Alkmaarsche Gsurant Een speelbal der fortuin. Nieuwiaarswenschen. FEU1LLET0N. Dinsdag 14 December Loodensch aanteekenhoek. ■WBmmmmmmmmmmmmmmmKmammmmmmmBmr KERSTMIS, OUDEJ AAR.NIEUWJAAR! ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURAN7 No. 294 1926 Hontiem Acfit en Twintigsti Jaargang, IN HET NUMMER, DAT VRIJDAO 31 DECEMBER VERSCHIJNT, ZAL WEDEROM GELEGENHEID BESTAAN TOT HET PLAATSEN VAN NIEUW- JAARSWENSCHEN a 50 CENT a CON- TANT. DE DIRECTIE. GEVONDEN VOORWERPEN. Aanwezig aan het Bureau van palitie, Langestraat en aklaar te bevragen op alle werkdagen tusschen 11 en 1 uur, de navol- gende voorwerpen als gevonden gedeponeerd Op: 8, 9, 10, 11 en 12 December 1926: dop van een bel, kindertaschje inh. spiegel, H. B. S. agenda, grijze pet, zweep, damesportem. inh 1, fietsbel. Aanwezig en te bevragen bij le navolgen- de ingezetenen, onderstaande voorwerpen, als gevonden aangegeven op: 8, 9, 10, 11 en 12 December 1926: goudenringetje, R. v. d. Meer, Oudegracht 164; zak, L. Schats, Mo- lenkade 46; broclije, S. Landman, Polder- straat 17; dameshandschoenen, L. Mulder, Liefdelaan 34kinderhantischcen, J.' v. Dijk, Huigbrouwerstr. 5; spoorstok van een wagen, P. Has, Schermerweg 92; zak eierkolen, P Kooij, Nieuwlandersingel 69, nagelschaartje in etui, N. Nelis, Rijksstraatweg 3, Heiloo; blauw befje, L. Boon, Laat 119; handmof, J. den Engelsman, 2e Landdwarsstr. 40; belastingplaatje in etui, Genefaas, Geesters. 40; 2 kaasdekken, H. Groot, St. Jozefstr 12; zwarte kinderportemonnaie met inhoud, M. Threse, Druivenlaan 29; vulpenhouder, H. Spanjaard, Langestraat 88, grijze pet; J. de Haas, Molenkade 42; 2 zilverbons, D. Blok- dijk, Overdiestr. 27; gymschoentje, J. Verha- fen, Overdiestraat 13; smeerdop van auto, Hulstkamp, Verl. Landstraat 21. J Van onze Londenschen Correspondent. Motors en voetgangers. Het is weer voor het Londensch verkeer, zijn dooden, gekwesten, zijn moedijkheden dat ik uw aandacht meet vragen; en ik za! het waarschijnlijk nog vaak moeten herhalen Een commissie van het Londensch graaf- schapsbestuur (het wemelt van commissies, die zich bezig houden met verkeervraagstuk- ken) heeft juist weer een rapport uitgegeven. dat den toestand ontstellend genoeg voor- stelt. Deze commissie heeft de zaak ditmaal eens bezien van het standpunt van den voet- ganger, al heeft zij dat van den bestuurder niet geheel veronachtzaamd. De bestuurder veroorzaakt vaak ongelukken; maar niet zel- den wordt hij zelf meteen slachtoffer; en het komt herhaaldelijk voor. dat een ongeluk in eerste instantie is toe te schrijven aan een dwalend voetganger. In de woorden van het rapport: Door onvoortichtigheid bij het over- steken van den rijweg is de voetganger vaak de oorzaak van een onsreluk; en in eenige ge- vallen moet hij even zeer verantwoordelijk gesteld als de bestuurder van het motorvoer- tuig. In 1925 werden in het gebied van „Grooter Londen" (omvattend London en al zijn voor- steden) 853 personea door het verkeer ge dood en 40173 gewond. Indien de verwoesting aan lijf en leden dit jaar op denzelfden voel wordt voortgezet als in de eerste negen maan den het geval was, dan zuden de cijfers van 1925 nog aanzienlijk worden overt r of fen. In de eerste negen maanden van 1926 zijn er reeds weer 710 dooden gevallen. Driekwart der slachtoffers bestaat nit voegangers, de rest uit wielrijders en bestuurders van voer tuigen. De genoemde commissie bespreekt de vraag hoe deze gevaren van de straat kunnen worden verminderd. Zij stelt vast, dat de hou- ding der meeste slachtoffers de moeilij'kheder. van het vraagstuk verhoogt. De stadsautori- teiten hebben sinds lang op drukke verkeers- punten „subways" laten maken, ondergrond- sche gangen waarlangs de voetgangers veihg den anderen kant van een straat kunnen be- reiken. En zij gaan met dat dure werk nog steeds voort in hun zorg voor den voetgan- {er. Maar de ervaring heeft geleerd, dat de ondenaars, als de meeste menschen, gevaar en risico het zout des levens achten en deze liever trotseeren op den drukken rijweg dan een paar trappen op en af te gaan en in een korten gang onder den rijweg tegen alle aanrijding beschermd te zijn. Waar geen „subways" zijn, gaat men nu op sommige arukfce punten borden plaatsen ter aanwij- zing van plaatsen, waar de voetgangers het best de straat over kunnen gaan. Dit is nog slechts een proef; en men zal moeten afwach- ten in hceverre de burger, die ook hier sterk doordrongen is van den ouden stelregel: „de weg is vrij", aan zulke aanwijzingen gevolg zal geven. De vrije Engelschman laat zicn al evenmin als de vrije Nederlander iets voor- schrijven, en een lange en pijnlijke periode van leering zal wellicht noodig zijn," voordat hij zijn vrij'heid op den weg zal willen prijs- geven. De genoemde rapporteurs zijn er lang niet zeker van dat zooals men geneigd zou zijn te verwachten de toename van het aan- tal ongelukken den zin voor zelfbehoud in de ze generatie zal aanwakkeren. En toevalliger- wijs komen zij op hetzelfde chapiter, dat ik een maand geleden in een brief over de „Sa fety F.rsF'-beweging aanroerde; zij sprekeri de hoop uit, dat de komende generatie opge- groeid temidden van het gevaar, meer weg- instinct zal blijken te bezitten en de doodende wielen' zal weten te ontwijken. Veel vertrou- wen heeft men er echter niet in, op grond van de ingeboren begeerte van voetgangers zoowel als van bestuurders risico te nemen Hoewel de commissie er b'.ijkbaar niet veei van verwacht, stelt zij niettemin maatregelen voor, die kunnen leiden tot vermindering van het aantal straatongelulcken. Er is niet veel n euws in die voorstellen. Men heeft ze al vroeger en herhaaldelijk gehoord. Het rap port zinspeelt op het strafbaar stellen van voetgangers. die de straat gebruiken met ge vaar voor de openbare veiligheid zooals nu reeds lang automobilisten voor zulk een feit strafbaar worden gesteld; maar een rechtstreeksch voorstel in dien zin wordt niet gedaan. Het wil snelheidsmaxima handhaven (In tegenstelling met de nieuwe aanhangige wet, die ze wil afschaffen). Meer vlucht- eilandjes in de straten is een gebiedende eisch; en het rapport verwacht veel van die proef betreffende vaste punten, waar voetgan gers leunnen oversteken. Men voorziet tenslot- te, dat de toestand slechts van kwaad tot er- ger kan worden, indien niet gauw maatrege len worden genomen om het aantal voertui- gen op straat te beperken. Hoe men zich dat voorstett te doen wordt er in het rapport niet bij gezegd, maar men oppert het clenkbeelc. een conferentie van deskundigen bijeen te roe- pen, die nu tooh werkeliik eens spijkers met koppen moet gaan slaan. De kinderen in den wolfskuil. Het schijnt wel dat alle verdichtsel ontleend is aan de werkelijkhe d en dat het zelfs vaak waarheid is of op waarheid berust. De legen- de verhaalt, dat de tweeling-broeders Romu lus en Remus, stichters van Rome, in hun prilste jeugd in het leven werden gehouden dodr een wolvin, die hen zoogde. Rudyard Kipling heeft in zijn Jungle Book" een ver- haal gegeven van een jongen, Mowgli, die toen zijn ouders vluchtien voor het geluid van een wild dier in de wildernis en den zuigeling in den steek lieten door woiven, hun lip pen gekruld om hun scheroe tanden, in hun hoi werd gedragen en in het leven gehouden. Mowgli werd kind van de wildernis, kreeg de kracht en het instinct van dieren en sloof vriendschap met slangen en beren. Want kronkelde Kaa. de groote slang, zich niet om zijn lichaampje heen en knelde hij het niel om de spieren sterk te maken? Mowgli had maar een vijand. Shere Khan den tiiger, dien hij met zijn menschelij'k vernuft en met be hulp van kudden buffels, opgejaagd door zijn pleegouders, het wolvenpaar, in een ravijn liet vertrappen. Uit de Romefneehe legende en uit Kipling's verhaal verdwijnt de onv/aarschijn'ijkheid wanneer men juist heeft gehoord, dat een geestelijke (en pleegvader van een zickenhuis in een plaatsje in Bengalen, Britsch-Indie), een dertienjarig inlandsch meisje in zijn in ric'nting heeft, die de eerste acht jaar van haar leven in een wolfshol heeft doorge- bracht. Het schijnt dat men aan de juistheid van dit geval niet behoeft te twijfelen. Vijf jaar geleden schrokken inlanders in het woud, die bezig waren hout te sprokeklen, van het gezlcht van twee paar oogen, .kijkend uit een kuil en verdwijnend in het duister van het gat, toen de oogen die van de inlanders ont- moetten Vrees en bijgeloof weerhielden de mannen 'n nader onderzoek in te stellen. Maar toen zij in de oogen menschenoogen meenden te herkennen, in menschenhoofden met lang haar, verzamelden zij moed en togen met zes- tien man aan het graven. Al spoedig spron- gen twee nijdige woiven uit het gat. Het man- netje vluchtte het woud in, het vrouwtje bleef grommend en dreigend rondwaren en werd met een pijl gedood. De mannen groeven ver- der en vonden het wolfhol, met twee welpen en twee inlandsche meisjes, een van acht en een van twee jaar, die over elkaar lagen, als jonge dieren. Zij waren uiterst verzwakt en vol zweren. De jongste stierf, de oudste werd naar den pleegvader van het genoemde whes- Naar het Engetsch van Rafael. Sabatmi. Geautoriseerde vertaling van A. T. 65 ^en plotselinge ingeving volgend, verliet Dr. Beamish de kamer, en klom de trap weer op ofschoon hij niet veel tijd en veel pa- tienten had. Juffrouw Dallows met een bood- schap naar de keuken sturend, bleef hij vijf minuten alleen met juffrouw Sylvester. Dat was de naam, waaronder hij haar kende, den naam, waarmede zij zich bij den dokter en de verpleegster bekend had gemaakt. Of het een gevolg was van wat hij haar in die vijf minuten gezegd had, of dat er andere invloe- den aan het werk waren, binnen een uur na het vertrek van den dokter, kwam juffrouw Dallows met een boodschap bij Holies, dat juffrouw Sylvester opgestaan was en hem wenschte te spreken. De oogen van die vriendelijke verpleegster, door zorg verschcpt, zagen hem bleek wor den en bleven bij die boodschap. Zijn eerste ingeving was, er geen gehoor aan te geven. Maar voordat hij eenig antwoord gaf, liep hij even op en neer in die donkere kamer. Toen zei hij met een zucht van gelatenheid, dat hij gaan zou. Juffrouw Dallows opende de deur en hield die voor hem open, terwijl zij tactvol hem niet volgde. Hij was gewasschen en geschoren, behoor- lijk gekleed, en zijn lang, goed gekamd, goud- bruin haar hing in lange, losse krullen over den sneeuwwitten kraag, dien juffrouw Dal lows tijd gevonden had, voor hem te was- schen en te strijken Zoo was hij niet meer de onverzorgde verschijning, die hij geweest was toen juffrouw Sylvester hem het laatst gezien had. Maar er lag een trek van groote moede- loosheid om zijn mond, een diepe droefheid in zijn oogen, die door niets verlicht kon wor den. Hij vond juffrouw Sylvester bij het open raam zitten, waar hij zelf het grootste deel van die vijf dagen en zes nachten gezeten had, toen hij zoo zonder ophouden over haar gewaakt had, om den hongerigen dood van liaar kussen weg te houden. Zij zat op een grooten stoel, dien juffrouw Dallows voor haar had klaargezet, met een kleed over haar knieen. Zij was heel bleek en zwak, maar dit scheen haar lieftalligheid nog grooter te ma ken. Zij droeg dat ivoorwitte kleed, waarin zij naar dit slechte huis gedragen was, en haar kastanjebruin haar was met zorg opgemaakt en met een snoer parels versierd. Haar oogen schenen donkerder blauw dan gewoonlijk, misschien omdat ze door haar ziekte dieper lagen. En er was nog meer in haar veran- derd, dat alles bij elkander haar scheen te ver- geestelijken, zoodat het Holies scheen, dat zij iets van haar verloren kindsheid, van haar verloren jeugd had weergekregen, en minder leek op Sylvia Farquharson, de aangebedea huls gebracht. Het meisje Hep op handen en voeten. De nagels van haar vmgers en teenen waren diik en lcrom gegroeid. Zij bradit zoo nu en dan een keelgeluid voort, dat op blaf- fen geleek. Zij scheurde kleeren, die men haar aantrok, van haar lichaam en zocht niet het gezelschap van andere kinderen, maar dat van koeien, vogels en andere dieren. Het heeft drie jaar geduurd voordat men haar had afgeleerd te ,,blaffen" en vier jaar voor dat men haar had afgeleerd op handen en voeten te loopen. Na vijf jaar opvoeding is zij de sporen van haar achtjarig leven onder de woiven nog niet kwijt. Het is een zware taak haar menschelij'k verstand en haar menschelijke manieren en gedragingen te doen zegevieren over het dierlijk instinct en de in de wildernis aangeleerde gewoonten Het is een sterk geval van den invloed van omgeving op de vorming van een menschelijk schepsel. Intusschen is het kind hu al zoo ver, dat zij een vijf-en-dertig woorden bent en hapr pleegvader heeft alle hoop, dat hij dit wolvenkind, dat er uiterlijk al normaal uitziet,- ook geestelijk normaal zal kunnen maken Het klimkt ongelooflijk. Maar de pleegvader ?n een bisschop in Calcutta, die de bijzonderhe- den van dit geval terdege hebben onderzocht, staan voor de juistheid er van in. Plastische Chirurgie. Wat is plastische chirurgie? Het is een van de nieuwste dwaasheid in dat thans zoo bloeiende bedrijf der schoonheidscultuur voor vrouwen. In de Vereenigde Staten tot ontwik- keling gekomen, is „plastische chirurgie" thans ook in Erigeland beschikbaar voor dat slag van vrouwen, dat de hoogste waarde hecht aan het gangbare silhouet, en aan haar verschijning in het algemeen. Volgens de verhalen dankt deze nieuwe schoonheids- behandeling haar oorsprong en Snellen bloei aan het succes, waarmede de „chirurgen" de middelmaat van een Amerikaansche actrice verkleinden en haar bevrijdden van 25 kilo gram overbodig bindweefsel. Het schijnt dat een vrouw (en een man eventueel ook; maar het sterke geslacht doet er nog niet aan) thans door middel van de plastische chirurgie van het hoofd tot de voeten kan worden ver- vormd tot elk gewenscht model. De actrice voornoemd had zich aangeboden voor het ver- vullen van een rol als badende schoone in een New-Yorksche revue; maar men kon haar de rol niet opdragen, cmdat haar properties te cmvangrijk waren. Geen nood, de plasti sche chirurg zou haar wel opknappen; en slaagde er inderdaad in haar omtrekken te modelleeren tot die van de Venus van Milo (die toch eigenlijk voor den smaak van de moderne vrouw wel wat te fiksch van lijf en leden is). Hoe het zij, middels, heupen, armen en beenen kunnen nu met behulp van de plas tische chirurgie tot een minimum worden te- ruggebracht. En men kan den dag tegemoet- zien, dat de modieuze vrouw (moge de hemel ons ncchtans voor dit absurde sghepsel bewa- ren) naar haar plastischen chirurg zal gaan. zijn modellen-catalogus zal kunnen inzien en het model zal kunnen uitpikken, dat haar het best aanstaat. Londen, 7 December 1926. Stagjsniewws JAARVERSLAG VAN DE VEREENI- GING OUD ALKMAAR. De secretaris der Vereeniging, de heer A. D. van Regteren Altena schrijft ons: Nadat op 10 December 1925 in het Stad- huis te Alikmaar de Vereeniging Oud Alk- maar was opgericht lag het allereerst voor de hand, dat door het Bestuur de propagan da ter harte genomen werd, ten einde leden voor de nieuw-geboren vereeniging te win- nen. Voor dat doel werden circul aires gedrukt en rond gezonden aan diegenen hier ter ste- de, van wie verwacht kon worden, dat zij voor het doel der vereeniging zouden voelen. In de tweede plaats meende het bestuur m overeenstemiming met de daaromtrent ter op- rich tersvergadtering gebleken wensch een le- zing te moeten organiseeren ten einde op die wijze bclangstelling voor het behoud van Oud Alkmaar en de bestudeering van haar geschiedenis te wekken. Hiervoor werd aangezocht de heer Dr. H. E. van Gelder, directeur van het Gemeente- Museum te 's-Gravenhage zelf Oud-Alk- maarder, die de uitnoodiging van het be stuur aannam en daarop in Februari 1926 voor een zeer goed bezette zaal in het stad- huis zijn lezing hield over Oud Alkmaar. Bij deze lezing werden lichtbeelden ver- toond, daartoe uit die collectie van wijlen Mr. K. A. Cohen Stuart welwillend door mevr. dfe wed. Cohen StuartWichers afgestaan, waartoe haar hier nogmaals de dank van het bestuur mag worden betuigd. Het bestuur meende door de groote op- komst te mogen aannemen, dat in Alkmaar belangstelling bestond voor de vereeniging. tooneelspeelster, en meer op Nancy Sylvester, die hij zoo goed gekend en zoo liefgehad had. Zij keek onderzoekend naar hem op, toen hij binnentrad, daarna weer door het open ven- ster in het brandende zonlicht, dat de bijna ledige straat vei"schroeide. Hij sloot de deur, kwam een paar stappen vooruit, en blee; toen staan. „U hesbt om me gestuurd," zei hij, „anders zou ik niet gewaagd hebben, te komen." En hij stond nu als een knecht, die op bevelen wacht. Haar wangen kregen een beetje kleur. Een van haar slanke, spitse handen, die in dien tijd bijna doorschijnend waren geworden, plukte zenuwachtig aan het kleed over haar knieen. Weinig op haar gemak als ze was, klonken haar woorden, ondanks haar zelf, hoogdravend en vormelijk. „Ik heb om u gezonden mijnheer, om mij te kwijten van de groote schuld, waarin ge mij gebracht hebt; om u te danken voor uw zorg voor mij, voor het verwaarloozen van uw eigen gevaar, door mij op te passen, kortom, mijnheer, voor mijn leven, dat zonder u verloren zou zijn geweest" Zij keek hem plotseling aan, toen zij ophield, waarop hij zijn oogen naar het zonlicht wendde, om den ondraaglijken blik van haar oogen te ontwij ken, die als saffieren schitterden. „Ge zrijt mij geen dank schuldig in het geheel niet," zei hij, en zijn stem lclonk bijna grof. „Ik trachtte slechts het kwaad dat ik gedaan had, ongedaan te maken." „Datdat was voordat de pest mij red- Van deze belangstelling bleek ook door de ingevuide inteekenbiljeten, die inkwamen als gevolg van de rondgezonden circulaires. Bovendien deden verschillende zusiervercen:- gingen, waarvan genoemd mogen wordeh de Vereeniging Oud Hoorn te Hoorn, het West- Friesch Genootschap, de Vereeniging Am- stelodamum te Amsterdam, de Vereeniging Heemschut, en het Kon. Oudheidkundig Ge nootschap van hun belangstelling blijken, terwijl de meeste dier vereenigingen toezeg- den door de toezending hunner publicaties van hare blijvende belangstelling te getuigen. Het ledental bedraagt hans W^gewone le den, 14 donateurs en 1 fondateur. Zooals van zelf spreekt moesten de werk- zaamheden van het bestuur in dit eerste jaar beperkt zijn. Een nog te klein ledental belet- te aanvankelijk de verwezenlij'kmg van plan- nen, die het bestuur in den loop der komen de jaren, wanneer het ledental zal zijn toe- genomen, ter hand zal kunnen nemen. Het bestuur requestreerde aan het college van B. en W. over 3 aangelegenheden be treffende respectievelijk de oude stadstim- merwerf en een daar geplaatst schoorsteen- stuk, betreffende een gevelstcen van het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis en betreffende de wapenschilden aan den voorgevel van het Stadhuis. Naar aanleiding van 2 dezer ge- melde requesten werd nog geen antwoord van het Gemeentebestuur ontvangen. In antwoord op het request betreffende het Ziekenhuis ontving het bestuur van het college van B. en W. een missive, bchelzend, dat B. en W. voorshands geen uitvoering kunnen geven aan het verzoek (nl.'plaatsing van een gevelsteen) omdat de aanhangige ziekenhuisplannen het sloopen van het tegen- woordige Stadsziekenhuis ten gevolge zou den kunnen hebben, van welke laatste mede- deeiing het bestuur niet zonder eenige be- zorgdheid kennis heeft genomen. Dank zij de bereidwilligheid van het col lege van B. en W. werd bericht ontvangen, dat vanaf 1 Januari 1927 de leden, dona teurs en fondateurs koitenloozen toegang zullen hebben tot het Museum te Alkmaar met uitzondering van daar g irganiseerde tentoons'tellingen, die niet van B. en W. uit- gaan, op vertoon van hunne lidmaatSchap- kaart, die tot persoonlijk bewijs van toegang strekt. Het bestuur is het college van B. en W. bijzonder erkentelijk voor dezen blijk van belangstelljng in de vereeniging Oud Alkmaar terwijl het bestuur hoopt, dat door dezen maatregel in de eerste plaats de be langstelling voor alles wat de geschiedenis van Alkmaar betreft nog zal toenemen en in de tweede plaats. dat een groei van het le dental het onmiddellijk gevolg hiervan zal zijn, nu immers door dezen maatregel het lidmaatschap voor zeer velen in aantrak- kingskracht gewonnen moet hebben. Op 19 Juli 1926 ontving de secretaris van het Dep. van Onderwijs, Wetenschap en Schoone kunsten de mcdedeeling, d'at bij kon. besluit van 16 Juni 1926 no. 85 dte ko- ninklijke goedkeuring op de statuten was verkregen zoodat de vereeniging rec h taper- .soonlij'kheid bezit. Het bestuur bestond sedert de oprichtings- vergadering uit de heeren jhr. H. van Foreest, mr. H. G. J. Maas Geesteranus, mr. M. Moens, mr. J. Belogne en mr. A. D. van Regteren Altena, van wie de eerste de benoeming tot voorzitter aannam. Aan den burgemeester van Alkmaar werd mededeeling gedaan van benoeming van ZEA. tot eerevoorzitter der vereeniging, en de secretaris mocht als antwoord op dit schrijven de mededeeling ontvangen dat bij den burgemeester geen bezwaren bestonden ding bracht. In wat ge toen deedt, trachttet ge met dgen levensgevaar zooveel mogelijk goed te maken en mij te bevrijden van den slechten man, in wiens macht gij mij gebracht had! Maar nu de pest. Het was uw schuld niet, dat ik die kreeg. Ik had ze reeds, toen ge mij hier bracht." „Dat doet er niet toe," zei hij. „Ik moest het herstellen, dat was ik mij zelf schuldig." „Ge waart het niet u zelf schuldig, uw le ven voor mij te wagen." „Mijn leven, mevrouw, is niet veel waard. Een misbruikt, mislukt leven heeft niet veel waarde. Het was wel het minste, dat ik u kon aanbieden." „Misschien," antwoordde zij zacht. „Maar het was ook het meeste, en, zooals ik gezegd heb, veel meer dan ge schuldig waart." „Dat vind ik niet. Maar het is niet de moei- te waard, er over te twisten." Hij hielp haar niet. Overtuigd van de ver- aehting, die haar woorden, hoe zacht ook, moesten versterken omdat hij wist, dat verachting het eenige was, wat hij verdiende nam hij haar woorden aan als uitdruk- king van een medelijdende dankbaarheid, die beleedigend was. Hij stond voor haar, in een stemming der grootste nederigheid, overstelpt als hij was door het bewustzijn van zijn on- waardigheid. Maar zonder het te weten of te vermoeden, had hij zijn nederigheid in trots gehuld. Zijn grootste wensch was, een onder- houd te eindigen, dat niets dan een bron van smart voor hem zijn kon. Maar zij hieRj hem op, en hield vol in .wat om deze benoeming te aanvaarden. Aan de burgemeesters der omiiggende ge- meenten werd een circulaire gericht met het verzoek als correspondent van de vereeniging te willen optreden en aan het bestuur mede deeling te willen doen, wanneer in de betrok- ken gemeenten monumenten van historisch belang zouden worden bedreigd. Van een enkelen burgemeester kwam een antwoord in bevestigenden zin binnen. Het bestuur ontving dezen zomer een uit noodiging tot bijwoning van het te Enkhui- zen door het West Friesch Genootschap al- daar georganiseerde feest. Door vacantie- omstandigheden was tot hun grooten spijt geen der bestuursleden in de gelegenheid aldaar tegenwoordig te zijn. Aan het slot van dit jaarverslag moge er op gewezen worden, dat al heeft" het be stuur zijn werkzaamheid nog moeten beper ken toch de toekomst niet donker behoeft te worden ingezien. De grondslagen van ver- dere activiteit werden gelegd en zeker zullen pogingen om op den gceden weg voort te gaan kans van slagen hebben, indien een ieder dien het verleden van Alkmaar en het behoud van de in vroeger eeuwen daar ont- stane schoonheid ter harte gaat naar zijn beste krachten met het bestuur wil samen- werken. Dat er behoeft bestaat aan het be- sfaan van een vereeniging als Oud Alkmaar, blijkt hieruit, dat leden in een niet al te go ring aantal reeds dadelijk werden geworven. Aan den anderen kant ziet het bestuur .j,i taak met te lie tit in. In den loop van dit jaar onderging het aspect van Oud Alkmaar eenige wijzigingen, die alien wel niet de al- lerbelangrijkste historische monumenten be- troffen, maar toch betrekking hadden op panden van eenige historische of architecto- nische imiportanue, terwijl het bestuur mach- temos deze schennis heeft moeten aanzien. Machteloos, omdat van de schennis eerst bleek wanueer het kwaad al gedaan was of omdat de financien ontbraken om tot een be- vredigende oplossing te komen. Ten einde aan net eerste euvel tegemoet te komen is het noodzakelijk, dat bet bestuur zich verze- kerd weet van den steun der burgerij, die door tijdige mededeeling aan het bestuur, wanneer schennis dreigt, veel kan voorko- men, wat anders niet meer te terhinderen is. Het tweede euvel zal door propaganda door bestuur en leden in den loop der vo gende ja ren moeten worden opgeheven, terwijl even- eens de creatie van een apart fonds door het bestuur wordt overwogen. Ten slotte zij nog dank gebracht aan den eerevoorzitter voor zijn zeer gewaardeerde medewerking waardoor de bestuursvergade- ringen in het stadhuis te Alkmaar bonder, plaats vindn en aan het bestuur van de V. V. V. te Alkmaar, die haar kamer in het Waaggebouw te Alkmaar voor de algemee- ne vergadering beschikbaar stelde. GEWESTELIJKEN BOND „HET MOBILISATIEKRUIS." Onder presidium van Mr. H. JudeW. van Bergen, werd Vrijdagavond 8 uur een ver gadering gehouden in „De Nachtegaal' van den Gewestelijken Bond ..Het Mobilisatie- Kruis". De voorzitter opende de vergadering met een welkomstwoord aan de heeren, die aan de uitaoodliging gehoor hadden gegeven en speciaal aan den heer de Vries, secretaris van het Centraal Hoofdbestuur. Bericht van verhmdering was ingekomen van burgemeester Mididelhof uit Hoog- karspel, burgemeester Bosma uit Enknuizen Van Zijll Langhaus, Purmerend, de Vries Zaandam en Handenberg, Medemtohk. hij haar wreede menschlievendheid noemde. „Het herstel, dat gij gemaakt hebt, is ten minste wel zeer volledig." „Het zou me een troost zijn, het u te hooren zeggen, als ik u gelooven kon," antwoordde hij brommig, en daarmee had hij willen heengaan, maar zij hield hem weer tegen met haar woorden. „Waarom zoudt ge mij niet gelooven? Waarom zou ik anders dan oprecht zijn in mijn verlangen, om u te danken?" Hij keek haar eindelijk aan, en in zijn oogen zag zij iets weerkaatsen van de pijn die hij leed. „0, ik geloof wel, dat ge hierin oprecht zijt. Ge wenscht mij te danken. Dat is na- tuurlijk, vermoed ik. Ge dankt me, maar ge veracht me. Uw dankbaarheid kan uw verach ting niet verminderen. Het is niet mogelijk." „Zijt ge daar zoo zeker van," vroeg zij hem zacht, en haar oogen stonden zeer droe- vig. „Zeker? Hoe kan ik anders zijn? Wat is anders mogelijk? Veracht ik mij zelf niet en walg ik niet van mijzelf? Ben ik mij niet be- wust van mijn schande, dat ik mij zelf zou wijs maken, dat ook maar een gedeelte er van u kan ontsnappen?" „Zeg dat niet," zei ze. „0, zeg dat niet!" Maar in haar droevig gelaat las hij slechts de bevestiging van hetgeen zij zwak trachtte te ontkennen (Wordt vervolgd) "nfflBifliiHKimiiiiiiiiimiiiniiniiuuHniiniiiuiiiniiniinniiiiiniiiiimniiiiiinimiiiiinniiiiiiiinimHuiiiiiiiuioiiiinuiuiiiuiiiinnmiiiiimiiiinnniiniimmnK'jiiiuiiniJiauKmraniHcinHiiiiiuuiuae- ■niiiRniHiiumiiiRiiiiHriHiiiiiiHiumiiiiiHiiiniinimiinnnntiiiiniiinniiUHiiuiffliniiinnammansainniiiimiiiniimininniimiriiiiiniimmmHuniiiiiiniiiiiHiiHniniimHiiniiniKinimmiiumiDiB ALS ER TIJD IS, BIJ UITSTEK GESCHIKT VOOR HET MEER BEKEND MAKEN VAN UW ZAAK OF UWE ARTIKELEN, DAN IS HET ZEER ZEKER WEL DE TIJD VOOR EN NA KERSTMIS. ZOU DIT VOOR DE NOG NIET ADVERTEERENDE ZAKENMENSCHEN NU GEEN PRACHTIGE GELEGENHEID ZIJN, OM HET MET EEN PAAR PLAATSINGEN TE PROBEEREN? WIJ WETEN ZEKER, DAT ZIJ NA EEN PAAR MALEN ZEGGEN: „HAD IK HET MAAR EERDER GEDAAN".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1926 | | pagina 5