Alkmaarsche Gsurant
Een speelbal der fortuin.
Nieuwiaarswenschen.
FEU1LLET0N.
Dinsdag 14 December
Loodensch aanteekenhoek.
■WBmmmmmmmmmmmmmmmKmammmmmmmBmr
KERSTMIS, OUDEJ AAR.NIEUWJAAR!
ADVERTEERT
IN DE ALKMAARSCHE COURAN7
No. 294 1926
Hontiem Acfit en Twintigsti Jaargang,
IN HET NUMMER, DAT VRIJDAO
31 DECEMBER VERSCHIJNT, ZAL
WEDEROM GELEGENHEID BESTAAN
TOT HET PLAATSEN VAN NIEUW-
JAARSWENSCHEN a 50 CENT a CON-
TANT.
DE DIRECTIE.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Aanwezig aan het Bureau van palitie,
Langestraat en aklaar te bevragen op alle
werkdagen tusschen 11 en 1 uur, de navol-
gende voorwerpen als gevonden gedeponeerd
Op: 8, 9, 10, 11 en 12 December 1926: dop
van een bel, kindertaschje inh. spiegel, H. B.
S. agenda, grijze pet, zweep, damesportem.
inh 1, fietsbel.
Aanwezig en te bevragen bij le navolgen-
de ingezetenen, onderstaande voorwerpen, als
gevonden aangegeven op: 8, 9, 10, 11 en 12
December 1926: goudenringetje, R. v. d.
Meer, Oudegracht 164; zak, L. Schats, Mo-
lenkade 46; broclije, S. Landman, Polder-
straat 17; dameshandschoenen, L. Mulder,
Liefdelaan 34kinderhantischcen, J.' v. Dijk,
Huigbrouwerstr. 5; spoorstok van een wagen,
P. Has, Schermerweg 92; zak eierkolen, P
Kooij, Nieuwlandersingel 69, nagelschaartje
in etui, N. Nelis, Rijksstraatweg 3, Heiloo;
blauw befje, L. Boon, Laat 119; handmof,
J. den Engelsman, 2e Landdwarsstr. 40;
belastingplaatje in etui, Genefaas, Geesters.
40; 2 kaasdekken, H. Groot, St. Jozefstr 12;
zwarte kinderportemonnaie met inhoud, M.
Threse, Druivenlaan 29; vulpenhouder, H.
Spanjaard, Langestraat 88, grijze pet; J. de
Haas, Molenkade 42; 2 zilverbons, D. Blok-
dijk, Overdiestr. 27; gymschoentje, J. Verha-
fen, Overdiestraat 13; smeerdop van auto,
Hulstkamp, Verl. Landstraat 21.
J Van onze Londenschen Correspondent.
Motors en voetgangers.
Het is weer voor het Londensch verkeer,
zijn dooden, gekwesten, zijn moedijkheden
dat ik uw aandacht meet vragen; en ik za!
het waarschijnlijk nog vaak moeten herhalen
Een commissie van het Londensch graaf-
schapsbestuur (het wemelt van commissies,
die zich bezig houden met verkeervraagstuk-
ken) heeft juist weer een rapport uitgegeven.
dat den toestand ontstellend genoeg voor-
stelt. Deze commissie heeft de zaak ditmaal
eens bezien van het standpunt van den voet-
ganger, al heeft zij dat van den bestuurder
niet geheel veronachtzaamd. De bestuurder
veroorzaakt vaak ongelukken; maar niet zel-
den wordt hij zelf meteen slachtoffer; en het
komt herhaaldelijk voor. dat een ongeluk in
eerste instantie is toe te schrijven aan een
dwalend voetganger. In de woorden van het
rapport: Door onvoortichtigheid bij het over-
steken van den rijweg is de voetganger vaak
de oorzaak van een onsreluk; en in eenige ge-
vallen moet hij even zeer verantwoordelijk
gesteld als de bestuurder van het motorvoer-
tuig.
In 1925 werden in het gebied van „Grooter
Londen" (omvattend London en al zijn voor-
steden) 853 personea door het verkeer ge
dood en 40173 gewond. Indien de verwoesting
aan lijf en leden dit jaar op denzelfden voel
wordt voortgezet als in de eerste negen maan
den het geval was, dan zuden de cijfers van
1925 nog aanzienlijk worden overt r of fen. In
de eerste negen maanden van 1926 zijn er
reeds weer 710 dooden gevallen. Driekwart
der slachtoffers bestaat nit voegangers, de
rest uit wielrijders en bestuurders van voer
tuigen. De genoemde commissie bespreekt de
vraag hoe deze gevaren van de straat kunnen
worden verminderd. Zij stelt vast, dat de hou-
ding der meeste slachtoffers de moeilij'kheder.
van het vraagstuk verhoogt. De stadsautori-
teiten hebben sinds lang op drukke verkeers-
punten „subways" laten maken, ondergrond-
sche gangen waarlangs de voetgangers veihg
den anderen kant van een straat kunnen be-
reiken. En zij gaan met dat dure werk nog
steeds voort in hun zorg voor den voetgan-
{er. Maar de ervaring heeft geleerd, dat de
ondenaars, als de meeste menschen, gevaar
en risico het zout des levens achten en deze
liever trotseeren op den drukken rijweg dan
een paar trappen op en af te gaan en in een
korten gang onder den rijweg tegen alle
aanrijding beschermd te zijn. Waar geen
„subways" zijn, gaat men nu op sommige
arukfce punten borden plaatsen ter aanwij-
zing van plaatsen, waar de voetgangers het
best de straat over kunnen gaan. Dit is nog
slechts een proef; en men zal moeten afwach-
ten in hceverre de burger, die ook hier sterk
doordrongen is van den ouden stelregel: „de
weg is vrij", aan zulke aanwijzingen gevolg
zal geven. De vrije Engelschman laat zicn
al evenmin als de vrije Nederlander iets voor-
schrijven, en een lange en pijnlijke periode
van leering zal wellicht noodig zijn," voordat
hij zijn vrij'heid op den weg zal willen prijs-
geven. De genoemde rapporteurs zijn er lang
niet zeker van dat zooals men geneigd zou
zijn te verwachten de toename van het aan-
tal ongelukken den zin voor zelfbehoud in de
ze generatie zal aanwakkeren. En toevalliger-
wijs komen zij op hetzelfde chapiter, dat ik
een maand geleden in een brief over de „Sa
fety F.rsF'-beweging aanroerde; zij sprekeri
de hoop uit, dat de komende generatie opge-
groeid temidden van het gevaar, meer weg-
instinct zal blijken te bezitten en de doodende
wielen' zal weten te ontwijken. Veel vertrou-
wen heeft men er echter niet in, op grond
van de ingeboren begeerte van voetgangers
zoowel als van bestuurders risico te nemen
Hoewel de commissie er b'.ijkbaar niet veei
van verwacht, stelt zij niettemin maatregelen
voor, die kunnen leiden tot vermindering van
het aantal straatongelulcken. Er is niet veel
n euws in die voorstellen. Men heeft ze al
vroeger en herhaaldelijk gehoord. Het rap
port zinspeelt op het strafbaar stellen van
voetgangers. die de straat gebruiken met ge
vaar voor de openbare veiligheid zooals
nu reeds lang automobilisten voor zulk een
feit strafbaar worden gesteld; maar een
rechtstreeksch voorstel in dien zin wordt niet
gedaan. Het wil snelheidsmaxima handhaven
(In tegenstelling met de nieuwe aanhangige
wet, die ze wil afschaffen). Meer vlucht-
eilandjes in de straten is een gebiedende
eisch; en het rapport verwacht veel van die
proef betreffende vaste punten, waar voetgan
gers leunnen oversteken. Men voorziet tenslot-
te, dat de toestand slechts van kwaad tot er-
ger kan worden, indien niet gauw maatrege
len worden genomen om het aantal voertui-
gen op straat te beperken. Hoe men zich dat
voorstett te doen wordt er in het rapport niet
bij gezegd, maar men oppert het clenkbeelc.
een conferentie van deskundigen bijeen te roe-
pen, die nu tooh werkeliik eens spijkers met
koppen moet gaan slaan.
De kinderen in den wolfskuil.
Het schijnt wel dat alle verdichtsel ontleend
is aan de werkelijkhe d en dat het zelfs vaak
waarheid is of op waarheid berust. De legen-
de verhaalt, dat de tweeling-broeders Romu
lus en Remus, stichters van Rome, in hun
prilste jeugd in het leven werden gehouden
dodr een wolvin, die hen zoogde. Rudyard
Kipling heeft in zijn Jungle Book" een ver-
haal gegeven van een jongen, Mowgli, die
toen zijn ouders vluchtien voor het geluid van
een wild dier in de wildernis en den zuigeling
in den steek lieten door woiven, hun lip
pen gekruld om hun scheroe tanden, in hun
hoi werd gedragen en in het leven gehouden.
Mowgli werd kind van de wildernis, kreeg de
kracht en het instinct van dieren en sloof
vriendschap met slangen en beren. Want
kronkelde Kaa. de groote slang, zich niet om
zijn lichaampje heen en knelde hij het niel
om de spieren sterk te maken? Mowgli had
maar een vijand. Shere Khan den tiiger, dien
hij met zijn menschelij'k vernuft en met be
hulp van kudden buffels, opgejaagd door zijn
pleegouders, het wolvenpaar, in een ravijn
liet vertrappen.
Uit de Romefneehe legende en uit Kipling's
verhaal verdwijnt de onv/aarschijn'ijkheid
wanneer men juist heeft gehoord, dat een
geestelijke (en pleegvader van een zickenhuis
in een plaatsje in Bengalen, Britsch-Indie),
een dertienjarig inlandsch meisje in zijn in
ric'nting heeft, die de eerste acht jaar van
haar leven in een wolfshol heeft doorge-
bracht. Het schijnt dat men aan de juistheid
van dit geval niet behoeft te twijfelen. Vijf
jaar geleden schrokken inlanders in het woud,
die bezig waren hout te sprokeklen, van het
gezlcht van twee paar oogen, .kijkend uit een
kuil en verdwijnend in het duister van het
gat, toen de oogen die van de inlanders ont-
moetten Vrees en bijgeloof weerhielden de
mannen 'n nader onderzoek in te stellen. Maar
toen zij in de oogen menschenoogen meenden
te herkennen, in menschenhoofden met lang
haar, verzamelden zij moed en togen met zes-
tien man aan het graven. Al spoedig spron-
gen twee nijdige woiven uit het gat. Het man-
netje vluchtte het woud in, het vrouwtje bleef
grommend en dreigend rondwaren en werd
met een pijl gedood. De mannen groeven ver-
der en vonden het wolfhol, met twee welpen
en twee inlandsche meisjes, een van acht en
een van twee jaar, die over elkaar lagen, als
jonge dieren. Zij waren uiterst verzwakt en
vol zweren. De jongste stierf, de oudste werd
naar den pleegvader van het genoemde whes-
Naar het Engetsch van Rafael. Sabatmi.
Geautoriseerde vertaling van A. T.
65
^en plotselinge ingeving volgend, verliet
Dr. Beamish de kamer, en klom de trap weer
op ofschoon hij niet veel tijd en veel pa-
tienten had. Juffrouw Dallows met een bood-
schap naar de keuken sturend, bleef hij vijf
minuten alleen met juffrouw Sylvester. Dat
was de naam, waaronder hij haar kende, den
naam, waarmede zij zich bij den dokter en
de verpleegster bekend had gemaakt. Of het
een gevolg was van wat hij haar in die vijf
minuten gezegd had, of dat er andere invloe-
den aan het werk waren, binnen een uur na
het vertrek van den dokter, kwam juffrouw
Dallows met een boodschap bij Holies, dat
juffrouw Sylvester opgestaan was en hem
wenschte te spreken.
De oogen van die vriendelijke verpleegster,
door zorg verschcpt, zagen hem bleek wor
den en bleven bij die boodschap. Zijn eerste
ingeving was, er geen gehoor aan te geven.
Maar voordat hij eenig antwoord gaf, liep hij
even op en neer in die donkere kamer. Toen
zei hij met een zucht van gelatenheid, dat hij
gaan zou. Juffrouw Dallows opende de deur
en hield die voor hem open, terwijl zij tactvol
hem niet volgde.
Hij was gewasschen en geschoren, behoor-
lijk gekleed, en zijn lang, goed gekamd, goud-
bruin haar hing in lange, losse krullen over
den sneeuwwitten kraag, dien juffrouw Dal
lows tijd gevonden had, voor hem te was-
schen en te strijken Zoo was hij niet meer de
onverzorgde verschijning, die hij geweest was
toen juffrouw Sylvester hem het laatst gezien
had. Maar er lag een trek van groote moede-
loosheid om zijn mond, een diepe droefheid
in zijn oogen, die door niets verlicht kon wor
den.
Hij vond juffrouw Sylvester bij het open
raam zitten, waar hij zelf het grootste deel
van die vijf dagen en zes nachten gezeten
had, toen hij zoo zonder ophouden over haar
gewaakt had, om den hongerigen dood van
liaar kussen weg te houden. Zij zat op een
grooten stoel, dien juffrouw Dallows voor
haar had klaargezet, met een kleed over haar
knieen. Zij was heel bleek en zwak, maar dit
scheen haar lieftalligheid nog grooter te ma
ken. Zij droeg dat ivoorwitte kleed, waarin zij
naar dit slechte huis gedragen was, en haar
kastanjebruin haar was met zorg opgemaakt
en met een snoer parels versierd. Haar oogen
schenen donkerder blauw dan gewoonlijk,
misschien omdat ze door haar ziekte dieper
lagen. En er was nog meer in haar veran-
derd, dat alles bij elkander haar scheen te ver-
geestelijken, zoodat het Holies scheen, dat zij
iets van haar verloren kindsheid, van haar
verloren jeugd had weergekregen, en minder
leek op Sylvia Farquharson, de aangebedea
huls gebracht. Het meisje Hep op handen en
voeten. De nagels van haar vmgers en teenen
waren diik en lcrom gegroeid. Zij bradit zoo
nu en dan een keelgeluid voort, dat op blaf-
fen geleek. Zij scheurde kleeren, die men haar
aantrok, van haar lichaam en zocht niet het
gezelschap van andere kinderen, maar dat
van koeien, vogels en andere dieren. Het
heeft drie jaar geduurd voordat men haar
had afgeleerd te ,,blaffen" en vier jaar voor
dat men haar had afgeleerd op handen en
voeten te loopen. Na vijf jaar opvoeding is
zij de sporen van haar achtjarig leven onder
de woiven nog niet kwijt. Het is een zware
taak haar menschelij'k verstand en haar
menschelijke manieren en gedragingen te
doen zegevieren over het dierlijk instinct en
de in de wildernis aangeleerde gewoonten
Het is een sterk geval van den invloed van
omgeving op de vorming van een menschelijk
schepsel. Intusschen is het kind hu al zoo ver,
dat zij een vijf-en-dertig woorden bent en
hapr pleegvader heeft alle hoop, dat hij dit
wolvenkind, dat er uiterlijk al normaal uitziet,-
ook geestelijk normaal zal kunnen maken Het
klimkt ongelooflijk. Maar de pleegvader ?n
een bisschop in Calcutta, die de bijzonderhe-
den van dit geval terdege hebben onderzocht,
staan voor de juistheid er van in.
Plastische Chirurgie.
Wat is plastische chirurgie? Het is een
van de nieuwste dwaasheid in dat thans zoo
bloeiende bedrijf der schoonheidscultuur voor
vrouwen. In de Vereenigde Staten tot ontwik-
keling gekomen, is „plastische chirurgie"
thans ook in Erigeland beschikbaar voor dat
slag van vrouwen, dat de hoogste waarde
hecht aan het gangbare silhouet, en aan
haar verschijning in het algemeen. Volgens
de verhalen dankt deze nieuwe schoonheids-
behandeling haar oorsprong en Snellen bloei
aan het succes, waarmede de „chirurgen" de
middelmaat van een Amerikaansche actrice
verkleinden en haar bevrijdden van 25 kilo
gram overbodig bindweefsel. Het schijnt dat
een vrouw (en een man eventueel ook; maar
het sterke geslacht doet er nog niet aan)
thans door middel van de plastische chirurgie
van het hoofd tot de voeten kan worden ver-
vormd tot elk gewenscht model. De actrice
voornoemd had zich aangeboden voor het ver-
vullen van een rol als badende schoone in
een New-Yorksche revue; maar men kon haar
de rol niet opdragen, cmdat haar properties
te cmvangrijk waren. Geen nood, de plasti
sche chirurg zou haar wel opknappen; en
slaagde er inderdaad in haar omtrekken te
modelleeren tot die van de Venus van Milo
(die toch eigenlijk voor den smaak van de
moderne vrouw wel wat te fiksch van lijf en
leden is). Hoe het zij, middels, heupen, armen
en beenen kunnen nu met behulp van de plas
tische chirurgie tot een minimum worden te-
ruggebracht. En men kan den dag tegemoet-
zien, dat de modieuze vrouw (moge de hemel
ons ncchtans voor dit absurde sghepsel bewa-
ren) naar haar plastischen chirurg zal gaan.
zijn modellen-catalogus zal kunnen inzien en
het model zal kunnen uitpikken, dat haar het
best aanstaat.
Londen, 7 December 1926.
Stagjsniewws
JAARVERSLAG VAN DE VEREENI-
GING OUD ALKMAAR.
De secretaris der Vereeniging, de heer A.
D. van Regteren Altena schrijft ons:
Nadat op 10 December 1925 in het Stad-
huis te Alikmaar de Vereeniging Oud Alk-
maar was opgericht lag het allereerst voor
de hand, dat door het Bestuur de propagan
da ter harte genomen werd, ten einde leden
voor de nieuw-geboren vereeniging te win-
nen.
Voor dat doel werden circul aires gedrukt
en rond gezonden aan diegenen hier ter ste-
de, van wie verwacht kon worden, dat zij
voor het doel der vereeniging zouden voelen.
In de tweede plaats meende het bestuur m
overeenstemiming met de daaromtrent ter op-
rich tersvergadtering gebleken wensch een le-
zing te moeten organiseeren ten einde op die
wijze bclangstelling voor het behoud van
Oud Alkmaar en de bestudeering van haar
geschiedenis te wekken.
Hiervoor werd aangezocht de heer Dr. H.
E. van Gelder, directeur van het Gemeente-
Museum te 's-Gravenhage zelf Oud-Alk-
maarder, die de uitnoodiging van het be
stuur aannam en daarop in Februari 1926
voor een zeer goed bezette zaal in het stad-
huis zijn lezing hield over Oud Alkmaar.
Bij deze lezing werden lichtbeelden ver-
toond, daartoe uit die collectie van wijlen Mr.
K. A. Cohen Stuart welwillend door mevr.
dfe wed. Cohen StuartWichers afgestaan,
waartoe haar hier nogmaals de dank van
het bestuur mag worden betuigd.
Het bestuur meende door de groote op-
komst te mogen aannemen, dat in Alkmaar
belangstelling bestond voor de vereeniging.
tooneelspeelster, en meer op Nancy Sylvester,
die hij zoo goed gekend en zoo liefgehad had.
Zij keek onderzoekend naar hem op, toen hij
binnentrad, daarna weer door het open ven-
ster in het brandende zonlicht, dat de bijna
ledige straat vei"schroeide.
Hij sloot de deur, kwam een paar stappen
vooruit, en blee; toen staan.
„U hesbt om me gestuurd," zei hij, „anders
zou ik niet gewaagd hebben, te komen." En
hij stond nu als een knecht, die op bevelen
wacht.
Haar wangen kregen een beetje kleur. Een
van haar slanke, spitse handen, die in dien
tijd bijna doorschijnend waren geworden,
plukte zenuwachtig aan het kleed over haar
knieen. Weinig op haar gemak als ze was,
klonken haar woorden, ondanks haar zelf,
hoogdravend en vormelijk.
„Ik heb om u gezonden mijnheer, om mij
te kwijten van de groote schuld, waarin ge
mij gebracht hebt; om u te danken voor uw
zorg voor mij, voor het verwaarloozen van
uw eigen gevaar, door mij op te passen,
kortom, mijnheer, voor mijn leven, dat zonder
u verloren zou zijn geweest" Zij keek hem
plotseling aan, toen zij ophield, waarop hij
zijn oogen naar het zonlicht wendde, om den
ondraaglijken blik van haar oogen te ontwij
ken, die als saffieren schitterden.
„Ge zrijt mij geen dank schuldig in het
geheel niet," zei hij, en zijn stem lclonk bijna
grof. „Ik trachtte slechts het kwaad dat ik
gedaan had, ongedaan te maken."
„Datdat was voordat de pest mij red-
Van deze belangstelling bleek ook door de
ingevuide inteekenbiljeten, die inkwamen als
gevolg van de rondgezonden circulaires.
Bovendien deden verschillende zusiervercen:-
gingen, waarvan genoemd mogen wordeh de
Vereeniging Oud Hoorn te Hoorn, het West-
Friesch Genootschap, de Vereeniging Am-
stelodamum te Amsterdam, de Vereeniging
Heemschut, en het Kon. Oudheidkundig Ge
nootschap van hun belangstelling blijken,
terwijl de meeste dier vereenigingen toezeg-
den door de toezending hunner publicaties
van hare blijvende belangstelling te getuigen.
Het ledental bedraagt hans W^gewone le
den, 14 donateurs en 1 fondateur.
Zooals van zelf spreekt moesten de werk-
zaamheden van het bestuur in dit eerste jaar
beperkt zijn. Een nog te klein ledental belet-
te aanvankelijk de verwezenlij'kmg van plan-
nen, die het bestuur in den loop der komen
de jaren, wanneer het ledental zal zijn toe-
genomen, ter hand zal kunnen nemen.
Het bestuur requestreerde aan het college
van B. en W. over 3 aangelegenheden be
treffende respectievelijk de oude stadstim-
merwerf en een daar geplaatst schoorsteen-
stuk, betreffende een gevelstcen van het Onze
Lieve Vrouwen Gasthuis en betreffende de
wapenschilden aan den voorgevel van het
Stadhuis. Naar aanleiding van 2 dezer ge-
melde requesten werd nog geen antwoord
van het Gemeentebestuur ontvangen.
In antwoord op het request betreffende
het Ziekenhuis ontving het bestuur van het
college van B. en W. een missive, bchelzend,
dat B. en W. voorshands geen uitvoering
kunnen geven aan het verzoek (nl.'plaatsing
van een gevelsteen) omdat de aanhangige
ziekenhuisplannen het sloopen van het tegen-
woordige Stadsziekenhuis ten gevolge zou
den kunnen hebben, van welke laatste mede-
deeiing het bestuur niet zonder eenige be-
zorgdheid kennis heeft genomen.
Dank zij de bereidwilligheid van het col
lege van B. en W. werd bericht ontvangen,
dat vanaf 1 Januari 1927 de leden, dona
teurs en fondateurs koitenloozen toegang
zullen hebben tot het Museum te Alkmaar
met uitzondering van daar g irganiseerde
tentoons'tellingen, die niet van B. en W. uit-
gaan, op vertoon van hunne lidmaatSchap-
kaart, die tot persoonlijk bewijs van toegang
strekt. Het bestuur is het college van B. en
W. bijzonder erkentelijk voor dezen blijk
van belangstelljng in de vereeniging Oud
Alkmaar terwijl het bestuur hoopt, dat door
dezen maatregel in de eerste plaats de be
langstelling voor alles wat de geschiedenis
van Alkmaar betreft nog zal toenemen en in
de tweede plaats. dat een groei van het le
dental het onmiddellijk gevolg hiervan zal
zijn, nu immers door dezen maatregel het
lidmaatschap voor zeer velen in aantrak-
kingskracht gewonnen moet hebben.
Op 19 Juli 1926 ontving de secretaris van
het Dep. van Onderwijs, Wetenschap en
Schoone kunsten de mcdedeeling, d'at bij
kon. besluit van 16 Juni 1926 no. 85 dte ko-
ninklijke goedkeuring op de statuten was
verkregen zoodat de vereeniging rec h taper-
.soonlij'kheid bezit.
Het bestuur bestond sedert de oprichtings-
vergadering uit de heeren jhr. H. van
Foreest, mr. H. G. J. Maas Geesteranus,
mr. M. Moens, mr. J. Belogne en mr. A. D.
van Regteren Altena, van wie de eerste de
benoeming tot voorzitter aannam.
Aan den burgemeester van Alkmaar werd
mededeeling gedaan van benoeming van
ZEA. tot eerevoorzitter der vereeniging, en
de secretaris mocht als antwoord op dit
schrijven de mededeeling ontvangen dat bij
den burgemeester geen bezwaren bestonden
ding bracht. In wat ge toen deedt, trachttet
ge met dgen levensgevaar zooveel mogelijk
goed te maken en mij te bevrijden van den
slechten man, in wiens macht gij mij gebracht
had! Maar nu de pest. Het was uw schuld
niet, dat ik die kreeg. Ik had ze reeds, toen
ge mij hier bracht."
„Dat doet er niet toe," zei hij. „Ik moest
het herstellen, dat was ik mij zelf schuldig."
„Ge waart het niet u zelf schuldig, uw le
ven voor mij te wagen."
„Mijn leven, mevrouw, is niet veel waard.
Een misbruikt, mislukt leven heeft niet veel
waarde. Het was wel het minste, dat ik u
kon aanbieden."
„Misschien," antwoordde zij zacht. „Maar
het was ook het meeste, en, zooals ik gezegd
heb, veel meer dan ge schuldig waart."
„Dat vind ik niet. Maar het is niet de moei-
te waard, er over te twisten."
Hij hielp haar niet. Overtuigd van de ver-
aehting, die haar woorden, hoe zacht ook,
moesten versterken omdat hij wist, dat
verachting het eenige was, wat hij verdiende
nam hij haar woorden aan als uitdruk-
king van een medelijdende dankbaarheid, die
beleedigend was. Hij stond voor haar, in een
stemming der grootste nederigheid, overstelpt
als hij was door het bewustzijn van zijn on-
waardigheid. Maar zonder het te weten of te
vermoeden, had hij zijn nederigheid in trots
gehuld. Zijn grootste wensch was, een onder-
houd te eindigen, dat niets dan een bron van
smart voor hem zijn kon.
Maar zij hieRj hem op, en hield vol in .wat
om deze benoeming te aanvaarden.
Aan de burgemeesters der omiiggende ge-
meenten werd een circulaire gericht met het
verzoek als correspondent van de vereeniging
te willen optreden en aan het bestuur mede
deeling te willen doen, wanneer in de betrok-
ken gemeenten monumenten van historisch
belang zouden worden bedreigd. Van een
enkelen burgemeester kwam een antwoord in
bevestigenden zin binnen.
Het bestuur ontving dezen zomer een uit
noodiging tot bijwoning van het te Enkhui-
zen door het West Friesch Genootschap al-
daar georganiseerde feest. Door vacantie-
omstandigheden was tot hun grooten spijt
geen der bestuursleden in de gelegenheid
aldaar tegenwoordig te zijn.
Aan het slot van dit jaarverslag moge er
op gewezen worden, dat al heeft" het be
stuur zijn werkzaamheid nog moeten beper
ken toch de toekomst niet donker behoeft te
worden ingezien. De grondslagen van ver-
dere activiteit werden gelegd en zeker zullen
pogingen om op den gceden weg voort te
gaan kans van slagen hebben, indien een
ieder dien het verleden van Alkmaar en het
behoud van de in vroeger eeuwen daar ont-
stane schoonheid ter harte gaat naar zijn
beste krachten met het bestuur wil samen-
werken. Dat er behoeft bestaat aan het be-
sfaan van een vereeniging als Oud Alkmaar,
blijkt hieruit, dat leden in een niet al te go
ring aantal reeds dadelijk werden geworven.
Aan den anderen kant ziet het bestuur
.j,i taak met te lie tit in. In den loop van dit
jaar onderging het aspect van Oud Alkmaar
eenige wijzigingen, die alien wel niet de al-
lerbelangrijkste historische monumenten be-
troffen, maar toch betrekking hadden op
panden van eenige historische of architecto-
nische imiportanue, terwijl het bestuur mach-
temos deze schennis heeft moeten aanzien.
Machteloos, omdat van de schennis eerst
bleek wanueer het kwaad al gedaan was of
omdat de financien ontbraken om tot een be-
vredigende oplossing te komen. Ten einde
aan net eerste euvel tegemoet te komen is
het noodzakelijk, dat bet bestuur zich verze-
kerd weet van den steun der burgerij, die
door tijdige mededeeling aan het bestuur,
wanneer schennis dreigt, veel kan voorko-
men, wat anders niet meer te terhinderen is.
Het tweede euvel zal door propaganda door
bestuur en leden in den loop der vo gende ja
ren moeten worden opgeheven, terwijl even-
eens de creatie van een apart fonds door het
bestuur wordt overwogen.
Ten slotte zij nog dank gebracht aan den
eerevoorzitter voor zijn zeer gewaardeerde
medewerking waardoor de bestuursvergade-
ringen in het stadhuis te Alkmaar bonder,
plaats vindn en aan het bestuur van de
V. V. V. te Alkmaar, die haar kamer in het
Waaggebouw te Alkmaar voor de algemee-
ne vergadering beschikbaar stelde.
GEWESTELIJKEN BOND
„HET MOBILISATIEKRUIS."
Onder presidium van Mr. H. JudeW. van
Bergen, werd Vrijdagavond 8 uur een ver
gadering gehouden in „De Nachtegaal' van
den Gewestelijken Bond ..Het Mobilisatie-
Kruis".
De voorzitter opende de vergadering met
een welkomstwoord aan de heeren, die aan
de uitaoodliging gehoor hadden gegeven en
speciaal aan den heer de Vries, secretaris
van het Centraal Hoofdbestuur.
Bericht van verhmdering was ingekomen
van burgemeester Mididelhof uit Hoog-
karspel, burgemeester Bosma uit Enknuizen
Van Zijll Langhaus, Purmerend, de Vries
Zaandam en Handenberg, Medemtohk.
hij haar wreede menschlievendheid noemde.
„Het herstel, dat gij gemaakt hebt, is ten
minste wel zeer volledig."
„Het zou me een troost zijn, het u te hooren
zeggen, als ik u gelooven kon," antwoordde
hij brommig, en daarmee had hij willen
heengaan, maar zij hield hem weer tegen met
haar woorden.
„Waarom zoudt ge mij niet gelooven?
Waarom zou ik anders dan oprecht zijn in
mijn verlangen, om u te danken?"
Hij keek haar eindelijk aan, en in zijn
oogen zag zij iets weerkaatsen van de pijn
die hij leed.
„0, ik geloof wel, dat ge hierin oprecht
zijt. Ge wenscht mij te danken. Dat is na-
tuurlijk, vermoed ik. Ge dankt me, maar ge
veracht me. Uw dankbaarheid kan uw verach
ting niet verminderen. Het is niet mogelijk."
„Zijt ge daar zoo zeker van," vroeg zij
hem zacht, en haar oogen stonden zeer droe-
vig.
„Zeker? Hoe kan ik anders zijn? Wat is
anders mogelijk? Veracht ik mij zelf niet en
walg ik niet van mijzelf? Ben ik mij niet be-
wust van mijn schande, dat ik mij zelf zou
wijs maken, dat ook maar een gedeelte er van
u kan ontsnappen?"
„Zeg dat niet," zei ze. „0, zeg dat niet!"
Maar in haar droevig gelaat las hij slechts
de bevestiging van hetgeen zij zwak trachtte
te ontkennen
(Wordt vervolgd)
"nfflBifliiHKimiiiiiiiiimiiiniiniiuuHniiniiiuiiiniiniinniiiiiniiiiimniiiiiinimiiiiinniiiiiiiinimHuiiiiiiiuioiiiinuiuiiiuiiiinnmiiiiimiiiinnniiniimmnK'jiiiuiiniJiauKmraniHcinHiiiiiuuiuae-
■niiiRniHiiumiiiRiiiiHriHiiiiiiHiumiiiiiHiiiniinimiinnnntiiiiniiinniiUHiiuiffliniiinnammansainniiiimiiiniimininniimiriiiiiniimmmHuniiiiiiniiiiiHiiHniniimHiiniiniKinimmiiumiDiB
ALS ER TIJD IS, BIJ UITSTEK GESCHIKT VOOR HET MEER
BEKEND MAKEN VAN UW ZAAK OF UWE ARTIKELEN, DAN IS HET
ZEER ZEKER WEL DE TIJD VOOR EN NA KERSTMIS.
ZOU DIT VOOR DE NOG NIET ADVERTEERENDE ZAKENMENSCHEN
NU GEEN PRACHTIGE GELEGENHEID ZIJN, OM HET MET EEN PAAR
PLAATSINGEN TE PROBEEREN? WIJ WETEN ZEKER, DAT ZIJ NA
EEN PAAR MALEN ZEGGEN: „HAD IK HET MAAR EERDER GEDAAN".