het afstroo-
men der menigte uit het Stadion. De afsluit-
muren zijn derhalve tot op het terrein doorge
voerd, waardoor als het ware de stroomende
be we Tine is gemarkeerd.
In de Marathontribune bevindt zich het
hoofdmonumentde Marathonpoort. Boven
deze poort is een groot balcon aangebracht,
terwijl ter zijde van de poort groote bloem-
bakken zijn bevestigd, waardoor het feeste-
lijk moment van de inkomst van den eersten
Marathonlooper met bloemen kan worden
verlevendigd.
Onder de Marathontribune zijn voorts on-
dergebracht de bureaux en werkplaatsen;
onder de eere-tribune de afdeeling voor de
pers, medische vertrekken, de foyers en de
ontvangkamers voor de Koningin en het
I. O. C. De overige ruimte tusschen de trap-
pen wordt ingenomen door kleedkamers.
Bij het aanschouwen van deze inderdaad
fraaie maquette kan men zich een duidelijk
beeld vormen van de grootte en voornaam-
heid van het nieuwe Stadion. ledereen wordt
gaarne in de gelegenheid gesteld de maquette
te bewonderen, mitshij een geriog
entree betaalt, dat ten bate komt van de kas
van het Olympisch comite.
Wie dus belang heeft te weten, hoe het
nieuwe stadion. waar in 1928 de Olympiade
gehouden zal worden, er uit zal zien, ver-
zuime niet een kiikje te nemen in het tentje
van het Olvmpisch comite, waar de maquette
is opgesteld
Het bezoek loont alleszins de moeite en het
comite reken-t dan ook op Amsterdams voile
belangstelling.
DE GOUDZOEKER.
Men meldt uit Haarlem aan de N. R. Crt.:
De 21-jarige Duitscher K., die dank zij de
activiteit van twee Bloemendaalsche politie-
mannen geknipt werd, toen hij met zijn buit
uit de villa van mevr. Coninck West-enberg
Calkoen te Aerdenhout per E. S. M naai;
Amsterdam vertrekken wou, is een eigen-
aardig man. Men staat nog voor de vraag:
Is hij een slimme simulant of een abnormale
zonderling? Als zijn blik va-lt op de in beslag
genomen goude" voorwerpen, die hij buit-
gemaakt had. schitteren zijn oogen en roept
hij in bewondering uit: „Go!d gold!" Verder
mompelt hij iets, wat beteekenen moet: „Wat
is goud toch mooi!"
Als men gelooven mag wat de Duitscher
vertelt, heeft hij in zijn jonge leven a! heel
wat doorgemaakt. Miinchen is zijn officieele
woonplaats, waar hij al eenigen tijd in de
gevangenis heeft doorgebracht. Na zijn vrij-
lating heeft hij eerst in Zwitserland vertoefd.
waar hij als ongewenschte vreentdeling over
de grens werd gezet. Hij heeft door Frank-
al geen schuld tusschen ons was, zoudt ge
mij nu uw schuldenaar gemaakt hebben, om
dat ge een poos mijn geest kunt afleiden van
de pijnigende gedachte aan dat lieve per-
soontje, dat me op de pijnbank houdt. Ge
hebt misschien gezien, hoe de kleine heks me
behandelde." Hij lachte, maar door zijn
lachen heen klonk een toon van bitterheid.
„Maar ik voerde de komedie onhandig op
zooals zij me verweet. En zonder twijfel ver-
diende ik van het tooneel weggelachen te
worden, zooals gebeurd is. Maar ze zal me
een dezer dagen betalen, en met interest,
voor al de moeite, die ze me gegeven heeft.
Zij zalOch, maar de drommel hale het
schepsel! Ik wilde over u zelf hooren, heer,
Wat zijt ge nu, die eenmaal een man van de
republiek waart?"
„Ik ben nu voor 't oogenblik niemands
man. Ik heb sedert dien tijd heel wat dienst
gedaan, zoowel hier als in het buitenland,
maar het heeft me weinig voordeel opge-
bracht, zooals ge zelf kunt zien."
„Op mijn woord, ja". Buckingham keek
hem meer onderzoekender aan. „Uw toestand
lijkt me niet welvarend."
„Ge kunt hem wanhopig noemen, en dan
overdraft ge niet."
„Zoo?" De Hertog trok zijn wenkbrauwen
op. „Is het zoo erg? Dat doet me leed." Zijn
gelaat drukte beleefden spijt uit. „Maar het
is mogelijk, dat ik u van dienst kan zijn Er
is een schuld tusschen ons. Ik zou graag de
gelegenheid aangrijpen om dien af te doen.
Hoe is uw naam, heer? Dien hebt ge mij nog
niet gezegd."
Holies Randal Holies, het laatst ko-
lonel bij de ruiterij in dienst van den Stad-
houder."
De Hertog fronste peinzend het voorhoofd.
De naam had een snaar van zijn herinnering
aangeraakt en deed die zachtjes in zijn her-
sens trillen. Een oogenblik ontsnapte de toon
hem. Maar toen had hij hem.
„Randal Holies," herhaalde hij langzaam,
op vragenden toon. „Dat was de naam van
den koningsmoordenaar, die Maar die
kunt ge niet zijn. Daarvoor zijt ge wel der-
tig jaar te jong
„Hij was mijn vader," zei de kolonel.
„0!" De Hertog keek hem betreurd aan.
„Dan verwondert het mij niet, dat ge hier in
Engeland geen werk hebt. Mijn vriend, met
de beste bedoelingen, om den grooten dienst
te vergelden, dien ge mij bewezen hebt, maakt
dit het zeer moeilijk."
De nieuw verrezen hoop verdween weer
uit het gezicht van den kolonel.
„Het is zooals ik vreesde" begon hij
somber, toen de Hertog zich voorover boog
en een hand op zijn arm legde.
„Ik zei moeilijk mijn vriend. Ik heb niet
onmogelijk gezegd. Ik erken de onmogelijk-
heid van niets, dat ik wensch, en ik zweer,
dat ik voor het oogenblik niets vuriger wensch
dan een verbetering in uw lot. Intusschen,
kolonel Holies, als ft u v:m dienst zal zijn,
moet ik meer van u weten. Ge hebt me nog
niet gezegd, hoe kolonel Holies, eens van het
leger der republiek, en later in dienst van
den Stadhouder, nu zijn hals in gevaar
brengt in het Londen van den ouden Rowley
dezen koning, wiens geheugen voor belee-
digingen even eindeloos is als een Engelsch
proces."
(Wordt vervolgd.V