Alkmaarsche Gourant
Een speelbal der fortuin.
Met H, M. K XI! naar Indie,
Vrijdag 31 December
Boe&en
FEU I.I.ETON.
In en om de hootdstad.
No. 308 1926
Honderfl Acht en Iwintigsfe Jaargang.
INSCHRIJVING VOOR DEN
DIENSTPLICHT.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
brengt nogmaals ter kennis van de personen,
die geboren zijn in het jaar 1908 en derhalve
voor den dienstplieht moeten worden inge-
schreven, dat voor aangifte ter inschrijving
in het bijzonder geiegenheid zal worden ge-
geven ter GFMEENTE-SECRETARIE, voor
hen, wier geslachtsnamen aanvangen met de
letters:
A—C op Dinsdag 4 Januari 1927.
DG Woensdag 5
H—J Dondexriag 6
K—L Vrijdag 7
M--R Zaterdag 8
SU Maandag 10
VZ Dinsdag 11
telkens des tnorgens van 10
dags half een.
Vcor scholieren zal bovendien geiegenheid
worden gegeven op WOENSDAG, 5 Januari
1927, des namiddags van 34'A uur.
Bij de inschrijving gelieve men mede te
brengen het trouwboekje der ouders of an-
dere familie-papieren; zij, die in aanmerking
komen voor vrijstelling wegens broeder-
dienst, leggen tevens over alle stnkken betref-
f«:nde den dienst hunner oudere brooders.
Voor verdere bijzondeTheden woTdt ver-
wezen naar de openbare kennisgeving van
11 December j.l.
Alkmaar, 31 December 1926.
De Burgemeester van Alkmaar,
WENDELAAR.
tot des
namid-
hen, die belang stenen in onze zeevisscners
en hun bedrijf.
Het boek is in vlotten, gezelligen stijl ge-
schreven, van het begin tot het eind boeiend
en geeft een levendig verhaal van het leven
op een trawler en het volledig visscherijbe-
drijf; het zal m. i. dan ook heel gemakkelijk
„door de branding der critiek de voile zee der
publieke belangstelling bereiken."
Na het „woord vooraf" brengt de heer Ver-
meulen, secretaris van het bestuur der vereeni-
ging van reeders van visschersvaartuigen te
IJmuiden den schrijver een woord van dank
voor de wijze waarop hij ons in zijn onbevan-
gen indrukken doet deelen over de visschers
en hun bedrijf „zooals ze zijn".
Gaarne sluit ik mij bij deze wcorden aan
er nog de hoop bij uitsprekend, dat het hoofd-
stuk „de arbeidswet is er niet voor de vis
schers", speciaal de aandacht zal trekken van
het department in den Haag, waaronder de
Arbeidswet ressorteert. Het zou niet de eer-
ste maal zijn, dat in Regeeringskringen nota
genomen werd van iournalistieken arbeid die
socialen achtergrond heeft!
C. NANNES GORTER
„OM DE Z1LVEREN SCHATTEN
DER ZEE" DOOR TJEERD ADEMA.
U1TGAVE DER HOLLANDIA DRUKKERIJ
TE BAARN.
Toen de heer 1 jeerd Adema, hoofdredac-
teur der „Alkmaarsche Courant" eenigen tijd
geleden een serie feuilletons onder boven-
staanden titel publiceerde, heb ik deze met
groote belangstelling gelezen. Niet alleen om
dat ik mij evenals hij voor onze Hol-
landsche visscherslui, die dikwerf onder zulke
moeilijke omstandigheden hun slecht betaald
wordend en gevaarlijk werk moeten uitoefe-
nen, interesseer, doch vooral ook om den ge
zelligen, prettigen vorm waarin de auteur
voor de lezers der Courant zijn indrukken
weergaf, die hij bij zijn 14-daagsch verblijf
op een IJmuider stoomtrawler op zee had op-
gedaan.
Wij, de lezers, hebben destijds zijn avon-
turen, telkenmale met de grootste aandacht
gevolgd en zonder twijfel een beteren kijk op
den haast machinaal geworden arbeid der
visschers gekregen: altijd dezelfde grepen,
elke drie-en-een half uur weer „ha!en", net-
uitbrengen en strippen. Dat hierdoor tegelijk
een meerdere waardeering voor hun beroep
is ontstaan, spreekt van zelf, maar het kan
geen kwaad hierop nog eens in't bijzonder
den nadruk te leggen want dit was juist
de bedoeling van den schrijver.
Nadat alle feuilletons geplaatst waren,
heb ik den heer Adema den raad gegeven er
een geillustreerd boek van te maken waarvoor
m.i. zeker in wijderen kring een kooplustig
publiek te vinden zou zijn. Had de ervaring
dat niet meerderen journa'isten geleerd?
Ik noemde o.m. Bernard Canter met zijn
„Twee weken bedelaar", M. J. Brusse met
zijn „Boefje", Jan Feith met zijn „Reis om de
Werekt", Pisuisse en Blokzij'l met hun
„Avonturen van een straatmuzikant". Waar-
om zou colilega Adema hun rlluster voorbeeld
niet volgen?
Aanvankelijk had hij er niet veel ooren
naar, doch na herhaald aandringen besloot
hij te probeeren of een uitgever „er aan wou."
Hoe voortreffelijk is hij hierin geslaagd!
De Hollandia-drukkerij te Baarn bleek be-
reid er een prettig uitziend boek van te maken
waarvan nu bij lezing de uitstekende typogra-
fische verzorging aangenaam aandoet. De
bekende Bergensche kunstschilder Leo Ges-
tel vervaardigde er een groot aantal passend-
karakteristieke en gee 'Te teekeningen bij zoo-
da t een geheel verkregen is, dat in alle op-
zichten voldoening geeft.
Aangezien het voor den heer Adema uit
den aard der zaak bezwaarlijk is zijn eigen
boek aan te kondigen, heb ik voor dit
speciale geval, geheel als outsider, mij gaar
ne bereid verklaard deze taak van hem over
te nemen. Uit voile overtuiging kan ik dan
ook aankoop en lezing van „De Zilvcren
schatten der Zee" ten zeerste aanbevelen bij
Naar het Engelsch van Rafael Sabatim.
Geautoriseerde vertaling van A. T.
CCXVI.
Amsterdam bij het einde van het jaar.
Wanneer deze regelen u onder de oogen
zullen komen, wordt de eindstreep gezet, de
rekening afgesloten, de balans opgemaakt,
zullen credit en debet de winst of het verlies
aanwijzen het jaar zal ongeveer ten einde
zijn geloopen, de nieuwe tijdkring staat te be-
ginnen. Zoo zien wij het telken jare weder bij
het verschijnen van het laatste kalender-
blaadje in het leven der volken, in ons eigen
dagelijksch leven. Dus ook in die gemeen-
schap, die stad of dorp, of krachtens onze
Grondwet, gemeente heet; dus kan ook voor
de hoofdstad wederom de balans worden op
gemaakt, overzien worden wat de afgeloopen
jaarkring haar bracht en daaruit misschien
worden nagegaan wat het nieuwe jaar bren
gen zal, al geldt voor het leven eener stad
hetzelfde als voor dat van elk sterveling; dat
het gevaarlijk is zich aan voorspellingen te
wagen.
De eindweek van elk jaar levert hier nooit
erg veel bijzonders op. Wat te begrijpen is.
December is nu eenmaal geen werk-maand
voor de groote massa; die heeft het te druk
met al di efeestelijkheden, welke misschien al
te veel veranderen zal het wel nooit in
een zoo betrekkelijk korte tijdsruimte aan
dacht vragen. Eerst het St. Nicolaasfeest,
dan bet Kerstfeest, spoedig te volgen door
den Oudejaarsavond met den Nieuwjaars-
dag. Al die fe: "inen vergen heel wat van de
burgerij, hoofdbrekens somtijds om verwan-
ten of vrienden te kunnen verrassen met dit
of dat; vergen niet minder veel te veel ook
vaak van de beurzen der toch al zwaar ge-
troffen belastingschuldigen. Voor dat alles
heeft de groote massa eigenlijk de meeste
aandacht en de neringdoenden varen er wel
bij, maken daardoor dikwerf in een maand
tijds goed hetgeen de voorafgegane elf maan-
den te weinig opbracHten. Heeft December
van dit jaar zulks gedaan? 't Is moeilijk na
te gaan of de vraag in het algemeen bcvesti-
gend of ontkennend moet worden beant-
woord, doch mag men de winkeliers geloo-
ven, dan is de koopkracht der Amsterdam-
mers niet bijzonder groot geweest, waaruit
zij de gevolgtrekking maken, dat het met de
zaken te Amsterdam nog niet zoo rooskleu-
rig gaat, waarvan de belastingen ook ditmaal
weder de schuld krijgen. Bovendien wordt
hier evenals blijkbaar in de residentie het
geval is de meening geuit, dat de belang
stelling voor het Kerstfeest als huiselijk
festijn in beteekenis afneemt en de meeste
menschen hoe langer hoe nieer van het St.
Nicolaasfeest het feest der wederzijdsche ge-
schenken gaan maken en Kerstmis als zoo-
danig „overslaan", gelijk het jaren en jaren
geleden steeds gewoonte was. 't Is zeer wel
mogelijk, dat degenen, die deze meening ver-
kondigen, het bij het juiste einde hebben, iets
wat eenerzijds tot verheugenis stemt, omdat
de avond van den vijfden December meer ty-
Pisch Hollandsch is dan de Kerstavond,
natuurlijk den neringdoen-
ae, die op hooge lasten zit, niet aangenaam
Kan wezen. Bovendien wordt door vele win
keliers^ hoe langer hoe meer geklaagd over de
geweldige concurrentie, waaronder zij gebukt
gaan, hun aangedaan door de steeds in aan
tal en omvang toenemende ..emporiums", de
j'zen van allerlei aard, die om ver-
schillende redenen de koopers trekken. Me-
mge zaak is door den invloed dier warenhui-
zen tot ondergang gedoemd geweest, o.a. zarr
Amsterdam in het afgeloopen jaar aan hft
IJamrak een sedert jaren bekende zaak
Japansche artikelen verdwijnen, die den
vloed van den reusachtigen buurman aan
den overkant ongetwijfeld danig heeft moe-
ten gevoelen. Zoo zal het winkels op ander
het
in
in-
79)
bin-
De Hertog stond op, toen de kolonel
nentrad.
„Dus ben je eindelijk gekomen, Randal!"
was zijn bevreemdende begroeting. „Op mijn
woord, je hebt er tijd voor genomen, om mijn
brief te beantwoorden. Ik dacht al, dat de
pest je weggenomen had."
„Uw brief," zei Holies. En hij staard'e den
Hertog verbaasd aan, terwijl hij de aange-
boden hand greep.
„Mijn brief, ja. Dien kreeg je toch? Den
brief dien ik je bijna een maand geleden naar
Paul's Head zond?"
„Neen," zei Holies. „Ik heb geen brief ge-
had."
„MaarAlbemarle keek bijna, alsof
hij hem niet geloofde. „De waardin daar
heeft hem voor je bewaard. Ik geloof. dat zij
zeide, dat je toen afwezig waart, maar met
een paar dagen zoudt ferugkeeren, en dat je
den brief dadelijk bij je terugkomst zoudt
krijgen."
,,Een maand geleden, zegt ge? Maar het
Is meer dan twee maanden geleden, sedert ik
Paul's Head verlaten heb!"
„Wat zeg je me daar? Maar, wacbt. Mijn
bode zal voor zich zelf spreken
En hij ging naar het schelkoord.
Maar Holies hield hem tegen.
„Neen, neen," riep hij met een gedwongen
glimlach. „Dat is niet noodig. Ik geloof
dat ik het begrijp. Juffrouw Quinn heeft haar
kwaadaardigheid den vrijen teugel gelaten
Uw bode heeft natuurlijk gezegd, van wieii
hij Icwam, en juffrouw Quinn, bang dat de tij-
ding iets goeds voor mij bevatte, heeft zoo
gehandeld, om te voorkomen, dat er verder
onderzoek naar mij gedaan werd. Blijkbaar
heeft de pest dat vervloekte wijf gespaard."
„Wat is dat?" Het dikke gezicht van den
Hertog werd donkerrood. „Beschuldig je
haar dat zij een bericht van een staatslichaam
heeft achtergehouden? Bij den hemel, als zij
nog leeft, zal ik haar daarvoor in de gevan-
genis la ten zett en."
„Laat het maar, zooals het is," zei Holies,
hem bij den arm nemend. „De duivel hale de
vrouw! Zeg mij van den brief U wilt toch
met zeggen, dat U ten slotte toch nog een
betrekking voor mij gevonden had?"
„Je schijnt ongeloovig Randal. Heb je er
aangetwijfeld, dat ik mijn best voor je deed?"
„0, dat niet. Maar wel betwijfelde ik de
mogelijkheid, dat U iemand in mijn geval
helpen kondt."
»Ja> ja. Maar wat dat betreft, dat herstel-
de Buckingham toen hij borg voor je frouw
stond bij den rechter. Dat hoorde ik. En toen
de kans zich voordeed, de kans van dat com
mando te Bombay, dat ik al vroeger voor ie
bestemd had."
„Het commaado te Bombay?"
ebied ook wel gegaan zijn, nier en elders,
et is alles een gebeuren, waar wel nergens
iets tegen te doen zal zijn, dg, geest des tijds,
doch voor iedere groote stad beteekent elke
achter-uitduw van den handeldrijvenden
middenstand verlies, dat ten slotte de geheele
burgerij treft. Geen wonder dan ook, dat de
neringdoenden met vreugde nader zien ko
men het Olympiade jaar, waarvan men zich
door het reusachtig vreemdelingenverkeer,
hetwelk dit zal medebrengen, gouden bergen
droomt, maar dat dan ook vermoedelijk oor-
zaak zal wezen, dat Amsterdam in 1927 niet
dien toeloop van vreemdelingen zal hebben
van de „gewone" jaren, omdat uiteraard vele
buitenlanders een voorgenomen reis naar ons
land tot 1928 zullen uitstellen.
Met de werken voor het nieuwe Stadion en
wat daaraan annex is, wordt daarginder aan
den Amstelveenschen weg gestadig voortge-
gaan en uit alles blijkt wel, dat het op reus-
achtige schaal wordt opgezet. Ook van ge-
meentewege zijn alle voorbereidingen om
Amsterdam tegen dien tijd in de oogen van
de buitenlanders inderdaad te stempelen tot
een stad van de eerste grootte, gestadig in
gang. Er is o.a. Weder een plan openbaar ge
worden om de „kleedij" der stad nog meer te
verbeteren. Het plan voor het vernieuwen van
tal van verkeerswegen in 1927, waarvoor we
der een half millioen ongeveer is uitgetrok-
ken, ligt gereed. Dengenen, die Amsterdam
nu en dan bezoeken, zal het zeker niet onwel-
gevallig zijn te vernemen, dat op de lijst der
te verbeteren straten en pleinen ook voorkomt
het plein voor het Centraal-Stat:ongeen
overbodige weelde als men daar eens een
flinke omwenteling zal doen geschieden,
want de „entree" tot de hoofdstad zal landge
noot en buitenlander tot dusverre geen groo'
ten dunk gegeven hebben van vriendelijkheid
van het staasbestuur tegenover degenen, die
de hoofdstad voor zaken of genoegen kwa-
men bezoeken. Dat ook de straten achter het
Rijksmuseum en de Willemparkweg een
plaats innemen op het programma van we
genverbetering wijst er op, dat men het oog
gevestigd heeft op de Olympiade, aangezien
genoemde stadsgedeelten liggen in den weg,
die tot het Stadion voeren zal. Daarnevens
ligt het nieuwe plan voor veranderingen in
het tramwegnet. Er worden wel niet bepaald
geheel nieuwe lijnen aangelegd, doch wel
wijzigingen gebracht in den loop van eenige
lijnen, waarvoor stadsgedeelten, die tot dus
verre onderling of slecht verbonden waren
of niet voldoende verbonden waren met het
centrum der stad, beter „contact" krijgen,
terwijl nieuwe stadsgedeelten geholpen wor
den door de verlenging daarheen van reeds
bestaande lijnen. Dit geldt o.a. voor de Insu'
linde-buurt aan gene zijde van de spoorlijn
bij de Muiderpoort. Dit nieuwe stadskwartier
had tot dusverre slechts verbinding met de
oude stad door de tramlijn, die tot het Java-
plein ging, maar daarmee waren de bewoners
in het nieuwe stadsdeel, hetwelk zich uit-
strekt tot de vaart, die vroeger de grens met
Watergraafsmeer vormde, niet gebaat; de
verlengd wordende lijn zal nu doorloopen tot
die vaart, die thans Valentinkade heet. Een
andere lijn zal in het Westen der stad tot het
nieuwe Mercator-plein loopen en dit over het
Leidsche PleD in directe verbinding brengen
met de Plantage. Amsterdam heeft op die
wijze eerlang een net van niet minder dan
twintig langere of kortere tramlijnen en wan
neer men daarbij weet, dat het aantal motor-
omnibus-routes naar de buitenwijken, die de
menschen geiegenheid geven de nieuwe wij-
ken over het IJ, het einde van de Water
graafsmeer, zelfs de Kalfjeslaan, te bereiken,
tot tien gestegen is, en men daardoor naar
Beursplein, Leidsche Plein Frederiksplein
kan komen en dus aansluiting kan vinden op
de tramlijnen, begrijpt men, dat het openbaar
verkeerswezen in de hoofdstad een uitbrei-
ding heeft gekregen, die niemand zich in het
begin dezer eeuw, toen de electrificatie der
tramlijnen begonnen is, heeft kunnen droo'
men. Er blijkt ook wel degelijk uit, dat de
motor-omnibus als openbaar middel van ver-
voer hoe langer hoe meer van beteekenis is
gewordentot dusverre in de eerste plaats als
„voedings-middel" voor het gemeentelijk
tramwegnet, maar wie weet of over eenige
jaren het vervoermiddel de tram hier niet ge
heel verdringen zal, allereest uit onze daar
voor te nauw geworden oude hoofdverkeers-
wegen maar dat alles zullen wij in den
jaarkring, welke wij thans staan in te treden
nog wel niet zien gebeuren. De gemeente-
financien zouden trouwens dergelijke ingrij-
pende veranderingen vooralsnog niet kunnen
gedogen.
Hoe we aan het einde van 1927 met de
financien van Amsterdam zullen staan, is nu
nog niet te overzien. Na weken van beraad-
slagen is de Legrooting juist afgehandeld en
zal voor Mei, bij den ingang van het nieuwe
belastingjaar, eerst kunnen blijken of we aan
de dreigende belastingverhooging ontkomen
zullen. Ge weet, dat men bij het begin der be-
groofing-debatten geweidig van wal is gesto-
ken om te beproeven de burgerij een belasting
van 16 pet. meer te kunnen besparen, doch
uit niemendal is ten slotte gebleken, dat men
bezuinigen wilde en het zal dus zeer de vraag
zijn of men bij de verschillende afdeelingen
ten stadhuize in de eerstvolgende maanden
zooveel zal weten te besnoeien, dat de druk
niet, of althans niet beduidend verhoogd zal
moeten worden dat we er geheel aan zul
len ontkomen, kan geen sterveling gelooven.
Dat we er bij het opmaken van de eind-
balans van 1926 dus erg rooskleurig voor-
staan kan niet gezegd worden en het zal
merkwaardig zijn om straks, als we in den
volgenden zomer de verkiezingen voor den
nieuwen gemeenteraad zullen hebben, te
zien, hoe de burgerij zich uiten zal over het
al datgene, wat in het afgeloopen jaar is ge-
beurd. Zal men toonen iets minder te willen
hebben van het „sociaal gedoe", waarvoor
het gemeentebestuur zich in de laatste jaren
liet gelden, of zal men op dien weg willen
voortgaan? Het antwoord zullen wij over
eenige maanden zien.
Maar dit mag bij het einde van 1926 toch
in elk geval gezegd worden, dat Amsterdam
getoond heeft een stad te zijn, die steeds meer
beteekenis krijgt naar buiten en dat, niette-
genstaande den „socialen" druk, onder de
burgerij hoe langer hoe meer burgerzin is
getoond. De opening van het Koloniaal In-
stituut is daarvan wel het grootste en het
meest schitterende bewijs geweest, daarmede
hebben wij in 1926 een instelling gekregen,
waarop we tegenover elk land ter wereld
trots mogen zijn. Daarnevens zijn het vorste-
lijk geschenk door Dr. van Aalst geschonken
als burgemeesterswoning en de geschenken
van vele particulieren voor het nieuwe be
ter gezegd geheel #vernieuwde stadhuis,
zoovele bewijzen van liefde van de burgerij
voor hunne stad, die alien tezamen toonen,
dat er nog geen reden kan bestaan aan Am
sterdam te wanhopen en we het volgend jaar
met moed in kunnen gaan. Moge het voor
ons aller hoofdstad een gezegend jaar wor
den, ook voor uw stad, lezer, en voor u zelf
met minder!
SINI SANA.
(Vervolg).
De jagers stonden onderbevel van den ca-
pitaine de vaisseau Roman, die verblijf hield
op de Enseigne Gabolde; en de onderzeeboo-
ten onder dat van capitaine de Fregatte
Moreau, die zijn vlag op de Regnault voerde
Vier van de vijf onderzeebooten waren
vroegere Duitsche, die na het verdrag van
Versailles aan Frankrijk uitgeleverd waren.
Ter eere van het bezoek was heel Tunis
versierd met vlaggen, Fransche vlaggen.
Men moet weten dat in Tunis de wrijving
tusschen Italie en Frankrijk sterk tot uiting
komt. Tunis is Fransch protectoraat, er wo-
nen ongeveer 50000 Fransdien, verder wo-
nen er ruim 100.000 Italianen, verder een
dertig duizend Joden. De rest is inlandsche
bevolking, voornamelijk Arabieren.
De Bey van 1 unis is nog steeds regeerend
vorst. Vroeger was Tunis een Beylik van het
Turksche Sultanaat.
De regeerimg bestaat uit elf minister, waar
van acht Franschen en drie Tunesiers.
Naast den Bey staat de gevolmachtigde van
Frankrijk, momenteel mr. le ministre pleni-
potentiaire Bouson.
De toestand is dus eenigszins te vergelij-
ken met dien van Soerafcarta en Djocjacarta
in onzen Oost.
De Franschen nu hebben de te Tunis wo-
nende Italianen willen dwingen zich tot
Franschen te laten naturaliseeren, hetgeen
dezen geweigerd hebben. Hierdoor is de span
ning tusschen deze beide deelen der bevol
king vrij hoog geworden.
Het verschijnen van het Fransche eskadei
als een soort machtsvertoon zal hier dan ook
wel niet vreerr.d aan zijn.
De te Tunis wonende Franschen hadder,
dan ook veel werk gemaakt van de feestelijke
ontvangst, waarschijnlij'k als een soort natio
nale demonstratie. Den avond van de aan
komst werd door de municipality van Tunis
namens de gemeente, een dans'avond aange
beden in de Belvedere.
Dit is een schitterend op een hoogte gele
gen restaurant, temidden van een stadspark
Voor dezen avond was het park voor het pu
bliek gesloten en geheel door nlandsche Fran
sche troepen (Senegaleezen) afgezet. Het ge
heel was schitterend verlicht.
Tot dit feest waren wij ook uitgenoodigd,
zoodat wij ons dus reeds den eersten avond in
een uitgebreid gezelschapsleven bevonden.
In Sevilla was dit niet zoo geweest. daar in
Spanje de jonge dames, of wel de dames in't
algemeen zich bijna niet in 't openbaar ver
toonen. Dit is zoo sterk, dat de Engelsche
vice-consul te Sevilla, na een vijfjarig verblijf
te vragen, of hij
Holies begon zich af
droomde.
„Maar ik dacht, dat Buckingham dat voor
eer, vriend van hem had opgeeischt."
„Sir Henry Stanhope, ja. En Stanhope
zeilde uit met de aanstelling. Maar het
schijnt, dat hij toen de kiemen van de pest al
bij zich had; want hij stierf op reis. Het
was een geluk, dat dit gebeurde, arme duivel;
want hij was evenmin geschikt voor die post
als om aartsbisschop van Canterbury te
zijn. Ik schreef je dadelijk, en vroeg je hier
bij mij te komen, en ik wachtte veertien da
gen, of ik wat van je hooren zou. Daar je
geen levensteeken gaf, dacht ik, dat je of door
de pest getroffen waart, of de post niet lan
ger begeerde, en ik benoemde een ander veel-
belovend man."
Holels vouwde de vleugels van zijn rijzen-
de verwachtingen weer dicht, en verviel weer
in moedeloosheid.
Hij liet een gekreun hooren
„Maar dat is niet het einde," hield Albe
marle hem tegen. „Niet zoodra had ik den
ander benoemd, of hij kreeg ook de pest en
stierf een week geleden. Ik heb reeds een an
der geschikt man gevonden wat niet zoo
gemakkelijk in deze dagen is - en ik was be-
sloten, hem morgen in de vacantie post te be-
noemen. Maar als je niet bang bent, dat de
pest aan deze aanstelling verbonden is, is zij
tot je beschikking, en kan je dadelijk be
noemd worden."
Holies hijgde naar adem.
„Uu meent datdat ik ten slotte
toch de plaats krijg!"
Het was ongeloofelijk. Hij durfde het niet
te gelooven.
„Dat is, wat ik gezegd heb. De aanstelling
isAlbemarle hield plotseling op
ging achteruit.
„Wat scheelt je, man? Je ziet zoo
een geest. Je bent toch niet ziek?
haalde een zakdoek te voorschijn,
een geur van myrrhe en gember opsteeg, en
Holies geen twijfel liet over hetgeen Zijn Ge
nade vreesde. Albemarle dacht, dat de pest
die, zooals hij gezegd had, aan deze betrek
king scheen verbonden te zijn, den man al
overvallen had, aan wien hij ze nu wilde ge
ven. Het kluchtige er van trof Flolles, en hij
meer
en
wit als
En hij
waaruit
nog
lachte luid, waardoor de Hertog
verschrikte.
„U behoeft geen middelen tegen mij te ge-
bruiken," stelde hij Zijn Genade gerust. „Ik
heb een gezondheidsbewijs en ben niet be-
smettelijk. Ik heb van ochtend Bunhiil Fields
verlaten."
Wat"; Albemarle was verwonderd:
„Wil je zeggen, dat je de pest gehad hebt?"
„Dat is de eenige reden, dat ik hier ben.
Ik ben nu „veilig". En ik kom in antwoord op
uw proclamatie, waarbij u „veilige" mannen
vraagt."
Albemarle bleef hem met hijgende verba-
zing aanstaren.
„Dus daarvoor kwam je?" zei hij eindelijk,
toen het volledige begrip tot hem doordrong.
„Zonder dat zou ik zeker nooit gekomen
zijn."
„God!" zei Albemarle, en hij lachte, want
hij vond den toestand merkwaardig genoeg,
aidaar volgens zijn venciaring „never met a
decent *girl".
Maar hier was het anders, heel de beau-
monde van Tunis was bijeen. Onze consul,
een Franschman, Mr. Jules Cuitelin, zoon
van den vice-voorztter der municipality, leid-
de ons bij veel van zijn kennissen in. Jammer
was het dat wij door een tccht van vijf dagen
op een onderzeeboot, wat nu eenmaal een
massa ongemak beteekent, vrij vermoeid wa
ren. Toch hebben we ons geamuseerd.
Gedurende de daarop volgende dagen wa
ren er wederzijdsche verschillende feestelijk-
heden, als diners enz., bovendien een at
home" op de Jean-Bart.
Wederzijds werden bezoeken afgelegd.
De Fransche officieren, die onze boot kwamen
bezichtigen, waren zeer verbaasd over de zin-
delijkheid, die bij ons aan boord heerschte.
Zij waren blijkbaar eenigszins verlegen, om
ons hun booten te toonen. Zij noemden de on-
ze „un sous-marin de luxe" of sous-marin
yacht. De commandant van de Jean-Autric
zeide, als een soort voorbereid'ing voor een
eventueel bezoek „Je regrctte beaucoup, mais
mes gargons ne sont pas propres". Maar toch
zijn we geweest, al was het alleen maar, cm
eens een Duitsche oorlogsonderzeeboot U
zien.
Het was interessant en liet was vies.
Veel bezienswaardigs biedt Tunis niet. Al
leen de Arabische wijk en. de winkelbuurt, de
z.g. Soukh, maar voor menschen, die in Indie
geweest zijn en dus wel meer van deze Oos-
tersche winkelwijken geziea hebben, biedt het
weinig nieuws.
Het eenige is het in de nabijheid gelegen
Carthago. Hier zijn in de laatste jaren veel
opgrav.ngen gedaan. Eenige stukjes van deze
in de twaalfde eeuw door een aardbevin^ ver-
woeste stad, komen bloot. We zijn er heen <rc-
weesi, maar het geheel viel ons tegen, mis
schien wel omdat we er ons veel van hadden
voorgesteld.
Men vindt er eenige overblijfselen van oude
Punische graven, nog van het begin der jaat-
telling dateerende, maar veel is er niet aan
te zien.
Na nog even de in Moorschen trant o-e-
bouwde Kathedraal „Notre Dame de CartSe-
ge bezichtigd te fiebben, zijn we teruc?;--
keerd.
Hoe gemoedelijk de Europeesche bevolking
hier met de koninklijke familie van Tunis om-
gaat blijkt uit het volgende:
In den trein van Carthago naar Tunis zat
bij ons en jonge prins, ongeveer 12 iaar
o^d- Hij ging naar school. De conducteur
vroeg hem om zijn sehoolkaart en vertelde
ons dat het een prins was. Het prinsje toonde
ons toen zijn schriften, atlas enz., enfin den
heelen inhoud van zijn tasch. In ruil daarvoor
boden wij hem aan, de boot te komen bezich
tigen. Hij scheen dit alleen niet heel goed aan
te durven, waarop de conducteur om hem te
helpen, en misschien ook wel om zelf ook eens
zoo'n boot te zien, aanbood hem te begeleiden.
Dit werd aangenomen. Zoodat dus den vol
genden middag prins en conducteur samen
de boot zouden bezoeken. Het is eehter niet
doorgegaan, doordat dien naeht plotseling de
voornaamste Inlandsche minister van Tunis,
gestorven is en de familie van den Bey in
rouw was en de begrafenis van dezen hoog-
waardigheidsbekleeder ging bijwonen. Deze
begrafenis, het klinke dwaas, is zeer interes-
ant geweest.
Allerlei ceremonien, overeenkomende met
den lioogen rang van den overledene, uitge-
voerd door Mohammedaansche priesters van
den hoogsten rang, een soort Kardlnaal, wer
den verricht. Duizenden hadden zich dan
ook opgesteld in de nabijheid der woning en
van de „Tombe des Beys" waar de bijzetting
zou geschieden. Het was me niet mogelijk
foto's te maken, door het gedrang.
Na zoo een vijf tal dagen in Tunis doorge-
bracht te hebben, heeft de" K XII haar reis
vervolgd. Doel was Alexandrie, de eerste
Egyptische haven die we zouden aandoen.
We zijn samen veertien dagen in Egypte ge
weest en hebben zeer veel gezien. Met hee!
mooi weer had de overtocht, benoorden Malta
om, plaats. We ontmoetten nog een cskader
zeer zware Engelsche oorlogsschepen, te we
ten: Revenge, Royal Oak en Royal Sovereign
en kwamen na ruim vijf dagen varen binnen
in de haven van Alexandrie.
Zcoals reeds gezegd en natuurlijk bekend,
ligt deze stad in Egypte, sedert 1921 een on-
afhankelijk koninkijk. Voor dien tijd was het
Engelsch protectoraat.
Hoewel nu dan pnafhankelijk onder ko-
ning Foead I, is de Engelsche invloed nog
zeer duidelijk merkbaar. Overal zijn de hoog-
ste autoriteiten nog Engelschen, zij het dan
in Egyptischen dienst. Bijvoorbeeld, de direc-
teur van alle havens, haven werken en vuur-
om
het
grappig
loeval!"
te zijn. „God! De wegen van
„Toeval" herhaalde Holies, opeens zeer
kalm, nu hij begreep, hoe deze plotselinge on-
verwachte wenteling van het rad der Fortuin
zijn geheele leven veranderde. „Het schijnt
bijna, dat het toeval zich eindelijk miin vriend
betoond heeft, ofschoon het er mee gewacht
heeft, tot ik het toppunt van ellende bereikt
had. Zonder uw proclamatie en ook zonder
juffrouw Quinn zou deze aanstelling me weer
ontgaan zijn. Ze zou hier op mij gewacht
hebben, zonder dat ik het wist. Juist de boos-
aardigheid, waarmee juffrouw Quinn me
hoopte te benadeelen, heeft voor mij ten goede
gekeerd. Want had zij uw bode de waarheid
gezegd dat ik verdwenen was, en dat zij
niet wist, waar ik was, dan zoudt u me toen
dadelijk gevonden, en geen veertien dagen op
mij gewacht hebben. Zoo had dus alles an
ders kunnen zijn."
Hij hield op, verloren in een verbazing, die
Albemarle niet deelde.
„Misschien, misschien," zei Zijn Genade
levendig. „Maar de hoofdzaak is, dat je hier
bent, en dat je het commando kriigt, als je
het nog wenscht. De vrees voor de pest be
hoeft je niet eens tegen te houden, daar je
nu veilig bent. Het is een gewiclitige post,
zooals ik je reeds gezegd heb, en zoo je je
van je plichten kwijt, zooals ik weet, dat je
doen zult, kan het blijken een schrede naar
grooter dingen te zijn. Wat zeg je er van?"
»Zeggen," riep Holies, met blozende wan-
gen en zijn grijze oogen schitterde. „0, ik
dank u van ganscher harte."
„Je neemt het dus aan. Goedi Want ik ge
loof, dat je juist de man voor dezen post
bent."
(Wordt vervolgd).
If